men in overeenstemming is met de aard van de dingen. Helaas wordt zulk een sociale geesteshouding niet gegarandeerd, noch door een sociale structuur, noch door een optimale wetgeving. Zij is en blijft de vrije opname en verwerking van een gegeven situatie.
Wanneer wij in het licht van deze problemen het Evangelie lezen en herlezen, dan wordt zijn betekenis ons op een nieuwe wijze duidelijk. Ik bedoel niet dat wij er iets in gaan leggen dat er niet van meet af aan in besloten zou liggen, doch veeleer dat wij zijn betekenis en draagwijdte voor onze tijd gaan beseffen. De grondwet van het Evangelie is het gebod van de liefde, en de liefde is een fundamentele bereidheid van binnen uit om de andere mens te doen zijn.
Liefde is openheid naar en toewending tot de andere mens, waardoor wij er op uit zijn, zijn bestaan te bevorderen. Bemin de naaste gelijk Uzelf; dit betekent: wees erop uit, andermans bestaan te bevorderen zoals je je eigen bestaan bevordert. Wees evenzeer bekommerd om andermans bestaan als je bent om je eigen bestaan.
Wij, mensen, zijn existenties, en aan onszelf kleeft altijd een stuk wereld vast. Wij zijn niet werkelijk bekommerd om andermans bestaan, wanneer wij het stuk wereld dat aan ons vastkleeft, niet beschikbaar stellen voor anderen. De openheid die door het Evangelie vereist wordt, betreft niet slechts onze geest, onze woorden, onze innerlijke gevoelens, maar ook het stuk wereld dat wij mogen beheren. De mens moet niet slechts zijn zgn. innerlijk beschikbaar stellen, maar ook zijn uitwendigheid. Het Evangelie vraagt van de mens dat hij zijn goederen met anderen deelt; de bergrede gebruikt hier formules die zeer radicaal klinken. Ook de brieven van de Apostelen zijn in dezen volkomen duidelijk: wie overvloed heeft en het kan aanzien dat zijn broeder gebrek lijdt, leeft niet overeenkomstig de wet van Christus. Men kan niet het stuk wereld waarover men beschikt, afsluiten voor anderen en toch in liefde leven.
Er moet natuurlijk ordening, en dus afbakening zijn in het sociale leven. Iedere persoon leidt zijn eigen leven en moet dus aanspraak kunnen maken op een stukje wereld. Het recht is onontbeerlijk, en zelfs in de meest communistische maatschappij moet aan een gezin woonruimte worden toegewezen die van dat bepaalde gezin is, en niet van ieder ander. De leer van de Evangelische openheid houdt geen ontkenning in van het eigendomsrecht. Maar wanneer aan een bepaalde persoon het beschikkingsrecht wordt toegewezen over een stuk wereld, blijven twee fundamentele vragen nog volkomen open. Vooreerst de vraag of datgene wat het eigendom, en dus het belang van een bepaalde persoon is, door zijn structuur zelf ook niet naar andere personen verwijst, en