| |
Boekbespreking
Godsdienst
Helwig, W.L., Het verhaal van Christus' Kerk. - De Toorts, Haarlem, 1960, 180 pp., f 8,90.
Het getuigt van durf, nu men zich nog maar pas begint los te maken, in meer wetenschappelijke kring, van de oude apologetische kerkgeschiedenis, al meteen met een populair en beknopt ‘Verhaal van Christus' Kerk’ de gemeenschap der gelovigen aan een uitgebreider lezerskring voor te stellen als een gemeenschap, waaraan niets menselijks vreemd is. Het is een ondanks zijn beknoptheid nog vrij genuanceerd en vooral prettig leesbaar boek geworden, mede dank zij het ruim gebruik van goed gekozen illustratie-materiaal. Jammer is dat in de groei van de kerkgemeenschap de dogmageschiedenis als het ware geplaatst wordt buiten de haakjes der toegelaten nieuwe open kijk op de geschiedenis van Christus' Kerk: de geloofsschat der Kerk groeide immers slechts uit dank zij afwijkingen te linker- en te rechterzijde in het tasten naar de werkelijke inhoud van de waarheid. Jammer is ook, dat de eeuwen volgend op de Reformatie wat al te schetsmatig zijn gebleven (zelfs de illustratie raakt hier het spoor bijster, met name in het 15e hoofdstuk). Jammer tenslotte, dat de missiegeschiedenis wordt gegeven als een apart hoofdstuk, als ware het een verschijnsel dat losstaat van de rest van de kerkgeschiedenis. De onschatbare verdienste echter van dit boek is, dat het op voor iedereen begrijpelijke wijze laat zien, hoe de Kerk een gemeenschap is die in het menselijk falen zo zichtbaar geleid wordt door Gods Geest.
Th. v. Eijk
| |
Gobert, N., De roep van God. - Beyaert, Brugge, 1961, 120 pp., 6 pl., ing. F. 60.
Een ernstig en degelijk werkje zoals dit over levensroeping en meer bepaald over priester- en kloosterroeping zal nooit overbodig zijn. Wij menen zelfs te mogen zeggen, dat dit boekje een vooraanstaande plaats verdient te midden van de bestaande roepingsliteratuur, en wij hopen dat het deze plaats ook zal innemen. De auteur gaat geen enkel probleem uit de weg. Aan de jeugd die het leest, zal het vertrouwen geven, omdat men nooit de indruk krijgt dat iets verzwegen wordt of te eenzijdig schoon wordt voorgesteld. Als dominikaan was het zijn goed recht sommige hoofdstukjes meer speciaal op de dominikaner-orde af te stemmen. Wij menen dat het boekje toch meer algemeen bruikbaar zou geweest zijn, zonder deze bescheiden en goed te begrijpen oratio pro domo. Maar waar het hart van vol is...
L. Sterkens
| |
| |
| |
Schruers, P., Het vreugdevolle bestaan van de Christen. - Uitgeverij Patmos, Antwerpen, 1961, 101 p., f 3,95.
Dit boekje is opgedragen aan de Luikse seminaristen, die in 1961 priester zijn gewijd, opdat hun priesterschap een vreugde zou zijn ‘voor gans het volk’ (Luc. 2, 10). Op treffende wijze heeft de schrijver de blijde boodschap uitgewerkt door middel van teksten uit het Oude en Nieuwe Testament. Steeds klemmender toont hij aan, dat de ware vreugde gelegen is in inwendig verkeer met God, waardoor iedere christen met vreugde zijn levensweg kan gaan, ook al ondervindt hij lijden en tegenspoed. Een boekje, dat met verruimd hart brengt tot overweging. Zeer aanbevolen voor priesters en religieuzen; maar ook voor leken, die gaarne iets lezen op bijbelse grondslag.
C. Minderop
| |
De Boeken van het Oude Testament, Deel V, Boek II, Esdras en Nehemias uit de grondtekst vertaald en uitgelegd door Dr. J. De Fraine S.J.; Roermond-Maaseik, J.J. Romen en Zonen, 1961; 142 pag. f 4,25.
Behalve een vlotte en trouwe vertaling biedt P. De Fraine ons in dit deel een soliede inleiding op de tijd van Esdras en Nehemias en zet hij hun taak en problemen ook helder en vrijwel volledig uiteen. Aan de inleiding is geen moeite gespaard en hetgeen hier en elders in het algemeen opvalt is de grote eruditie waarmee de kwesties worden uiteengezet. Niet alleen de belangrijke werken, maar ook een zeer groot aantal tijdschriftartikelen welke direct of indirect betrekking hebben op deze periode, zijn door het boek verwerkt. In het dispuut over de volgorde van het optreden van de twee hoofdfiguren kiest vertaler voor de traditionele opeenvolging: Esdras - Nehemias, op goede grond. De noten zijn verzorgd en gedetailleerd. Zeer vele gegevens welke voor een verdere studie omtrent tekst, inhoud en achtergrond kostbaar zijn, vindt men hier in het kort bijeen.
H. Suasso S.J.
| |
Janssen S.J., E., Zwervers. Godsdienstig essay. - Uitgeverij Patmos, Antwerpen, 1961, 90 p., f 3,75.
Op onderhoudende wijze werkt de schrijver uit dat het leven, heel zeker het christelijk leven, een zwerftocht is, ondanks dat men de weg kent, nl. Jesus; of liever juist omdat men de Weg kent in Hem, Die ons het voorbeeld van het ware leven gegeven heeft. Tegenslag, teleurstelling, lijden is het leven eigen; de vrede is gelegen in de vereniging met de Meester. Een gemakkelijk leesbaar boekje voor geestelijke lezing.
C. Minderop
| |
Cullman, Oscar, Karrer, Otto, Einheit in Christus. Evangelische und katholische Bekenntnisse. - Zwingli-Verlag, Zürich, Benziger-Verlag, Einsiedeln, 1960, 172 pp., D.M. 9.80.
Deze bundel van 13 ‘oecumenische’ bijdragen, deels door katholieken, deels door protestanten, allen Zwitsers, geschreven, levert het bewijs dat het tussen beide Belijdenissen tot een waar ‘gesprek’ komen kan. De verhandelingen zijn afgestemd op de kerkelijke verhoudingen in Zwitserland maar ruim genoeg gehouden om allen, wien de hereniging der christenen ter harte gaat, te interesseren. De auteurs zijn erop bedacht het goede te erkennen ook in de ‘andere’ Belijdenis. Zij stellen in volle licht hoeveel reeds verwezenlijkt werd (waarbij het werk van H. Küng over de Rechtvaardiging en de vertaling van het N.T. door Karrer meermaals vermeld worden), streven naar verdere toenadering (waarin, althans volgens W. Meyer, ‘das Begehren um Aufhebung des Jesuitenparagraphen nicht notwendig inbegriffen ist’, p. 125), wijzen nochtans op de overblijvende, menselijkerwijze onoverkomelijke moeilijkheden. Laatste redmiddel blijft het gebed. In verband hiermede reageren katholieken tegen het ‘oppervlakkige, pseudo-katholieke lippengebed’ (95) terwijl protestanten oordelen dat de katholieke Kerk meer dan de hunne ‘eine betende Kirche’ is (128). Het fundamentele verschilpunt blijft het kerkbegrip ondanks revalorisatie van het sacramentalisme en nieuwe waardering voor het kerkelijk ambt en de apostolische successie door de protestanten.
Het pausdom, als instelling van ‘goddelijk recht’, is nog steeds het grote struikelblok. Van belang lijkt mij de bemerking van Peter Vogelsanger: Hetgeen de christenen van beide confessies verbindt en hen als groep van de niet-christenen in de Westerse wereld onderscheidt is niet enkel het doopsel en het zich gemeenschappelijke bekennen tot de ‘Twaalf artikelen des Geloofs’ maar een fundamenteel gelijke geloofs- en levenshouding, ‘die Glaubenshaltung als personale Entscheidung, als Gehorsam, Hingabe des Herzens, Nachfolge des Herrn’ (61).
J. Van Torre
| |
| |
| |
Winklhofer, Alois, Traktat über den Teufel. - Verlag Josef Knecht, Frankfurt, 1961, 300 pp., D.M. 14.80.
Dit boek over de duivel kunnen we bezwaarlijk een modern traktaat over de Boze heten. Tegelijk met de Entmythologisieringstheologie van een Bultmann verwerpt de auteur ook menige bedenking die van katholieke zijde o.i. terecht tegen een al te voorbarig ‘duivels’ verklaren van een menigte verschijnselen kan worden ingebracht. En ook de katholieke exegese die zich beslist van de overdrijvingen van Bultmann distancieert, heeft toch reeds heel wat nuanceringen aangebracht, waarmee de auteur geen rekening schijnt te houden. Waar de auteur aan zijn betoog een actueel cachet wil geven komt hij ertoe hoogst bedenkelijke visies voor te stellen: wat de moderne wetenschap ons onthuld heeft over het katastrofale vergaan van hele sterrenwerelden, de afschuwelijke wreedheid en de struggle for life in de levende wereld, dat alles is een soort melaatsheid waarmee de duivel, aangezien zijn zonde er reeds was voor de stoffelijke wereld ontstond, de hele kosmos heeft besmet! Menige uitdrukking doet op zijn zachtst gezegd erg overdreven aan. Terwijl we weten dat er in de exorcismen van de Kerk heel wat tijd- en cultuurgebonden elementen zitten, zal de auteur van het Doopsel zeggen: ‘Durch sie wird Satan aus einem Menschenkind entfernt’, en elders concluderen (uit het bestaan van zovele wijdingen en zegeningen van stoffelijke dingen, water, zout...) ‘die Kirche lebt erfüllt von dem Glauben an die überall gegenwärtige und in allem möglicherweise wirkende Macht Satans’. Wanneer de auteur het terloops heeft over de engelbewaarders spreekt hij van het ‘so wirkungsvolle und mächtige Gottesinstitut der Schutzengel’, een spreekwijze die toch ook onaangenaam aandoet. De concrete voorbeelden, waarin hij duidelijk de directe werking van de duivel ziet, zijn vaak weinig overtuigend. Lofwaardig is alleszins de bedoeling van de auteur om de macht van de Boze te situeren in het geheel van de heilseconomie,
waarin de Heer de vorst van deze wereld reeds overwonnen heeft. Door een veelvuldig gebrek echter aan zakelijkheid en kritische zin in het gebruik van het rijk bronnenmateriaal, is de auteur er ons inziens niet in geslaagd een actueel en modern traktaat over de duivel te schrijven.
H. Jans
| |
Graef, H., Der unbegreifliche Gott? - Verlag Josef Knecht, Frankfurt, 1961, 211 pp., geb. D.M. 11,80.
Hilda Graef, een in Engeland levende Duitse schrijfster, poogt met dit boekje enkele levensvragen te verwerken in het licht van bijbeltheologische inzichten, om op deze wijze een ondraaglijke verhouding tussen verstand en geloof te boven te komen. De hedendaagse ‘antropologie’ heeft trouwens een vertrouwd raken met de visies van de bijbel in de hand gewerkt. De schrijfster richt zich tot een zeer breed publiek, dat het eerste woord over veel moderne religieuze inzichten nog moet vernemen. Haar beschouwingen zijn dan ook wel heel algemeen. Haar boekje brengt de lezer nu niet bepaald in contact met het nieuw en krachtig gevoel waaruit die inzichten leven. Maar zoiets liet de opzet van het werkje ook niet toe, dat toegankelijkheid voor ieder en duidelijkheid wil bieden.
H. Meddens
| |
Panneton, Georges, Der Himmel. - Tyrolia-Verlag, Innsbruck, 204 pp., 1961, D.M. 5.80.
Der Himmel is de vertaling uit het Frans van een werkje van kanunnik G. Panneton. Het biedt de gegevens die bijbel, traditie en kerk verschaffen over de hemel en kan als zodanig priesters, catecheten etc. welkom zijn.
R.S.
| |
Leclercq, J. e.a., La spiritualité du moyen âge. Histoire de la spiritualité chrétienne. 2. - Aubier, Parijs; Ed. Universelle, Brussel, 1961, 718 pp.
Van de groots opgezette geschiedenis van de christelijke vroomheid is dit het tweede deel. Twee bevoegde historici uit de Benedictijnenorde behandelen de Middeleeuwen: dom. J. Leclercq van Clervaux beschrijft het einde van de patristiek (in het Westen) van Gregorius de Grote tot aan Bernardus, terwijl dom. F. Vandenbroucke van Keizersberg het vervolg opneemt tot aan het begin van de zestiende eeuw. Aangezien Byzantium sinds de scheuring van Rome een eigen weg opging in de elfde eeuw, werd deze spiritualiteit met de hulp van Mgr. Krivocheïne speciaal door p. L. Bouyer (de auteur van het eerste deel) aan dit boek toegevoegd. Aan meer gespecialiseerde vaktijdschriften laten we het over om met de schrijvers polemieken te openen omtrent kwesties waar zij de recent verworven standpunten nog niet voldoende hebben geïntegreerd. Wij willen alleen wijzen op de stelling die dom. Vandenbroucke, in navolging van dom. Huyben's opvattingen, inneemt over de plaats en de rol van de Nederlandse mystieken in West-Europa. Waarom hij zo resoluut
| |
| |
gekant blijft tegen de benaming van een eigen Nederlandse spiritualiteit wil er bij ons niet in. Misschien ligt wel een deel van de schuld aan ons die niet genoeg deze schatten van ons eigenlands vroomheidsleven in ons opnemen en verder bekend maken. Een speciale vermelding verdient echter de grote bezorgdheid, zonder de irriterende toon van het eerste deel om de spiritualiteit uit haar eenzijdige monastische of clericale voorstelling te halen: het is echt de geschiedenis van het geestelijk leven in de Kerk geworden.
J. Vanneste
| |
Bandas, Mgr. Rudolph G., Cinquante ans de catéchèse. - Paris, Mame, 1960, 282 pp., NF. 8.95.
Eigenlijk is de titel van dit boek alleen van toepassing op de laatste 7 blz. Daar wordt nl. de ontwikkeling en methode geschetst van de Confraternity of Christian Doctrine in de U.S.A. Deze beweging verdient onze aandacht. De Amerikanen zijn er in geslaagd het godsdienstonderricht van de katholieke kinderen van het officieel onderwijs, vier miljoen in getal, op bevredigende wijze in te richten, zonder dat dit in de school zelf gebeurt. Groepen volwassenen nemen in parochieverband de zorg hiervoor op zich, de kinderen worden in de school van een lesuur vrijgesteld. De rest van het boek bevat capita selecta van de algemene geschiedenis van de catechese. Het zijn monografieën van de catechetische aspecten in de boodschap van Christus zelf, bij Paulus, Augustinus, Gerson, Fleury, Fénelon, de school van St. Sulpice, die van Stieglitz, E. Poppe, Drinkwater. De studies, ofschoon niet altijd zeer diepgaand zijn steeds lezenswaard en bevatten een soms interessante bibliografie.
T. Verbeke
| |
Przywara, Erich, Demut, Geduld, Liebe. Drei christliche Tugenden. Patmos-Verlag, Düsseldorf, 1960, 65 pp., 4,80 DM.
Deze studie is niet de eerste poging van de auteur om het wezen van de christelijke deugd te onderzoeken. Handelde hij in vorige werken reeds over de liefde, hier ziet hij ze in haar specifiek christelijke verschijningsvormen van deemoed en geduld, ‘voor de joden een ergernis en voor de heidenen een dwaasheid’, gelijk het mysterie van het Kruis zelf. De drie hoofdstukken volgen elk van deze deugden in de ontwikkeling van hun betekenis in de klassieke Griekse filosofie, in de Openbaring van het Oud en het Nieuw Testament, en in de christelijke Traditie. Aan deze triptiek begon de auteur reeds in 1940 met de studies ‘Vom Sinn der Demut’ in Stimmen der Zeit en ‘Vom Sinn der Geduld’ in Zeitschrift für Askese und Mystik. Hij voltooide ze met het derde deel in 1959 voor de Zuidwestelijke Duitse Radio.
J. De Roeck
| |
Literatuur
Walschap, Gerard, Nieuw Deps. - Ontwikkeling, Antwerpen, en Ad. Donker, Rotterdam, 1961, 285 pp.
In een studie over De Française van Gerard Walschap (in Streven, okt. 1958) meende B. van Vlierden een poging van de auteur te zien om aan zijn heidens vitalisme te ontsnappen en een terugkeer tot althans enige transcendentie. Met Nieuw Deps blijkt Walschap echter nog volop in dat heidens vitalisme te staan. ‘Want nog eens, leve Deps en altijd opnieuw leve Deps!’ schrijft hij in een korte notitie vóór in zijn roman. Nieuw Deps is een vervolg op het vroegere Deps-Houtekiet-verhaal. Geen erg gelukkig vervolg. Het geheel is nogal rommelig, weinig samenhangend en weinig waarschijnlijk. Het bevreemdt dat de schrijver van zo stijlvolle romans als Zuster Virgilia en De Française een boek als dit kon schrijven. Het verhaal concentreert zich rond de wat raadselachtige figuur Jacob Houtekiet, een oersterke reus, zoon van Jan Houtekiet en stichter van Nieuw Deps, een kolonie van vrij gevochten werkers en sjouwers, die een machtig industrie-centrum doen verrijzen. Het gaat er ongelooflijk rauw toe op alle terrein, vooral op het sexuele. De enige, ietwat geestelijke noot in het lange verhaal is de innerlijke vereenzaming van de held Jakob Houtekiet. Men kent Walschaps schampere toon, wanneer hij over geloof en geloofspraktijken schrijft. Nieuw Deps tracht zich aan alle geloofsinvloed te onttrekken en een natuurlijk heidendom te beleven. En G.W. is de zanger, de epische vertolker van dit heidendom. Het boek zal echter, ondanks een spoedige tweede druk, zijn litteraire roem niet vermeerderen.
J. van Heugten
| |
| |
| |
Oosterhuis, Huub, Uittocht (De Windroos, nr. 56). - U.M. Holland, Amsterdam, 1961, 48 blz., f 3,90; bij intekening f 2,90.
Ad den Besten heeft er goed aan gedaan, deze gedichten in zijn bekende reeks op te nemen. Op en top moderne poëzie, die niet misstaat in het gezelschap van Guillaume van der Graft, J.W. Schulte Nordholt en Jan Wit. Schrijver onderscheidt zich van veel tijdgenoten, doordat hij verstaanbare taal spreekt (blz. 13 en 37-39 zijn vrijwel de enige duistere punten), en van een bezonnen, sobere opgetogenheid blijk geeft. De bewerking van verschillende bijbelse themata is bijzonder treffend van zegswijze en aanvoeling.
P. den Ottolander
| |
Thomson, J. Jac, Gedichten 1960. - Ad. Donker, Rotterdam, 1961, 43 pp.
De bijna tachtig-jarige J. Jac. Thomson heeft een korte verzameling gedichten gepubliceerd, die hij ‘Herinneringen en late voorspelen’ noemt. Het zijn verzen die aan een voorbije periode herinneren, een periode, toen Leopold dichtte, Verwey en Dirk Coster hun essay's en critieken schreven. Thomson is altijd een stille in den lande geweest, een dichterlijk en fijn gevoelig mens, humanistisch en religieus, die niets publiceerde tenzij in uiterst verzorgde taal. Ook in deze late gedichten spreekt zich een bezonnen, religieus ontroerd, woordgevoelig gemoed uit, dat weemoedig terugziet op het verleden en gelaten de toekomst tegemoet ziet.
J. van Heugten
| |
Goerts, Heinrich, und Weyl, Roman, Komödiantisches Theater. Fritz Wisten und sein Ensemble. - Henschel-Verlag, Berlin-Ost, 1957, 278 pp., 163 Abb., D.M. 12.50.
Het 10-jarige jubileum van regisseur Fritz Wisten als intendant van het ‘Theater am Schiffbauerdamm’ en het ‘Haus am Luxemburgplatz’ heeft aanleiding gegeven tot deze uitgebreide retrospectieve. Gastregisseurs, auteurs, acteurs en artistieke medewerkers beijveren zich om strijd om zijn verdiensten te loven, zonder dat de interesse boven een dan nog beperkte locale betekenis uitstijgt. Wat midden in deze eulogische stortvloed een theaterhistorisch element kon worden, de historische constanten nl. der ‘Volksbühne’, de baanbrekende socialistische theatervereniging te Berlijn sedert 1890, wordt zo schamel opgeroepen, dat we de indruk krijgen dat men zelf ook heeft ingezien dat van deze heroïsche inzet thans niet erg veel meer over is gebleven.
C. Tindemans
| |
Knuvelder, G., Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse taal. IVde deel. - L.C.G. Malmberg, 's-Hertogenbosch, 1961, 2de herziene druk, 437 pp., f 18,-.
Het is wel een heel ongewoon feit dat een auteur naar aanleiding van de herdruk van een handboek een eredoctoraat ontvangt. Dr. Knuvelder is dit te beurt gevallen. Een betere aanbeveling van een boek is moeilijk denkbaar. Het is dan ook een genot dit boek door te bladeren. Helder en overzichtelijk en tevens begripvol en indringend wordt de litteratuur van 1875 tot 1916 behandeld. De auteur is zo wijs overal aan te geven, wiens oordeel over schrijver of boek hij volgt. Het is nu eenmaal onmogelijk alles zelfstandig te verwerken. Wie een goed geïnformeerd werk over de Nederl. litteratuur wil bezitten, dat hem op boeiende wijze instrueert, schaffe zich dit handboek aan.
J. van Heugten
| |
Roeping-reeks, Standaard-Boekhandel (Amsterdam, 1961).
No. 1 Daaldreef, Vogelbrood, 70 pp.
No. 2 Hybrechts, Julienne, Klein Spartaans theater, 46 pp.
No. 3 Kemp, Pierre, Au pays du tendre Mosan, 85 pp.
No. 6 Wolken, Ben, Kleine spelen, 114 pp.
Behalve bellettrie bevatten de eerste zes nummers van deze serie ook enkele essays, die we in de rubriek filosofie en psychologie bespreken.
1. De winnaar van de poëzieprijs op de Groot-Kempische cultuurdagen 1959 publiceert hier o.a. zijn bekroonde Adamcyclus, waar de andere gedichten niet voor onderdoen. Vooral treft in dit boekje de virtuoze beheersing van het vrije vers, het gebruik van het gewone woord en de helderheid van expressie. Meesterlijke verklanking van hoofdzakelijk gekwelde of onthutste stemmingen.
2. Verrassend goede lyriek, die liefde en verliefdheid bezingt: overgave, bewondering, verlangen naar wederkerigheid, angst om alleen te staan. De taal is soms misschien iets te beeldrijk, maar de hele bundel is suggestief van gevoel en woordkeus. Een veelbelovende publikatie, die naar meer doet verlangen.
3. Grillige erotische mijmeringen van de bekende Maastrichtse dichter. Het laatste stuk is wel het beste: speels en niet zo gewild. De eerste drie bijdragen kenmerken zich door hortend ritme, gezochte
| |
| |
rijmen en dito enjambementen. Gaan ze qua stijl en inhoud wel boven het geforceerd ondeugende uit?
6. Dient zich aan als een verzameling dramatische teksten die de zin van het leven willen benaderen. Door gebrek aan actie en aan vaart zijn ze voor toneelgebruik minder geslaagd. De lyrischdidactische taferelen aan het slot zijn wel te lang om ze voor te lezen, maar door een zekere multatuliaanse humor en ironie zijn ze het verdienstelijkste deel van dit boekje.
P. den Ottolander
| |
Warmond, Ellen, Eeuwig duurt het langst. - Querido, Amsterdam, 1961, 130 pp., f 4,50.
De dichteres Ellen Warmond publiceert in de reuzensalamanderreeks een aantal sprookjes, parabels, verzinselen en verhalen, die alle een symbolische zin hebben; het zijn spelingen van een artistieke fantasie, neergeschreven in een beeldend proza.
J.v.H.
| |
Raeber, Kuno, Die Lügner sind ehrlich. - Claassen Verlag, Hamburg, 151 pp., geb. DM. 11,80.
Eerste roman van een dichter. Geschreven in kunsttaal, beheerst en genuanceerd, een weldaad voor de moderne lezer die overstroomd wordt door romans, waarvan de oppervlakkige krachtpatserijen in ‘gesproken taal’ verondersteld worden hem naar de kern van de werkelijkheid te voeren. De inhoud is het geestelijk avontuur, in algemeen katholiek milieu, van een kleine groep mensen, die een soort vrije herbeleving nastreven van de verdwenen middeleeuwse orde der hl. Konstantia. Door de hiërarchie eerst met wantrouwen bejegend, daarna geduld, schijnen ze geïnspireerd door behoefte naar volmaaktheid, onthechting, consequente trouw aan een mystiek ideaal; in werkelijkheid richt zich hun streven, als de roman begint, reeds minder naar God dan naar een persoonlijke geestelijke dominatie over de harten van anderen, met alles wat daarbij hoort aan naijver, zwijgende strijd om invloed en verkapte sensualiteit. Voor wie zowel het religieuze als zijn afwijkingen onbekend gebied zijn, zal ook dit boek vreemd blijven. Bij de diepte van het aangedurfde thema is de concrete ontwikkeling misschien wat mager, en pendelt zij tussen te grote geheimzinnigheid en brutale ontsluiering. De stilistisch opgeroepen atmosfeer der ‘orde’ herinnert aan die van Ernst Jüngers geheime sekten en broederschappen. Het drijven van menselijke passies achter een voor het toegegeven bewustzijn eerlijk bedoelde religiositeit zagen wij sinds Mauriac's La Pharisienne niet meer zo suggestief behandeld als hier. Voor volwassenen.
A. Deblaere
| |
Böll, Heinrich, Erzählungen, Hörspiele, Aufsätze. - Kiepenheuer und Witsch, Köln-Berlijn. (Bücher der Neunzehn Nr. 77). 445 pp., D.M. 9.80.
Zonder twijfel reveleert deze bundel onbekende aspecten van Bölls creativiteit, maar laat de persoonlijkheid van deze epicus onaangetast. De opstellen over de positie van de kristelijke kunstenaar, over motieven, over Keulen, de reportages, de polemieken, bevatten alle als centraal bezinningspunt het onverteerde thema van de oorlogservaring. Ook de hoorspelen, zowel de schetsmatige scène als het uitvoerige microverhaal, brengen meestal wat men gemakshalve ressentiment kon noemen, ging het tevens niet om de eeuwige problematiek die het tijdsgebondene facet doet vervagen en de waardigheid, de waarde en de waarheid van de Mens accentueert. Deze tendens was ons reeds uit zijn vroegere romans en novellen bekend, en daarom had ik liever andere novellen, zij het recente zij het totnogtoe ongebundelde, opgenomen gezien. Nu stammen ze, naast het afzonderlijk verschenen ‘Tal der donnernden Hufe’, meest alle uit ‘Der Bahnhof von Zimpern’, wat vanzelfsprekend aan hun betekenis niet het minste afdoet, maar waardoor de thematische groei of de epische evolutie toch onvoldoende weergegeven worden.
C. Tindemans
| |
The Writer's Dilemma. - Oxford University Press, London, 1961, 88 pp., 12 sh. 6 d.
Het tiental essays, dat hier bijeengebracht is en ingeleid wordt door Stephen Spender, werd in de loop van dit jaar gepubliceerd in The Times' Literary Supplement, onder de titel Limits of Control. Tien schrijvers, waarvan het merendeel de roman als medium hanteert, werd de vraag voorgelegd waarvoor zij bizonder op hun hoede moesten zijn in een wereld die haar waardenschaal sterk aan het veranderen is, die techniek plaatst boven wijsheid, die de persoon dreigt op te ruimen ten behoeve van massa, van statistiek en bureaucratie, e.d. De antwoorden zijn leerzaam en doen ons eigen tijd beter kennen: zij geven ons ook een idee hoe serieus romanschrijvers hun taak opvatten.
W. Peters
| |
| |
| |
Walter, Gerhard, Emile Zola. Der Deuter des Fin de Siècle. - Max Hueber Verlag, München, 1961, 250 pp., geb. D.M. 12.80.
Methodisch werk na werk afspeurend naar thema, betekenis en boodschap maakt S. Zola los uit zijn sociologische legende en brengt hem terug naar het beslissende vlak van de woordkunstenaar. Al slaagt S. erin Zola's persoonlijke bijdrage tot de decadentiegeest duidelijk aan te tonen, toch blijft na het vele en goede detailwerk de totaliserende balans helemaal uit. Op Zola's verhouding tot het theaternaturalisme gaat hij nauwelijks in, terwijl ook de biografische nauwkeurigheid scherper mocht zijn.
C. Tindemans
| |
Mayer, H., Bertolt Brecht und die Tradition. - Verlag Günther Neske, Pfullingen, 1961, 134 pp., D.M. 5.80.
In dit ondanks alle principiële bezwaren zeer interessante werk van de communistische literairhistoricus en Leipziger professor vallen vele punten op door hun afwezigheid. S. is er in geslaagd een ideologisch (zeer ruim) en artistiek (tamelijk beperkt) portret op te stellen dat echter eenzijdig maar zeker niet onbewust geconcentreerd wordt op dat ene aspect dat de titel aangeeft. De eenheid, de consequente lijn, de doelgerichtheid van Brechts streven worden daarmee onweerlegbaar geargumenteerd, maar wie minder marxistisch-doctrinair tegenover dit fenomeen staat, beseft dat Brechts complexiteit hier alleen maar genegeerd wordt omdat anders de wereldbeschouwelijke analyse geen sluitende synthese kan bereiken. En zelfs binnen het eenzijdige gezichtsveld is S. meerdere hachelijke problemen liever stilzwijgend uit de weg gegaan. Zo lijkt het geen toeval dat de zo druk citerende criticus dat Brechtiaanse kernvers verwaarloosd heeft: ‘Wer immer est ist, den ihr sucht: Ich bin es nicht...’
C. Tindemans
| |
Mander, John, The Writer and Commitment. - Secker and Warburg, London, 1961, 215 pp., 25 sh.
Wie in deze studie een kritisch oordeel verwacht over de kwestie of een schrijver al dan niet ‘committed’ of engagé behoort te zijn, komt bedrogen uit. Schr. vergelijkt links georiënteerde Engelse schrijvers uit de dertiger jaren (vooral Auden en Orwell) met soortgenoten van na de tweede wereldoorlog (Wesker en enkele angry young men), terwijl ook Angus Wilson en Arthur Miller, de toneelschrijver, ter sprake komen. Het betoog maakt een zeer verwarrende indruk, en deze moet o.i. op rekening geschoven van het merkwaardige denken van deze jonge linkse criticus, dat gepaard gaat met een slordig omspringen met begrippen en termen (men leze b.v. p. 107 waar hij een omschrijving en definitie geeft van commitment). Het boek is een grote teleurstelling.
W. Peters
| |
Barrett, William E., The Edge of Things. - Heinemann, London, 1961, 285 pp., 18 sh.
De bekende auteur van The Left Hand of God heeft hier twee korte romans en een short story bijeen gebracht, voortbrengsels van een dromerige fantasie die contouren van tijd, plaats en zelfs persoon doet vervagen, dit tegen de achtergrond van de wereld van vliegtuigen en piloten tijdens de twee wereldoorlogen. Illusies en hallucinaties vermengen zich met de werkelijkheid, en deze sfeer van semi-realiteit is goed getroffen.
W.P.
| |
Fonteinboeken. - De Fontein, Utrecht, f 4,90 per deel.
Zuckmayer, Carl, Zonder masker. Vert. 180 pp.
Met ‘Zonder Masker’ heeft de bekende toneelschrijver een roman geschreven die ongewoon boeit èn door compositie èn door menskundige bewerking. Een drama op de vooravond van carnaval biedt een schrijver van formaat een dankbaar thema van tegenstellingen. De feestroes van het Mainzer carnaval ruist over de bij de kerkingang vermoorde heen, zodat de lezer zich aldoor bevindt op de grens van het tragische en het comische. Niet voor kinderen.
| |
Salomon, Ernest von, De zaak A.D. Vert., 210 pp.
‘Proces-verbaal van een leven in het midden der twintigste eeuw,’ zo luidt de ondertitel. De auteur schrijft hier een ware geschiedenis, de gevangenschap gedurende een paar decennia van een onschuldig veroordeelde, die telkens opzij geschoven wordt. De schrijfkunst van Von Salomon garandeert een spannende lectuur.
| |
Erb, Ute, Het snoer om je hals. Vert., 221 pp.
Dit merkwaardig reële, bijna wrange verhaal in de ik-vorm van een meisje uit Oost-Duitsland, dat dreigt onder te gaan in haar troosteloze omgeving en naar het
| |
| |
Westen vlucht, biedt een treffend beeld van een bepaald soort jeugd achter het ijzeren gordijn.
| |
Stewart, Mary, Kasteel in de Alpen. Vert., 267 pp.
Gouvernantes horen thuis in een nog feodale wereld. In deze spannende, iets te sentimentele en te onwaarschijnlijke roman gaat het over zulk een gouvernante in zulk een feodaal milieu. De schildering is te zeer in zwart-wit, hoewel het plot vernuftig gecompliceerd is.
R.S.
| |
Kunst en cultuur
Janssen, Pierre, Kunstgrepen. - De Bezige Bij. Amsterdam, 1961, 152 pp., geïll. f 4,50.
Wie de voordrachten over kunst van Pierre Jansen, uitgezonden door de televisie, heeft gevolgd, is ongetwijfeld verrast geweest door de vindingrijkheid en combinatievermogen bij het interpreteren van kunstwerken. Daardoor zijn die voordrachten zeker een groot succes geworden. Voor degenen, die een herinnering wilden hebben aan deze voordrachten en ook voor hen, die ze niet hoorden, is dit prachtig uitgegeven boekje een kostbaar geschenk.
C. de Groot
| |
Seckel, Dietrich, Einführung in die Kunst Ostasiens. - Piper Verlag, München, 1960, 429 pp., geïll.
Speiser, Werner, China, Geist und Gesellschaft. - Kunst der Welt, Holle Verlag, Baden-Baden, 1959, 271 pp., 60 klpl., geb. D.M. 29,80.
Kidder, J. Edward, Alt-Japan, Japan vor dem Buddhismus. - M. DuMont Schauberg, Keulen, 1961, 264 pp., 108 pl., 65 tek., geb. D.M. 19.
De drie boeken over Oost-Aziatische kunst die wij hier bij toeval samen bespreken, komen hierin overeen dat zij alle drie erom begaan zijn de grenzen van een vreemde cultuur te ontsluiten en een uiterst boeiend mensenbeeld voor ons Westersen toegankelijk te maken. De auteurs stellen zich er niet mede tevreden nogmaals van buitenaf de voornaamste wetenswaardigheden samen te brengen in een min of meer overzichtelijk geheel, maar trachten, zoals Dietrich Seckel het in zijn inleiding schrijft, de bedrieglijke gemeenplaatsen te doorbreken, de goedkope fascinatie van het exotische weg te nemen om tot een menselijk contact en eerlijke uitwisseling van waarden te komen. Prof. Seckel van de Heidelbergse universiteit wendt hiertoe een enigszins uitzonderlijke methode aan, die hij aanduidt in de titel van zijn boek: 34 Interpretationen. In zijn inleiding immers tot de Oost-Aziatische kunst wil hij de kunstwerken uit deze cultuurkring leren zien. Met zorg heeft hij vierendertig kunstwerken van de meest uiteenlopende aard uitgezocht en tracht deze, op de eerste plaats door een aandachtige analyse, te interpreteren. Vanzelfsprekend komt bij deze interpretatie heel wat positieve kennis te pas, maar de directe analyse van het kunstwerk blijft toch hoofdzaak. Zonder de omwegen van veel geleerdheid brengt prof. Seckel ons binnen in de Oost-Aziatische cultuurwereld. En dit niet alleen. Deze analysen zijn ook voor het leren kennen van onze eigen kunstwerken verhelderend. De tweede Duitse specialist voor Oost-Aziatische kunst en cultuur, prof. Werner Speiser, directeur van het Museum für Ostasiatische Kunst te Keulen en leider van de reeks Aussereuropäische Kulturen in Kunst der Welt, schrijft zijn ongewone geschiedenis van de Chinese kunst vanuit hetzelfde perspectief. Zijn boek is meer synthese dan analyse. Maar hij ook zoekt de Chinese kunst van binnenuit te leren kennen en zijn conclusies vanuit deze kennis te
laten groeien. Zoals de overige delen van Kunst der Welt over Indonesië en India, vroeger reeds in Streven besproken, en over Afrika en Prehistorie, elders in dit nummer vermeld, zoekt W. Speiser op een bevattelijke wijze de eigen geest van de Chinese kunst in een historische evolutie uit te tekenen. Niet alleen de uitgebreidheid van zijn kennis en de trefzekerheid van zijn formulering zijn bij prof. Speiser te waarderen, ook zijn bescheidenheid en de scherpte waarmede hij het zekere van het nog onzekere weet te onderscheiden zijn te bewonderen. Deze kenmerken vindt men eveneens weerspiegeld in de keuze van de illustratie, die zich niet beperkt tot de meest bekende meesterwerken. Een chronologische tabel en een kostbare bibliografie sluiten het boek af. Het werk van J. Edward Kidder van de International Christian University van Tokio vervolledigt het beeld van de Oost-Aziatische culturen met een voorzichtige synthese van het Japan voor het Boeddhisme. Hoe weerbarstig en fragmentair deze materie ook is, prof. Kidder kon ze tot een overzichtelijk en ook voor een leek toegankelijk geheel ordenen. Zo geeft hij ons de mogelijkheid om
| |
| |
het eigen karakter van de Japanse cultuur, dat zich ook in het Boeddhisme zal blijven affirmeren, duidelijker te onderkennen en draagt hij bij tot een diepere kennis van de primitieve, eeuwige mens.
S. Heester
| |
Christoffel, Ulrich, Höhepunkte Abendländischer Architektur. - Bruckmann, München, 1960, 66 pp., 8 klpl., 241 pl., geb. D.M. 54.
Blijkbaar zat bij Ulrich Christoffel de bedoeling voor met dit boek over de Westerse architectuur te reageren op een al te rationalistische en functionalistische beschouwing van de architectuur, hierin aanknopend bij bepaalde nieuwere stromingen die ook in het hedendaagse bouwen tot uiting komen. In theorie, zegt Christoffel, werd de functie in de architectuur steeds als het doorslaggevend element beschouwd. In de praktijk echter waren het spel der verbeelding en de wil tot expressie van meer belang. Ook de architectuur werkt op ons in door het Bild, niet door haar min of meer uitdrukkelijke, geslaagde functionaliteit. De kracht van dit Bild, hoezeer ook door stijlelementen getekend, wordt grotendeels door de persoonlijkheid van de kunstenaar bepaald. In zijn inleiding ontleedt Ulrich Christoffel verder zeer beknopt enkele elementen van een architectoniek en duidt in grote lijnen het verloop aan van de Westerse architectuurgeschiedenis. Deze grote lijnen tracht hij door te tekenen in een soms vermoeiende opsomming van heel veel namen die tot doel hebben de afbeeldingen hun plaats te geven in het geheel van onze cultuurevolutie. De rijke illustratie is inderdaad het hoofdargument. Zijn oorspronkelijke opzet heeft de auteur niet tot volle rijpheid kunnen voeren. Zowel zijn tekst als de keuze van de illustratie gaan niet uit boven een goede, in sommige opzichten, zelfs voortreffelijke bloemlezing van de Westerse architectuur. Maar dat is al heel wat.
G. Bekaert
| |
Molle, Frans van, Identification d'un portrait de Gilles Joye attribué à Memling. Les Primitifs flamands, III: Contributions à l'étude des Primitifs flamands nr. 3. - Centre national de recherches ‘Primitifs flamands’, Brussel, 1960, 26 pp., 6 ill. naar foto's, F. 80.
Het Sterling and Francine Clark Institute van Willamstown Mass., bezit een gedateerd, niet geïdentificeerd portret, door Max Friedländer, die het 1920 te Londen zag, als origineel aan Memling toegeschreven. Een op de rugzijde geplakte, dank zij de ultraviolet-fotografie gedeeltelijk ontcijferbare papierstrook noemt de voorgestelde persoon: Egied Joye, Kanunnik van St.-Donatiaan te Brugge en pastoor van St.-Hippolytus te Delft. Dank zij een onderzoek van de resp. archieven, de vergelijking met oude afbeeldingen van grafplaten en inschriften in St.-Donatiaan en de vergelijkende studie van de wapenschilden, bewijst S. niet slechts de juistheid van de oude identificatie maar plaatst ook Joye in het juiste licht als een in zijn tijd gewaardeerd componist en kapelaan van de Boergondische Kapel. Hij was dus een van de eerste voorname personages uit de clerus, die de jonge Memling in 1472 met een portretopdracht vereerden. Deze bondige studie is een model van accuraat historisch onderzoek.
A. Deblaere
| |
Bandi, H., George e.a., Die Steinzeit, vierzigtausend Jahre Felsbilder. - Kunst der Welt, Holle Verlag, Baden-Baden, 1960, 255 pp., 60 kl. pl., 65 tek., geb. D.M. 29.80.
De samensteller van dit boek, prof. dr. H.-Georg Bandi, conservator aan het Bernisch historisch museum, heeft er zich blijkens zijn voorwoord rekenschap van gegeven dat deze nieuwe synthese van de kunst van het steentijdperk onvolledig en vooral heterogeen is. Onvolledig is ze door het uitsluiten van bepaalde gebieden, door het zich beperken tot de muurschildering, door het stilzwijgend voorbijgaan van sommige belangrijke ontdekkingen en werkhypothesen. Heterogeen is ze doordat de verschillende auteurs er blijkbaar ook verschillende interpretaties op nahouden. Dit geeft overigens een boeiend aspect aan dit boek, dat verschijnt in een periode waarop een jongere generatie prehistorici een diepere samenhang en een meer fundamentele verklaring van de prehistorische muurschilderingen en rotstekeningen beginnen te vermoeden. Over de Franko-Kantabrische kunst schrijven H. Breuil - L. Berger - Kirchner, over de vondsten in Noord-Afrika en de Sahara H. Lhote, over de Oost-Spaanse rotsschilderingen H.G. Bandi, over Zuid-Afrika E. Holm, over Australië A. Lommel. Een duidelijk onderscheid is er bijvoorbeeld tussen de goede, maar enigszins matte, synthese van abbé Breuil's theorieën over de Franko-Kantabrische kunst en de nieuwe interpretatie die Erik Holm voorstaat van de rotsgravures en schilderingen in Zuid- | |
| |
Afrika. Deze kan zelfs niet nalaten bij gelegenheid ook het domein van Breuil in zijn interpretatie te betrekken. Zeer beslist neemt Holm stelling voor een religieus-mythische interpretatie van de rotstekeningen, die hij niet langer als geïsoleerde kunstwerken beschouwt, maar ze integreert in een cyclus die uiting is van een religieus wereldbeeld. Hiervoor kan Holm steunen op de laatste resten van mythen die nog voortleven bij de Bosjesmannen. Deze beperkingen en verschillen in interpretatie daargelaten biedt dit boek een goede synthese van de voornaamste dokumenten van de prehistorische schilderkunst.
G. Bekaert
| |
Filosofie en psychologie
Delfgaauw, Dr. B., Geschiedenis en vooruitgang, dl. I, Het ontstaan van de mens. - Uitg. Het Wereldvenster, Baarn 1961, 274 pp., f 14,90.
Delfgaauw, Dr. B., Teilhard de Chardin. - Het Wereldvenster, Baarn, 1961, 110 pp., f 5,90.
Het eerste werk is het eerste deel van een uitvoerige trilogie, die de auteur, onlangs benoemd tot hoogleraar in Groningen, zich heeft voorgenomen te schrijven. Het boek is ontstaan uit series colleges, maar heeft een eigen vorm gekregen. De inspiratie komt vrnl. van Teilhard de Chardin en Heidegger, die, beide op wel zeer uiteenlopende wijze, het thema van de geschiedenis zo centraal hebben gesteld in hun oeuvre. Reeds de titel van dit eerste deel, maar meer nog het eerste hoofdstuk met de prolegomena, maakt duidelijk, dat de schr. geschiedenis in een zeer ruime zin verstaat. Wij krijgen hier nl. een nieuwe en ruim opgezette anthropologie van de mens, of beter: een filosofie van mens en natuur. In de terminologie van prof. Delfgaauw wordt ontologie onderverdeeld in mikro-ontologie of wijsgerige anthropologie en makro-ontologie of geschiedfilosofie. Filosofie van de geschiedenis is dan: ‘filosofie van een wordende werkelijkheid, die in laatste instantie mensheid is’. Hieruit blijkt wel heel duidelijk dat men zich moet instellen op een eigen terminologie. Dit valt vooral op bij de betekenis van ontologie en metafysiek, zodat de uitvoerige, wat formele prologomena geenszins overbodig zijn. De schrijftrant is helder zoals gewoonlijk bij de auteur. Wat de inhoud aangaat stoot men op menige verrassende wending, zoals de gedachte, dat een duidelijk criterium voor het onderscheid van mens en dier in de evolutiefase niet te geven is. Maar over deze inhoud zal men pas goed kunnen oordelen na het verschijnen van het geheel waarnaar wij verlangend uitzien.
Het andere werkje over Teilhard de Chardin is een zeer duidelijke inleiding op diens oeuvre en kan zo tegelijk dienen als inleiding op voorgaand werk. Maar het is eenvoudiger dan ‘Geschiedenis en vooruitgang’ en veronderstelt niet veel meer dan een gemiddelde middelbare schoolkennis en interesse voor het onderwerp. Men vindt er in het kort Teilhards leven, een literatuuropgave, uiteenzetting van zijn leer, bespreking van enige wijsgerige aspecten van het evolutievraagstuk. Heel helder en verhelderend.
J.H. Nota
| |
Luijpen, O.E.S.A., W., De fenomenologie is een humanisme (Roeping-reeks, 4). - Standaard-Boekhandel, Amsterdam, 1961, 83 blz.
De auteur is o.a. bekend door zijn Existentiële fenomenologie (1959). In dit typografisch merkwaardige boekje zet hij zijn ideeën beknopt uiteen. Zoals veel van zijn geestverwanten bemint hij ook hier weer de woordaaneenschakelingen-met-vele-verbindingsstreepjes (b.v. 63). Dankbaar noteren we, dat hij de anti-wetenschappelijke, irrationalistische houding van bepaalde existentialisten afwijst. Wel verzet hij zich tegen de dictatuur van het natuurwetenschappelijk denken; hij slaat m.i. echter door, als hij de fysica geen enkele rol schijnt te gunnen bij het onderzoek naar de authenticiteit van het wonder (41). Herhaaldelijk heeft hij betoogd, dat de eenheid van wederzijdse implicatie van subjectiviteit en wereld, zoals hij die opvat, nòch subjectivisme nòch het intrappen van een open deur is. Ook uit dit boekje is een en ander me nog allesbehalve duidelijk geworden. Luijpen's grote reserve tegenover de scholastiek kan ik niet delen. Zeker niet, wanneer hij weigert, God ‘eerste en onbewogen beweger’ te noemen (52, 76-77, vgl. 44). Dit bezwaar van hem lijkt meer dan een misverstand of een terminologische kwestie te zijn.
P. den Ottolander
| |
Ghysbrecht, Paul, Dieptepsychologie. Psychologie van het zelfbedrog. - Ontwikkeling, Antwerpen, 1960, 158 pp., geb. f 12,50, F. 170.
In een kort bestek wordt de lezer een
| |
| |
vlot overzicht geboden van de voornaamste vertegenwoordigers van de dieptepsychologische richtingen. Zeer helder, maar tevens erg schematisch, worden de hoofdtrekken naar voren gebracht. Voor studenten die over een welafgebakend schema willen beschikken kan dit zeer nuttig zijn. Maar ieder diepgaand inzicht of genuanceerde beoordeling blijft onmogelijk. Dit is gevaarlijk en zelfs misleidend, daar de auteur dit overzicht voorstelt als een basis voor het uitwerken van een humanistische moraal. Het naast elkaar stellen van de verschillende richtingen ‘relativeert’ ze allen in de ogen van de auteur: overal is iets goeds, nergens is waarheid (dit alles wordt terloops en zonder rechtvaardiging geponeerd). Men kan dus - immers volgens de auteur - ‘vrij’ grasduinen in de verschillende stelsels. Dit alles brengt dan ook mee dat dit werkje, dat zich voordoet als een zakelijke en objectieve uiteenzetting, zeer sterk selecteert in het uiteengezette onderwerp, wat b.v. duidelijk naar voren komt in het feit dat alleen de verhouding individu-gemeenschap wordt weerhouden en dat er nergens één enkel woord wordt gerept over de opvattingen der diepte-psychologen aangaande de verhouding mens-transcendente.
R. Hostie
| |
Levert, Paule, L'idée de commencement. - Aubier, Parijs, Ed. Universelle, Brussel, 1961, 290 pp., ing. F. 148.
Een geliefkoosd thema van de wereldliteratuur leert ons dat de mens altijd weer tot zijn oorsprong terugkeert. Oorsprong en begin staan dan ook bij de hedendaagse mens wijsgerig in het brandpunt. Kan er voor ons echt sprake zijn van Begin, of is elk ontspringen in de algemene vervloeiing maar een bittere illusie? Deze vraag wordt door P. Levert met grote scherpzinnigheid en belezenheid onderzocht, in een onderhoudende schrijftrant die, wikkend en wegend, de lezer geleidelijk tot de kern van het probleem voert. Eerst komt het netelig vraagstuk van de algemene structuur van de werkelijkheid: continuïteit of discontinuïteit? Zonder intelligibele combinatie van beide is elk begin een zinloos begrip. Maar kan men dan ergens wel een reëel begin onderkennen? Het tweede deel moet achtereenvolgens de geboorte, de prenatale geschiedenis, de prehistorische evolutie als reël begin opgeven. Want geen enkel ervan kan door de geest werkelijk beleefd noch achterhaald worden: zij alle zweven in de conventionele rij van de eindeloze en beginloze tijd. Alleen het Cogito, zo toont het derde deel, treedt uit de rij van de gewone ervaring en stelt een echte aanvang in het tijdontbonden, zelfaanwezig, geestelijk nu. En toch is dit Cogito op zichzelf nog geen absoluut begin, nog geen volstrekte ontspringende oorsprong. Wegens de individuele, actuele beperking die wij in dit Cogito ervaren, openbaart zich dit oerdenken, waarbinnen elk begin verschijnen moet, wezenlijk als een eindige participatie van het enig absoluut begin dat de Schepping is. In het vierde deel worden dan de verschillende temporele beginpunten als reële symbolen van de absolute Aanvang opgenomen. Ongetwijfeld is deze studie de beste uit de laatste jaren over het onderwerp. Het idealisme van Lachelier en Lavelle maakt haar tot een krachtig tegengif tegen de magie van het positivisme.
A. Poncelet
| |
Bouillard, H., Blondel et le christianisme. - Ed. du Seuil, Parijs, 1961, 287 pp.
Honderd jaar na de geboorte van Maurice Blondel verschijnend, is deze nieuwe studie over de wijsgeer van Aix toch iets anders dan een vrome herdenking. Ook hier treedt de ‘philosophie de l'Action’ ons tegemoet als het duurzaam preludium op de zovele wijsgerige stromingen (dialectiek, fenomenologie, existentialisme, naturisme, humanisme, fideïsme) die onze eigen eeuw doorkruisen. S. bestudeert voornamelijk het meest essentiële maar tevens ook gevoeligste punt van de blondeliaanse filosofie, haar verhouding namelijk tot de openbaring van het Christendom. Geen oude, onvruchtbare controversen worden opgerakeld. Het geheel Wordt veeleer in een goed gedocumenteerde, verhelderende discussie met H. Duméry geplaatst. Men weet immers dat deze laatste, vooraleer hij op treuriger wijze bekendheid verwierf, een vrij schematiserende visie op de blondeliaanse wijsbegeerte heeft gepubliceerd. H. Bouillard toont aan hoe door die eenzijdigheid de eigenlijke grondinspiratie van L'Action in het gedrang komt, en biedt een fijnzinniger analyse. Hier wordt op de steeds hachelijke overgang van wijsbegeerte naar godgeleerdheid vakwerk geleverd van zeer hoog gehalte, door een auteur die door zijn uitvoerige behandeling van K. Barth's dialectische theologie vermaard is. De drie brandende vragen: de idee van een bovennatuur, de rol van de godsdienstige optie, het wezen van de christelijke filosofie, worden in dit
| |
| |
jubileumboek besproken op een wijze die voor menigeen de lezing van de oorspronkelijke werken van Blondel tot een plicht zal maken.
A. Poncelet
| |
Albrecht. H., Über das Gemut (Forum der Psychiatrie Nr. 1). - F. Enke Verlag, Stuttgart, 1961, 79 pp. D.M. 10.
Dit boekje vormt het begin van een serie psychiatrisch-psychopathologische publicaties onder leiding van Prof. Dr. H. Bürger-Prinz. Het is de bedoeling deze publicaties niet strikt tot een eng omschreven gebied van psychiatrie te beperken, maar om contacten te zoeken met verwante wetenschappen. Het onderwerp van dit eerste deeltje heeft dan ook betrekking op kwesties, die thans in alle wetenschappen over de mens bijzonder onder de aandacht komen. Er wordt een indringende beschouwing geboden over het gemoed, waarbij eerst getracht wordt de betekenis van het begrip nader te bepalen, waarna het gemoed nauwkeuriger wordt gekarakteriseerd door vergelijking met gegevens, die er sterk mee samenhangen. Een waardevolle beschouwing, die echter niet gemakkelijk toegankelijk is wegens de moeizame vormgeving.
J.M. Kijm
| |
Geschiedenis
Flandria Nostra, o.r.v. Dr. J.L. Broeckx e.a. Deel V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1960, 482 pp., rijk geïll., geb. F. 495.
Dit laatste van de vijf voorziene delen brengt een waardige voleinding van Flandria Nostra. Eerst schetst Prof. J. Dhondt hoe de vele vorstendommen tot één geheel, één staat samengroeiden. Het eerste deel, door vier auteurs gemaakt, toont aan hoe de vorsten vanaf Karel de Grote tot koning Albert leefden en hun vorstendommen bestuurden: al staan hier tal van interessante details in, toch is dit deel het minst oorspronkelijke. In het tweede deel over de militairen, beschrijft Prof. J. Verbruggen met zijn bekend meesterschap het concrete leven der krijgers, ridders en voetknechten vanaf de Franken tot de Bourgondiërs, terwijl Drs. R. Boumans even interessant de militairen van de 16e tot de 18e eeuw behandelt; dit zijn twee van de mooiste hoofdstukken van Deel V; dat over de militairen in de 19e en 20e eeuw is bij gebrek aan voldoende voorstudiën fragmentarisch gebleven. Het derde deel, door zes specialisten geschreven, handelt over de ambtenaren. Het exposé van Dr. A. Koch over de ambtenaren in de middeleeuwen is concreet en uitstekend; Dr. J. Bartier beschrijft de ambtenaren in de Bourgondische tijd, en Dr. J. Lefèvre van de 16e tot de 18e eeuw, met grote kennis van zaken, maar ze geven allebei minder het concrete leven der ambtenaren dan de ontwikkeling der ambten. Samen genomen is dit vijfde boekdeel van de reeks een der best geslaagde. In de vertaalde hoofdstukken voelt men soms de vertaling aan: zo lezen wij herhaaldelijk, in de tekst van J. Lefèvre, over Farnèse, i.p.v. Farnese, en zelfs noemt de vertaler de Damesvrede van 1529 de Vrouwenvrede (blz. 128)! Zoals de voorgaande is ook dit deel met talrijke, vaak onbekende platen verlucht, maar een lijst der platen ontbreekt. Gelukkig vinden we hier aan het eind van het hele werk een uitvoerig register van 45 bladzijden over drie kolommen, waarin de persoonsnamen van de vijf delen zijn opgenomen. Bij het
afsluiten van de onderneming mogen wij de Standaard-Boekhandel feliciteren: op een superieure wijze heeft dit werk het verleden van Flandria in een ruime kring van intellectuelen beter doen kennen.
M. Dierickx
| |
Jacobs S.J., Dr. Hubert, Geschiedenis van een scheuring. - L.C.G. Malmberg, 's-Hertogenbosch (catechetisch centrum), 1961, 216 pp., f 9,50.
De ondertitel van dit boek ‘Rome en de Oosterse Kerken’ verklaart de hoofdtitel. De auteur heeft een nuttig werk verricht met een overzicht te geven van de afscheiding der Oosterse christenen van Rome en van de gevolgen daarvan tot nu toe. Hij is bescheiden genoeg om te verklaren dat hij geen wetenschappelijke bijdrage levert, doch de belangstellenden enig in- en overzicht wil verschaffen in de kwestie: katholieke en orthodoxe kerken. Tot nu toe bestond er in Nederland geen popularizerend werk over de Oosterse kerken en de doorsnee-katholiek wist er zeer weinig van. In deze leemte heeft Dr. Jacobs voorzien door niet alleen heel deze schisma-geschiedenis in zijn overzicht te betrekken, maar ook de diepere achtergrond der scheuring kort te verklaren. Hij doet dit vanuit hedendaags standpunt, d.w.z. hij weet ook de zwakheden en misgrepen van Rome naar voren te brengen. Zo schreef hij een uiterst actueel en voor velen welkom boek, dat zijn weg moge vinden.
P. van Alkemade
| |
| |
| |
Balthasar, H. e.a., Enkele bronnen voor de sociale geschiedenis van de XIXe eeuw (1815-1914). - Uitgeverij Nauwelaerts, Leuven, 1961, 64 pp., ingen. BF. 60.
Deze 60 bladzijden zijn zeer kostbaar als richtlijn voor een onderzoek naar de hedendaagse sociale geschiedenis, ‘opgevat als studie van groei en kenmerken van de diverse sociale lagen’. De auteurs hebben zich beperkt tot ‘een onderzoek naar de gegoede standen in drie grote steden: Antwerpen, Brussel en Gent’. De bronnen voor dit onderzoek brachten zij in vier afdelingen onder: genealogische gegevens, de stand van het vermogen, de kieslijsten, en diverse andere bronnen als adresboeken, ledenlijsten van verenigingen, doodsbrieven en dgl. Zij besloten hun uiteenzetting met ‘een model van werkwijze’. Deze achttiende Bijdrage van het Interuniversitair Centrum voor Hedendaagse Geschiedenis bewijst andermaal het grote belang van dit organisme voor al wie aan hedendaagse geschiedenis doet.
K. Van Isacker
| |
Luykx, Theo (hoofdred.), Liber Memorialis. Rijksuniversiteit te Gent. 1913-1960. Deel I: Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte; Deel II: Faculteit der Geneeskunde; Deel III: Faculteit der Rechten. - Uitgave van het Rectoraat, Gent, 1960, 556 - 498 - 328 blz.
Als voortzetting van het tweedelige Liber Memorialis der Gentse rijksuniversiteit, verschijnt nu, onder de hoofdredactie van Prof. Dr. Theo Luykx, dit Liber Memorialis met één deel per faculteit. In de orde van hun benoeming bij koninklijk besluit wordt van alle professoren een bio-bibliografie gegeven: die van de overleden professoren tussen de jaren 1913-1960 werd in principe door hun opvolger gescheven en geeft meestal ook een waarde-oordeel; die van de in functie zijnde professoren werd in principe door henzelf geschreven en is zuiver informatief. Bij het doorbladeren van de drie reeds verschenen delen waren wij getroffen door de diepgaande en instructieve levensschetsen, bijv. van Henri Pirenne door Ganshof, of van Franz Cumont door Lambrechts-Sanders. Niet alleen de beknopte biografieën van dit paar honderd professoren, maar ook de uitvoerige lijst van hun gepubliceerde boeken en artikelen zijn een echte aanwinst voor de wetenschap. Wie zich nog de epische discussies van de jaren 1920-1930 herinnert, om de vervlaamsing der Gentse universiteit en de voorspelling van een onafwendbaar neerhalen van ‘ce haut lieu de science et de civilisation’ in geval van vervlaamsing, zal wel even glimlachen bij het nagaan van de hoge standing der publikaties van vele professoren. Corneel Heyman, wiens bibliografie 12 volle bladzijden in kleine druk beslaat, ontving in 1939 de Nobelprijs voor fysiologie en geneeskunde. Terwijl vóór 1930 de verpletterende meerderheid der boeken en artikelen in het Frans, en zeer weinig in het Nederlands waren gesteld, schrijven de jongere professoren heel wat in het Nederlands, terwijl de suprematie van het Frans meer en meer wordt aangevochten door het Engels, afgezien van talrijke bijdragen in het Duits, en occasioneel in het Italiaans, Spaans, enz. Met verlangen zien wij uit naar het vierde en laatste deel over de faculteit van wetenschappen.
M. Dierickx
| |
De Gand en Belgique... une université vous parle; From Ghent in Belgium... a university speaks to you. - (Rijksuniversiteit, Gent, 1961), 126 of 132 blz.
Op last van rector Lambrechts schreef Dr. G. Sanders, ten gerieve van Nederlands-onkundigen, dit instructieve boekje over de Gentse rijksuniversiteit. Na een mooi, vaak poëtisch geschreven inleiding over Gent's geschiedenis en kunst, en over de geschiedenis van de universiteit zelf, krijgen wij een overzicht van de vijf faculteiten: wijsbegeerte en letteren, rechten, wetenschappen, geneeskunde, toegepaste wetenschappen, met hun secties, hun studiejaren en hun programma's. Daarop volgt een exposé van het studentenleven en allerlei praktische inlichtingen. Bij de statistieken vernemen wij dat de Gentse universiteit in 1930, toen zij vervlaamst werd, 1806 studenten telde, waarvan 1036 in de Speciale Scholen, terwijl zij in 1960, dertig jaar na de vervlaamsing, en alle zwarte profetieën ten spijt, 4.050 studenten had, waarvan slechts 567 in de Speciale Scholen, en dit ofschoon het aantal buitenlandse studenten van 621 of 39 is gevallen. Drievierden der studenten komen uit Oost- en West-Vlaanderen, en een zesde der ingeschrevenen zijn meisjes-studenten. De faculteiten van de letteren en van geneeskunde tellen elk ongeveer duizend studenten, die van wetenschappen 850, die van de rechten 580 en die van de toegepaste wetenschappen 567 studenten. Werkelijk een eersterangs informatie. Ook een Duitse vertaling is ter perse.
M. Dierickx
| |
| |
| |
Biografie
Bruyne, Arthur De, Joris Van Severen, droom en daad. - Oranje Uitgaven, Zulte, 1961, 341 blz., 80 fotoblz., ingen. F. 250, geb. F. 350.
Na het pakkende boek van Van Berckel over de tragische dood van Joris Van Severen (Streven, 13, 1959-60, 994), beschijft deze bekende auteur het leven van de stichter van het Verdinaso. Hij glijdt tamelijk vlug heen over zijn jeugd te Wakken in West-Vlaanderen, waar hij in 1894 geboren werd, en over zijn studiën aan het Sinte-Barbaracollege en de universiteit te Gent, en zelfs over zijn actie als gewoon frontsoldaat in 1914-1918 onder de miskende Vlaamse soldaten. Een lang hoofdstuk van 90 bladzijden is gewijd aan de jaren 1918-1931, toen Van Severen Vlaams-nationalist was en zelfs acht jaar als dusdanig in het Belgisch parlement zetelde. De hoofdaandacht van de auteur gaat echter naar de laatste fase van Van Severen's leven: de oprichting en uitbouw van het Verbond der Dietsche Nationaal-Solidaristen, het Verdinaso (1931-1940). Gedurende deze periode verloochende Van Severen niet alleen zijn antibelgicisme, maar ook tal van uitingen van het Vlaamse leven. Eerst streefde hij naar een vereniging van Vlaanderen met Nederland (en Frans-Vlaanderen) in een groot Dietsland, vanaf 1934 echter gaat hij - ook al vallen trouwe medewerkers hierdoor af - de weg op van ‘de aloude Zeventien Provinciën’, wij zouden nu zeggen van Benelux. In zover heeft Van Severen profetisch het komende vooruitgezien. Hij richtte geen politieke partij op, maar een groep van militanten, die aan sterke tucht en stipte gehoorzaamheid gebonden waren; stijl wenste hij, grootheid, formaat, echte cultuur. Toch doen zijn opvattingen nu als geforceerd aan, en uit deze biografie leren wij ook zijn onrust en zijn eeuwig zoeken kennen. Dat hij, die herhaaldelijk zijn trouw aan vorst en land had betuigd, en scherp tegen de nazi's schreef, toch op 10 mei 1940 gearresteerd werd en ten gevolge hiervan op 20 mei 1940 te Abbeville een tragische dood vond, blijft een blaam op het Belgisch gerecht. De Bruyne schreef geen
geschiedenis van het Verdinaso, ook geen studie over de politieke en sociale opvattingen van de ‘Leider’, maar hij vertelde, steunend op een degelijke voorstudie, een rake, objectieve biografie, trillend van leven en kleur, waarin een ondertoon van bewondering doorklinkt., Jammer dat de rijke illustratie, 150 foto's, op de tekst vooruitloopt, en daardoor de lezing stoort.
M. Dierickx
| |
Zeno, Dr. O.F.M. Cap., John Henri Newman. Zijn geestelijk leven. - P. Brand, Hilversum, 1960, 344 pp., f 8,90.
Pater Zeno, een der allerbeste Newmankenners, heeft de Newmanlitteratuur met een kostbaar werk verrijkt. Het is een Newmanbiografie, maar geschreven vanuit een eigen gezichtshoek; Pater Zeno's lens was aldoor gericht op Newmans geestelijk leven. De biografische gegevens werden slechts vermeld in verband daarmee, en om de groei en evolutie van zijn geestelijk leven te belichten en te verklaren. De auteur heeft jaren en jaren aan dit boek gewerkt; een overvloed van bronnen, van brieven en notities stonden hem ter beschikking. Zo vindt men hier ook, voor het eerst, uitvoerig de verhouding Newman - Faber belicht, twee belangrijke Oratorianen, echter zo verschillend van innerlijke structuur en aanleg, dat het op den duur tot een botsing komen moest. Het smaakvol uitgegeven boek van Pater Zeno zal iedereen, die voelt voor de Engelse kerkvader, zeer welkom zijn.
J. van Heugten
| |
Welis, Jos., De weg van Harry Belafonte (Humanitas-reeks, 30). - Lannoo, Tielt, 1961, 112 pp., 4 ill., F. 35.
Dit boekje is veel meer dan een sympathiek gestelde biografie voor de bewonderaars - bewonderaarsters - en fans van de tot idool uitgegroeide negerzanger. Wij krijgen een ernstig bewerkt en levensecht portret van de man, die de zware opgang kent van de negerwijk van Harlem naar het - voor het select blanke publiek voorbehouden - Waldorf Astoria. De auteur geeft ons ook een verantwoord en helder inzicht in de kunst van Harry Belafonte als zanger, toneel- en filmspeler, met een gedetailleerde bespreking van zijn vier films en de teksten van zijn meest bekende en beroemd geworden liederen. Een boekje dat de gunstig aangeschreven Humanitas-reeks eer aandoet.
L. Sterkens
| |
Attwater, Donald, Bouche d'or, voix de l'Eglise Saint Jean Chrysostome. Traduction française de J.-J., Miramont. - Mame, Tours, 1961, 280 pp., N.F. 8.95.
Wij weten weinig van de vierde en vijfde
| |
| |
eeuw na Christus, van de nog onvoltooide christengemeenschap in het Roomse rijk, van het Oosters gedeelte daarvan dat juist in die jaren van het Westen los raakte, en weinig ook van de meest beroemde christelijke redenaar Chrysostomus, de zedenprediker en de polemist, tenslotte de banneling. Maar het is opmerkelijk hoe korte tijd deze arbeidde: hij was slechts eenentwintig jaar priester, en slechts zes jaar patriarch van Constantinopel... Dit boek is een verzorgde en verantwoorde biografie, boeiend en leerzaam; en ieder lezer zal met verbazing de spanningen in de Kerk-van-toen vernemen, terwijl hij ze vanzelf confronteert met die van onze tijd.
Em. Janssen
| |
Prokofiev, S., Autobiography - Articles - Reminiscences. - Foreign Languages Publishing House, Moskou, 1959, 334 pp., geïll., 21 s.
Shneerson, Grigory, Aram Khachaturyan. - Foreign Languages Publishing House, Moskou, 1959, 103 pp., geïll., 10 s. 6 d.
Deze twee boeken verdienen aanbeveling inz. het werk van Prokofiev dat een historische waarde bezit: het is zijn autobiografie van zijn kinderjaren tot 1936. Daar de auteur zijn autobiografie niet later heeft doorgetrokken, wordt de periode van 1936 tot zijn dood (in 1953) voorgesteld aan de hand van artikelen die hij schreef en van herinneringen van zijn vrouw, vrienden en medewerkers. Dit boek heft ook de controverse tussen Oost en West op, die beide op Prokofiev aanspraak maken: de componist zelf schaart zich volkomen aan de zijde van zijn land, doch doet dat met veel hartelijke en ontwapenende humor. - De biografie van Katsjatoerian is lezenswaard maar oppervlakkig. Gepoogd wordt de componist te situeren (jammer genoeg met slechts één muzikaal voorbeeld): hij is van Armeense afkomst en heeft getracht de Oosterse folklore te paren aan de muziek van zijn tijd, - iets wat, niet ten onrechte, bij de leidende partijkringen in de smaak is gevallen. Maar misschien zijn de twee besproken boeken vooral waardevol omdat zij een goed beeld geven van het muzikaal leven in de Sovjet-Unie, - en dat is nogal erg verschillend van Stravinski! Bovendien zijn de boeken mooi geïllustreerd en bevatten zij een nuttige catalogus van de werken der besproken meesters, - vooral het boek van Prokofiev.
A. Grammens-Sandoz
| |
Varia
Straelen, Henry van, en Naidenoff, Georges, Japan sucht seine Zukunft. Eine Dokumentation in Wort und Bild. - Verlag Herder, Freiburg i. Breisgau, 1961.
Dit prachtige, rijk geïllustreerde werk, verzorgd door twee kenners van Japan, van wie er één jaren lang woonde, brengt ons het Japan van vandaag nader dan een uitvoerige beschrijving. De samenstellers hebben tekst en beeld met zorg gekozen, zijn niet afgegaan op vluchtige indrukken, maar hebben een weloverwogen Gesamtbild van dit merkwaardige land geboden, dit land, waar het allermodernste Westen zich schuift in en over het oude Oosten, zodat er een eigenaardige, moeilijk uit te balanceren levenswijze ontstaat. Niet het touristen-Japan met zijn geisha-traditie, zijn kersenbloesems, zijn kimono, zijn Kiyomitsu-tempel en de berg Fuji, maar het werkelijke, hedendaagse Japan met zijn uitgedoofd militarisme, zijn Amerikanisme, zijn verwarde politiek en zijn opstrevende industrie en mechanisering treedt ons hier voor ogen. Ongeveer alle aspecten van het Japanse leven, gezin, landschap, religie, studie en wetenschap, stad en land, politiek, economie etc. worden belicht. De prachtige foto's werden met veel moeite van her en der verzameld en de bijschriften zijn met uiterste zorg en in onderling overleg door de samenstellers toegevoegd.
J. van Heugten
| |
Stoffels, Richard S.J., Mobiel Contact Logboek van een oud-aalmoezenier Luchtmacht. - De Fontein, Utrecht.
Richard Stoffels S.J. is een paar jaar aalmoezenier geweest bij de Nederl. luchtmacht in Engeland. Na oorlog en demobilisatie heeft hij het contact met de hem dierbaar geworden ‘jongens’ aangehouden en het is dit contact, de relaties met de hem vroeger toevertrouwden, dat hij in dit boek beschrijft, natuurlijk zó dat de besprokenen voor de lezer niet herkenbaar zijn. Pater Stoffels schrijft beeldend en levendig, kort en direct, zodat zijn logboek boeiende en onderhoudende lectuur vormt. De aldoor voelbare ondertoon is de bezorgdheid van de aalmoezenier voor het geestelijk welzijn van zijn ‘jongens’. Een boek sui generis dat alleen Pater Stoffels kon schrijven.
J. van Heugten
| |
| |
| |
Hoe vindt U dat er gepreekt moet worden? - La Rivière & Voorhoeve, Zwolle, 160 blz. f 6,90.
Ds A.G. Barkey Wolf heeft een twaalftal domineés en protestantse leken bereid gevonden op bovenstaande vraag te antwoorden. De antwoorden zijn zo varierend - niet van strekking, doch van vorm en inkleding -, zo ernstig, geestig, humoristisch, luchtig, verzorgd, indringend, waardig (dit alles tesamen), dat het boek alleraangenaamste lectuur vormt. Een boek dat niet alleen de protestantse lezer, dominee en gemeente-lid, zal boeien en interesseren, maar dat ook de katholieke lezer, priester of leek, zal aanspreken. Elk priester beseft, met deze auteurs, dat de preek de toehoorders dichter bij Christus heeft te brengen en dat, zoals een der beantwoorders zegt, de kerkbezoeker wil ‘luisteren met het hart’. Bij alle verschil in nuances, een boek dat wij gaarne aanbevelen, vooral aan priesters.
J. van Heugten
| |
Daisne, Johan, Zien en zijn. De 50 beste of slechtste films der laatste jaren. Een nieuwe bundel filmatiek. Hasselt, Heideland (Vlaamse Pockets: 9), 173 pp., XVI ill., 1960.
Onder een ietwat diepzinnige titel, een bundeling van opstellen over filmen uit de periode van 1953 tot 1959. Het zijn er niet precies vijftig, en het zijn niet uitsluitend de beste of de slechtste. Bij de vele titels die ter sprake gebracht worden, formuleert Daisne zijn oordeel met een zeker aplomb, maar de humanistische levensvisie die in dat oordeel tot uitdrukking komt, mist wel eens wat ideologische vastheid. Voor het overige blijkt dat de schrijver veel filmen kent en er onderlinge aanknopingspunten en verbanden en weet te vinden, dank zij zijn jarenlange interesse voor de zevende kunst. Filmliefhebbers kunnen deze besprekingen met belangstelling lezen.
J. De Roeck
| |
Verhoeven, C.W.M., Symboliek van de sluier (Roeping-reeks, 5). - Standaard-Boekhandel, Amsterdam, 1961, 91 blz.
De auteur is een helder en fijnzinnig stilist, hij heeft zich bovendien helemaal in zijn onderwerp ingeleefd. In 1957 publiceerde hij over de symboliek van de voet, nu bundelt hij Roeping-artikels over het sluier-symbolisme. Zeer goed zijn de paragrafen over de cultus als sluier, over zien en gezien worden (met kritiek op Sartre) en het meest van al de vergelijking van sluier en masker. Interessant zijn ook de uitweidingen over klassiek-mythologische gegevens. Wijsgerig niet onbedenkelijk zijn vooral de beschouwingen over substantialiteit, een voorkeur voor het illusoire en irrationele (20-22, 31, 47 v., 56), alsook de afkeer van directe waarneming (55, 58).
P. den Ottolander
| |
Herlin Hans, De verdoemden der Oceanen, Vert. - Uitg. De Goudvink, Antwerpen-Amsterdam, 295 pp., Fr. 125.
Dit boek behandelt de ondergang van het Duitse duikbootwapen. Was de Duitse duikboot in de tweede wereldoorlog aanvankelijk een verschrikkelijke dreiging, langzamerhand leerden de geallieerden hem bedwingen, tot het gevaar op het einde vrij gering werd. De auteur heeft in de lotgevallen van vijf belangrijke commandanten op levendige en boeiende wijze het verloop der duikbootgeschiedenis beschreven, nl. Prien, Zschech, Henke, Lüth en Eck. Allen vonden de dood op zee of in gevangenschap. Het boek leest als een roman van avontuur. Het is geschreven op de wijze van een vie romancée en bedoelt niet een streng wetenschappelijke geschiedenis te zijn, hoe goed de schrijver ook geïnformeerd blijkt te zijn.
P. van Alkemade
| |
Locht, P. De, A la mesure de son amour. - Ed. Universitaires, Brussel, 1961, 232 pp., F. 87.
Oraison, M., L'harmonie du couple humain. - Edit. Ouvrières, Parijs, 1960, 104 pp., NF. 3.45.
Auclair, M., Connaissance de l'amour. - Plon, Parijs, 1960, 305 pp., NF. 9.25.
In de onoverzienbare reeks boeken over liefde en huwelijk zijn dit drie waardevolle bijdragen. - De Locht richt zich tot de ontwikkelde leek. Zijn betoog is rustig, lineair van bouw en redenerend van toon. Het staat evenwel niet bij lange abstracte beschouwingen stil, maar gaat naar de wezenlijke problemen, die hij formuleert in de termen waarin zij zich voor de mens van deze tijd stellen en die hij klaarblijkelijk uit rijke ervaring heeft leren kennen. De morele problemen worden in het perspectief van dogma en spiritualiteit uitgewerkt, niet in pasklare doe-het-zo-raadgevingen, maar in beroep op de eigen verantwoordelijkheid. Naar inhoud en vorm is zijn werk ten zeerste geschikt voor behandeling in gespreksgroepen en gezinskernen. - De brochure
| |
| |
van M. Oraison is in meer populaire trant geschreven, op een eerste hoofdstuk na, dat op uitstekende wijze de groei en de opvoeding van het sexuele behandelt, en klaarblijkelijk achteraf werd toegevoegd. De hele uiteenzetting draagt het stempel van de psycholoog die de kunst bezit om de meest subtiele gegevens van de dieptepsychologie in heldere, voor eenieder toegankelijke uitdrukkingen te verwoorden. Naar de inhoud is dit werkje een voor het arbeidersmilieu bedoelde vulgarisatie van de gedachten die in l'Union des Epoux uiteengezet werden. Een zeer bruikbaar en kostbaar boekje. - In een geheel andere trant is ook het boek van M. Auclair merkwaardig. Het geeft geen systematische uiteenzetting, maar biedt korte beschouwingen en raadgevingen, anecdotes en boutades, gegevens uit enquête-materiaal en zelfs een persiflerende modern liefdes-vocabularium. Duidelijk herkent men in deze hoofdstukken een bewerking van artikelen die de schrijfster regelmatig in Marie-Claire laat verschijnen. Er ligt onder deze losse vorm echter een schat van christelijke en menselijke wijsheid opgestapeld, waarvan de huidige beweeglijke teenagers wellicht meer zal bijblijven dan van de beste systematische verhandeling.
L. Monden
| |
Poupart, R., Première esquisse de l'évolution du syndicalisme au Congo. - Institut Solvag, Brussel, 1960, 234 pp.
Bondig en objectief overzicht van de evolutie van het syndicalisme in Kongo. De geschiedenis toont het baanbrekend werk aan van het cristelijk syndicalisme, sterk gesteund door zware financiële offers van het A.C.V., om in Kongo de nodige kaders te vormen. Officieel om principiële redenen, in feite - zoals tussen de regels te lezen valt - omwille van de financiële lasten en het gemis aan eensgezindheid, begon het A.B.V.V. zijn syndicale werking in Kongo eerst in 1957. De auteur noemt zijn werk een schets en beperkt zich tot de geschiedenis der opeenvolgende decreten en de reacties die ze uitlokten. Toch hadden we meer diepgang verwacht met betrekking tot de sociologische incidenties van het kolonialisme op het syndicalisme en van de syndicaten op de sociale werkelijkheid. Om één voorbeeld te noemen: de algemene Otraco-staking van oktober '59 is, naar we menen, een eerste uiting geweest van de arbeiders-solidariteit op het nationaal plan; wat we een nieuw sociaal feit kunnen noemen. Schr. wijdt er slechts 4 regels aan. De tweede helft van het boek (114 blz.) bestaat uit een reeks documenten.
H. De Decker
| |
This is the Holy Land. A Pilgrimage in Words and Pictures. - The World's Work, Kingswood (Surrey, 143 pp., 30 sh., 1961.
De ondertitel geeft bedoeling en inhoud van deze mooie uitgave accuraat aan. De eenvoudige tekst werd geschreven door H.V. Morton, welbekend om zijn ‘In de voetstappen van de Meester’; de foto's zijn van Yousuf Karsh, en illustreren niet alleen land en gebouwen, maar ook gebeurtenissen uit het Evangelie zelf (het lezen van de boekrol, het uitwerpen van het visnet, e.d.). Bisschop Fulton Sheen schrijft een goed voorwoord en bederft menige foto door zijn aanwezigheid en geeft daardoor een overigens goed boek een rare sentimentele smaak.
W. Peters
| |
Moretti, G., Copie non-conforme. - Casterman, Doornik, 1960, 248 pp.
Deze Franse vertaling van het werk van Moretti over het handschrift van een aantal heiligen, vergeleken met gegevens uit hun biografie, is vollediger dan de Nederlandse vertaling. Het grafologisch systeem van Moretti is te statisch en te analytisch fragmenterend en de biografische confrontatie te oppervlakkig om dit boek als een standaardwerk te kunnen beschouwen. Maar het biedt genoeg verrassende details om ons te laten voorvoelen, welk een dienst een meer dynamische en dieptepsychologisch beter verantwoorde grafologische synthese aan de hagiograaf zou kunnen bewijzen.
L. Monden
| |
Giordano, R., Die Partei hat immer Recht. - Kiepenheuer & Witsch, Keulen, 1961, 272 pag., D.M. 16,80.
Verschillende malen hebben we reeds kunnen kennis maken met de onmenselijkheid van de communistische partij voor haar leden, die er dikwijls het beste van hun leven voor hebben opgeofferd. We denken o.m. aan W. Leonhard, Die Revolution entlässt ihre Kinder, of J. Valtin, Sans Patrie ni Frontières. Giordano heeft zich aan hetzelfde procédé gewaagd. Als twintigjarige trad hij toe tot de partij, werd correspondent voor enkele communistische bladen, student aan het instituut voor literatuur in Leipzig en later functionaris in de FDJ en verantwoordelijk- voor de partij-scholing in Hamburg. - Een schrijnend verhaal, waarin de levensloop van een ide- | |
| |
alist wordt uitgebeeld, die door zijn eigen partij vergruisd wordt. De lectuur is niet gemakkelijk: het verhaal is niet chronologisch opgesteld, maar bestaat uit een aantal belevenissen en getuigenissen, naast elkaar geplaatst; bovendien veronderstelt het nogal wat kennis van de toestanden van de communistische partij in Duitsland en van het politieke leven in Oost- en West-Duitsland zelf.
A. Van Peteghem
| |
Montvic, J., Pourquoi vivre? - Mame, Tours - Parijs, 1960, 372 pp., N.F. 9.87.
Een moeder die schrijft over haar leven, haar kinderen, haar huwelijk, maar vooral over haar negende kindje dat vlak na zijn geboorte gestorven is. En dat jonge sterven voor het eeuwig leven geeft haar de inspiratie voor het hele boek. Ik heb nog weinig zulke mooie boeken gelezen en in zijn genre is het beslist supérieur. Het is van de beste geestelijke lezing voor leken - ook voor priesters en kloosterlingen - en alle jonge moeders zouden dit boek zeker moeten lezen en mediteren. Het zal haar leven dieper en rijker maken. Het is zo persoonlijk en stilistisch fijn geschreven, zonder gemaaktheid, dat in een vertaling noodzakelijk veel zal verloren gaan. Maar wij wachten op een dergelijk getuigenis van een moeder van bij ons.
L. Sterkens
| |
Burney, Christopher, Solitary Confinement. - MacMillan, London, 1961, 173 pp., 13 sh. 6 d.
Gedurende achttien maanden werd de auteur door de Gestapo alleen in zijn cel opgesloten gehouden zonder boeken, zonder pen en papier. Hij werd er niet gek van, hij werd er ook niet door gebroken. Integendeel, dank zij bijna bovenmenselijke moed en vasthoudendheid leerde hij zich zelf, het leven, de medemens, en vooral ook de stilte beter kennen en waarderen. Zijn ervaringen beschrijft hij in alle eenvoud in dit boek, waarvan wij de lezing bijzonder aanbevelen.
W. Peters
| |
Money-Kyrle, R.E., Man's Picture of His World. - Duckworth, London, 1961, 190 pp., 21 sh.
Mogelijk dat een psycholoog uit de school van Freud deze studie overtuigend vindt; het beeld van de wereld zoals het kind deze opbouwt, en de wijze waarop dit gebeurt, staan voor ons te ver van de werkelijkheid. De auteur heeft een gekleurde bril op, weet dit zelf niet, en ziet alles uniform gekleurd, en kan het ook niet meer anders zien. Het is in geen geval een boek waar de leek in het vak iets aan heeft.
W. Peters
| |
Lin Yutang, The Importance of Understanding. - Heinemann, London, 1961, 494 pp., 25 sh.
Uit de rijke schatten van Chinese wijsheid en literatuur, verspreid over meer dan twee duizend jaren wordt hier een verzameling uittreksels bijeen gebracht. Ze staan systematisch geordend naar hun inhoud (natuur, seizoenen, de mens, liefde, geluk, enz. enz.), en worden voorafgegaan door een korte inleiding van de vertaler. Men neemt er van met mondjesmaat; het is geen boek om achtereen uit te lezen.
W.P.
| |
Gids voor school en beroep. Samengesteld door Drs. W.E.H. Beyers. - Uitg. De Toorts, Haarlem, 256 pp., 1961, f 12,50.
De ondertitel luidt ‘Informatieboek betreffende scholen, opleidingen en beroepen’ en geeft doel en strekking van het boek weer. Men vindt er allerlei gegevens omtrent de mogelijkheden van onderwijs en opleiding in verschillende branches. Scholen en leidinggevende personages, die over de toekomst der jeugdigen vaak geconsulteerd worden, zullen in dit boek een nuttige, om niet te zeggen onmisbare bron van inlichtingen bezitten.
R.S.
| |
Isaac, Jean, Aux sources de la charité fraternelle. - Parijs, Ed. du Cerf (Lumière de la foi: 4), 1961, 120 pp., 5,10 NF.
Een reeks van zes lezingen over de grondslagen van de christelijke naastenliefde. In de eerste twee toont de auteur aan, vooral steunend op teksten van Johannes, Paulus en Petrus, hoe God de mensheid in eenheid en veelheid heeft geschapen en in Jesus tot deelname aan het goddelijk leven heeft geroepen. In die verbondenheid wortelt de vriendschap der caritas (3e lezing). Zij brengt als vrucht de vreugde (4e lezing) en de vrede (5e lezing) voort, wordt er echter ook door onderhouden en opgevoerd. Maar bijzonder in de H. Mis en de liturgie wordt zij gevoed en gerealiseerd (6e lezing). De tekst werd in een verheven spreektrant gepubliceerd.
J. De Roeck
| |
| |
| |
Science and the future of Mankind. - Edited by Hugo Boyko. Uitg. Dr. W. Junk, Den Haag, 1961, 380 pp., f 35,-.
Dit kostbaar uitgegeven boek werd samengesteld door een groep geleerden rond de World Academy of Art and Science, een academie ‘which will function as an informal World University of the highest scientific and ethical level.’ Geleerden uit het Westen en uit Israël schrijven hier artikelen, die verdeeld zijn onder de hoofden: The Need, The Means en The Goal der World Academy. The Need opent met een artikel van Einstein over Die Internationale der Wissenschaft. Het streven dezer geleerden is de wetenschap te internationaliseren en tot een soort U.N.O. op het gebied der wetenschap te komen.
P. van Alkemade
| |
Koestler, Arthur, The Lotus and the Robot. - Hutchinson, London, 1960, 285 pp.
Aan vele Westerlingen komt het Oosten voor als zich badend in een serene, beate, boeddistische of hindoeïstische mystiek. Het dagelijks leven ontrolt zich daar in prachtige vormen en alles gaat er ceremonieel en rustig toe. Vandaar ook die stroom van boeken over zen, over yoga, over de theeceremonie en andere oosterse specialiteiten. Vooral toeristen worden dikwijls enthousiaste proponenten van een z.g. meerwaardigheid der oosterse wijsheid. Ze menen, dat ze daar de verjonging van hun ziel en lichaam kunnen vinden. Daar is immers geest, wij zijn materie, daar is rust, daar is zen-meditatie, daar treffen we de mystiek van het boogschieten aan, daar kan men zich laven aan een haast etherische bloemenschikking en aan een soort godsdienstige theeceremonie, daar is die zo welkome afwezigheid van het donkere westerse zondebesef, kortom alles wat de Westerse mens zozeer van node heeft, kunt u daar vinden. Welnu, als iemand bovengenoemde literatuur verwerkt heeft, dan krijgt hij door dit boek van Koestler wel een heel ijskoud bad. Kei en keihard vertelt de auteur ons, hoe het nu eigenlijk staat met yoga in India en met zen in Japan. Ik las nog onlangs een critiek van dit uiterst scherpe boek (zeker geen lezing voor jongelui) in een Japans maandschrift en het viel me erg mee, hoe de Japanners op de welhaast vernietigende critiek van Koestler reageerden. Koestler gaat in zijn veroordeling wel wat al te ver en de prudentie is niet zijn hoofddeugd. Maar als een soort tegengif tegen al die overdreven exulterende enthousiasten, dunkt het me weleens goed. Alhoewel Koestler zeer zeker geen oriëntalist is, is hij toch wel zeer verstandig geweest om te rade te gaan bij mensen, die jaren en jaren ter plaatse gewoond hebben. Na lezing van dit boek, zal men als overtuigd christen makkelijker mee kunnen bidden met het gebed van Arnold Jansen, de stichter van de Congr. van het Goddelijk Woord: ‘Voor het licht van het Woord en de Geest van genade mogen wijken de
duisternis der zonde en de nacht van het heidendom.’ Want hier wordt wel een nacht beschreven. Gelukkig weten wij missionarissen, dat er toch ook heel wat lichtstralen in India en Japan te vinden zijn. Daarom is het boek van Koestler wel wat eenzijdig en bepaald te hard. Europa komt er bij hem nogal goed vanaf.
H. van Straelen
| |
Grosser Herder Atlas, uitgeg. door Prof. Dr. Carl Troll. - Verlag Herder, Freiburg i.Br., 1958, XIV - 792 blz., 202 krtn, 32 buitentekstplaten, talrijke illustraties en tabellen in de tekst, geb. DM. 122, in halfleder DM. 132.
Al zijn wij bij Herder-uitgaven aan het beste gewoon geraakt, toch is deze atlas nog een echte verrassing. Een nieuw, trouwens gebreveteerd, procédé heeft toegelaten de bodemgesteldheid op 77 kaarten uit te beelden zonder de duidelijkheid der plaatsnamen of het harmonische kleurenbeeld te schaden. Ook de 125 andere kaarten, waarvan een zeker aantal historische van de oudheid tot heden, brengen duidelijk en mooi talrijke gegevens in beeld. De 32 bladzijden buitentekstplaten plaatsen telkens twee aspecten van de bodem op 'n verrassend evocerende wijze tegenover elkaar, b.v. de kleine stad Meissingen met de gevels der huizen in vakwerk, tegenover een luchtfoto van de grote stad New-York met de wolkenkrabbers. De 320 bladzijden Länderkunde bieden 127 opstellen over algemene onderwerpen, als aarde, werelddelen, enz., vooral over 96 staten, en ten slotte over Duitsland en zijn 19 Länder: hierin staan kostbare gegevens over bevolking, taal, religie, handel en nijverheid, landbouw en nationaal inkomen. Hierbij sluiten nog 9 bladzijden statistieken aan. Ten slotte geeft de 208 bladzijden lange namenlijst op vier kolommen 80.000 plaatsnamen aan met verwijzing naar de kaarten, maar ook naar de tekst van de Länderkunde. Een ingenieus stelsel maakt het mogelijk de vierkante centimeter aan te duiden waarbinnen de plaatsnaam te vinden is.
| |
| |
De Sachverzeichniss in 16 kolommen stelt de lezer in staat persoonsnamen en andere interessante zaken terug te vinden. Vermelden wij dat 150 vaklieden aan deze atlas hebben meegewerkt en dat de eivolle maar toch vlot geschreven overzichten van de afzonderlijke landen gemaakt zijn door vaklieden die in het betreffende land wonen of het hebben bereisd. Al ligt de nadruk op Duitsland, toch neemt dit land niet meer dan een goed zesde van de omvang in beslag. Hier wordt een atlas geboden met een dergelijke overvloed aan gegevens en zo esthetisch voorgesteld, dat de prijs, hoe hoog ook, allerminst overdreven is.
M. Dierickx
| |
Enters, J.H., De organisatie van de kwaliteitszorg. - H.E. Stenfert Kroese N.V., Leiden, 1961, 338 pp., f 23,-.
De auteur, verbonden aan het Raadgevend Bureau van B.W. Berenschot N.V. te Hengelo, heeft dit boek geschreven voor hen die bij de leiding en de uitvoering van de kwaliteitszorg zijn betrokken. Na een uiteenzetting van de aspecten van het begrip kwaliteit en na een goede belichting van de samenhang tussen de kwaliteit van het ontwerp en de fabricage van het product, waaruit zeer duidelijk blijkt wat voor belangrijke economische gevolgen aan de kwaliteit zijn verbonden, wordt vervolgens de noodzaak van de beheersing van de fabricage-kwaliteit besproken. Of dit al dan niet lukt, moet worden getoetst aan beoordelingsnormen welke voor een product worden opgesteld. De auteur behandelt de kwaliteitszorg naar analogie van een technisch regelsysteem. Evenals in de regeltechniek zullen geconstateerde afwijkingen van een gesteld doel snel en systematisch moeten worden omgezet in corrigerende maatregelen. Of al dan niet afwijkingen voorkomen zal worden bepaald aan de hand van een beoordelingssysteem van produkten, partijen produkten en van een produktieproces. Waar het zaak is zo weinig mogelijk afwijkingen te hebben is het duidelijk dat schrijver veel aandacht besteedt aan de controlemethoden om het fabricageproces te beheersen. Bijzonder interessant zijn de hoofdstukken betreffende de kwaliteitsverbeteringen en het opvoeren en handhaven van het kwaliteitsbewustzijn, alsmede de maatregelen die in dit verband kunnen worden genomen. Zowel aan de kwaliteit vanuit het oogpunt van de inkoop en uitbesteding van het werk als in verhouding tot de afnemer, is gedacht. Tenslotte wordt uitgeweid over de verschillende soorten kwaliteitskosten, te weten: preventie, controle, correctie en nagelaten controle; de onderlinge verhouding van deze kosten als maatstaf in het kwaliteitsbeleid en de noodzaak naar het zoeken van een oplossing die de met de kwaliteitszorg samenhangende kostengroepen minimaliseren. Het boek is op een heldere wijze geschreven en is daarom zo bijzonder waardevol
omdat het steeds weer opnieuw met voorbeelden aan komt dragen uit de praktijk. Dit maakt dat wij dit werk gaarne aanbevelen aan allen die in het bedrijfsleven werkzaam zijn, meer in het bijzonder aan de economen en de technici, alsmede, en niet in het minst, aan hen die zich voorbereiden op een taak verband houdende met de organisatie van de kwaliteitszorg.
J. van Lierde
| |
Pocketboeken
Prismaboeken. - Het Spectrum, Utrecht.
Read, Herbert, Kunst zien en begrijpen. Vert.
Een goede introductie tot kunst-zien en kunstbesef. Nogal erg Engels van opvatting.
| |
Hunter, J.A.H., Rekenkundige raadsels. Vert. en bewerkt.
Wie van rekenkundige puzzles houdt, kan aan dit boekje zijn hart ophalen.
| |
Marsh, Ngaio, Giftig parfum. Vert.
Een boeiende en goed geschreven crime story, zoals we van Ngaio Marsh verwachten.
| |
Wodehous, P.G., Oompje dynamiet. Vert.
Wodehouse, de humorist, heeft ook in Nederland zijn cliëntèle. Oompje Dynamiet is weer een echte Wodehouse.
| |
Hubbard, Margaret Ann, Moord in het ziekenhuis. Vert.
Een originele detective story van een vers optredende Amerikaanse schrijfster.
| |
Wallace, Edgar, Genootschap De Kikker. Vert.
Een uit de talloze crime stories van Wallace. De schrijver schrikt niet terug voor moorden en schrikbarende lotgevallen.
| |
Fletcher, Peter, Leven zonder angst. Vert.
Dit boekje wil een wegwijzer zijn die ons helpt ons emotioneel leven beter te begrijpen en stabieler op te bouwen.
| |
| |
| |
Buddingh', C., Het gevleugelde hobbelpaard.
Een rijke verzameling humoristische gedichten uit de gehele Nederlandse poëzie.
| |
Carr, John Dickson, Moord op de tennisbaan. Vert.
Een goede detective story, waarin de merkwaardige Dr. Fell de raadsels weer oplost.
| |
Leckie, Robert, Een huishouden van Jan Steen. Vert.
De Ierse Amerikaan Robert Leckie vertelt hier onderhoudend en humoristisch over zijn jeugd.
| |
Brickhill, Paul, De grote ontsnapping. Vert.
In dit boek verhaalt de Australische auteur de wonderbaarlijke ontsnapping uit een Duits gevangenenkamp tijdens de laatste oorlog.
| |
Sayers, Dorothy L., De Cyperse kat. Vert.
Een veertiental korte detective stories van de vermaarde schrijfster Dorothy Sayers.
| |
Hofstra, J.W., Prisma-opera-gids.
Een voor liefhebbers kostbare handleiding, die de weg wijst in het bij uitstek romantische gebied van de opera.
| |
Joly, John, Operatie Walrus. Vert.
Het verhaal van een uitermate gevaarlijke en avontuurlijke onderneming tijdens de grote oorlog in het verre Oosten.
| |
Chesterton, G.K., Father Brown laat zich niet foppen. Vert.
Het vierde Father Brown-prismaboekje, dat een achttal F.B.-verhalen bevat. Chesterton blijft ook de hedendaagse lezer nog boeien.
| |
Blanton, Smiley, en Gordon, Arthur, Nu of nooit. Vert.
Een eigenaardig boekje dat volwassen lezers raad geeft in allerlei problemen en kwesties van het leven.
| |
Howarth, David, De dood verloor het spel. Vert.
Het verhaal van een historisch gebeuren, de verschrikkelijke tocht van een Noors verzetstrijder, die de vrijheid hervindt.
| |
Coles, Manning, Toast met de dood. Vert.
Het verhaal van een Engelse spion, die tijdens de oorlog in Duitsland verblijft, de oorlog overleeft doch later neg gedood wordt.
| |
Eysenck, H.J., Zin en onzin in de psychologie. Vert.
Dit boek sluit enigszins aan op het Aulaboek ‘Gebruik en misbruik van de psychologie’ van dezelfde auteur, een nogal nuchter en betrouwbaar leidsman op psychologisch gebied.
R.S.
| |
Salamander-pockets. - Querido, Amsterdam.
Wouters, Dr. Herman, Mensen van Europa.
Een rijk geïllustreerd boekje over de volken van Europa, vooral geschetst in hun uiterlijke en folkloristische eigenaardigheden.
| |
Visscher, Dr. A.J., Kerkvorsten en kerkvervolgers.
De geschiedenis van het christendom tot aan de Hervorming in markante lijnen door Dominee Visscher. Pater Alting von Geusau O.F.M. schrijft er een nabeschouwing bij.
R.S.
| |
Urbanbücher, Kohlhammer, Stuttgart. - Meulenhoff, Amsterdam.
Moscati, Sabatino, Die altsemitischen Kulturen. Vert. f 7,55.
Een uit het Italiaans vertaald werk over de geschiedenis en de cultuur der oude Semitische volken, aan de hand vooral van de latere ontdekkingen en opgravingen. Israël en de Bijbel nemen er een belangrijke plaats in.
R.S.
| |
List-Bücher
Bayern, Konstantin Prinz von, Ohne Macht und Herrlichkeit.
Een boek over de vorstenhuizen Hohenzollern, Wittelsbach en Habsburg vanaf 1918, toen deze dynastieën onttroond werden, tot heden.
| |
Wied, Prinz zu, Königinnen des Balletts.
Prinz zu Wied schrijft hier elf korte biografieën van elf ballerina's, die destijds triomfen vierden in de grote steden van Europa.
| |
Wentworth, Patricia, Das Damenhaus.
Een vertaling uit het Engels van een goed geschreven, doch weinig waarschijnlijke crime story.
R.S.
|
|