| |
Boekbespreking
Godsdienst
Christus in de godsdienstige vorming, IV, Jaarboek 1960 van het studiecentrum voor godsdienstige vorming. - Desclée de Brouwer, Brugge, 100 pp., F. 75.
Dit vierde jaarboek is zeker een aanwinst voor de catechetische documentatie van ons land. Daar het vorige reeds in 1953 verscheen, heeft men hier praktisch alle interessante documentatie samen van de laatste 7 jaar, telkens met een korte bespreking en verwijzing naar Lumen Vitae, het tijdschrift waarin de volledige bespreking sedert het laatste jaarboek werd voortgezet. Naast deze bibliografie is er nog een lang artikel dat in scherpe trekken de voornaamste aspecten van de godsdienstige opvoeding op de leeftijd van het middelbaar onderwijs aangeeft. De kern hiervan is: trouw aan Gods woord; met daarbij de bekommernis dat dit woord moet gesproken worden tot een jeugd in de specifieke situatie van de moderne tijd. Een derde deel bevat een reeks artikelen, welkome aanvullingen bij verschillende onderdelen van de handboeken van P. Van Caster. Vier buitentekstfoto's leren het concreet visueel materiaal godsdienstig te hanteren. Het boek zij aanbevolen aan alle godsdienstleraren. Het zal hen helpen de grondlijn van de catechese gaaf te houden en hen een goede wegwijzer bezorgen in de talrijke publikaties van de laatste jaren.
T. Verbeke
| |
| |
| |
Bitter, Wilhelm, e.a., Zur Rettung des Menschlichen in unserer Zeit. Ein Tagungsbericht. - Klett, Stuttgart, 1960, 324 pp., 5 afbeeld., Ln. 18.90 DM.
Een bundel voordrachten gehouden op de samenkomst te Berlijn in de zomer 1960 van de Stuttgartse vereniging ‘Arzt und Seelsorger’. Dit congres bracht vertegenwoordigers van alle christelijke belijdenissen samen die bekommerd zijn om het menselijke en de ‘zielzorg’ in een ruime betekenis. Rond het thema dat in de titel van het boek wordt uitgedrukt, de redding van het menselijke in onze tijd, werden verschillende nogal uiteenlopende referaten gehouden. Ze bestrijken heel het domein van de menselijke verhoudingen in de godsdienst, in het sociale leven, het arbeidsmilieu, de opvoeding, het huwelijksleven, de geneeskunde en het gevangeniswezen. Deze problemen worden hoofdzakelijk gezien vanuit een ruim christelijk georiënteerde psychotherapeutie. Wie zich voor de moderne problemen en voor de psychotherapeutie interesseren, vinden hier verschillende belangwekkende bijdragen.
J. Vercruysse
| |
Kerkvoorde O.S.B., A., Où en est le problème du diaconat. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1961, 92 pp., F. 60.
In bepaalde kringen maakt men zich nogal druk over het probleem van een hersteld en vernieuwd diaconaat. Sch. heeft de hele literatuur samengevat en doorgewerkt en biedt ons enkele persoonlijke conclusies die voor de gewone lezer niet altijd verhelderend zullen zijn. De grondvraag blijft steeds: wat is diaconaat? Is het door Christus ingesteld? Hoort het bij de ‘substantia’ van het priesterschap of ‘ordo’? Zo ja, en Schr. meent al die vragen affirmatief te moeten beantwoorden (blz. 71), dan is en blijft het diaconaat in de Kerk een noodzakelijk en vitaal ambt. Toch schijnen de verdere conclusies hiermee in tegenspraak te zijn: ‘Al kan de Kerk het diaconaat noch afschaffen noch wijzigen (modifier), toch kan zij de inhoud van zijn sacramentele functies (attributions proprement sacramentelles) bepalen en dus wijzigen’. Die functies zijn trouwens uiterst gering in aantal: ‘hulp aan de celebrerende priester, uitreiken van de H. Communie, toedienen van het plechtig doopsel. Alle andere functies, door diakens waargenomen, kunnen ook door leken uitgeoefend worden. Daarom heeft de Latijnse Kerk eeuwenlang geen autonome diakens gekend’. Bij de protestanten is het diaconaat caritatief; bij de Oosterse kerken is het liturgisch. In de missies zouden diakens in het priestertekort kunnen voorzien, het publiek gebed leiden, de Communie uitdelen, onderricht geven en stervenden bijstaan. Hieruit blijkt eens te meer hoe men in het vage blijft tasten. Dat het herstel van het diaconaat allerhande ‘bijkomende’ of ‘extramarginale’ uitingen van het kerkelijk leven zou moeten integreren (blz. 17) schijnt wel een uiting van ‘archeologisme’ te zijn. In die integratie zouden zelfs de Seculiere Instituten, zoals alle andere ‘goede werken’, opgenomen worden! Het diaconaat moet o.i. een eigen taak in de Kerk hebben. Om die te bepalen moet men weten wat Christus onveranderlijk
vaststelde en wat later als kerkelijke instelling tot stand kwam. Maar het lijkt ons niet juist dat al wat de Kerk organiseert, in een liturgische ordening opgenomen moet worden en door een ‘wijding’ bevestigd.
J. Beyer
| |
Drogat, Noël, Face à la faim (Bibl. de Recherche Sociale). - Sper, Parijs, 1961, 236 pp., NF. 10.
Voorzien van een voorwoord van de Franse minister van Justitie en van een inleiding van de ondervoorzitter der F.A.O. biedt dit boek een balans van de hongerzones in de wereld en van de middelen die ondernomen worden door publieke en private organismen om deze nood te lenigen. Het geheel vormt een goede inleiding naast de werken van De Castro, Lebret, e.a.
J. Kerkhofs
| |
Brandende Kaarsen. Gebeden van jongeren. Verzameld en ingeleid door Georges Lambrechts. - Patmos, Antwerpen, 1961, 125 pp., ing. f 47,-.
Een keuze van gebeden door jongens geschreven, en hier gebundeld op grond van het postulaat, dat zulke gebeden ook voor àndere jongens het geschiktst moeten zijn. Slechts een tiental ervan kunnen door de beugel, de andere zijn veeleer ‘onvolgroeid’ dan ‘jong’, veeleer ‘onbeholpen’ dan ‘ongekunsteld’. De prijzenswaardige zorg van de samensteller om mooischrijverij te weren, had hem niet mogen verhinderen een ergerlijke mishandeling van de taal te herstellen. En waar blijft de zin voor het sacrale, als iemand tot God bidt: ‘Kunt Gij dan naast mij komen voetballen? Ik beloof U dat ik de benen van en het hart uit mijn lijf zal spelen. (sic) Tot ziens!’ (p. 27).
F. de Graeve
| |
| |
| |
Muschalek, Hubert, Gottbekenntnisse moderner Naturforscher, Berlijn, Morus-Verlag, 1960, 296 pp., geb. DM 16.80.
De inhoud van deze bloemlezing is omvangrijker dan de titel laat vermoeden: zij bevat niet alleen ‘Gottbekentnisse’ in de enge zin van het woord, maar ook getuigenissen voor een spiritualistische levensopvatting, wijsgerige en apologetische redeneringen tegen het materialisme, bevestigingen van belangrijke christelijke morele principes enz., alles verzameld uit de werken van een groot aantal vooraanstaande geleerden, waaronder velen van wereldformaat. De auteur merkt uitdrukkelijk op dat het niet zijn bedoeling was een zo uitgebreid mogelijke verzameling van dergelijke teksten aan te leggen, doch dat de inhoud en de echtheid van de getuigenis de opname in dit verzamelwerk bepaalden. Een zekere beperktheid kunnen we hem dus niet ten kwade duiden en zijn keuze lijkt ons doorgaans zeer goed, al schijnt hij wel iets teveel belang te hechten aan de wetenschappelijke weerlegging van het darwinisme en al zouden we enkele, naar ons oordeel voor het beoogde doel onbelangrijke teksten (bijv. die van Martin Gusinde) zonder spijt uit het werk zien verdwijnen. Het boek blijft verder beperkt tot geleerden uit het Duitse taalgebied of wier werken in het Duits vertaald zijn. De indeling van de geleerden in drie klassen: de specialisten van de levenloze, die van de levende natuur en de geneeskundigen, verhoogt niet alleen de praktische bruikbaarheid van het werk, maar is vaak ook relevant voor de wijze waarop de verschillende geleerden de problemen benaderen. Ook de biografische, bibliografische en ideologische inleiding op iedere natuurvorser is uitstekend.
E. de Groene
| |
Steinman, Jean e.a., Collection ‘Connaître la Bible’, Brugge, Desclée de Brouwer, 1960-'61, 69 Fr. per aflevering. 3. Josué, 148 pp., 1960. 4. Daniël, 160 pp., 1961. 5. Ezéchiel, 192 pp., 1961. 6. Job, 156 pp., 1961. 7. Deutéronome, 170 pp., 1961. 8. Les Juges, 146 pp., 1961.
De eerste twee deeltjes van de reeks Connaître la Bible, die handelden over Isaias en Jeremias, werden weldra opgevolgd door deze zes andere. De steeds pittige, soms triviale, vertalingen van Abbé J. Steinmann, worden ingeleid en gecommentarieerd hetzij door hemzelf (Daniël en Job), hetzij door een équipe van een Bijbelclub (Josuë onder leiding van R.P. Fourmond S.S. Sp.). Aan de linkerzijde van het blad staat de vertaling, en rechts de commentaar. De illustratie is overvloedig en zeer verzorgd (sommige Job-afbeeldingen doen wel wat erg modern aan). Voor elk van deze zes Schriftboeken wordt een korte, maar zeer rake inleiding geboden. De standpunten zijn in overeenstemming met de vooruitstrevende Franse exegese. Slechts zelden stoot de deskundige op tekorten in dit opzicht. Is het wel zeker dat de verovering van Kanaän niets had van een Blitzkrieg? De school van Albright steunt op archeologische aanduidingen en spreekt een gewelddadige inval rond het jaar 1200 v. Chr. Is het wel helemaal verantwoord zowat overal onhistorische symboliek te poneren, bijv. in verband met de deuteronomistische beschrijvingen van de herem (banvloek), met het Suzanna-verhaal (Suzanna als louter ‘symbool der Joodse ziel’), met de geschiedenis van Daniël in de leeuwekuil (Daniël als ‘incarnatie van het gehele Joodse volk’)? De vrij willekeurige methode om de onderscheiden pericopen van de Bijbelse geschriften (in casu vooral van Ezechiël of van Job) brengt wel meer dan eens tot onverantwoorde buitensporigheden; voor Ezechiël hebben de verklaarders het nuttig (noodzakelijk?) geoordeeld een tafel in te lassen volgens ‘de orde in het boek’! In weerwil van deze kleine oneffenheden, kunnen deze boekjes zeer veel dienst bewijzen, als ze door een kundige Bijbelclub-leider ter hand genomen worden, die de
eventuele overdrijvingen zal weten te milderen.
J. de Fraine
| |
Heimern, Hans, Kirche, Klerus und Laien. - Herder, Wenen, 1961, 164 pp., ing. DM 14.
Niet enkel in de prediking en de vulgarisatie, doch zelfs in de handboeken en artikelen van vaktijdschriften zijn de voorgestelde begrippen over clerus, leek, Katholieke Actie, enz. dikwijls meer verwarrend dan verhelderend. Nochtans is hier klaarheid gewenst, o.m. in het perspectief van het Concilie. Dit korte, maar streng wetenschappelijke werk van een luciede canonist biedt een zeer evenwichtige en dogmatisch verantwoorde uiteenzetting over de kernvragen die zich in dit omstreden domein der theologie stellen: het onderscheid tussen laicaat en clerus èn hun wederzijdse betrokkenheid worden beschreven en verklaard vanuit de Kerk als hiërarchische gemeenschap.
J. Kerkhofs
| |
| |
| |
Haes, Kan. Prof. Dr. P. de, Menselijke benadering van Christus. - Brugge, Beyaert, 1960, 256 pp., ingen. 125 fr.
Als geestelijke lezing kan dit boek aanbeveling verdienen, en toch zal niet iedereen er volledig in vinden wat de titel liet verwachten. Er is iets disparaats aan dit boek. Het eerste deel groepeert gegevens voor een meditatie over het onbegrip in Jezus' leven, het tweede is een beter afgeronde beschouwing van Jezus' bekoringen in de woestijn, het derde een meer belerend en gestructureerd exposé van de algemene sacramentenleer, bekroond door een hoofdstuk over de eucharistie. Men krijgt de indruk dat onafhankelijk van elkaar ontstane teksten - wellicht gesproken instructies? - bijeengebracht werden onder één thematische titel. Het geheel is doorweven met bijbelse teksten, vooral uit het Nieuw Testament. Met vrome aandacht geschreven, getuigen de overwegingen van de schrijver van zijn vertrouwdheid met de moderne exegese en dogmatische theologie. Een aantal keren wordt de lezing gestoord door een komma op het einde van een zin, waar een punt hoorde te staan.
J. De Roeck
| |
Liturgisch woordenboek, onder redactie van L. Brinkhoff O.F.M., G. Laudy Ord. Praem., A. Verheul O.S.B. en Th. Vismans O.P. Aflevering 3: Euoae - H. Hartfeest. - Romen en Zn., Roermond, 1960, 17 × 25, kol. 641-960, f 9,75.
Deze derde aflevering van het Liturgisch Woordenboek beantwoordt zeker aan de verwachtingen die de twee vorige banden hebben opgeroepen. Een schat aan informaties vindt men hier bijeen. Zowel meer documentaire artikelen, zoals Engeland (uitgebreid overzicht van geschiedenis, bronnenmateriaal en liturgiewetenschap), Engelen, Epiclese, Evangelie (geschiedenis van de Ev-rite), Frankrijk, Gelasianum, Gemeenschapsmis, Goede Week, Handboeken, als daarnaast meer systematische verhandelingen over eredienst, eschatologie, feest, gebed, H. Geest, geloof, gemeenschap, God. Zeer kostbaar zijn de biographische artikelen, waarin men over veel personen de voornaamste gegevens kort en helder bijeen vindt. De Oosterse liturgieën zijn uitvoerig vertegenwoordigd. De verschillende schrijvers zijn de algemene opzet van het werk wel trouw gebleven. Ook in deze band zijn weer meerdere pagina's met foto's, die echter nog al ver verwijderd staan van de corresponderende tekst.
J. Mulders
| |
Gieles S.J., P., Kerk en Reformatie. - Uitgegeven door het Kathechetisch Centrum Canisianum bij L.C.G. Malmberg te 's-Hertogenbosch, 1961, 140 pp., f 4,90.
In de serie God en Mens publiceert het Katechetisch Centrum Canisianum een aantal boeken over onderwerpen tot geloofsbezinning. Kerk en Reformatie is er één van. De ondertitel luidt ‘een historische bezinning op het beleven van Gods aanwezigheid’. Het boekje is geschreven vanuit de hedendaagse oecumenische ideologie en tracht de reformatie te verklaren uit de droevige toestand der laat-middeleeuwse christenheid. Vijf en twintig jaar geleden kon dit boekje nog niet zó geschreven zijn. De bekende historicus Lortz heeft veel opvattingen omtrent Luthers optreden gewijzigd. Het werkje is bedoeld als stimulans en leidraad bij gezamenlijke besprekingen. Elk katholiek, met belangstelling voor geloof en geloofs-historie, zal dit populair geschreven boekje geboeid en met nut doorlezen.
P. van Alkemade
| |
Schonfield, Dr. H.J., Opgravingen getuigen voor de Bijbel. Vert. uit het Engels. - Elsevier, Amsterdam-Brussel, 1961, f 12,50.
In deze vertaling van ‘The Bible was right’ van Dr. Schonfield vindt de lezer een populaire eenvoudige en boeiende commentaar - zo zou ik het willen noemen - op het Nieuwe Testament, het leven van Jezus en de begintijd der Kerk. De auteur hanteert de historische vondsten van de latere tijd om de nauwkeurigheid en juistheid der nieuw-testamentische geschriften in het licht te stellen. Qumran neemt daarbij een voorname plaats in. Zo doorloopt hij het N.T. vanaf Johannes de Doper tot de Apocalyps. Elk hoofdstuk heeft iets verrassends, iets dat treft en de aandacht trekt. De inkleding en wijze van voorstellen is zo eenvoudig, dat men gemakkelijk heenziet over de rijke wetenschappelijke informatie die de auteur ten dienste stond.
P. van Alkemade
| |
Romano, Guardini, Gebed en waarheid. Meditaties over het Onze Vader. Vert. - Paul Brand, Hilversum, 1961, 226 pp., f 7,90.
Dit is wederom een prachtig en rijk boek. Het sluit aan, of liever, het is een aanvulling van het vroeger verschenen boek De Heer, een van Guardini's rijpste werken. In Gebed en Waarheid ontwikkelt de auteur theologisch en psychologisch
| |
| |
wondermooie en treffende gedachten, die zich concentreren rond het grondbegrip van Jesus' Openbaring, het Rijk Gods. Guardini is een dier gelukkigen die Gods openbaring diep gepeild hebben en een ordenend en harmonisch inzicht daarin verworven hebben. Men leze bij voorbeeld de bladzijden, waar hij de paradoxale uitspraak verklaart: ‘zoekt eerst het Rijk Gods en al het overige zal u worden geschonken als toegift’, of waar hij het wezen van Jesus' Rijk Gods verklaart. Guardini's taal beantwoordt aan de rijkdom en vruchtbaarheid zijner gedachten. Hij schrijft een uiterst soepel en verfijnd proza, krachtig en genuanceerd, dat te lezen reeds op zich een genot is. Moge dit bijzonder mooie werkje in vele handen komen. Jammer, dat de vertaler het oude ‘gij’ overal door ‘u’ vervangen heeft, wat een beetje kelnerachtig aandoet.
J. van Heugten
| |
Hakim, Z.E. Mgr. G., Bladzijden uit het Evangelie gelezen in Galilea. - E. Vercruysse-Vanhove, Sint-Andries, Brugge, 120 pp., F. 100.
Besteladres: Secretariaat Missiewerken, Kastanjeboomstraat 16, Brugge.
Met een door ware genegenheid gescherpte blik overschouwde de Aartsbisschop van Galilea, Mgr. Georges Hakim, geestelijk hoofd van alle met Rome verbonden christenen van Griekse ritus, de landstreek die aan zijn zorgen is toevertrouwd, om er het beeld in te ontdekken van de Goddelijke Meester. Dank zij een groot aantal goed gekozen foto's en een uitstekende bindtekst, krijgt de lezer van dit boekje een goed inzicht in Jesus' geboorteland (topografie, klimaat, oogst, woningen), en in het ‘leven dat Hij zich gekozen heeft’. Voor dit laatste gedeelte volgt de doorluchtige auteur Jesus' biografie: kindsheid, jeugd, het meer van Tiberias, bezoeken en feestmalen (verloving ook en huwelijk), om te eindigen met dood en begrafenis. Aan de hand van de huidige gebruiken van zijn arabische gelovigen, biedt Mgr. Hakim heel wat nuttige bedenkingen, die de oude Evangelietekst verduidelijken en illustreren (bv. over de verdienste, om iemand een koele waterdronk te bezorgen, over het gebruik van de aanspreektitel ‘Vrouw’ in Jo. 2, 4a). Af en toe kan men wel een vraagteken plaatsen: geeft het feit dat de oosterse hemel rijk is aan sterren veel inzicht in het verhaal over de ‘ster’ der Wijzen? Dat de Samaritanen in een gunstig daglicht stonden bij de Judeeërs, is onmogelijk; waarschijnlijk moet men lezen: in geen gunstig daglicht (p. 14).
J. De Fraine
| |
Aron, Robert, Les années obscures de Jésus. - Editions Grasset, Parijs, 1960, 294 pp., ing. NF. 9,90.
De bekende Franse historicus van het Vichy-régime heeft van uit zijn Joods-religieus standpunt zijn aandacht willen vestigen op het ‘verborgen leven’ van Onze Heer Jesus Christus (te Nazaret, in de tempel te Jerusalem, de terugkeer te Nazaret). Ofschoon het aanbeveling verdient Jesus te zien in de volheid van de Menswording, als een jong Israëliet, die leert bidden en spreken, werken en optreden als een zoon van zijn volk, lijkt ons dit boek al te zeer te zijn opgevat als een soort ‘Inleiding tot het Joodse denken’ bij gelegenheid van een steeds problematische Jesus-biografie. Aron is trouwens de auteur van een belijdenisgeschrift Ce que je crois (Grasset, 1955); hij past gewoonweg op Jesus toe wat hij als zijn Joodse geloofsovertuiging uitspreekt. Hierbij verwaarloost hij fataal een dimensie van Jesus' bestaan, het eigenlijke mysterie van Zijn eenheid met de Vader. Verder kan men niet akkoord gaan met de opvattingen van de auteur over het ‘zuiver-symbolisch’ karakter van de wonderbare visvangst, of de weinig historische ‘haggadische’ schrijftrant van de evangelische wonderverhalen. Dat Jesus' zending zich zou beperken tot een providentiële uitbreiding van het monotheïsme tot de heidense wereld, is onaanvaardbaar, evenmin als de opinie dat het ‘Onze Vader’ niet oorspronkelijk van Jesus zelf zou geweest zijn. Het is jammer dat de vele joodse teksten, die in dit suggestief boek verspreid liggen, oncontroleerbaar, wijl onvolledig wat de referenties betreft, zijn.
J. De Fraine
| |
Godin, A., Adulte et enfant devant Dieu. - Lumen Vitae, Brussel, 1961, F. 75.
A. Godin, specialist in godsdienstpsychologie aan het internationale catechetisch centrum (Brussel) publiceert hiermee als afzonderlijke uitgave een aantal artikelen reeds eerder verschenen in het tijdschrift Lumen Vitae (1961, 2). Na een inleiding over de huidige tendensen en de internationale organisatie van de godsdienstpsychologie volgen enkele theoretische studies over het Godservaren in de kinderpsyche en bij volwassenen, de voorstelling van enkele technische methoden (vooral inzake projectie-tests en attitude-schalen) en tenslotte een aantal
| |
| |
resultaten van onderzoeken in scholen van Canada, de USA en Zweden. Een socio-psychologische studie over magie en culturele ontwikkeling in Ghana, gevolgd door een algemene bibliografie voltooit deze waardevolle bundel, waarin overal het voorzichtig tasten van een nog zeer jonge wetenschap waarneembaar is.
J. Kerkhofs
| |
Herrmann, Hilde, Schwache Punkte im Glaubensleben. - Frankfurt/M., Verlag Josef Knecht - Carolusdruckerei, 1961, 132 pp., geb. 7,80 D.M.
Vanaf de eerste bladzijde wordt de lezer van dit boek aangesproken. De schrijfster stelt meteen de vraag: ‘Ich glaube - jawohl; aber wie?’ en op een allesbehalve prekerige toon bespreekt zij een aantal delikate kwesties in het geloofsleven van onze tijd, o.m. Heilige Geest, biecht, gebed, engel en duivel, doden, heiligenverering, rozenkrans, Heilig-Hartdevotie, gewetensonderzoek, evangelische raden. Zij distancieert zich daarbij niet van de lezer, maar onderhoudt hem over een gemeenschappelijke nood: wij hebben onze moeilijkheden; hoe blijven wij in het licht van het levende geloof?
J. De Roeck
| |
Smedt, Mgr. E.J. de, Le Sacerdoce des fidèles. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1961, 132 pp., ing. F. 50.
Het is de schone gewoonte van de bisschop van Brugge zijn gelovigen degelijke herderlijke brieven te zenden, zelfs in de vorm van brochures of kleine boeken, die dan meteen rijke stof tot overweging en predicatie bieden. Dit herderlijk schrijven ontwikkelt de kern van het mysterie van de gewone gelovige: dat ook hij van een priesterlijk geslacht is. Meteen verduidelijkt de bisschop de plaats van de hiërarchie, de religieuzen en de Katholieke Actie in de Kerk. De dogmatisch krachtige taal waarmee de herder zijn volk aanspreekt toont tevens dat dit volk op weg is naar christelijke volwassenheid. De Franse vertaling van het boek maakt het terecht voor een ruimer publiek beschikbaar (uitgegeven bij Desclée de Brouwer, Brugge, 1961).
J. Kerkhofs
| |
Literatuur
Vestdijk, S., De filosoof en de sluipmoordenaar. Roman. - Nijgh & Van Ditmar, Den Haag/Rotterdam, 1961, 264 pp., f 9,90.
In oktober 1959 heeft de vruchtbare auteur dit verhaal over Voltaire en de mogelijke moordenaar van de Zweedse koning Karel XII voltooid. Voltaire is bezig met zijn biografie van Karel en ontmoet toevallig kolonel Siquier, die in Karels dienst geweest is en doorgaat voor zijn moordenaar. Deze ontmoetingen vormen de inhoud van de roman en Vestdijk weet die natuurlijk met ongelooflijk vernuft en psychologische fijnheid te beschrijven. Toch is Vestdijk in zijn latere romans niet gelukkig. Nog minder dan in vele van zijn vroegere bloeit het leven op; de lezer wordt niet geboeid. Het gaat alles te veel langs hem heen. Vestdijk spint op ingenieuze wijze aan zijn verhaal en niemand betrapt hem op een fout, maar er klopt geen hart, er stroomt geen warm bloed doorheen, de figuren interesseren te weinig. Het laat de lezer koud of Siquier de moordenaar is of niet en of Voltaire in zijn ondernemingen slaagt.
J. van Heugten
| |
Oostrom, Arnold van, Dans, Mwinoela! en schrei... - Uitg. Foreholte, Voorhout, 303 pp., 1961, f 9,90.
De schrijver van dit verhaal over de neger Mwinoela heeft reeds meer negerverhalen gepubliceerd. Door een langdurig verblijf in Afrika was hij in staat sfeer, denken en levenswijze van de Afrikaan te leren kennen. In dit boek vertelt hij van een neger, die op school met het communisme kennis maakt, ter verdere scholing in Praag terecht komt en vandaar naar Afrika terugkeert om voor het communisme te strijden. Het is ten slotte de liefde voor zijn moeder die hem weer enigszins in het oude traditionele spoor terugvoert. De auteur heeft dit voor Europese lezers eigenaardige verhaal op eenvoudige, overtuigende wijze verteld.
J. van Heugten
| |
Musäus, J.K.A., Volksmärchen der Deutschen. - Winkler-Verlag, München, 1961, 827 pp., geb. DM. 23,80.
Een zeer mooi boek, in een handig formaat en een aangename presentatie, al bevat het meer dan 800 blz. dundruk. De illustratie die bestaat uit de oude romantische gravures, is precieus. Naast oude streeklegenden of mythen over het ontstaan van een stad of rijk, bevatten de Volksmärchen ook typische cultuursprookjes. Sinds meer dan een eeuw kon men Musäus niet meer lezen in de originele tekst van 1782-87. De onbekende heruitgever van 1795 en vooral Wieland
| |
| |
in 1805 vervalsten de sprookjes grondig door hun stijl aan te passen, hem stichtelijker en historisch juister te maken: en sindsdien werden ze verder verspreid onder die vervalste vorm. De grote charme van de oorspronkelijke verhaaltrant, waarvan Musäus zich wel bewust was en die hij geestig cultiveerde, bestond juist in de kijk op de inhoud van uit een dubbel stilistisch raam: de stoere volkse overlevering, steeds geprojecteerd in een ver verleden, en de 18de-eeuwse inkleding vol ironie, allusies, archaïsmen naast gewilde anachronismen, grappige vergelijking met de eigen tijd, haar luchtige zeden, de opkomende romantiek en de genieëncultus; men vindt er evenzeer de lichte - doch hier goedmoedig Duitse - persiflage en dubbelzinnigheden van de rococo. Musäus waarschuwde zelf reeds zijn publiek, dat de sprookjes geen kinderlectuur waren. Ze zijn een typisch meesterwerk van de burgerlijke 18de eeuw.
A. Deblaere
| |
Steiger, Otto, Portret van ik. Vert. - Uitg. Foreholte, Voorhout, 1961, 148 pp., f 5,25.
Waarom de vertaler Die Reise ans Meer met het barbaarse Portret van ik vertaald heeft, is een raadsel. De eigenaardige roman is goed en intelligent geschreven. Een jonge man verblijft ter observatie in een sanatorium voor geesteszieken en vertelt de psychiater zijn verleden. Dit verleden ziet er wonderlijk uit, doch de auteur bezit het talent dit wonderlijke aanneembaar te maken. De jonge man is zeer scherpzinnig, zeer origineel en eigengereid, doch allesbehalve geestesziek. De wijze dokter ontslaat hem dan ook uit het sanatorium. Die Reise ans Meer was zijn jeugddroom; ontslagen, gaat hij op zoek naar een vroegere geliefde. Een fijnzinnig en met begrip en talent geschreven verhaal.
J. van Heugten
| |
Kerouac, Jack, Op weg. Vert. - Bezige Bij. Amsterdam, 1961, 291 pp., f 4,50.
‘On the road’, Op weg, is hèt boek over de supernozems, de ‘beatniks’ van de U.S.A. Deze beatniks zijn volkomen losgeslagen zwervers, die in liefst gestolen auto's door de USA zwerven, hun voedsel bijeenstelen of verdienen, sexueel maar raak leven en zich vijandig stellen tegenover maatschappij en samenleving. Het boek heeft slechts waarde als tijdsdocument.
J. van Heugten
| |
Tolstoi, Alexej. Peter der Grosse. Roman. Vert. Steingrüben Verlag. Stuttgart 1961. 733 pp. 25 D.M.
De bekende historische roman Peter de Grote van Alexej Tolstoi wordt hier in een zorgvuldige Duitse vertaling de lezer voorgelegd. De auteur biedt ons een machtige schildering van het Rusland der beginnende 18de eeuw. Tolstoi, die na de revolutie emigreerde, later echter naar Rusland terugkeerde, zag in de historische roman een mogelijkheid het voorgeschreven ‘socialistische realisme’ te ontwijken. Aanvankelijk is het nog het Rusland der Bojaren, dat beschreven wordt, totdat Peter de teugels streng in handen heeft en zijn land op Westerse leest gaat schoeien. Hij reist naar Holland en Engeland om persoonlijk de scheepsbouw te leren en bouwt Petersburg in de Newa-moerassen. Een der grootste historische romans.
J. van Heugten
| |
Làszló, Németh, Wie der Stein fällt. Vert. Steingrüben Verlag, Stuttgart. 547 pp. 1960. 19.80 D.M.
Deze Hongaarse roman heeft in het land van zijn ontstaan school gemaakt. Het is een ongewoon boek van verfijnde psychologische doorlichting. Een vrouweziel, een soort Sophoclïische Electra, wordt hier op helderziende wijze ontleed.
J. van Heugten
| |
Kunst en cultuur
Junge Künstler 60/61. - Junge Künstler 61/62. - DuMont Schauberg Verlag, Keulen, 1960 en 1961, 98 pp. en 92 pp., rijk geïll., geb. DM. 12,50.
De eerste twee delen Junge Künstler hebben wij reeds voorgesteld in Streven, januari, 1960. Daarin werden door de beste Duitse critici van het ogenblik telkens vijf, reeds min of meer bekende, kunstenaars voorgesteld. Ook in de twee nieuwe delen, die wij nu mogen aanbevelen, zijn de uitgevers niet op zoek gegaan naar miskende talenten. Volgens hun beproefd systeem verzamelden zij tien nieuwe monografieën van bekende auteurs over jonge kunstenaars die reeds een zekere, zelfs internationale, faam genieten. Twee oudere kunstenaars fungeren als patroon, de beeldhouwer Hans Mettel (E. Trier) en de weefster Woty Werner (Fr. Roh). De jongeren zijn de
| |
| |
beeldhouwers Brigitte Meier-Denninghof (U. Kultermann), Hans Kock (M. Urban), Emil Cimiotti (E. Trier), Helmut Rogge (U. Gertz); de graficus Rolf Sackenheim (H. Keller); de schilders Karl Fred Dahmen (K. Goerres) en Carl-Heinz Kliemann (H. Platte); de all-round kunstenaar Günter Ferdinand Ris (C. Linfert). Het bijeenbrengen van deze zeer uiteenlopende namen in één volume brengt wel een zekere verscheidenheid mede, kan zelfs tot verwarring leiden. Elke auteur immers gaat uit van eigen inzichten, benadert kunstenaar en werk op zijn wijze en gebruikt daarbij niet altijd van meetaf aan, of soms nooit, duidelijk-wordende begrippenreeksen. Toch zouden wij het voor deze verscheidenheid willen opnemen tegen een al te gemakkelijke en nivellerende eenvormigheid. Wij geven echter gaarne toe dat het een eerste plicht is van de criticus zijn persoonlijke opvattingen op een eenvoudige en heldere wijze mee te delen.
G. Bekaert
| |
Read, Herbert, Die Kunst der Kunstkritik. - Sigbert Mohn Verlag, Gütersloh, s.a., 375 pp.
Melchinger, Siegfried, Keine Mass stäbe? Kritik der Kritik. - Artemis Verlag, Zürich, 1959, 88 pp., Sfr. 3,80.
Kunstwissenschaft oder Propaganda? - Agis-Verlag, Baden-Baden, 1961, 165 pp.
Dat kritiek niet altijd vereenzelvigd dient te worden met betweterij en critici niet altijd zo zelfzeker zijn als de toon van hun opstelletjes zou doen geloven - meestal wordt hun de maat per regel toegemeten - leren ons de critici zelf in de vele min of meer diepzinnige beschouwingen die zij de dag van vandaag in geschriften en lezingen aan hun vak wijden. Siegfried Melchinger's Kritik der Kritik - Ein Versuch is een vlot gedacht en geschreven reflexie van de criticus over het wezen, de methode, de stijl, de moraal van de kunstkritiek. Zij is hier en daar wel wat haastig genoteerd en hangt nog een beetje vast in een ouderwets-klinkende esthetica. Maar dit mag geen reden zijn voor de collega's van Melchinger om hem in dit pertinente gewetensonderzoek te volgen. Kunstwissenschaft oder Propaganda? Funktionen der Kunstkritik is het bericht over een gesprek dat op 28 en 29 oktober 1960 te Frankfurt am Main plaats vond en waaraan als referenten deelnamen A. Apollonio, M. Bense, G. Dorfles, W. Hofmann, Kl. Jürgen-Fischer, F. Ron, W.E. Simmat. Van een gesprek kwam te Frankfurt niet veel tot stand. Het was niets meer dan een congres met de gebruikelijke, te lange referaten. Maar die referaten zijn dan toch de aandacht waard, hoe uiteenlopend ze ook zijn in opvatting en methode. Aan een boutade van dit kunstgesprek, dat kunstkritiek in onze tijd onmogelijk is, hoeft men zich verder niet al te zeer te storen. Men neme maar de verzamelde opstellen van Read ter hand om een zeker vertrouwen in de critici terug te vinden. De titel van de verzameling kritische opstellen is die van het eerste en voornaamste essay, waarin de vermaarde Engelse criticus de evoluërende kunst van de kunstkritiek beschijft aan de hand van enkele bekende meesters: Hazlitt, Ruskin, Pater, Baudelaire, Fromentin, Duthuit, Malraux, Wölfflin. De overige opstellen over kunst, literatuur, filosofie zijn een voorbeeld van het genre dat Read in zijn
voorwoord het nieuwe, moderne essay noemt: gelegenheidsstukken met een opgelegd thema en tot een bepaald aantal woorden beperkt, waarin de auteur in het occasionele met veel sympathie universele waarden opspoort. Bij Read voelt men de dwang van de omstandigheden niet na. Zijn verzamelde krantenartikelen en radiotoespraken zijn een waar genot om te lezen en in eenvoud altijd opnieuw een gesprek te kunnen aangaan met een zeer belezen, ruimdenkend en oprecht mens.
G. Bekaert
| |
Kandinsky, Wassily, Gegenklänge. Aquarelle und Zeichnungen. - Verlag M. DuMont Schauberg, Keulen, 1960, 60 pp. 16 kl. pl., 16 tek., geb. DM. 48.
Het terugzien van Kandinsky te midden van het spannend avontuur van de actuele schilderkunst is als de terugkeer in een helder en vertrouwd tehuis, als het hervinden van een rustige, geordende wereld. Niet alsof er in het werk van Kandinsky geen diepe spanningen zouden leven. Alles is er uit tegenstellingen - Gegenklänge - opgebouwd, maar het zijn de elkaar oproepende en beantwoordende tegenstellingen van een muzikaal akkoord. Deze indruk van helderheid en rust is niet alleen aan een zekere vertrouwdheid met het werk van Kandinsky toe te schrijven. Hij komt voort uit het inwendig karakter zelf van dit werk, dat hoe bewogen ook steeds op de eerste plaats een getuigenis is voor een geestelijke orde. Het boek van de DuMont Schauberg Verlag (in de reeks waarvan wij vroeger Klee, Im Zwischenreich;
| |
| |
Macke, Die Tunisreise; Marc, Unteilbares Sein, bespraken) kan men als een echt terugzien beschouwen, een waarachtige ontmoeting. De inleiding van Kandinsky op zijn boek Ueber das Geistige in der Kunst wordt hier feestelijk afgedrukt. Daarna stelt Jean Cassou de mens en het werk voor. Maar eigenlijk gaat het toch, zoals Cassou schrijft, om de oosterse pracht van een zestiental aquarellen in een volmaakte offset-techniek gedrukt. Deze aquarellen zijn in passe-partout in het boek ingelegd en kunnen er dus vrij gemakkelijk uit verwijderd worden zonder het geheel van het boek te schenden. Tussen elk der aquarellen is er verder nog een tekening met hier en daar ook een tekst gereproduceerd. Een kostbare bibliofiele aanwinst.
G. Bekaert
| |
Leuzinger, Elsy, Afrika, Kunst der Negervölker. - Kunst der Welt, Holle Verlag, Baden-Baden, 1959, 65 kl. pl., 144 tek., geb. D.M. 29,80.
De bibliografie van de Afrikaanse Negerkunst is in de laatste jaren met belangrijke bijdragen verrijkt. Naast de boeken van W. Schmalenbach, H. Lavachery, D. Paulme, M. Plass verscheen in 1958 het grote werk van de Life-fotograaf Eliot Elisofon, waarvoor W. Fagg de tekst schreef, en kwam de lang-verwachte Franse uitgave van het handboek van Olbrechts. De nieuwste en wel de meest aantrekkelijke van deze reeks recente publikaties is het mooi verzorgde boek van Elsy Leuzinger, directeur van het Rietberg-museum te Zürich. Bij ons weten is het de eerste maal dat de Afrikaanse plastiek de eer te beurt valt exclusief in gekleurde reprodukties te worden voorgesteld, en deze eer is, zoals blijkt uit het boek zelf, niet onverdiend. Leuzinger deelde zijn werk in twee delen. In het eerste meer algemene deel heeft hij het over de ontdekking van de negerkunst, over het land en de mensen, de religie, de gemeenschapsstructuren van zwart Afrika, de techniek en de esthetiek van de negerkunst. Het tweede, veruit belangrijkste, deel gaat over de verschillende streekstijlen van de Afrikaanse plastiek. Deze stijlkenmerken worden duidelijk gemaakt, behalve door de kleurplaten, in een uitgebreide reeks suggestieve tekeningen. In de algemene beschouwingen zowel als in de ontleding van de verschillende stijlen speurt men voortdurend het rechtstreekse, fijngevoelige contact dat de auteur had met de kunstwerken en het volk waaruit ze groeiden. Enkele geografische kaarten en een vrij uitgebreide bibliografie ronden het mooie boek van Leuzinger af.
G. Bekaert
| |
Trier, Eduard, Figur und Raum. Die Skulptur des XX. Jahrhunderts. - Verlag Gebr. Mann, Berlijn, 1960, 284 pp., 213 pl., 22 × 28 cm, geb. DM. 56.
Het nieuwe boek van Eduard Trier onderscheidt zich van de meeste vakliteratuur door zijn eenvoud en directheid. Trier is een van de beste kenners en propagatoren van de hedendaagse beeldhouwkunst. Zijn eerste boek Moderne Plastik bespraken wij in Streven, november 1955. Hij was het ook die het prachtig ensemble van de Documenta te Kassel samenstelde. Zijn kennis verleidt hem niet tot zwaarwichtige beschouwingen. Voor hij ze interpreteert wil hij op de eerste plaats de hedendaagse beeldhouwkunst laten zien, ons ermede vertrouwd maken. Dit is ook de opzet van zijn royaal boek Figur und Raum. Deze titel slaat eigenlijk alleen op het derde deel waarin de auteur de vraag stelt naar de Aufgabe van de moderne sculptuur en de relatie onderzoekt die ze met de bouwkunst verbindt. In een eerste deel benaderen wij de moderne beeldhouwkunst vanuit de vormgeving: gesloten of open vorm, teken in de ruimte, constructie, mobile, reliëf. Het tweede deel is het meest originele. Het bevat een ikonografisch onderzoek van de themata die de beeldhouwers nu behandelen: mensenfiguur, figurengroep, dier, autonome vorm. Deze driedubbele analyse doet Trier aan de hand van de sculpturen zelf, die, voor een goed deel naar foto's van de auteur, ook gereproduceerd zijn. Deze methode getuigt van een grondige eerlijkheid en van een niet alledaags respect voor de lezer.
G. Bekaert
| |
Foerster, Otto H., Das Wallraf-Richartz-Museum in Köln. - Bd. 1, Malerei der Welt, Bd. IV, Verlag M. DuMont Schauberg, Keulen, 1961, 34 pp., 111 pl. waarvan 31 klpl., geb. D.M. 59.
Professor Otto H. Förster, tot 1960 hoofdconservator van de Keulse musea, schrijft over de oude Keulse meesters alsof hij ermede geleefd had, alsof het alle zijn vrienden waren, waarvan hij niet goed weet wie het meest te prijzen. In zijn hooggestemde inleiding maakt hij wel een duidelijk onderscheid in waarde, maar bij allen weet hij het eigene te onderstrepen. Hij miskent niet de invloed die voornamelijk van de Nederlandse schil- | |
| |
derscholen uitging, maar zoekt op de eerste plaats het karakter van de Oud-Keulse school in het licht te stellen. Deze school met als hoofdelement Stephan Lochner vormt trouwens de kern van het rijke Wallraf-Richartz-museum dat een paar jaar terug in zijn nieuwe tehuis werd geïnstalleerd en dat dit jaar zijn eerste eeuwfeest viert. Ter gelegenheid van dit eeuwfeest werd het eerste deel van deze publikatie in de reeks Malerei der Welt uitgegeven. Het bevat de schilders uit de periode tussen 1300 en 1550. Hoewel de tekst zich beperkt tot een geschiedenis van het museum zelf en de ontwikkeling van de Oud-Keulse schildersschool, toch zijn in de illustratie ook de overige meesterwerken uit het museum van Italiaanse, Duitse en vooral Nederlandse schilders vertegenwoordigd.
G. Bekaert
| |
Geschiedenis
Shirer, William L., Opkomst en ondergang van het Derde Rijk. Twee delen, samen 1298 pp. Vert. Bechts Uitgeversmij. N.V. Amsterdam. f 24,75 per deel.
Shirers The rise and fall of the Third Reich is een standaardwerk over Hitler en het nationaal-socialisme. De auteur, die er zes jaar aan besteedde om de lawine van documenten en getuigenissen door te werken en dit boek te schrijven, was meer dan iemand aangewezen dit werk ten uitvoer te brengen. Tot 1941 was hij Amerikaans correspondent in Duitsland en na de oorlog keerde hij er terug. Bij de onvoorwaardelijke overgave vielen een onnoemelijk aantal documenten in handen van de bezetters en deze maakten het mogelijk een intreme, tot dan toe onbekende geschiedenis van het nazisme te schrijven. Het boek leest als de spannendste roman en onthult een onmenselijkheid, een huichelachtigheid, een tirannie en terreur als de geschiedenis zelden heeft doorleefd. Talloze nog weinig bekende feiten en aspecten worden hier belicht, zoals bijv. het lang te voren begonnen verzet van enige generaals en politici, het intrémere leven van Hitler, diens monsterachtige wreedheid na Stauffenbergs mislukte aanslag. Enkele andere aspecten, bijv. het ontstaan van Hitlers Jodenhaat, worden slechts terloops behandeld. Shirer schrijft zo objectief mogelijk en zegt slechts wat de bronnen hem berichten. Toch heeft hij alles van te nabij beleefd en ligt het beschrevene nog te vers in zijn herinnering dan dat niet op elke bladzijde zijn walging van zoveel onmenselijkheid voelbaar wordt. Hitler groeit in dit werk uit tot de niet te temmen of te remmen patholoog en megalomaan, een mens van onbetwijfelbare genialiteit, die echter aan zijn verbijsterende hybris te gronde gaat en in zijn verblinde zelfverheerlijking een geheel rijk meesleept.
P. van Alkemade
| |
Jong, P. Dom. de, Onze lieve Vrouw van Ommel en het klooster Maria-schoot. - Achelse Kluis, 1960, 398 pp., f 17,90.
Pater de Jong van de Achelse Kluis heeft zes jaar lang alle bronnen opgespoord en benut om deze uitvoerige geschiedenis van het Maria-genadeoord Ommel te schrijven. Een waarschijnlijk tijdens de kruistochten uit het Oosten meegebracht Byzantijns ivoren beeldje van de H. Maagd wordt te Ommel vereerd. De lotgevallen van het beeld zijn nauw verbonden met die van het klooster Maria-schoot, welks geschiedenis hier uitvoerig verhaald wordt. Het boek is rijk geïllustreerd en werd met allerlei steun kostbaar uitgegeven. Het is te krijgen bij Pastoor J.F.A. Vogels te Ommel (Asten). Antoon Coolen schreef op de omslag een korte inleiding.
J. van Heugten
| |
Filosofie en sociologie
Robbers S.J., Dr. H., Gabriel Marcel, zijn betekenis voor het katholieke denken. (Geert Groote Genootschap, Nr. 721). - Marienburg, 's-Hertogenbosch, 1961, 63 pp.
In eenvoudige formuleringen wordt in dit boekje een overzicht geboden van de centrale gedachten uit het oeuvre van Marcel, nadat eerst enkele biografische aantekeningen zijn gemaakt en opmerkingen over zijn wijsgerig denken in het algemeen. Een nuttig werkje om de aandacht te vestigen op waardevolle gedachten van een hedendaags katholiek wijsgeer.
J.M. Kijm
| |
Metaphor and Symbol, Proceedings of the Twelfth Symposium of the Colston Research Society held in the University of Bristol, Edited by L.C. Knights and B. Cottle. - Uitg. Butterworth, London, 1960, 150 pp.
Op zeer verzorgde wijze zijn in dit boek
| |
| |
de toespraken weergegeven gehouden bij gelegenheid van het jaarlijks symposion in Bristol. Het centrale thema werd gevormd door de litteraire symboliek. Met dit onderwerp zijn feiten en opvattingen geconfronteerd, die betrekking hebben op mythologie en godsdienst, terwijl ook vanuit de parapsychologie een benadering van de problematiek is geboden. Mede door de weergave van een deel der discussies is dit boek inspirerend voor een bestudering van het veelzijdige en belangrijke onderwerp.
J.M. Kijm
| |
Litjens Dr. H.P.M., Onmaatschappelijkheid: Theorie en Therapie, Sociaal Kompas, onder redactie van het K.S.K.I. no. 7, Van Gorcum & Comp. N.V., Assen 1961, 112 pp., ing. f 7,50, geb. f 9,50.
Dit werkje verdient de belangstelling niet alleen van allen die in de praktijk van het maatschappelijk werk staan, maar ook van ieder die zich voor de problemen onzer samenleving interesseert. Het zet op duidelijke en verstaanbare wijze uiteen waarin het wezen der onmaatschappelijkheid bestaat. Op levendige wijze schetst de schrijver hoe aan de bestrijding van dit verschijnsel gewerkt wordt, waarbij de praktijk zelf hem in staat stelt de lijnen aan te geven volgens welke naar verbetering gestreefd kan worden. De verdiensten van deze publikatie strekken zich echter nog verder uit. De zin voor de sociale werkelijkheid waarover de schrijver beschikt, stelt hem in staat om ook een belangrijke bijdrage te leveren voor een realistische theorie van het maatschappelijk werk. Hier vindt men een zeldzame combinatie van technische sociologische scholing en gezond sociaal verstand. Men wordt telkens weer gefrappeerd door de zuiverheid van oordeel die de schrijver demonstreert. Het enigste bezwaar dat men zou kunnen maken is dat hij nog teveel aandacht schenkt aan de weerlegging van zijn critici. Overtuigen zal hij hen toch niet, en de lezer die op zijn sociale intuïtie afgaat heeft deze weerlegging niet nodig: de waarheid spreekt voor zichzelf!
H. Hoefnagels
| |
Varia
Zozeer mens als wij. Een beschouwing over enige sociale aspekten van de zwakzinnigheid en van de zwakzinnigenzorg in Brabant. Opbouw-cahier 2. - Provinciaal opbouworgaan Noord-Brabant, Tilburg, 1961, 95 pp.
Een overzicht van problemen en activiteiten rond de zwakzinnigheid met feitenmateriaal aangaande de provincie Noord-Brabant toegelicht. De samensteller van dit boekje, Drs. H.J.A. Zaat, heeft zich niet beperkt tot een opsomming van problemen en feiten, maar hij tracht een richting te wijzen voor de ontwikkeling van de zwakzinnigenzorg. Hierbij gaat hij van de stelling uit, dat de zwakzinnigen zoveel mogelijk benaderd en geholpen moeten worden op normale wijze. De kern van waarheid, die in deze opvatting ligt, mag echter niet doen vergeten, dat de zwakzinnigen werkelijk een eigen problematiek hebben. Dit laatste doet de auteur minder duidelijk uitkomen. Het is ook te betreuren, dat hij binnen de zwakzinnigheid niet scherper het onderscheid heeft aangegeven tussen de diep-zwakzinnigen en de debielen. De problematiek van het onderwijs, die al te vlot in een aantal min of meer rhetorische vragen wordt ondergebracht, en de problemen rond Nazorg, psychologisch onderzoek en Oudervereniging zouden er duidelijker door uitgekomen zijn. De taak, die aan het algemeen maatschappelijk werk in deze kwestie wordt toebedeeld, is discutabel, omdat zoals reeds werd opgemerkt te weinig nadruk valt op de eigen problematiek der zwakzinnigen. Ondanks deze critiek kunnen wij oprechte waardering hebben voor de grote zorg, waarmee het gecompliceerde werk voor de zwakzinnigen is bestudeerd en weergegeven.
J.M. Kijm
| |
Astier, Emmanuel D', Les Grands. - Parijs, Gallimard (Coll. ‘L'Air du Temps’), 1961, 213 pp., NF. 8.
Shr. is hoofdredacteur van de Parijse krant Libération, parlementslid, gewezen minister en een van de voornaamste leiders van het Franse verzet tijdens de oorlog. Deze verschillende functies stelden hem in staat met vele ‘Groten’ der politiek persoonlijk kennis te maken: met Chroesjtsjev als Frans parlementslid, met Churchill als Frans minister van Binnenlandse Zaken in de oorlogsregering van De Gaulle, enz. Bovendien is schr. een zeer gecultiveerd man, die blijkbaar veel over politiek en politici gelezen heeft. Op grond dan van zijn eruditie en van zijn persoonlijke ervaringen heeft hij in dit boek enige zeer lezenswaardige portretten geschetst van vijf ‘Groten’: Sta- | |
| |
lin, Churchill, De Gaulle, Eisenhower en Chroesjtsjev. Het langste en o.i. best geslaagde van deze portretten is dat van De Gaulle: ofschoon een politiek tegenstander (d'Astier staat ‘uiterst links’, doch is geen communist) weet schr. de figuur van De Gaulle op haar waarde te beoordelen; zonder in het pamfletaire genre te vervallen, herleidt hij deze figuur kundig en fair tot haar ware proporties. Enige feitelijke vergissingen ontsieren het werk: p. 135-137 wordt b.v. de indruk gelaten dat Macmillan al in 1956 tot de ‘Groten’ behoorde, terwijl hij pas in januari 1957 eerste-minister werd; wordt hier een gesprek met De Gaulle ge-antidateerd, of heeft schr. (die eigenlijk de woorden van De Gaulle weergeeft) Eden bedoeld? Een ander voorbeeld: p. 152 is sprake van het tienjarig presidentschap van Eisenhower...
M. Grammens
| |
Picken, Hilda, A Party of Pleasure. - Hutchinson, London, 221 pp., 1961, 21 sh.
Alleen het eerbiedige respect voor de leeftijd van deze Engelse toneeldame (geboren in 1872), die tussen beide oorlogen een niet onbelangrijke rol speelde in het theateronderricht, verplicht er ons toe een zekere waarde toe te kennen aan deze mémoires, die ze om duistere reden stopzet in 1914. Prikkelend mogen deze opvattingen van deze wel erg burgerlijke dame, die uit pittoreske feitjes het aroma van het nochtans definitieve verleden heroproept, wel lijken, maar de historische roddelpraatjes van een met vooroordelen behepte vrouw lichten ons uitsluitend in over haar persoonlijke kortzichtigheid.
C. Tindemans
| |
Coutrot, A., Un courant de la Pensée Catholique, L'hebdomadaire ‘sept’ (Rencontres, 61). - Ed. du Cerf, Parijs, 1961, 336 pp., NF. 9,90.
De korte geschiedenis van het weekblad Sept, door een groep Franse Dominikanen en vooral door een ploeg vooraanstaande leken-theologen (Maritain, P.H. Simon, Gilson, e.a.) uitgegeven tussen 1934 en 1937, valt samen met een belangrijke periode in de hernieuwing van het Franse katholieke geestesleven. De beschrijving van deze stromingen vanuit het ontstaan en het verdwijnen van het Parijzer weekblad maken de betekenis en de begrenzing uit van dit werk, gepubliceerd als doctoraatsverhandeling voor de Fondation nationale des Sciences Politiques.
J. Kerkhofs
| |
Kunstkalenders
Rembrandt-kalender 1962. Boekencentrum N.V. 's-Gravenhage. f 4,90.
Een kunstkalender met twaalf prachtige tekeningen van Rembrandt.
Buchheim Kalender für das Jahr 1962. Psalm aus Licht und Farbe. Dertien prachtige gekleurde reproducties van kathedraalramen sieren deze kalender, 43 × 40,5 cm. 12.50 D.M.
Een Blumenstrauss. Deze kalender bevat dertien gekleurde bloemschilderingen naar werken van moderne schilders. 35 × 25 cm. 7.80 D.M.
Scherenschnitte aus China. Een kalender met reproducties van Chinese ‘Scherenschnitte’. 25,5 × 17 cm. 5.80 D.M.
Ein fröhliches, ein lieblich Bild. Deze kalender bevat een aantal reproducties uit de Duitse romantische volkskunst. 24,5 × 17 cm. 5.80 D.M.
R.S.
| |
Winkler Prins. Boek van het jaar 1961. Een document van levende geschiedenis. 384 pp. Elsevier, Amsterdam. Voor leden W.P. stichting gratis. Brussel, f 9,50.
Sinds tien jaar geeft Elsevier een prachtig verzorgd en rijk geïllustreerd jaarboek uit, waarvan het doel is ‘in encyclopedische vorm een overzicht te geven van de belangrijkste gebeurtenissen van het jaar, zó, dat een aanvulling ontstaat op de voornaamste rubrieken van de vele Winkler Prins-encyclopedieën, terwijl het tevens als een afzonderlijk serie-naslagwerk kan worden gebruikt’. Het werk biedt een overvloed van statistische gegevens over allerlei wereldverhoudingen en beschrijft in alfabetische volgorde de voornaamste gebeurtenissen, wisselingen en verhoudingswijzigingen van het jaar. Formaat en verzorging van het boek zijn eveneens in encyclopedie-stijl.
R.S.
| |
Giovannino, Guareschi, Don Camillo in Rusland. Vert. 223 pp. De Fontein, Utrecht, f 4,90.
Een vervolg op de vroegere Don Camillo's in dezelfde boertige trant als zijn voorgangers.
R.S.
Dagmissaal. Bewerkt door missionarissen van Steyl. Met feesteigen der Nederl. bisdommen, f 15, - tot f 31, -. Sint Willibrordus Deurne.
Een vertaling van het Missale Romanum zal velen welkom zijn. De uitgave in kerkboekvorm is zeer smaakvol
R.S.
|
|