| |
Boekbespreking
Godsdienst
Schillebeeckx, O.P., E., Christus sacrament van de Godsontmoeting. - H. Nelissen, Bilthoven, 1961, 5e druk, 199 pp., f 7, - en f 8,25.
De twee eerste uitgaven van dit werk verschenen in 1958 onder de titel ‘De Christusontmoeting als sacrament van de Godsontmoeting’. Met de derde uitgave van 1959 werd de titel gewijzigd, zoals hierboven aangegeven, en bovendien de tekst in verschillende opzichten herzien. Er werd gestreefd naar groter leesbaarheid, vooral met het oog op de vele leken, die belangstelling toonden; enkele nieuwe hoofdstukken werden toegevoegd en in de bestaande hoofdstukken werden grotere en kleinere verbeteringen aangebracht. De vijfde uitgave, die thans voor ons ligt, bleef ongewijzigd. Uit het feit alleen, dat dit werk in enkele jaren vijf edities beleefde, blijkt reeds overtuigend dat het zijn weg gevonden heeft. Het is dan ook een voortreffelijk boekje, dat aan priesters en leken niet genoeg aanbevolen kan worden. Voor een uitvoerige recensie zie Streven, 11e jrg., 1958, dl. II, p. 987.
A. v. Kol
| |
Roose, J., Kinderen van één Vader, De naastenliefde volgens de leer van Sint Frans van Sales, Beyaert, Brugge, 1960, 224 blz. ing. 78 Fr.
Frans van Sales heeft het pendant van zijn Verhandeling over de liefde tot God, zijn werk over de naastenliefde, dat hij wel van zins was te schrijven, nooit geschreven. Er is in de Salesiaanse literatuur echter voldoende over dit onderwerp te vinden om de ondertitel van dit werkje te rechtvaardigen. Het doel van S. is ‘eerst het christelijk antwoord geven, om pas daarna de Salesiaanse nuance erin aan te brengen’. Men zoeke hier geen wetenschappelijke studie, en ook niet iets totaal nieuws, maar wel een vroom zelfonderzoek vanuit een heel leven van kinderlijke verering voor Franciscus. Dat een korte opgave van de meditatiestof elk hoofdstukje afsluit, wijst voldoende op de concrete instelling van S. Hoewel aanvankelijk geschreven voor de Franse Priestervereniging Sint-Frans van Sales, komen er maar weinig punten in voor, waarmee ook leken niet hun voordeel zouden kunnen doen. Bij een grotere technische afwerking (i.z. wegnemen van zetfouten, consequent ge- | |
| |
bruik van leestekens en hoofdletters) zou Beyaert zeker nog grotere eer beleven van deze uitgave.
H. Leuridan
| |
Leist, Fritz, Mozes Socrates Jezus. Vert. - Uitg. Paul Brand, Hilversum, 1961, 458 pp., f 11,90.
‘Um die Begegnung mit der biblischen und antiken welt’, luidt de ondertitel van dit boek. De Westerse mens is gegroeid uit de wereld van de Bijbel en van de antieken. De auteur van dit boek zou liefst beide werelden in hun geheel beschreven hebben, in hun verband en hun onderlinge distantie. Dit is echter ondoenlijk en daarom koos hij Mozes, Socrates en Jezus. Het is een instructief en boeiend werk geworden. De schrijver is op de hoogte van de hedendaagse literatuur over zijn onderwerp en heeft een zeer persoonlijke kijk op de Bijbel zowel als op de antieken. Telkens stoot men op verrassende uitspraken. Hoe verschillend het Griekse denken en levensgevoel ook is van het Hebreeuwse, het blijkt een der hoogste uitingen van zuivere menselijkheid en Socrates is een der sprekendste exponenten daarvan. De katholieke vizie van de auteur belet hem niet ook de vizies van anders-denkenden met respect te bejegenen. Zo werd dit boek inderdaad ‘een speurtocht naar de religieuze menselijke existentie’.
P. van Alkemade
| |
Mosmans, Guy, L'Eglise à l'heure de l'Afrique (Eglise Vivante). - Casterman, Doornik, 1961, 256 pp., F. 90.
Dit boek bundelt een reeks van 11 artikelen, die pater Mosmans tussen 1956 en 1960 in La Revue Nouvelle gepubliceerd heeft betreffende de houding van de Kerk in Afrika ten aanzien van de moderne problemen: aanpassingsvoorwaarden, kolonialisme, culturele taak, lekenapostolaat, politiek, sociale leer, verdraagzaamheid. Geschreven met een heldere kijk op de toestand, in een periode die bijzonder troebel was en waarin men naar nieuwe directieven zocht, hebben deze artikelen een grote weerslag gehad zowel in kringen van missionarissen als van leken. De ruime inzichten die pater Mosmans er verdedigt, doen zeker afbreuk aan de enigszins romantische missieliteratuur die ons jarenlang werd voorgeschoteld. Schenen deze inzichten enkele tijd geleden soms nog gewaagd, de doctrine was steeds vast. Soms laat schr. zich wel meeslepen door een zekere fraseologie en een overvloed aan citaten; maar de grondgedachten komen telkens weer rotsvast opduiken. De uitgave in boekvorm is zeker verantwoord; het is een uitstekende inleiding op de huidige missieproblemen in Afrika.
H. De Decker
| |
De katholieke Kerk in Berlijn en in de Sovjetzone van Duitsland, uitgegeven door de Morus-Uitgeverij, Berlijn, Administration und Redaktion des Expulsus Königstein Deutschland, 1961, 64 p.
Een trieste lezing, die we toch graag wijd verspreid zouden zien ook in ons vaderland. De Morus-uitgeverij heeft zich bij de samenstelling van deze brochure laten leiden door het doel, de lezer zelf in staat te stellen een zelfstandig oordeel te vormen. Daarom is de documentaire vorm gekozen: officiële stukken, verordeningen, voorlichting vanwege de Sovjet, officiële reacties van het episcopaat of afzonderlijke bisschoppen. Hier komt men in contact met de officiële wetten en toepassing in concrete feiten. Men leert de toestand van de Kerk in Oost-Duitsland kennen, maar óók het communisme; beter dan uit artikelen of verhandelingen. Nogmaals: sterk aanbevolen.
C. Minderop
| |
Ramsey, A.M., From Gore to Temple. The development of Anglican Theology between Lux Mundi and the Second World war, 1889-1939. - Longmans, London, 192 pp., 18 sh., 6 d.
De nieuwe aartsbisschop van Canterbury geeft een zeer leerzaam en interessant overzicht van een halve eeuw Anglikaanse theologie. Er bestaat steeds het gevaar dat buitenstaanders met belangstelling voor de Engelse Staatskerk zich teveel beperken tot het verschijnsel van de comprehensiveness en zich concentreren op allerlei verzoeningspogingen om uitersten op het gebied van leer en liturgie binnen één kerk in vrede te doen samenleven. Daardoor verliest men het theologisch denken al te gemakkelijk uit het oog. Welnu, deze overzichtige studie mag men in zulk geval niet ongelezen laten, temeer daar dezelfde, of soortgelijke, theologische kwesties ook door katholieke theologen aan de orde gesteld en bestudeerd zijn. De incarnatie, de kenosis, het kruis, de eschatologie, het offer, en vele andere nog steeds actuele kwesties komen hier ter sprake. Dit boek heeft bovendien de bijzondere verdienste dat het tegelijkertijd een periode in de geschiedenis van de Staatskerk als een afgesloten geheel behandelt; het is niet een boek vol theologische problemen, het is een verhaal over bisschoppen en theo- | |
| |
logen, over veel geharrewar en menige botsing, over veel goodwill ook en geduld, en vooral een naarstig zoeken naar de waarheid door mensen van groot geestelijk formaat.
Dr. W. Peters
| |
Gros, André, Je suis la Route (Thèmes Bibliques). - Desclee de Brouwer, Brugge, 1961, 152 pp., ing. F. 84.
Uit dit enigszins verwarde en niet geheel bezonken werk, dat bij de lezer soms wat te veel en soms ook te weinig begripsvermogen veronderstelt, wordt hem wel gaandeweg de rijke betekenis van het centrale bijbelse thema van de weg duidelijk: in Christus, die de religieuze reiservaringen van Israël in zijn persoon tot hun vervulling heeft gebracht, moeten ook wij met heel de Kerk de ware Exodus voltrekken. Het is de verdienste van de auteur dat hij, voor zover ons bekend is, voor het eerst deze ‘spiritualiteit van de weg’ op een uitvoerig bijbels materiaal heeft gefundeerd.
L. Geysels
| |
Galot, J., Dans le corps mystique (Museum Lessianum. Sect. ascétique et mystique). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1961, 232 pp., F. 78.
Na zijn succesvolle boeken over de drie Goddelijke Personen en over O.L. Vrouw vervolledigt de auteur zijn breed-opgevat en ernstig vulgarisatie-werk der moderne theologie met deze publikatie over de Kerk. De aandacht gaat niet vooreerst naar het uiterdijk juridische kader of de apostolische bedrijvigheid, doch naar de Kerk als levend sacrament van Christus' Liefde. De kern van deze mysterievolle mensengroep is immers de H. Drievuldigheid zelf, waaruit het Godsvolk oorsprong, groei en voltooiing ontvangt. Het beschouwen van dit mysterie zal velen over een aantal randproblemen heen helpen. De heldere taal en de sobere voorstelling in paragrafen bemiddelen de overweging uitstekend.
J. Kerkhofs
| |
Aubert, R. e.a., Le Christ et les Eglises. - Ed. Universitaires, Brussel, 1961, 320 pp., F. 120.
Veertien specialisten in de ecclesiologie (waaronder vooral medewerkers van Leuven, de abdij Chèvetogne en het centrum Istina) stellen hier in vorm van degelijke vulgarisatie de grote kerkgemeenschappen voor die de niet-katholieke christenen groeperen: het christelijke Oosten, de Reformatie, het Anglicanisme en de Angelsaksische free Churches. De informatie wordt daarbij voortdurend gesteund op actueel sociologisch materiaal zowel als op historische schetsen. In enkele slotartikelen wordt de houding der katholieke Kerk op de vooravond van het Concilie tegenover deze mede-christenen beschreven. Zoals het voor vele Franse publikaties het geval is blijkt ook hier een goed overzicht over het Duitse en Skandinaafse protestantisme te ontbreken.
J. Kerkhofs
| |
Huvelin, Venez et voyez. Une année liturgique. Homilies et sermons. Textes rassemblés et annotés par M.-Th. Louis-Lefebre. - Editions Fleurus, Parijs, 1961, 250 pp., NF. 9.10.
Abbé Huvelin (1838-1910), de geestelijke leider van Charles de Foucauld, werd slechts in de laatste jaren ontdekt: de onvergelijkelijke biechtvader, raadgever, predikant, onderpastoor in Saint-Augustin te Parijs van 1875 tot aan zijn dood, nederig en wonderbaar werktuig in Gods hand. Een buitengewoon knap mens daarbij, aangelegd en gevormd voor het Hoger Onderwijs, indien God hem niet anders had gericht. Geschriften zijn van hem weinig bewaard, behalve brieven; maar van 1868 tot 1906 namen vier Parijse vrouwen stenografisch zijn toespraken op; en zo bleven 1600 gehele preken bewaard (waarnaast veel samenvattingen). Uit deze nalatenschap stelde de schrijfster dit boek samen; het vult haar eigen biografie van Huvelin aan; het verschijnt naast andere verzamelingen, - en het is als sprak op meer dan een halve eeuw afstand, een steeds beter gekend heilige ons toe.
Em. Janssen
| |
Masson, T. e.a., Families anciennes - familles nouvelles (XXXème Semaine de missiologie) Museum Lessianum, Sect. Miss., 41. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1961, 272 pp., ing. F. 160.
Dit verslag van de dertigste missiologische week, die jaarlijks te Leuven doorgaat, geeft de inhoud weer van de spreekbeurten en besprekingen die er gevoerd werden rond het hoogst belangrijke thema der christelijke familie-leer in de jonge gebieden. De Kerk staat er geplaatst tegenover traditionele stelsels die allen hun hinderpalen stellen tegen de ontwikkeling van een christelijk familie-leven. Gezaghebbende sprekers als Binet, Ponsioen, Chambre, Cl. Mertens, Van Bulck, Theeuws en du Vernay brachten met hun kennis bij tot een beter begrip van de problematiek. Dit alles, onder de bevoegde leiding van P. Masson.
H. De Decker
| |
| |
| |
Sheen, F., La vie de Jésus, vert. abbé Giraud. - Mame, ToursPParijs, 1961, 672 pp.
Een boek van Mgr. Fulton Sheen. Dus een levendig verhaal met de directheid van het gesproken woord. Mgr. Sheen heeft die uitzonderlijke gave om eeuwige waarheden te transponeren in moderne woorden en beelden. Zo tekent hij de figuur van de levende Christus hier wel op de historische achtergrond, maar toch voor mensen van nu. Een boek dat nieuw licht brengt over bekende waarheden, en de lezer in de ban brengt van Christus' Persoon en leer.
L. Sterkens
| |
Feron, B., Dieu en Russie soviétique. - Ed. Témoignage chrétien. Parijs, 1961, 128 pp., NF. 8.
In enkele korte schetsen wordt het huidig christendom (de orthodoxie, het roomskatholicisme en de vele sekten) in de Sovjet-Unie historisch gesitueerd. Vooral de ingewikkelde en gespannen verhouding tussen het religieus reveil en het officieel atheïsme wordt benadrukt. Een bondig overzicht van de Islam en de Joodse gemeenschap voltooid dit kleine panorama.
J. Kerkhofs
| |
Schreiber, H., Le christianisme en Europe orientale. - Spes, Parijs, 1961, 224 pp., NF. 7.80.
De auteur, geboren te Budapest, is een specialist in Oost-Europese vragen en medewerker aan de Franse radio en televisie en aan het dagblad Le Monde. Objectieve en tevens degelijke vulgarisatie over de toestand achter het ijzeren gordijn, zoals deze studie aanbiedt, is zeldzaam. Zonder de rode regimes goed te keuren, worden de tekorten van de Kerk, die dikwijls aanleiding gaven tot overdreven spanningen, eerlijk uiteengezet. Het boek vergelijkt de verhouding van Kerk en Staat vóór en na de dood van Stalin. Ook de toestand der niet-katholieke kerken wordt bondig beschreven.
J. Kerkhofs
| |
Banin, U.E., Ik verkoos opium. - Desclee de Brouwer, Brugge, 1961, 262 pp., F. 120.
Door het literair talent van de schrijfster, haar vele contacten met bekende persoonlijkheden uit de Europese denkwereld, haar voor de actuele geestesnood zeer representatieve persoonlijkheid en vooral door haar meedogenloze oprechtheid in de zelfanalyse behoort het bekeringsdagboek van Umm-el-Banin tot het allerbeste wat de hedendaagse getuigenis-literatuur ons te bieden heeft. De vertaling, hoewel niet feilloos, heeft toch veel van de directheid van het oorspronkelijke weten te bewaren.
L. Monden
| |
Wilson, Bryan R., Sects and Society. - Heinemann, London, 1961, 937 pp., 35 sh.
Deze sociologische studie beperkt zich tot drie godsdienstige groeperingen in Engeland en Wales, te weten Christian Science, de Christadelphians en de Elim Kerk. Zij bevredigt waar de geschiedenis, de leer en moraal, de structuur en ordening van ieder besproken wordt, ofschoon deze gegevens ook elders te vinden zijn; zij stelt teleur waar zakelijke gegevens omtrent spreiding van deze secten worden verstrekt. Met opzet wordt het woord ‘verstrekt’ gebruikt; aan verklaring of interpretatie van de verstrekte statistische gegevens komt de auteur nauwelijks toe.
W.P.
| |
Knox, Ronald, Het leven van de priester. - N.V. Gooi en Sticht, Hilversum, 1961, 168 p.
Een reeks conferenties, gehouden bij gelegenheid van retraiten voor priesters en seminaristen. Ronald Knox is een bekeerling uit het Anglicanisme, hij is op en tot Engelsman. Nuchter en niet zonder humor weet hij de dingen te zeggen; hij is origineel in de voorstelling van moeilijke onderwerpen, nooit langdradig en altijd boeiend, ook al is men het soms niet met hem eens.
C. Minderop
| |
Litteratuur
Merlet, Herluf van, Per Saldo. - A.A.M. Stols / J.-P. Barth, 's-Gravenhage, 1961, 45 pp.
Deze bundel gedichten van de in 1900 geboren journalist en schrijver, Herluf van Merlet, doet, temidden van de als paddestoelen uit de grond rijzende dichters en versificateurs, merkwaardig traditioneel aan. Rijm en metrum, strofenindeling en punctuatie zijn nog als-vanouds aanwezig. Het is het levensgevoel van een gerijpt mens, dat uit deze verzen spreekt, een mens die de last des levens gedragen heeft en tot wijze berusting is gekomen. ‘O God, die onze vader in de hemel zijt, wat zij en wij, microben in een druppel tijd, aan U en aan elkaar en aan onszelf misdreven, wil het als on- | |
| |
gedaan vergeten en vergeven, voordat de druppel neervalt in Uw eeuwigheid’.
H. Velding
| |
Brink, Alijd, Het onbekommerd zwijgen. - A.A.M. Stols / J.-P. Barth, 's-Gravenhage, 1961 45 pp.
Alijd Brink is een stille in den lande, die haar gevoelens en verlangens, haar heimwee en ontroering uitzegt in eenvoudige verzen, die als simpele bloemen langs de weg opbloeien. ‘Ik weet door stil te zijn, dichter bij jou te zijn. Onvergelijkelijk samen alleen’, zegt zij in een ‘Requiem voor Flokje’ en deze stroof mag als een karakterizering van haar poëzie gelden. Heit is alles niet groots, niet verbijsterend of overrompelend, doch deze bundel is als een veldboeket, dat de kleuren en geuren der natuur met zich omdraagt.
H. Velding
| |
Panhuysen, Jos, De Pornograaf, Roman. - A.A.M. Stols / J.-P. Barth, 's-Gravenhage, 1961, 175 pp.
Jos Panhuysen die de laatste jaren met enige merkwaardige romans op de voorgrond is getreden, werd onlangs in een katholiek blaadje op minder faire wijze aangevallen. Dit geval werkte op zijn schrijversinstinct en binnen vier weken schreef hij er een roman over, een goede en boeiende roman, goed van plot, van karakterisering en uitwerking. De hoofdfiguur is een streber, een min mannetje dat tot ploertenstreken in staat is. Alles speelt zich af rond een krantenbureau, waarvan sfeer en stemming merkwaardig goed zijn weergegeven. Zoals in alle romans van Panhuysen treft ook hier een zekere nuchtere directheid, een trefzekerheid die onmiddellijk overtuigt. De auteur waarschuwt terecht: ‘het is een roman, geen historie’.
J. van Heugten
| |
Gijsen, Marnix, De Diaspora. Novellen. - A.A.M. Stols / J.-P. Barth, 's-Gravenhage, 1961, 223 pp.
De in New York wonende Vlaming, Marnix Gijsen, verzamelde in deze bundel een zestal novellen, die hij de laatste jaren schreef. Gijsen is een intelligent schrijver, een cosmopoliet, die weet wat er in de wereld en in het mensen-innerlijk omgaat. Zijn humanisme, dat de plaats van zijn vroeger katholicisme innam, is breed genoeg om al wat menselijk is, ook het lage en afstotende, begrijpend te omvatten, hoewel het hem moeilijk valt welwillend te spreken over wat hem vroeger heilig was. Ook weet hij in zijn humanisme kwalijk weg met het menselijk schuldbesef dat altijd boven het louter humane uitwijst. Enkele dezer novellen zijn uitstekend en verraden de rasschrijver, zo b.v. ‘De verwarde biecht’ en ‘Kaddisj voor Sam Cohn’. ‘De school van Fontainebleau’ lijkt mij minder geslaagd en is minder overtuigend. De novellen zijn alle geschreven in de ik-vorm, waarbij die ik echter telkens van gedaante verwisselt. Sfeer en stemming in de vier laatste novellen zijn tragisch en pessimistisch.
J. van Heugten
| |
Hoeck, Albert van, Mijn vriend Sebastiaan. - Davidsfonds, Leuven, 1960, 264 pp., ing. F. 72, geb. F. 102 (leden: F. 36 en 51).
In een vlot leesbare roman verhaalt Schr. het wedervaren van een Rwandees, oudseminarist, die het tot zeer eerbaar onderhoofd brengt, maar die zich door de schande der kinderloosheid laat verleiden tot veelwijverij, geldverduistering, goudsmokkel. Ten slotte leidt dit tot de tragische ondergang van zijn twee vrouwen en van het verwachte kind. Het zware lijden brengt hem tot bezinning. A. Van Hoeck is niet aan zijn eersteling; in zijn koloniale loopbaan schreef hij meer over het inlands leven; meestal kortere werken die niet ongemerkt voorbijgingen. Hoewel Schr. een jarenlange ervaring van tradities en gewoonten heeft, slaagt hij er niet volledig in de ware zielsgevoelens van zijn personages op te roepen; het blijft teveel een uitwendige beschrijving van een scherp toeziende buitenstaander.
H. De Decker
| |
Green, J., Chaque homme dans sa nuit. - Plon, Parijs, 1960, 406 pp., ing. nf. 11,70.
Achter deze titel - de eerste helft van een hugoliaanse alexandrijn waarvan de tweede luidt: ‘s'en va vers la lumière’ - ontrolt zich, in twee evenredig gehouden delen, het zeer ingewikkeld verhaal van Wilfred Ingram, een katholieke Amerikaan van 24 jaar. Heen en weer geslingerd tussen de wekroep der genade en de verlokking van het vlees, zoekt deze jonge man in een reeks wilde en mensonterende uitspattingen te ontkomen aan de goddelijke aantrekking. Hoe meer hij zich echter werpt in het sexueel bedrijf, des te dieper komen zijn medemensen onder de invloed van een geheimzinnige, fascinerende macht die van hem uitgaat en waarvan zij a.h.w. blindelings de redding verwachten in hun zielenood. In de ziel van Wilfred speelt zich een
| |
| |
langzame kentering af, tot hij op een dag écht verliefd wordt op een jonge vrouw, en hij eindelijk in zichzelf de hulpbehoevendheid ontdekt die de ware liefde vergezelt. Gelouterd door deze inwendige kruisiging gaat hij op zoek naar de arme stakker die hij vroeger misprijzend had bejegend; hij wordt door deze laatste gedood. Door de nacht heen van de sexuele obsessies was Wilfred gekomen tot het bevrijdend licht van de verlossingsdaad. - Het thema is gewaagd. Nooit heeft Green het goddelijke, de genadewerking zo innig verstrengeld met het laagste in de mens als hier. Sommigen zullen hem het begrijpelijk verwijt maken het geval te hebben toegespitst tot het bijna abnormale. Waarbij men toch twee dingen moet bedenken. Ten eerste, dat, zoals de Openbaring ons leert, God ieder mens tegemoet treedt in zijn conkrete, particuliere zondigheid; ten tweede, dat Green de wereld uitbeeldt die hij kent en de nacht die hij beleeft. Welnu, ieder menselijke ervaring is uiteraard beperkt; ook de wereld, de nacht van Green. Maar het is een wereld een een nacht die niemand straffeloos negeert. En het wonder gebeurt dat in die nacht het licht opgaat van de zielsbevrijding. Literair gezien getuigt dit boek van een uitzonderlijke schriftuur. Af en toe, voornamelijk in het tweede deel, wordt het net iets te langdradig, wellicht omdat Green niet voldoende onderscheid maakt tussen de duur van een roman en de duur van het bewustzijn.
J. Dax
| |
Stahl, Hermann, Tage der Schlehen. - Nymphenburger Verlagshandlung, München, (1960), 268 pp., geb. D.M. 14,80.
De roman begint jeugdig-fris, wanneer de kellner-leerjongen op najaarvacantie van uit zijn bootje een afspraak van twee jonge mensen ziet. Hij fantaseert een liefdesidylle rond het paar. De roman van het werkelijke leven is anders, want rond die schuchter beginnende liefde rijzen geheimzinnige weerstanden op uit de omgeving van meisje en jongen. Elk hoofdstuk van de roman geeft dan de beleving van ditzelfde najaarsmoment door één van de dramatis personae: een doorsnee door het mensenleven in al zijn vervlochtenheid en onklaarheid. Hun verleden heeft de mensen gemaakt wat ze zijn: misdadigers van het regime of devote sater, willoze of ook schoon mens, door mateloos lijden mild geworden. Het einde laat vermoeden, dat de jeugd niet zal blijven lijden onder de zonden der ouders en dat haar gave liefde het sterkst zal zijn. Vermindert de solide architectuur van het boek enigszins het verrassingselement, zij is anderzijds een weldaad in deze zeer moderne psychologische roman, en wordt ruimschoots vergoed door de rijke gamma aan menselijke beleving. De noodzakelijke flash-backs zijn in het belevingsmoment knap en natuurlijk verwerkt. - Een mooi boek; voor volwassenen.
A. Deblaere
| |
Steinbeck, John, The Winter of Our Discontent. - Heinemann, London, 1961, 366 pp., 18 sh.
Het is misleidend om deze jongste roman van Steinbeck te associeren met East of Eden, zoals door de uitgevers geschiedt. We krijgen wel een dik boek in handen, maar de bladspiegel maakt onmiddellijk duidelijk dat de roman van bescheiden proporties is. En dit geldt niet alleen van zijn lengte, het geldt evenzeer van zijn inhoud. De belangstelling gaat bijna exclusief uit naar een aan lager wal geraakte winkelbediende, die wel graag een verloren fortuin herwinnen wil, maar uiteindelijk toch te degelijk blijkt om dit door middel van bankroof en dergelijke middelen tot stand te brengen. Steinbeck werkt dus met een klein doek, maar het moet onmiddellijk gezegd worden dat hij hierop met kundigheid en succes werkt. De dromerige aard van de hoofdpersoon geeft het lichte verhaal iets sprookjesachtigs, waartoe ook de andere figuren, allen van een merkwaardige aantrekkelijkheid, het hunne bijdragen. De sfeer doet denken aan een tragi-comedie; hieraan zal de titel, ontleend aan een beroemde versregel van Shakespeare, ook wel niet vreemd zijn.
W. Peters
| |
Schuster, Emil, Randfiguren. - Carl Hanser Verlag, München, 203 pp., DM. 6,40, geb. DM. 12,80.
Een jong leraar komt in een dorp zoals alle andere, met oninteressante mensen. Geleidelijk ontdekt hij in die ‘randfiguren’ dezelfde drama's en vreugden als in alle mensenlevens. In plaats van zich als buitenstaander te handhaven, gaat hij beseffen dat die verborgen mensenlevens een stuk van hemzelf zijn, hun leven dat van zijn eigen ik. Ofschoon de aanduiding ‘roman’ wegens het ontbreken van een sterke eenheidsband, intrige of ontwikkeling, niet adekwaat is voor dit boek, schept de talentvolle schrijver hier een
| |
| |
verfrissend nieuw genre van ‘dorpsliteratuur’, dat gelukkig niets meer gemeens heeft met de aftandse dweperige heimatliteratuur, idyllisch, romantisch of naturalistisch. In de randfiguren der dorpsbewoners spiegelt zich een zeer reëel stuk universele wereld, al pogen zij het méér voor elkaar te verbergen dan in een grotere stadsgemeenschap.
A. Deblaere
| |
Schiller-Reden im Gedenkjahr 1959. Im Auftrag der deutschen Schillergesellschaft hrsg. v. Bernhard Zeller. - Ernst Klett Verlag, Stuttgart, 1961, 483 pp., DM. 16.80.
Eist de goede toon van een bepaalde kritiek, Schiller voor ouderwets te verklaren, de overvolle zalen bij de voordrachten van het gedenkjaar bewezen zijn hernieuwde populariteit. De inhoud van die voordrachten bewees daarbij, dat zijn werk de moderne mens iets te zeggen heeft en dat een nieuwe confrontatie ermee door geleerden, denkers en dichters, vruchtbare resultaten oplevert. De merkwaardigste voordrachten, meestal in verspreide tijdschriften of afzonderlijke brochures verschenen, doch moeilijk te bereiken, werden hier met recht gebundeld. De inhoud varieert van estetisch-wijsgerige analyse over historisch onderzoek tot directe menselijke reactie - deze laatste bijzonder interessant wanneer ze van grote levende schrijvers komt. Dit lijvig boek bundelt de voordrachten van: Wolfgang Binder, Friedrich Dürrenmatt, Rudolf Hagelstange, Theodor Heuss, Werner Kohlschmidt, Golo Mann, Fritz Martini, Hans Mayer, Robert Minder, Joachim Müller, Walter Muschg, Max Rychner, Wolfgang Schadewaldt, Rudolf Alexander Schröder, Emil Staiger, Dolf Sternberger, Gerhard Storz, Dmitrij Tschizewskij, Andreas B. Wachsmuth, F.W. Wentzlaff-Eggebert, Benno von Wiese, Klaus Ziegler en Carl Zuckmayer.
A. Deblaere
| |
Filosofie en psygologiie
Spanje, M.J.A. van, Het kind in de inrichting. - Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1961 (tweede druk), 192 pp.
Een herdruk van het in 1957 voor het eerst gepubliceerde boek, waarin verschillende problemen rond de opvoeding van kinderen in inrichtingen behandeld worden. Uitgaande van een beschouwing over de betekenis van het gezin bespreekt de schrijver de kenmerken van de inrichtings-situatie. Op grond hiervan onderzoekt hij dan, wat men door middel van de inrichting voor de kinderen kan doen. De passage over het contact met de ouders werd herschreven, een feit dat samenhangt met het groeiend besef voor de betekenis van samenwerking met de ouders. Een waardevol boek voor het werk van de Kinderbescherming.
J.M. Kijm
| |
Schreuder, F., Tips voor de studerende jeugd, bestemd voor alle jongens en meisjes van 12 tot 18 jaar die voor welk vak ook betere resultaten willen bereiken. - Uitg. Pax, 's-Gravenhage, 1961 (tweede druk), 68 pp., f 2,90.
Schreuder, F., Tips voor de ouders van de studerende jeugd. - Uitg. Pax, 's-Gravenhage, 1961, 78 pp., f 2,90.
Op eenvoudige wijze heeft de schrijver in deze boekjes een aantal praktische raadgevingen omtrent het studeren van de jeugd bijeen geplaatst. De directheid van deze tips doet soms wel wat ontbreken aan de diepte, maar deze raadgevingen zullen zeker nuttig kunnen zijn om attent te worden op een aantal problemen die met het studeren zijn verbonden en op mogelijke oplossingen.
J.M. Kijm
| |
Bruening, W., Geschichtsphilosophie der Gegenwart. - E. Klett-Verlag, Stuttgart, 1961, 173 pp., D.M. 18.50.
De historiciteit van de mens staat tegenwoordig in het centrum van de belangstelling, en iedereen weet dat de mens ‘het dier is dat geschiedenis maakt’. Wie evenwel te midden van de algemene verwarring het hoofd koel wil houden, heeft een filosofie nodig, die hem het probleem van de historiciteit in het juiste perspectief leert plaatsen. Op dit gebied zal het nieuwe boek van de reeds bekende antropoloog uit Cordoba een kostbare hulp verschaffen. Het geeft geen rechtstreekse inzichtelijke oplossing van he probleem, maar wel een typologie van de voornaamste hedendaagse theorieën aangaande de menselijke historiciteit. Met kundige schranderheid voert W. Bruening u doorheen de wirwar van het subtiel historisch denken. U ziet hoe bij sommigen het geschiedkundig gebeuren tot een kringloop wordt, die door de eeuwen heen steeds weer op dezelfde wijze herhaald wordt. Bij de meesen ontkomt de geschiedenis aan het rondo en ontwikkelt lijnrecht in een bepaalde richting. Dikwijls echter buigt deze lijn
| |
| |
om tot spiraal, waarbij in het uniek, concreet gericht-zijn bepaalde algemene cyclussen op analoge wijze recurreren. Andere theorieën weer verwerpen elke algemene of universele vorm in het historisch gebeuren van de mensheid, en u ziet bij volken en culturen alleen nog de dooreenwarreling van afzonderlijke, eigen, onherhaalbare lijnen. Aan de limiet breken nog deze lijnen onder de druk van de historische individualiteit tot volstrekt individuele, onherhaalbare, één-malige punten. Punt, lijn, spiraal, kring: bij deze schematische figuren defileren namen als Bergson, Nietzsche, Rickert, Haecker, Cullmann, Berdiajew, Marx, Toynbee, Jaspers, Heidegger, Croce e.a. Maar S. laat het niet bij een louter noëmatische karakterisering van de verschillende geschiedfilosofische standpunten; zijn typologische methode legt de grondperspectief bloot van waaruit al deze standpunten zich laten ordenen en integreren. Dit is de ‘Autoconstitution’, waarin de mens sedert de kantiaanse kritiek meer en meer wordt gezien als de eenmalige realisator van universele waarden. De uiteindelijke zin van deze Autoconstitution blijft evenwel, zonder theologisch uitzicht, voor de wijsbegeerte ontoegankelijk.
A. Poncelet
| |
Lepp, I., Psychanalyse de l'athéisme moderne. - Gasset, Parijs, 1961, 262 pp., NF. 7.80.
I. Lepp, zelf bekeerd communist en psychotherapeut, was wel de aangewezen man om het zo belangrijke en vaak al te zeer verwaarloosde psychologische aspect van het atheïsme te behandelen. Na een analyse van zijn eigen atheïsme behandelt hij vier typische gevallen van ‘neurotisch’ atheïsme, en ontleedt dan de psychologische - normale en neurotische - componenten, die men bij de grondleggers zowel als bij de aanhangers van het marxistisch, wetenschappelijk, existentialistisch en vitalistisch atheïsme kan nawijzen. Een korte beschouwing over het ongeloof van de gelovigen besluit het werk. Zijn beschouwingen zijn zeer suggestief, al vallen de analyses wel eens te schematisch uit en al aarzelt hij wel eens om een evident psychologische inslag bij bepaalde denkers (zoals b.v. Sartre) te behandelen. Als goed psycholoog dringt hij geen oordeel op, maar laat de lezer zelf besluiten. Toch komt het ons voor, dat zijn weigering om in de psyche enige religieuze gerichtheid te onderkennen, door zijn eigen psychologische bevindingen flagrant tegengesproken wordt. Voor al wie in de zielzorg met geloofscrises geconfronteerd wordt of in dialoog moet treden met andersdenkenden biedt dit boek een verhelderende voorlichting.
L. Monden
| |
Geschiedenis
Strubbe, Eg. I. en L. Voet, De chronologie van de middeleeuwen en moderne tijden in de Nederlanden. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen-Amsterdam, 1960, 551 pp., 950 F.
De twee auteurs hebben een zeer grote dienst bewezen aan de geschiedschrijving der Nederlanden. Een eerste vereiste om een historisch feit te situeren is zijn datering. Nu zijn er in de middeleeuwen verschillende en plaatselijk zeer uiteenlopende methoden geweest om jaar, dag en uur aan te duiden. In dit lijvig boek behandelen de auteurs, na enige algemene begrippen, de dag, de burgerlijke en kerkelijke jaarindeling, de kalenderhervormingen en het tijdstip van hun invoering in de verschillende landen, de jaarstijl - zoals de kerst- en nieuwjaarsstijl, de boodschap- en de paasstijl -, de jaartelling en de dateringsgebruiken. Daarop volgt een jaartabel van 396 tot 2000 die de paasdatum en vele andere gegevens voor elk jaar aanduidt, een kalender van de veranderlijke feestdagen, een Nederlandse heiligenkalender, die de gevierde heiligen aangeeft voor elk der tien bisdommen die in de middeleeuwen rechtsmacht in de Nederlanden uitoefenden, de republikeinse kalender, en ten slotte een kostbare lijst van alle pausen, van de bisschoppen van de oude en van de in 1559 opgerichte Lagelandse bisdommen, de keizers en koningen in West-Europa en ten slotte alle Nederlandse landsheren, stadhouders en gouverneurs-generaal. Een glossarium van 116 bladzijden met allerlei nuttige aanduidingen sluit dit werk af.
M. Dierickx
| |
Gysseling, Maurits, Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226). (Bouwstoffen en studiën voor de geschiedenis en de lexicografie van het Nederlands. VI). - Belgisch Interuniversitair Centrum voor Neerlandistiek, 2 dln, 1407 blz., geb. 1500 F. voor beide delen.
De ervaren toponymist Dr. Gysseling, die reeds met Dr. A.C.F. Koch een uit- | |
| |
gave bezorgde van alle Lagelandse diplomata van vóór 1100, biedt ons hier een monumentaal werk aan. Gedurende 16 jaar heeft hij in de Nederlanden, in Frankrijk, Duitsland en zelfs Engeland alle oude archiefstukken opgespoord die over ons land handelen. Hij excerpeerde alle originele stukken van vóór 1226 en alle afschriften die ouder zijn dan 1200, om nauwkeurig alle plaatsnamen te noteren uit de drie Beneluxlanden en uit het aangrenzend gebied van Noord-Frankrijk en West-Duitsland. Voor de universiteitsstad Leuven b.v. noteert hij niet minder dan 16 verschillende spellingen uit een dertigtal stukken tussen 884 en 1212. Voor de Nederlanden schijnen de auteur weinig of geen stukken ontsnapt te zijn, wat echter, bijna vanzelfsprekend, niet het geval is voor West-Duitsland. Daarna geeft de auteur, steunend op de oudste schrijfwijzen, een etymologie van de plaatsnaam; zo leidt hij Leuven, met als oudste spelling Luanium af van het Oudgermaanse lubanja-: ‘het geliefde’. In zijn Woord Vooraf schrijft hij terecht: ‘De blijvende waarde van dit woordenboek ligt in zijn materiaalverzameling. Etymologieën, hoe belangrijk ook als doel, zijn broos. Tussen het ontstaan van een naam en zijn eerste bewaarde attestatie, liggen eeuwen, soms vele eeuwen, met onbekende, vaak grillige evolutie. Van vele namen zal de betekenis altijd duister blijven’ (bl. 8). M.a.w. bepaalde etymologieën zijn betwistbaar. De lange lijst plaatsnamen A-Z wordt gevolgd door een ‘Synthese’ (bl. 1111-1142) waarin de auteur, steunend op zijn rijk materiaal, interessante beschouwingen maakt over de vroege taalgeschiedenis in onze gewesten. Dom Floribertus Rommel maakte als bekroning van dit naslagwerk uitvoerige indices van oude vormen en ook geografische indices met verwijzing naar alle plaatsnamen die
tot een bepaalde gemeente behoren (bl. 1143-1404). Een monumentaal werk dat geen behoorlijke bibliotheek mag ontberen en dat de geschiedkundigen, de lokaalhistorici en de folkloristen enorme diensten zal bewijzen.
M. Dierickx
| |
Weltgeschichte in 5 Bänden. I. Band: Das Altertum door F. Busigny, 1960, 580 p., 54 pltn, 9 krtn, D.M. 15.-; III. Band: Die Neuzeit door H. Hubschmid, 1960, 340 p., 34 pltn, 7 krtn, D.M. 15.-; IV. Band: Die neueste Zeit door J. Boesch, 1960, 356 p., 28 pltn, 15 krtn, D.M. 15.-. - Eugen Rentsch Verlag, Erlenbach-Zürich en Stuttgart.
Na Deel II over de middeleeuwen en Deel V over de periode sinds 1914, zijn nu ook de andere drie delen van dit mooie werk verschenen. Deze Zwitserse wereldgeschiedenis doet een ernstige poging om aan zaakkundige kennis en wetenschappelijke verantwoording ook een vlot leesbare tekst te paren. Een tweede kenmerk is dat zij resoluut de nationale en zelfs de Europese kaders doorbreekt. Zo vangt het eerste deel over de oudheid aan met een kort overzicht van de voorgeschiedenis; naast Egypte, Mesopotamië, de Feniciërs en Israël, krijgen ook Indië en China een hoofdstuk; en tussen de twee hoofdbrokken over Hellas en Rome staat een kort hoofdstuk over de Indo-Germanen. In het vierde deel, van de Aufklärung tot 1914, worden 28 bladzijden gewijd aan de U.S.A. en ook Latijns-Amerika, Oost-Azië en de Britse dominions worden behandeld: toch blijken ons de drie bladzijden die China en Japan in de 19e eeuw worden toegemeten, erg karig, terwijl Indië slechts terloops ter sprake komt. Het vijfde deel is veel meer universeel. Een derde kenmerk is dat de militaire geschiedenis slechts nog behandeld wordt voor zover zij nodig is om de geschiedkundige ontwikkeling te volgen: de politieke, economische en sociale geschiedenis, de cultuur- en kunstgeschiedenis krijgen een evenwichtige behandeling. Toch legt elke auteur de klemtonen anders, al hangt ook veel van de periode zelf af. De bladzijden die in de delen III en IV over de Katholieke Kerk handelen bevatten enkele onjuistheden; vooral het hoofdstukje over Sint-Ignatius en de jezuïetenorde (III., 164-168) munt hierin uit, maar van Zwitsers kan men moeilijk iets anders verwachten. De vijf delen van deze prettig geschreven en tevens degelijke Weltgeschichte zijn mooi uitgegeven, met vele platen en kaarten verlucht en van een register voorzien. Het is te begrijpen dat niet alleen vele leken naar dit werk hebben gegrepen, maar dat het aan vele middelbare scholen
en zelfs hogescholen als handboek is ingevoerd.
M. Dierickx
| |
Gieraths, Gundolf, O.P., Savonarola, Ketzer oder Heiliger? - Herder, Freiburg-Wien-Basel, 1961, 302 pp., 6 pltn, geb. D.M. 15.80.
De dominicaan Savonarola, die zelf uiterst streng en heilig leefde, in zijn orde een hervorming en in Firenze een totale geestelijke ommekeer teweegbracht, maar ook om gewetensmotieven weigerde aan
| |
| |
de paus te gehoorzamen, zelfs na de excommunicatie, blijft sinds vijf eeuwen een betwiste figuur. Is deze profeet een ketter of een heilige? Door Leopold von Ranke werd hij een voorloper van de protestantse reformatie genoemd en hij staat op het Luthergedenkteken te Worms afgebeeld. Maar in 1952, precies vijf eeuwen na zijn geboorte, vroeg de burgemeester van Firenze, de la Pira, hem publiek om vergiffenis op de Piazza, waar de stad in mei 1498 de monnik had verbrand; terwijl niemand minder dan de Generaal der Dominicanen, de Spanjaard Suarez, op het provinciaal kapittel van Genua in 1951 zei: ‘Het uur van Savonarola is aangebroken!’ In dit boek geeft Gieraths in vijftig bladzijden een nauwkeurig afgewogen overzicht van Savonarola's tijd en leven, om dan van dichterbij de vraag te onderzoeken: Ketter of Heilige? Zijn genuanceerd antwoord lijkt ons juist: subjectief is Savonarola een heilige, maar eerst moet de vraag naar de objectieve schuld, het zich verzetten tegen de pauselijke bevelen, beantwoord worden, eer men tot een heiligverklaring kan overgaan. Behalve deze beknopte Inleiding bevat het boek enige van Savonarola's mooiste geschriften: de afscheidsbrief aan zijn vader bij zijn intrede in het klooster, een troostbrief aan zijn moeder bij een sterfgeval, talrijke preken en geschriften, en ten slotte zijn ontroerend commentaar op de psalm 50: Miserere, die hij in de kerker vlak vóór zijn executie schreef, met door de foltering gewonde handen. Zeker is Savonarola een der voornaamste ascetische schrijvers van de late middeleeuwen.
M. Dierickx
| |
Bamm, Peter, Frühe Stätten der Christenheit. - Kösel Verlag, München, (1960), 373 pp., geb. D.M. 8,80.
Bamms werk bezit nog een andere dan literaire kwaliteit, door geen der gewoonlijk geprezen gaven of talenten te vervangen: een warme menselijkheid en echtheid in diep doorleefd, vroom christendom. Hij kent zijn Bijbel en de Oudheid, bereidde zijn reis geschiedkundig en archeologisch voor, en verwerkt die wetenschappen op een heel interessante wijze, en toch wordt zijn pelgrimstocht naar de bronnen, van Athene en de Athosberg, over Constantinopel en de vergane steden van Klein-Azië, tot Jerusalem en het Catharinaklooster op de Sinaï, geen zoveelste knap reisverhaal; het wordt een ontdekkingstocht die het hart doet kloppen bij de nadering van de plaatsen, waar ons geloof geboren is en eerst geleefd heeft. Dit keurige boek verschijnt in einmalige Sonderausgabe, tegen een billijke prijs.
A. Deblaere
| |
Sociografie
Pauwels, F.M., Landhuishoudkundig onderzoek bij de Japulari. - Rectoraat, Rijksuniversiteit, Gent, 1960, 244 pp., geïll.
Deze sociografische studie van een bevolkingsgroep uit de Ituri (N.O.-Kongo), wil de aanpassingsvoorwaarden onderzoeken van een traditioneel landbouwmilieu aan een meer gemoderniseerde landbouwproduktie, daar er voor industriële ontwikkeling in deze streken vooralsnog geen mogelijkheden bestaan. Hiertoe ontleedt Schr. de sociologische en economische, fysische en climatologische, ecologische en landbouwkundige gegevens en onderzoekt de reeds doorgevoerde hervormingen inzake grondverdeling, woningbouw, enz. Een bijzondere aandacht wordt besteed aan plaatselijke landbouwprodukten en aan de veestapel. Tot besluit, worden enkele resultaten en perspectieven aangegeven. Met deze eerste publikatie heeft Ganda-Congo (Instituut van openbaar nut aan de Rijksuniversiteit van Gent) zeer verdienstelijk werk geleverd. We wensen dat de stichting haar actie verder moge uitbreiden bij wijze van technische hulp, zoals prof. L.O. De Wilde, onder wiens leiding dit werk werd uitgevoerd, in zijn inleiding zegt te hopen.
H. De Decker
| |
Aerts, J. - Raymaekers, R.A., Het arrondisssement Mechelen (Centrum v. Economische Studiën. - Kath. Univ. Leuven, 11). - Uystpruyst, Leuven, 1961, 304 pp., F. 360.
Na de regionaal-economische onderzoeken over de aangrenzende arrondissementen Turnhout en Leuven is deze streekstudie over Mechelen de derde in de reeks door het Centrum voor Economische Studiën der Leuvense Universiteit in opdracht der regering uitgevoerd. Door de degelijkheid en de afwerking van het detail (o.m. met een 20-tal kaarten) blijft ook deze aflevering de traditie der reeks getrouw. Na een analyse van de bevolking en de economische infrastructuur wordt het economisch leven en de arbeidsmarkt onderzocht, waarop het
| |
| |
geheel resulteert in een eindoordeel over het welvaartspeil en de mogelijke maatregelen tot welvaartsbevordering in dit arrondissement. Voor industriëlen, gemeentebesturen en sociale organisaties, die in Mechelen belangen hebben, is dit boek een onmisbaar consultatiewerk.
J. Kerkhofs
| |
Mols, Roger, Bruxelles et les Bruxellois. - Edition de la Société d'études morales, sociales et juridiques, Leuven, 1961, 177 pp.
De bekende historicus Prof. Dr. Mols S.J., die door zijn driedelig werk Introduction à la démographie historique des villes d'Europe du XIVe au XVIIIe siècle in heel Europa de aandacht op zich vestigde, vergast ons hier op een degelijk en pittig geschreven schets over Brussel en de Brusselaars. Eerst tracht hij Brussel geografisch te omlijnen en opteert eerder voor de Brusselse agglomeratie dan voor de oude stad, de vijfhoek Brussel binnen de ringlanen. Na een blik op het ontstaan en de gestage groei van het oude Broek-sele (= de woning in het moeras) tekent de auteur met forse trekken de commerciële, industriële en culturele functie van Brussel. Al leest dit eerste deel prettig, niettegenstaande kaarten, tabellen en diagrammen, toch komt de guitige, lichtelijk spottende auteur pas volledig tot zijn recht in het tweede deel over de Brusselaars. Hij schetst er de psychologie van de Brusselaar, die meer op de Vlaming dan op de Waal lijkt, zijn weinig godsdienstig karakter, zijn politieke voorkeur, zijn half-utilitair, half-affectief patriotisme, ‘l'épineux problème des langues’ met enkele wijze bedenkingen, de levenswijze van de Brusselaar en ten slotte de Brusselaar van morgen. Een kostelijk boekje!
M. Dierickx
| |
Hagiografie
Barnhoorn, Dr. H.J., m.s.f., Priester voor het het volk. - N.V. Paul Brand, Hilversum, 1960, 293 pp. f 8,40.
Pater Barnhoorn heeft een met intelligente zorg en studie geschreven leven van Pater Jean Berthier gepubliceerd. Pater Berthier, de stichter van de congregatie der H. Familie, was in Nederland slechts bekend in een kleine kring rondom Grave, waar hij een ongelooflijk verstorven en heilig leven leidde. Er was aan deze man niets brillants, niets opvallends, zelfs weinig origineels; hij was eenvoudig een geheel van God vervuld mens, die in niets zich zelf, maar in alles God en de naaste zocht. Pater Barnhoorn doet dit alles goed uitkomen en bespreekt de dingen met verstandige kritiek. Pater Berthier was soms te brusk, te autoritair, eiste te veel van zijn leerlingen, maar zijn Godsvertrouwen was ontembaar. Zijn vele geschriften ademen te zeer een vroomheid van tachtig jaar geleden om nog vlot gelezen te worden. Maar wat blijft is de figuur van een uiterst rechtschapen en heilig priester.
J. van Heugten
| |
Perrin O.P., J.M., Catherine de Sienne, contemplative dans l'action (La légion de Dieu). - Aubier, Parijs; Edition Universelle, Brussel, 1961, 244 pp., F. 92.
Catharina van Sienna hoort, met Birgitta van Zweden en Teresia van Avila, tot de meest verbazende heilige vrouwen in de christenheid. Van een intens mystiek leven uit trokken zij, ook apostolisch, een wonderbaar spoor. Het waren vrouwen aan wie God méér dan mannenkracht verleende, en juist hun vrouwelijkheid ontplooide zich zuiverder: hun bereidzame aanhankelijkheid aan Christus en Kerk... Pater Perrin wil ‘chercher l'idée que Catherine se fait de la vie chrétienne. Il apparaît que pour elle l'imitation du Christ est nécessairement apostolique et doit devenir don d'amour à Dieu pour son Eglise’ (blz. 7). Maar deze bondige samenvatting geeft niets weer van de macht, de gloed, de transformatie, de werking van deze Martha, die des te meer Martha werd naarmate zij intenser Magdalena was geworden. En de bewogen veertiende eeuw doet ons aan onze bewogen twintigste denken, terwijl Catherina's mystiek opgaan in de Kerk voor ons de centrale plicht vastlegt.
Em. Janssen
| |
Pernoud, Régine, Un chef d'état. Saint Louis de France (Situation des Saints). - Isbelda, Parijs, 1960, 142 pp.
Zoek hier geen historische studie, zelfs geen uitgebreid levensverhaal; zoek het portret van een heilig koning, meteen zijn bestemming en die van zijn volk. Elk hoofdstuk ontwikkelt één aspect: ‘Le sacre du roi, Le diplomate, Le justicier, Le roi et ses sujets, Le secret du roi’; het laatste hoofdstuk trekt het besluit: ‘Notre Sire et son sergent Louis.’ Alles komt hierop neer: voor Gods oog stelde de heilige koning zich volkomen in de
| |
| |
dienst van zijn volk. Zo werd zijn koningschap een heilige zending; en we begrijpen beter de zending van die andere heilige, Jeanne d'Arc: twee eeuwen later was het als wilde God, door haar, dat eerste koningschap herstellen.
Em. Janssen
| |
Zeller, Renée, St. Joseph le charpentier. En marge des évangiles. - Mame, Tours, 1960, 272 pp., NF. 8.95.
Dit is geen theologische of exegetische studie; het is een ‘verbeelding’ bij de schaarse gegevens uit evangelie en overlevering. Een eerbiedige en getrouwe verbeelding, die toch tracht het mysterie van die uitverkiezing te doorgronden. En met een resultaat dat, zonder zich op te dringen, niet onbeduidend blijft.
Em. Janssen
| |
Natuurwetenschap
Wirk, Adolf, Philosophie und Physik. - S. Hirzel Verlag, Stuttgart, 1961, 180 pp., D.M. 14.40.
Twee jaar geleden verscheen bij Hirzel in Stuttgart een boekje van Werner Heisenberg, dat een samenbundeling vormde van een aantal lezingen, die hij enkele jaren daarvoor in Schotland had gehouden en dat als titel meekreeg: Physik und Philosophie. Het stelde nogal teleur. Nu verschijnt in precies dezelfde uitvoering een aanvulling op dat werkje van Heisenberg, met als titel: Philosophie und Physik. Terecht wordt nu het woord filosofie voorop geplaatst in de titel, want dit nieuwe boekje is op de eerste plaats wijsgerig van aard, veel meer en veel degelijker dan Heisenberg's lezingen-cyclus. Vooral de eerste helft houdt zich intensief (en moeizaam) bezig met problemen uit de logica. Het is moeilijk om het hoofdthema aan te geven. Het begrip complementariteit neemt een zeer centrale plaats in, waaromheen veel van wat schr. biedt wordt gegroepeerd. Toch is het geen boekje over complementariteit. Daarvoor is het weer te disparaat Schr. geeft allerlei korte vues, vaak in aforistische vorm en dikwijls vrij abstrakt, die hij zelf ook niet tot een consistent geheel weet te maken. Deze beschouwingen zijn niet allemaal van dezelfde waarde, maar veel er van heeft op zijn minst de verdienste, dat het de lezer aan het nadenken zet. In dit opzicht heeft Wirk het er beter afgebracht dan Heisenberg in het tweelingboekje. Met name in de tweede helft komen een aantal paragrafen voor, die heel kort de grote fysisch-filosofische problemen van het ogenblik aansnijden (actio in distans, causaliteit, onzekerheidsrelatie, wet en toeval, relativiteitstheorie). Daarnaast bevat het boekje ook heel wat pagina's waarvan de betekenis binnen het raam van het geheel niet erg duidelijk is, en die de bestudering van het boekje soms tot een moeizame bezigheid maken. Als schr. wat kritischer geweest was tegenover zijn eigen pennevruchten, zou het boekje in omvang gedaald en in waarde gestegen zijn.
P. v. Breemen
| |
Gorschkow, G.W., Gammastrahlung Radioaktiver Körper. - Teubner Verlagsgesellschaft, Leipzig, imp. J. Meulenhoff, Amsterdam, 1961, 151 pp., D.M. 11.40, f 12,-.
Dit boekje valt uiteen in drie hoofdstakken. Het eerste geeft de fundamentele theorie der gamma-straling. Het tweede geeft berekeningen voor de straling uitgaande van bronnen van verschillende geometrische vormen, zonder de secundaire straling in de berekening op te nemen. Het derde onderzoekt de secundaire straling, die ontstaat als gammastraling in de materie binnendringt, en geeft berekeningen voor de afzwakking van de gamma-straling dientengevolge. De behandeling is buitengewoon helder. De wiskundige afleidingen worden moederlijk voorzichtig stap voor stap gegeven, zodat men zich afvraagt, of niet iedereen die zich met fysische problemen van dit niveau bezighoudt, meer wiskundige kennis heeft dan schr. veronderstelt. Vermoedelijk speelt hier een verschil in didactiek tussen Rusland en het Westen doorheen. Het boekje eindigt met vele tabellen en een nuttig overzicht van de eenheden, die in de stralingstheorie gebruikt worden.
P. v. Breemen
| |
Pocketboeken
Prisma-boeken. Het Spectrum, Utrecht. Dr. P.M. Maas, François Villon rover, moordenaar en dichter.
Een goed en met zorg geschreven werkje over de grote dichter en bandiet, met vele vertaalde gedichten.
| |
G.K. Chesterton, Het geheim van Father Brown. Vert.
Weer een negental verhalen van Chesterton rond de originele Father Brown.
| |
| |
| |
C.S.Th. van Gink, Dieren in en om het huis.
Een boekje voor dierenliefhebbers en ‘ornithofilen’. Met talloze afbeeldingen.
| |
Philip MacDonald, De dodenlijst van Adrian Messenger.
Een uitermate ingewikkelde, maar ingenieus geconstrueerde crime story.
| |
Science Fiction-verhalen. Vert.
Een aantal verhalen, spelend in de toekomst, waarin de nieuwere technische wetenschappen een rol spelen.
| |
Eric Weiser, Voortplanting bij de mens. Bewerkt door J.G.H. Holt.
Een populair werkje over een delicaat thema. De naam van de bewerker J.G.H. Holt garandeert een bruikbare en geschikte voorlichting.
| |
Berkeley Mather, Nacht over Kasjmir. Vert.
Een spannend verhaal, vol avontuur en gevaren, geschreven door een in strijd en ondernemingen geharde.
R.S.
| |
Phoenix-pockets. W. de Haan, Zeist; N.V. Standaard boekhandel, Antwerpen, 1961.
Brandt, Prof. Dr. C.D.J., Kruisvaarders naar Jeruzalem. - 153 pp., geïll.
Het uitstekende werk van Prof. Brandt over de eerste kruistocht is nu ook in de Phoenix-serie verschenen. Brandt heeft de taak op zich genomen om in dit boek een aantal als vaststaand-aangenomen feiten over de kruistochten kritisch te herzien en aan de meer of minder betrouwbare gegevens soms een nieuwe totaal andere interpretatie te geven. Prof. Brandt schrijft boeiend, zodat dit boekje ook zeker bij historisch-niet-geschoolde lezers belangstelling zal wekken voor het belangrijke maar ook veel omstreden onderwerp.
| |
Bernard, R., Mau-Mau, katten in kunst en in literatuur. 134 pp., geïll.
De verzamelaar van deze bundel impressies en platen heeft zijn stof ingedeeld in: de kat in de didactiek, in de epiek, in de lyriek en in de dramatiek. Een fraaie collectie afbeeldingen maakt deze Phoenix editie tot een aantrekkelijk, boeiend boekje.
C. de Groot
| |
Elseviers mythologische encyclopedie.
In de pocketreeks van Elsevier heeft Dr. A.R.A. van Aken een kleine encyclopedie van de Griekse, Romeinse en Germaanse mythen- en sagenwereld gepubliceerd. Het boekje is geïllustreerd.
R.S.
| |
Accolade-serie.
Agatha Christie, Avontuur met een kerstpudding.
Cecil Jenkins, Boodschap van Sirius. R.J. White, Het schoonste graf.
Martin Mons, Meineed.
Sijthoff, Leiden 1961; f 2,95 per deel.
‘Avontuur met een kerstpudding’ bevat een aantal korte detectivestories van de geroutineerde crime story-schrijfster Agatha Christie. ‘Boodschap van Sirius’ en ‘Het schoonste graf’ zijn twee bekroonde, goed geschreven en spannende crime stories, terwijl ‘Meineed’ een psychologisch te zwak gemotiveerd en weinig boeiend misdaadverhaal is.
R.S.
| |
List-Bücher. Paul List Verlag, München.
Ingeborg Y. Wendt, Zen, Japon und der Westen. 1961, D.M. 2.20.
De schrijfster geeft een uiteenzetting van het Zen-Boeddhisme en bespreekt daarna de verhouding het Westen - Japan.
| |
Francis Careo, Maurice Utrillo. Legende und Wirklichkeit.
Een vertaling van Carca's werkje over de Parijse schilder Utrillo.
| |
Egon Friedell, Aphorismen und Briefe.
Walther Schneider bezorgt deze uitgave van het werk van de hier weinig bekende Egon Friedell.
R.S.
| |
Varia
Wildiers, N.M., Teilhard de Chardin (Classiques du XXe siècle, 36). - Editions universitaires, Parijs, Brussel, 1960, 135 pp., Fr. 54.
Dit voortreffelijk boekje is niet een levensbeschrijving van Teilhard, maar geeft een algemeen inzicht in de gedachte van de beroemde antropoloog. In Teilhard heeft altijd de bekommernis geleefd, de christelijke zin te vinden van de wetenschap en van de vooruitgang; men begrijpt eerst de wetenschap en de vooruitgang op een bevredigende en alles overziende wijze, wanneer men ziet hoe de wereld die door de wetenschap bestudeerd wordt een groeien is naar Christus en naar zijn Kerk. Zo krijgt het ontstaan van de fysico-chemische wereld zijn zin in de wording van het leven; het leven zelf ontwikkelt zich naar de mens toe; en de mens vindt zijn levensbestemming in de christelijke liefde en in
| |
| |
het deelhebben aan de groei van de Kerk. - In deze heldere en trouwe uiteenzetting van Teilhard's gedachte vindt men de uitzonderlijke Teilhard-kenner terug maar ook de filosoof en theoloog waarop men kan vertrouwen als een veilige gids bij de interpretatie van Teilhard.
M. De Tollenaere
| |
Leven en Dood. Voordrachten gehouden ter gelegenheid van de Universiteitsdag 26 maart 1960 te Utrecht door Prof. Dr. H. Obbink e.a. - De Erven F. Bohn N.V., Haarlem, 1961, 170 pp., f 9,50.
In deze reeks voordrachten, gehouden ter gelegenheid van de universiteitsdag op 26 maart 1960 te Utrecht (uitgegeven onder auspiciën van het Utrechts Universitair Fonds) wordt het titelthema op onverwacht uiteenlopende wijze belicht. Obbink beschouwt leven en dood uit godsdienst-historisch oogpunt, Ds. Hijmans geeft pastorale overwegingen ten beste, Mr. De Monté ver Loren beziet het thema in de rechtsontwikkeling, Mr. Bronkhorst spreekt over leven en dood in het recht van onze tijd (m.n. kunstmatige inseminatie en euthanasie), de hooggeleerde Dr. J. Prins verdiept zich in de verhouding: leven en dood in het wereldbevolkingsprobleem; Prof. M.T. Jansen graaft het thema uit tot in de nucleïnezuurmoleculen, zijn collega K.C. Winkler komt in hetzelfde vlak te spreken over het virus mirabile; de geoloog Rutten voert ons terug naar ‘Het allereerste leven’ op aarde, de fysicus De Groot toont in ‘Entropie en leven’ aan dat de thermodynamica geheel en rechtstreeks toepasbaar is op biologische systemen; Bretschnelder bespreekt hetzelfde grensgebied als Jansen, en Meyling - eveneens hoogleraar aan de faculteit der diergeneeskunde - gewaagt van het onderzoek naar steeds kleinere morfologische structuurbeelden waaraan bepaalde levensuitingen (functies) gebonden zijn. Met uitzondering misschien van Hijmans' bijdrage aan deze op hoog niveau liggende bundel, zijn boven aangeduide voordrachten overwegend exact wetenschappelijk van opzet en veelal ‘cijferrijk’ van uitvoering. Temeer valt op de slotlezing van Rümke - voor alle faculteiten! - waarin deze voortreffelijke redenaar op de hem eigen humane en artistieke wijze leven en dood in de mens als probleem laat verschijnen voor ons allen, en de noodzakelijkheid beklemtoont zich met deze problemen, intensiever dan tevoren gebruikelijk was, bezig te houden teneinde ons eigen leven en dat van anderen dieper te begrijpen.
J.J.C. Marlet, zenuwarts
| |
Praag, Drs. H. van e.a., Alles wat U weten wil. Encyclopedisch compendium. - W. de Haan, Zeist, Standaardboekhandel, België, 1961, 408 pp., f 8,90.
Drs. H. van Praag, E. Penkala en anderen hebben een populair encyclopedietje samengesteld door elke letter van het alfabet een bepaalde branche te doen vertegenwoordigen, K. b.v. Kunst, C. Chemie, M. Muziek etc. Het boek is zeer rijk geillustreerd. Het is natuurlijk hachelijk de gehele wetenschap, kunst en cultuur in een notedop te vangen. Soms is de tekst nogal eigenaardig. Zo bevreemdt het b.v. onder R. (Religie) meer over Buber dan over Christus te lezen, waar het Christendom behandeld wordt; eveneens doet het vreemd aan b.v. onder L. (Letterkunde), waar de roman ter sprake komt, wel Wolff-Deken en Conscience, doch niet Flaubert genoemd te zien. Elders wordt Andersen op één lijn gesteld met Shakespeare en Homerus. Maar men mag aan een zo omvattend en tevens zo gecomprimeerd werk niet te hoge eisen stellen.
P. van Alkemade
| |
Laag, Heinrich, Wörterbuch der altchristlichen Kunst. - Johannes Stauda-Verlag, Kassel, 1959, 176 pp., 133 tek., geb. DM. 9,20.
Het gebied van de oud-christelijke kunst veronderstelt de kennis van verscheidene disciplines. Toch trekt zij niet alleen specialisten aan, doch een steeds groeiend aantal belangstellenden. Jammer genoeg worden lezers, die hun algemene vorming erdoor willen verrijken, in hun persoonlijk interesse geremd door een vloed van technische termen in de bestaande literatuur ter zake, terwijl ze noch over de middelen beschikken om lijvige lexica te kopen noch over de tijd om die in openbare bibliotheken na te slaan. Voor studenten zowel als voor liefhebbers en reizigers vormt dit bescheiden handig lexicon een goede vade-mecum. Termen, meestal van latijnse oorsprong, gebruikt door classici, liturgisten, theologen, archaeologen en kunsthistorici, worden hier kort verklaard en desnoods met een schets geïllustreerd. De encyclopedische uitleg is tot een minimum beperkt. Als aanhangsel volgt nog een lijst van 23 pp. Griekse termen.
A. Deblaere
|
|