Streven. Jaargang 14
(1960-1961)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1056]
| |||||||||||||||||||||
Het dagelijks leven in de Sovjet-UnieGa naar voetnoot*) III
| |||||||||||||||||||||
[pagina 1057]
| |||||||||||||||||||||
kelijke ambtseed weer in te voerenGa naar voetnoot5) en om meer werk te maken van de voorlichting der jeugd: ‘Ik vroeg aan een onderwijzeres, die ik ken, of men aan de oudste leerlingen iets concreets wilde zeggen over de geslachtelijke betrekkingen. “Alleen in de anatomieles, maar niet veel”. Maar, neem me niet kwalijk, dat is biologie! Maar waar blijft de moraal? De zedelijkheid? Waarom geen speciale gesprekken houden “Over de maagdelijke eer, over de mannelijke waardigheid”? Ik heb niet gehoord, dat zulke gesprekken ergens plaats vinden.... Honderden, duizenden gaan in dergelijke omstandigheden naar hun instinct te werk. Maar waar is het verstand? Waar die zuivere kuisheid, zonder welke onze hoge menselijke moraal niet denkbaar is?’Ga naar voetnoot6). Nu blijkt, - en dat is het door mij bedoelde belangrijke verschijnsel - dat zulke vragen ook beantwoord worden door gelovigen. Op zich logisch, want zij alleen kunnen dat bevredigend doen. Maar wie had dat in Sovjet-Rusland nog verwacht? ‘De bedienaren van de eredienst geven zich veel moeite om de leer van de godsdienst, vooral zijn zedelijke normen, aan te passen bij de nieuwe verhoudingen in het dagelijks leven van het gezin, zoals die uiteraard ook onder de gelovige arbeiders overheersen. Volgens de geestelijken ligt dat terrein ver af van het openbare leven en heeft het er weinig verband mee. Veel gelovigen zijn van mening, dat de godsdienst door zijn zedelijke beginselen een gunstige invloed uitoefent op de verhoudingen in het dagelijks leven van het gezin, op het karakter van de mens in het algemeen. Hij zou zgn. bescheidenheid en vriendelijkheid bevorderen. Wanneer ze in het dagelijks leven stoten op verschijnselen van ontaarding, op schending van de huwelijkstrouw, dan zeggen de aanhangers van de Kerk: “Kijk, als iedereen in God zou geloven, zouden zulke dingen niet gebeuren. Men heeft God vergeten en het geweten is verloren gegaan!”’Ga naar voetnoot7). ‘Tegen de godsdienst moet men eerlijk en openlijk optreden’ zegt het officiële orgaan der atheïstenGa naar voetnoot8), maar in de praktijk blijkt daar niet veel van. In plaats van een werkelijk debat met gelijke kansen voor beide partijen aan te gaan geven de atheïsten de voorkeur aan een even domme als plompe ‘weerlegging’ van de mening der gelovigen: ‘Vanuit het standpunt der godsdienstige moraal behoeft men niets goeds te doen voor de mensen, kan men zelfs misdaden bedrijven, als men maar vurig bidt. Voor het persoonlijk heil is het belangrijkste niet, hoe de mens zich gedraagt t.o.v. de samenleving en de mensen, maar hoe zijn verhouding tot God is. Voor de gelovige, die een antisociale daad gesteld heeft, is het voldoende zich tot God te wenden, voor Hem berouw te hebben en dan zijn voor de mensen al zijn schuld, al zijn misdaden, alsof ze niet bestaan hebben.... Inzoverre er volgens de godsdienst geen misdaden zijn, die niet “afgebeden” kunnen worden, draagt hij er hoegenaamd niet toe bij om de pijlers der moraal te versterken. Integendeel, hij verwoest ze eerder’Ga naar voetnoot9). Laten we eerlijk toegeven, dat het gedrag van sommige gelovigen wel eens al te goed aan deze beschrijving beantwoordt. Het peil van de communistische polemiek wordt daar echter niet hoger door en dit soort propaganda is trouwens iets te ‘rijk’ aan dergelijke staaltjes van intelligentie. Ik vermeld er nog een om te laten zien, hoezeer de Sovjetrussische atheïsten ‘meeleven’ met vraagstukken, die ons ook bezig houden: ‘In Kongo, Oeganda-Oerbendi en Kameroen wordt in de eredienst de volkstaal gebruikt, wat in Europa nooit gebeurd is’Ga naar voetnoot10). De atheïsten beschikken echter ook nog over andere middelen, die op het ogenblik zo volledig mogelijk worden ingeschakeld. Onderwijzers, agronomen, | |||||||||||||||||||||
[pagina 1058]
| |||||||||||||||||||||
artsen en andere intellectuelen worden gemobiliseerd om de gelovigen dagelijks met hun propaganda te bewerken; toespraken worden gehouden op straat, in het veld en in de parken, waar men o.a. ook ontmoetingen en gesprekken met apostaten ensceneert; een onderwijzeres plaatst een telescoop op een kruispunt, laat de mensen kijken en begint te spreken over het ontstaan van het heelal enz.Ga naar voetnoot11). Vooral van het onderwijspersoneel wordt hier inderdaad veel verwacht. Op dezelfde dag, dat de Pravda met instemming zijn toenemende atheïstische activiteit in Oezbekistan vermelddeGa naar voetnoot12), slaakte het onderwijzersblad een kreet, dat er heel wat meer moest gebeuren: ‘Wij, het geweldige leger der arbeiders aan het culturele front, wij spreken zoveel over de opvoeding der kinderen tot militante atheïsten en wij doen er zo weinig voor! Wij moeten actief zijn en de antigodsdienstige propaganda in de les en in de school brengen, haar invoeren in het program. Wie moet zich daar meer mee bezig houden dan de onderwijzer?’Ga naar voetnoot13). Op één belangrijk punt moet hier met grote nadruk gewezen worden. In het vorige deel van deze studie heb ik een zelfvoldaan geluid uit de Sovjetpers doen horen, ‘dat de grondwet van de Sovjet-Unie, die aan alle burgers volledige gewetensvrijheid garandeert, onvoorwaardelijk nagekomen wordt’Ga naar voetnoot14). Diezelfde pers bevat echter meer dan voldoende voorbeelden van het tegendeel! Gelovige ouders wordt het recht ontzegd hun kinderen godsdienstig op te voedenGa naar voetnoot15); atheïstische propagandisten dringen door in een bijeenkomst der Baptisten om daar hun werk te doenGa naar voetnoot16) en triomfantelijk wordt gemeld: ‘In het gebied van Stavropolj hielden als resultaat van een zorgvuldige individuele (cursivering van mij, p.Z.) bewerking der gelovigen de bewoners van een dorp op de godsdienstoefeningen te bezoeken. De kerk moest gesloten worden. De priester rapporteerde aan de aartsbisschop: “In dit dorp kan een priester sterven van honger, want niemand geeft hem een stuk brood”’Ga naar voetnoot17). Alles tezamen toch wel een merkwaardige illustratie van de woorden van Chroestsjef, die ik al aangehaald heb: ‘We kweken absoluut geen vijandschap tegen de gelovigen!’Ga naar voetnoot18). | |||||||||||||||||||||
GezinslevenZo kom ik tot het laatste punt van de twee lijstjes over de tijdsindeling van een Moskous gezin: de vrije tijd en dus tot een behandeling van de vrijetijdsbesteding in de Sovjet-Unie. Maar daar zitten andere belangrijke vraagstukken aan vast. Allereerst dat van het gezinsleven, volgens ons toch nog altijd het milieu, waar een groot deel van de vrije tijd doorgebracht wordt of dient te worden. De held van een feuilleton in de Pravda denkt er ook zo over: ‘Als ie thuis komt, - zegt zijn vrouw - schreeuwt ie vanaf de drempel: “Nou ga ik me met mijn privé-leven bezig houden! Geef me gauw te eten, anders loop ik weg!”’Ga naar voetnoot19). Wat dat privé-leven betreft, werd hij bij een officiële gelegenheid, waar ik nog op terugkom, in het gelijk gesteld door een secretaris van het Centraal Comité van de Komsomol: | |||||||||||||||||||||
[pagina 1059]
| |||||||||||||||||||||
‘Een groot gedeelte van hun vrije tijd brengen de jongelui door in het gezin. Onze Sovjetgezinnen beschikken over rijke mogelijkheden om het thuis interessant te maken en de tijd nuttig door te brengen. Het is zeer goed, wanneer er in een jong gezin echte wederkerige zorg aan de dag gelegd wordt voor culturele ontwikkeling en verbreding van kennis, wanneer de huiselijke bezigheden op de juiste manier onder alle leden van het gezin verdeeld worden’Ga naar voetnoot20). Dat klinkt ‘niet gek’! Maar dezelfde secretaris zei bij dezelfde gelegenheid en zijn woorden staan afgedrukt op dezelfde bladzijde van dezelfde krant: ‘Onze jeugd is gewend in het collectief, tezamen met de kameraden, te werken en ze geeft er daarom de voorkeur aan om zich ook in het collectief, “onder de mensen” te ontspannen. En dat is juist. Dat beantwoordt aan de geest en de aard van onze samenleving.... Een aanzienlijk gedeelte van onze arbeidende en studerende jeugd leeft in de gemeenschapswoningen (zie eerste deel van deze studie, blz. 466, p.Z.). Wij moeten meer zorg hebben voor die verblijven van de jeugd en bij de jonge mens de liefde voor zijn gemeenschapswoning ontwikkelen’Ga naar voetnoot21). Aan welke passage moeten we ons nu houden? Aan de tweede, want die beantwoordt aan de strekking van heel de communistische gezinspolitiek en aan allerlei andere gegevens uit de Sovjetpers, die voldoende duidelijk laten zien, wat er in Sovjet-Rusland met het gezin gebeurt. B.v.: ‘De verwezenlijking van het zevenjarenplan schept gunstiger voorwaarden voor de opvoeding der kinderen in het gezin. De stoffelijke voorwaarden en de woningtoestanden ontwikkelen zich en verbeteren snel, de arbeidsdag wordt korter, de vrouw wordt steeds meer bevrijd van huiselijke arbeid. Het culturele peil der ouders stijgt’Ga naar voetnoot22). Staat hier dan ook iets verkeerds in? Letterlijk niet. Maar wie op het 20e partijcongres (1956) goed naar Chroestsjef geluisterd heeft, weet dat b.v. die bevrijding van de vrouw van huiselijke arbeid volgens hem betekenen moet, dat ze zo goed als geen maaltijden klaar maakt, want die moet het gezin maar buitenshuis nuttigen. En door die ‘gunstige voorwaarden voor de opvoeding der kinderen in het gezin’ moeten we ons ook niet laten imponeren. Immers, ziehier de mening van Chroestsjef, officieel uitgesproken op het reeds vermelde onderwij zerscongres: ‘De partijorganen mogen de kwestie van de opvoeding der jeugd in het gezin niet beschouwen als een persoonlijke zaak van de ouders zonder meer (cursivering van mij, p.Z.); ze mogen hierin geen neutrale houding aannemen. ....De gezinsopvoeding moet beschouwd worden als een der belangrijkste taken van de partijarbeid’Ga naar voetnoot23). Dit fraaie beginsel is zo oud als het communisme en men heeft zich al heel wat moeite getroost om het zo radicaal mogelijk toe te passen, o.a. door de opvoeding in staatsinternaten, die Chroestsjef nog belangrijk wil uitbreiden. En vanuit zijn communistische standpunt is dat des te meer begrijpelijk, omdat het aantal kinderen, dat tot nu toe aan die inrichtingen werd toevertrouwd, minimaal is. Het streefgetal van Chroestsjef voor 1965 gaat trouwens ook niet verder dan 2.500.000. Waarom die bescheidenheid? Ongetwijfeld zullen er kwesties van bouwpolitiek en personeelsbezetting tussen zitten, maar de klacht, dat de kolchozboeren hun kinderen zelfs niet naar de crêches en kleuterscholen willen brengen, wijst ook in een andere richting en weerlegt trouwens de verzekering, die er onmiddellijk aan voorafgaat: ‘Het is nauwelijks nodig te spreken over de voordelen van een staatsopvoeding der kinderen, over het nut van kleuterscholen en crêches, over hun invloed op de verhoging van de arbeidsproduktiviteit in de kolchozen’Ga naar voetnoot24). | |||||||||||||||||||||
[pagina 1060]
| |||||||||||||||||||||
Als voorlopige oplossing en overbrugging heeft Chroestsjef de ‘daginternaten’ uitgevonden, d.w.z. scholen, waar de kinderen zich ook voor de rest van de dag bevinden onder toezicht van opvoeders, totdat ze thuis terecht kunnen. Talrijke instanties moeten helpen om deze internaten goed te doen functionerenGa naar voetnoot25). Ook komt het voor, dat kinderen, die ver van school wonen, van maandag tot zaterdag in een internaat verblijvenGa naar voetnoot26). Al met al staat het Sovjetgezin duidelijk onder sterke druk. Toch ziet het er naar uit, dat de traditionele Russische liefde voor de kinderen nog weerstand blijft bieden aan de bemoeiingen en ‘zorgen’ van de communistische staat. | |||||||||||||||||||||
Privaat eigendomWant de natuur is nu eenmaal sterker dan de leer! Veelbetekenend in dit verband is een verzuchting in de Sovjetpers over mensen, die in hun arbeidscollectief heel goed voldoen, ‘maar als ze naar huis komen, op hun stukje grond, dan veranderen ze’Ga naar voetnoot27). Dit werd geschreven in het kader van een campagne, waarbij vooral de Pravda zich ingespannen heeft. Het ging over de volkstuintjes. D.w.z. dit verkleinwoord is al fout, want het is juist de bedoeling, dat er gezamenlijk getuinierd wordt b.v. door de arbeiders van een bedrijf, dat daartoe een stuk grond toegewezen heeft gekregen. Hier bleek echter de oude erfzonde van het privaat eigendom, die volgens het historisch materialisme van Marx en Engels de mensheid in het verderf heeft gestort, toch weer te dreigen en zich zelfs te herhalen. ‘Wij delen volkomen de mening, - aldus de Pravda - dat de ernstige ontaardingen (cursivering van mij, p.Z.), die men zich in de collectieve tuinderij heeft laten ontwikkelen, uit de weg geruimd moeten worden.... De laatste jaren is het op grote schaal praktijk geworden om stukjes grond ter beschikking te stellen voor individuele tuinen en zomerhuisjes, wat een grove schending is van het beginsel der collectieve tuinderij. De ministerraad van de Sovjet-Unie heeft 3 juli 1952 een besluit aangenomen, dat het optrekken van wat voor bouwsels ook op de voor collectieve tuinderij bestemde gronden verbiedt in een zone van vijftig kilometer buiten Moskou en buiten die zone het bouwen toestaat van lichte paviljoentjes (6 tot 10 vierkante meter) om er het tuingereedschap in te bewaren en er te schuilen voor de regen.... De privétuinen en -huisjes brengen een privaatbezitterspsyche voort en leiden de mens af van sociaal nuttig werk.... O.i. moeten de collectieve tuinen inderdaad collectief gemaakt worden.... Men kan algemeen toegankelijke ontspanningsinrichtingen organiseren, waar ieder Sovjetarbeider of -ambtenaar de mogelijkheid zal hebben om zich te ontspannen Deze methode om de ontspanning van de arbeiders te organiseren begroeten we’Ga naar voetnoot28). Eind augustus kon met voldoening worden meegedeeld, dat de omheiningen en priëeltjes verdwenen warenGa naar voetnoot29). Maar ik denk, dat die wet van 1952 nog wel eens voor de dag gehaald zal moeten worden en dat niet, omdat ik het geheel en onvoorwaardelijk eens zou zijn met wat in dit verband geschreven werd: ‘De arbeiders in het gebied rond Moskou hebben kleine stukjes grond en door dat eigendom ontwikkelen zich bij hen gierigheid, ruwheid en onderlinge haat’Ga naar voetnoot30)). Ook de waarlijk niet onafzienbare (hoogstens één hectare!) grondstukken, die ieder lid van een kolchoz wettelijk mag hebben en exploiteren, wekken de bezorgdheid van deze ijveraars voor de communistische observantie: | |||||||||||||||||||||
[pagina 1061]
| |||||||||||||||||||||
‘Persoonlijke bezittingen met kilometers lange omheiningen roepen geen goede gevoelens op en dienen de zaak van de communistische opvoeding niet. Winstgevende wijngaarden op individuele percelen zien er uit als iets tegennatuurlijks. Dat alles schaadt de geestelijke gezondheid van de mens en op slot van rekening verlaagt het hem’Ga naar voetnoot31). Om hem voor die verlaging te behoeden werden er ook al aanvallen gedaan op het privé bezitten van een huis, hoewel ook dit toegestaan is, en ook uit de wijze, waarop - zoals ik in het eerste deel van deze studie vermeld heb - de verhuurinrichtingen voor grotere huishoudelijke artikelen werden aangeprezen, klonk de bezorgdheid, dat men zulke dingen toch maar niet tot persoonlijk eigendom moet gaan maken. | |||||||||||||||||||||
Private meningen en afwijkingenWant, vergeten we het niet: volgens Chroestsjef hebben we het stadium van de ontplooide communistische opbouw bereikt en het wordt dus tijd, dat zowel in het geestes- en gevoelsleven als in het doen en laten der Sovjetmensen het beginsel der collectiviteit sterker tot uitdrukking komt. Opvallend is de inspanning van de Sovjetpers om de gelijkschakeling, die hier onvermijdelijk dreigt, te verdoezelen. ‘Zoals in alles zo is er ook hier bij ons geen particularisme, geen individualisme. En dat leidt volstrekt niet tot een nivellering van de persoonlijkheid, tot een beperking van de behoeften, de smaak en de neigingen van de mens, zoals de Westerse veelschrijvers daar zo graag over kletsenGa naar voetnoot32).....Een gedachtenloze, mechanische gelijkschakeling is nergens nodig. Maar ook een ten hemel schreiend exclusivisme dient ons nergens toe: het is in tegenstelling met de Sovjetsamenleving’Ga naar voetnoot33). Het privéleven der Sovjetburgers wordt zelfs in bescherming genomen tegen de Westerse boulevardpers-manieren, waarmee de communistische kranten vaak de hierboven vermelde staaltjes van zedelijk verval behandelen: ‘Maar het gebeurt, dat er in de pers dingen verteld worden over zeer intieme betrekkingen tussen de mensen, betrekkingen, waarover niet hardop gesproken mag noch moet worden.... En men kan meer dan één krant noemen, die, verleid door dat levensechte materiaal, persoonlijke, hoogst individuele belevenissen der mensen van commentaar en beoordeling voorziet.... Het is zeer belangrijk, dat er bij de behandeling van vraagstukken, die het dagelijks en privéleven aangaan, meer fijngevoeligheid aan de dag gelegd wordt en er in het geheel niet genoten wordt van intieme bijzonderheden’Ga naar voetnoot34). Op dezelfde dag, dat dit werd afgedrukt, verzette een ander Sovjetblad zich tegen de onbescheiden, tactloze vragen van correspondenten aan het soort jonge mensen, waarover ik het aanstonds zal hebben, en tegen de beledigende toon van die correspondentiesGa naar voetnoot35). Die zorg voor privérechten en -belangen houdt echter op, wanneer het gaat zowel over de verkondiging als over de bescherming van de communistische ideologie. Bescherming? Tegen wie of wat? ‘De verdedigers van het kapitalisme - aldus waarschuwt de-reeds vermelde Komsomolsecretaris - bestrijden onze levensbeschouwing door het vuile en vergiftigde wapen van de bourgeois-ideologie te lanceren.... Onze mensen kunnen zich zelfs moeilijk voorstellen, hoe laag de bourgeois-ideologie en -moraal gezonken zijn. Alle krachten der Amerikaanse imperialisten zijn er op gericht om de ziel van de Amerikaanse jeugd tot ontbinding en ontering te brengen....’Ga naar voetnoot36). | |||||||||||||||||||||
[pagina 1062]
| |||||||||||||||||||||
En Chroestsjef tot de onderwijzers: ‘Men mag echter niet vergeten, dat de strijd van het nieuwe dagelijkse leven, van de nieuwe moraal met de overblijfselen van het oude, die zich taai handhaven en hardnekkig verzetten, in het leven voortduurt. Bij een niet groot gedeelte van de jeugd, dat geen goede levensschool doorlopen heeft, ziet men nog een lichtzinnige en zelfs minachtende houding t.o.v. de fysieke arbeid, spilzucht, gedachteloosheid en een soort nihilisme’Ga naar voetnoot37). In deze aanhalingen ging het al hoofdzakelijk over de jeugd. Op het onderwijzerscongres was daarover geconstateerd: ‘De Komsomolorganisaties, de collectieven van pedagogen kunnen niet onverschillig toezien, dat sommige jongelui onder de slechte invloed van een vreemde ideologie komen.... De tegenstanders der Sovjet-Unie versterken de propaganda voor de kapitalistische levenswijze, voor de reactionaire ideologie; ze schrikken voor geen middelen, zelfs leugen en provocatie, terug bij hun pogingen om in het bewustzijn der Sovjetmensen een bres te slaan. Zelfs de uitbreiding der culturele, sportieve en andere banden met verschillende organisaties der kapitalistische landen, het groeiend aantal toeristen, de jongelui en de kinderen die naar ons land komen, de steeds grotere aanvoer van literatuur, films, tijdschriften en andere propagandamiddelen: ook dat proberen onze tegenstanders te benutten voor hun schaamteloze doeleinden’Ga naar voetnoot38). Ook de Komsomolsecretaris ging er nog nader op in: ‘Er zijn bij ons ook nog zulke jonge mensen, die een lui leven leiden, een warm beschut plaatsje zoeken bij papa en mama. In sommige van onze grote steden kan men ook nu nog dandy's ontmoeten, die de hele dag luilakken of, nog erger, bij de vreemdelingen rondhangen, alle mogelijke rommel bij hen kopen en met valuta proberen te speculeren: meisjes, die geen schaamtegevoel en geen geweten meer hebben, geen enkele nuttige arbeid verrichten, hun leven verdoen in restaurants en aan het strand, en die zich aan mensen, die ze toevallig ontmoeten, opdringen als bekenden’Ga naar voetnoot39). Zeer gequalificeerde, officiële persoonlijkheden uit de Sovjet-Unie machtigen ons dus tot de conclusie: er is (vooral) met de Sovjetjeugd iets aan de hand, beter gezegd: iets niet in orde. Ik wil echt niet overdrijven, wijs er echter met nadruk op, dat Chroestsjef de term ‘nihilisme’ gebezigd heeft en dat dit voor het communisme een minstens even ernstige afwijking is als voor het Christendom, ook al behoeft het dan geenszins over hetzelfde nihilisme te gaan. Ook het ‘onder de slechte invloed van een vreemde ideologie komen’ is een voor ons waardevolle bekentenis evenals de ‘tip’, die we zeker ter harte moeten nemen, nl. dat van culturele e.a. contacten onzerzijds een beïnvloeding uit blijkt te kunnen gaan. Menigeen zal zich over zulke onthullingen verbazen en zich afvragen: hoe is dat mogelijk? Die jongelui zijn toch immers bijna al vanaf de wieg communistisch opgevoed? Men heeft het inderdaad ernstig geprobeerd. Maar slaagt iedere christelijke opvoeding, hoe goed ze ook gegeven en hoezeer ze ook door bovennatuurlijke genademiddelen ondersteund wordt? En is er in de communistische wereld niet het een en ander aanwezig om intelligente, eerlijke jongelui aan het denken te zetten? De eerste twee delen van deze studie hebben daar al iets van laten zien. Op de lage levensstandaard kom ik verder niet terug, maar een prikkel om graag en goed communist te zijn is hij zeker niet. Enkele minder prettige aspecten en consequenties van de combinatie werken-studeren heb ik ook al besproken, maar ik voeg er hier nog iets aan toe. Al wordt het tegendeel voortdurend | |||||||||||||||||||||
[pagina 1063]
| |||||||||||||||||||||
beweerd, jongelui met ‘alleen maar’ vervolgonderwijs worden achtergesteld bij leeftijdgenoten met vakopleiding, die echter op hun beurt van de planning-organen vaak niet te weten kunnen komen, hoeveel leerlingen en voor welke beroepen er nodig zijnGa naar voetnoot40). Zelfs in zo'n grote stad als Leningrad ‘is het zeer ingewikkeld de leerlingen op de bedrijven geplaatst te krijgen’Ga naar voetnoot41). Opname in het produktieproces betekent praktisch ook inschakeling bij de reeds vermelde arbeidscompetitie van de ‘socialistische wedijver’: van de ene kant een economische noodzaak, van de andere kant een zware, dagelijks terugkerende last en dus een dagelijkse verleiding om wat kalmer aan te doen. Een nieuwe competitie met nieuwe ‘bijgedraaide’ prestatienormen maakt die achteruitgang dan weer goed. Dus een soort afwisseling van ‘up’ en ‘down’ fases. De obers, die ons te Moskou bedienden, waren kennelijk juist in een ‘down’ fase, want ze ergerden ons door hun getreuzel, maar twee jaar later was het weer (of nog?) zo: ‘Waarom denkt men in restaurants en eethuizen, dat een ober aan zijn waardigheid te kort komt, als hij eerder dan binnen 15 à 20 minuten bij je tafeltje komt?’Ga naar voetnoot42). Typerend in dit verband is ook de reactie der onderwijzers, die bij uitzending naar Siberië - een gevolg van de genoten studiebeurs - drie jaar ter plaatse werkzaam moeten blijven. Sommigen ‘zitten die tijd uit als een straf’, omdat ze zich beschouwen ‘als grote martelaren’, wier hogere ontwikkeling niet voldoende tot haar recht komtGa naar voetnoot43). Anderen - ‘niet weinig’ - trouwen, voordat ze afstuderen, om aldus kans te krijgen op vrije vestiging, ‘maar wie weet niet, dat zulke overhaaste huwelijken in de regel tot treurige gevolgen leiden?’Ga naar voetnoot44). De vakpers vermeldt echter ook allerlei gevallen, waarin de jongelui zich zonder meer aan die uitzending onttrekken en dat met veelzeggende motiveringen: ‘Ik wil hier in die rimboe niet meer leven en werken.... Ik heb expres slecht gewerkt om ontslag te krijgen’ enz. Even welsprekend zijn echter de waarschuwingen van het blad: ‘Gelooft niet aan de fabels der deserteurs over de rimboe, de onwetendheid, de verveling! dat is onzin!....Ga naar voetnoot45). Maar waarschijnlijk hoorde ze (een weerspannige onderwijzeres) van spitsburgers: dat is allemaal mooi in de boeken, maar niet in het leven....Ga naar voetnoot46). Laat een ander maar gaan, maar mij niet! Die woorden zijn niet nieuw. Ze rieken naar de schimmel van een oude wereld. Dat is niet onze, niet de Sovjetmoraal’Ga naar voetnoot47). Jong en oud zien die schimmel echter ook elders, waar hij evenmin thuis hoort: lieden, die onrechtmatig een ‘dienstauto’ hebben en als die hun afgenomen wordt, prompt aan een vrachtauto weten te komenGa naar voetnoot48); een hoofdingenieur, die door brutaliteit en protectie carrière heeft gemaakt, zijn ondergeschikten behandelt als schooljongens, maar zelf een eigen huis, auto enz. weet te krijgenGa naar voetnoot49). Dergelijke dingen zijn ook tegen de Sovjetmoraal. Er worden dan ook maatregelen tegen genomenGa naar voetnoot50) en in de literatuur worden zulke figuren aan de kaak gesteldGa naar voetnoot51. Maar ze zijn er en als er dan plaatsen zijn, waar bijna de helft | |||||||||||||||||||||
[pagina 1064]
| |||||||||||||||||||||
der ouders niet in staat blijkt te zijn hun kinderen te voedenGa naar voetnoot52), dan kunnen dergelijke verhoudingen gemakkelijk ontevredenheid doen opkomen. In deze samenhang hoort ook de discussie thuis, die ik in het eerste deel al vermeld heb en die zich bezig houdt met de overbezette tijd van een groot aantal jonge mensen in de Sovjet-Unie. Als voorbeeld werd deze dagorde van een 21-jarige arbeider gegeven, die nog een groot deel van zijn vrije uren besteedt aan Komsomolactiviteiten:
‘Kan men zo'n dagindeling goedkeuren - wordt er gevraagd - en wordt het geen tijd, dat de samenleving daar enige correctie in aanbrengt?.... Als regel worden de arbeiders-studenten in het bedrijf niet bevrijd van sociale opdrachten. En ze zijn gedwongen hun dag in te delen zoals de man van dit voorbeeld.... Onze bedoeling is: de aandacht vestigen op het probleem zelf van de vrijetijdsbesteding. Er moet orde geschapen worden, dat is onze overtuiging, in het tijdsbudget van een aanzienlijke groep jonge arbeiders. Maar hoe?’Ga naar voetnoot53). ‘Ik ben - meldt nog een andere jonge man - dagelijks bezig van 4.00 tot 22.00 uur; tijdens het schooljaar is mijn enige afleiding: de krant lezen’Ga naar voetnoot54). Er zijn er echter ook, voor wie dit alles niet het moeilijkste probleem vormt. Zij stellen vragen, die nog heel wat verder reiken en dieper gaan: ‘Ons leven is eenvormig. We weten tevoren, wat het zal zijn: morgen, over een week, over een maand; alle dagen lijken op elkaar als eigen broers. Dikwijls bespreken we 's avonds de vraag: waarin bestaat de zin van het leven? Zijn we geen spitsburgers geworden? Natuurlijk begrijpen we, dat ons voornaamste doel de opbouw van het communisme is. Maar ieder mens moet toch ook zijn eigen werkelijk tastbaar doel hebben. En zo'n doel hebben we niet. Waarin bestaat dan de zin van het leven? We zouden zo willen leven, dat je het met één woord zoudt kunnen karakteriseren: geestdrift. Maar we hebben geen geestdrift. Kan er trouwens in het algemeen in onze dagen nog geestdrift zijn? Zoals die er b.v. was ten tijde van de revolutie?’Ga naar voetnoot55). Hoe verleidelijk het ook is: zelfs uit zulke ontboezemingen mogen we geen te ver gaande conclusies trekken. Eén conclusie is echter zeker gewettigd: de communistische ideologische zuiverheid en bezieling laten om allerlei redenen in verschillende kringen der Sovjetbevolking en zeker bij de jongeren te wensen over; de gegeven voorbeelden staan nl. geenszins op zich zelf. Dat begrijpt en weet de partij ook en het is voor haar een reden te meer voor de ideologische propaganda, waarover ik al gesproken heb. Hier komt er nog een ander belangrijk aspect van ter sprake. | |||||||||||||||||||||
Vrijetijdsbesteding‘Nu de vrije tijd der kolchozboeren gevuld wordt met interessante, leerzame ondernemingen, hebben ze eenvoudig geen tijd meer om aan God te denken’ | |||||||||||||||||||||
[pagina 1065]
| |||||||||||||||||||||
- staat er ergens in de atheïstische literatuurGa naar voetnoot56). Dan is echter het recept in het algemeen: houdt ze bezig, dan hebben ze geen tijd meer voor andere gedachten! ‘Het is een ingewikkeld vraagstuk; men kan het op verschillende manieren oplossen, maar het dient aangepakt te worden en wel met energie, want juist hier, in deze afwezigheid van geestelijke behoeften, in deze afzijdigheid t.o.v. het stormachtig ontwikkelingsproces van onze cultuur, schuilen de bronnen van het hedendaagse spitsburgerdom’Ga naar voetnoot57). De schrijver van deze regels ziet dat vooral bij hen, die hun vrije tijd doorbrengen met domino en kaart spelen. Slechts één lezer komt daar tegen op: de mensen hebben zich altijd zo vermaakt en zullen dat blijven doen; hij legt ook de nadruk op het huiselijk karakter van zulke spelletjes. Maar allerlei andere inzenders eisen, dat er geen tijd verloren gaat en stellen voor in ieder blok huizen een gelegenheid te openen voor ontspanning en ontwikkelingGa naar voetnoot58). Te Permj is men verder gegaan: daar werken al ongeveer honderd woningen, die zijn ingericht als centrum van partijpropagandaGa naar voetnoot59). Dat is dus een der laatste vindingen op het gebied der ‘ideologische bewerking aan huis’, maar daarom ook een nieuwe vorm van aanslag op het privéleven van het gezin in zijn vrije tijd. Niet minder totalitair wordt de jeugd onder handen genomen: ‘Het is een eis van het leven, dat de opvoedende invloed van school, Komsomolen Pioniersorganisatie op de leerlingen ononderbroken is. Op het ogenblik, nu de school meer en meer overgaat tot het één-ploeg-systeem, worden er gunstige voorwaarden geschapen om de opvoedende werking der scholen niet te doen ophouden met de laatste bel. Het is van belang het actieve werk met de pioniers en de leerlingen na school, op de vrije dagen, in de vakantie en 's zomers te organiseren’Ga naar voetnoot60)). Veel van wat in juli over dit onderwerp geschreven werd hield verband met een plenaire zitting van het Centraal Comité van de Komsomol, waar de reeds enkele malen aangehaalde secretaris een rede hield met de veelzeggende titel: Over de opgaven van de Komsomol bij de organisatie van de vrije tijd der jeugd. Natuurlijk was het de bekende combinatie van kritiek en zelfkritiek: ‘Tot nu toe hebben de Komsomolorganisaties hun voornaamste taak niet uitgevoerd: in onze ideologisch-pedagogische arbeid door weten te dringen tot iedere jonge mens. Onze propaganda moet haar invloedssfeer voortdurend uitbreiden; ze moet zich richten niet alleen tot de activisten en de leden van de Komsomol, maar vooral tot de brede massa's van de jeugd, tot iedere jonge arbeider, kolchozboer, intellectueel en student’Ga naar voetnoot61). Nog belangrijker dan deze algemeenheden is dit detail: ‘Nu en dan kan men horen: ‘Onze jongelui lezen weinig politieke literatuur’. Maar dat is immers onze schuld! Als ze niet lezen, dan wil dat zeggen, dat men hun de lust er toe niet heeft bijgebracht’Ga naar voetnoot62). De zonder meer algemeen geformuleerde klacht, dat de jongelui weinig ‘politieke’, d.w.z. communistische literatuur lezen, is bijzonder kostbaar, temeer omdat iedere bezoeker van Moskou weet, hoeveel daar zelfs in het publiek gelezen wordt. Onbegrijpelijk vind ik die onverschilligheid voor de partij lectuur allerminst, vooral niet als ik bedenk, dat zelfs de literatuur in strikte zin de ‘partijhorigheid’ (Russisch: partijnostj) als voornaamste kenmerk moet hebben. Men durft gerust te schrijven, dat het Centraal Comité en andere partij- | |||||||||||||||||||||
[pagina 1066]
| |||||||||||||||||||||
organen zich met de literatuur evenzeer bezig moeten houden als met de andere vormen van produktieGa naar voetnoot63), en ‘Een opgewekte en bezielde dienst aan de zaak van het communisme opent voor kunstenaars en geleerden onbegrensde mogelijkheden om in werkelijke vrijheid te komen tot scheppend werk, waarin hun talenten en gaven zich volledig ontplooien’Ga naar voetnoot64). Het literair resultaat hiervan zijn echter romans en verzen, die moeten dienen als verpakking voor partijleer en -propaganda en die dus de leeslust niet prikkelen. Laat staan, dat echte propagandalectuur dat zou doen! Dat gebrek aan belangstelling moet weggewerkt en die ‘geestelijke verarming’ moet voorkomen worden: ‘Een van de belangrijkste en voornaamste taken is: ervoor te zorgen, dat heel ons werk voor de organisatie van de vrije tijd der jeugd ideologisch hoog gericht is; onder geen enkel aspect mag het neerkomen op ‘cultuur bedrijven’ zonder meer, maar door zijn specifieke methodes moet het op geschikte en doeltreffende wijze propaganda maken voor de communistische ideologie en bijdragen tot de opvoeding van de nieuwe mens’Ga naar voetnoot65). De plenaire zitting van het Centraal Comité van de Komsomol besloot dan ook: ‘Het voornaamste, waarvoor de Komsomol moet zorgen, is: de vrije tijd van de jeugd zo organiseren, dat hij haar helpt bij de uitvoering van de fundamentele taak: te leren leven en werken als communisten’Ga naar voetnoot66). Het is dus overduidelijk de bedoeling om vooral de jeugd in haar vrije tijd zo vast mogelijk te krijgen en te houden in de greep van partij propaganda en -vorming. De leiders zullen echter goed doen er aan te denken, dat die vrije tijd ook nog ergens anders voor gebruikt moet worden: ‘Meestal ziet dat eenvoudige proces (van inkopen doen) er zo uit: na in de rij gestaan te hebben betaal je en als je dan weer in de rij gestaan hebt, krijg je de artikelen. Tientallen uren vrije tijd worden bij ons verslonden door dat monster met een staart; de rij. En wie zal er helpen om het onze uren af te nemen?’Ga naar voetnoot67). | |||||||||||||||||||||
NozemsDe laatste twee hoofdstukken: Private meningen en afwijkingen en Vrijetijdsbesteding zouden in volgorde misschien ook omgekeerd kunnen worden. Het is nl. niet altijd duidelijk, wat oorzaak en wat gevolg is. De onmiskenbare pogingen van de partij om het volk, en vooral de jongeren, ook in hun vrije tijd zoveel mogelijk onder haar controle te houden, desnoods met inbreuk op de normale rechten, behoeften en neigingen zowel van het gezin als van het individu, zijn ten dele zeker een reactie op allerlei negatieve verschijnselen, die ik vermeld heb. Omgekeerd kunnen en zullen deze laatste ook vaak een reactie zijn op de totalitaire aanspraken van de partij. Zeker, hoewel ook weer niet per se en uitsluitend, is dat het geval met het ook in de Sovjet-Unie bekende verschijnsel der nozems. De Sovjetpers zelf steunt me in die opvatting, wanneer ze over de nozems spreekt als over vijanden van de Komsomol, bewonderaars van Amerika, liefhebbers van jazz e.d. Belangwekkend is, dat nozems, die graag ‘zaken doen’ | |||||||||||||||||||||
[pagina 1067]
| |||||||||||||||||||||
met buitenlandse zeelui, gesignaleerd worden zowel te Moermansk als te Odessa, dus in het uiterste Noorden en Zuiden van Europees RuslandGa naar voetnoot68). En de reactie, die aan een van hen in de mond wordt gelegd, laat aan duidelijkheid helemaal niets te wensen over: ‘Allemaal oud nieuws! Dat heb ik al gehoord! Jullie politieke grammatica verveelt me!’Ga naar voetnoot69). Op het ogenblik spreekt men meer van ‘luilakken’ dan van nozems, maar men bedoelt er dezelfde categorie mee, die ik niet per se en onvoorwaardelijk in bescherming wil nemen, maar die bij nader toezien waarschijnlijk toch meer is dan een verzameling min of meer misdadige nietsnutters. Bij alle voorzichtigheid, die hier meer dan waar ook nodig is, mag men in deze groep ook de belichaming zien van een niet meer weg te praten nonconformisme t.o.v. de officiële ideologie en haar diep in het leven ingrijpende toepassingen. Men ontmoet ze ‘zeer dikwijls; in Leningrad komen ze 's avonds als wandluizen naar buiten gekropen en bevuilen ze de stad’Ga naar voetnoot70). Van de reeds vermelde zorg om in de pers een beledigende toon te vermijden blijft hier niet veel over, maar volgens Lenin moet men dan ook niet ‘sentimenteel doen’ met hen, die niet werken of niet willen werkenGa naar voetnoot71). De maatregelen, die men tegen hen voorstelt, zijn ook niet mals: ‘De ouders van zulke nietsnutters moeten streng gestraft en uit hun rechten ontzet worden.... Die fuifnummers moeten gedwongen worden dagelijks hun woning te vegen.... Men moet ze naar werkkolonies sturen.... Ze moeten naar verafgelegen streken gestuurd worden om daar zwaar werk te verrichten.... dan zullen ze van het werk leren houden en mens worden....Ga naar voetnoot72). Ook suggereert men meer macht te geven aan de vooral uit ‘goede’ Komsomolleden gerecruteerde hulppolitie, die berucht is om haar hardhandig en soms willekeurig optredenGa naar voetnoot73). De agenten ‘hebben meer dan eens hun leven geriskeerd’ - schrijft de partijpers - en ‘de strijd met hen (d.w.z. de ‘luilakken’) zal niet gemakkelijk zijn’Ga naar voetnoot74). Inderdaad, want al meer dan eens was het een strijd met dodelijke afloop! Maar de Komsomol heeft nog meer op zijn program: ‘De Komsomol zal een onverzoenlijke strijd voeren tegen de in de realiteit van ons Sovjetleven nog geïsoleerd voorkomende manifestaties van een a-politieke houding, van nationalisme en kosmopolitisme, tegen de restanten van het verleden’Ga naar voetnoot75). Ook de hier opgesomde euvelen - voorzover het dat werkelijk zijn - wil ik geenszins zonder meer goedpraten. Maar wel moet er rekening mee gehouden worden, dat het voor de partij dikwijls niet meer dan voorwendsels zijn om bepaalde tegenstanders te kunnen treffen of dat het voor de ‘schuldigen’ niets anders zijn dan een, wellicht hoogst ongelukkige, manier om hun misnoegen tot uitdrukking te brengen. | |||||||||||||||||||||
[pagina 1068]
| |||||||||||||||||||||
ConclusiesHet is de grote pretentie van de communistische partij in de Sovjet-Unie alleen het welzijn van de mens op het oog te hebben: ‘Er kan geen hoger functie en geen edeler zending bestaan dan de mens te dienen. In ons land is alles ondergeschikt aan de zorg voor de mens. Wij bouwen nieuwe huizen, leggen tuinen aan, openen wegen: alles voor de mens, in zijn naam. En op zijn aarde bouwen we tot zijn geluk het communisme op. Het communisme is echter niet alleen: overvloedige stoffelijke rijkdom van de samenleving, maar het is ook: een nieuwe fase in het bewustzijn van iedere mensGa naar voetnoot76). ....De onovertroffen en wijze leermeesteres in de communistische opvoeding van de nieuwe mens is onze dierbare partij.... Voor iedereen is het dierbaarste en het heiligste: zijn moeder! Geen enkele generatie van het mensdom heeft zo'n bezorgde, attente en wijze moeder gekend als voor onze generatie de communistische partij is’Ga naar voetnoot77). Ik meen met de Sovjetpers als onverdachte getuige aangetoond te hebben, dat die ‘bezorgde, attente en wijze moeder’ er tot in het 43e jaar van haar moederschap nog niet in geslaagd is voor het merendeel van haar kinderen het dagelijks bestaan in louter stoffelijke zin aangenaam of zelfs maar dragelijk te maken. Toch zijn er in en door het communisme gelukkig geworden. De Sovjetpers wijst ze ons althans met de vinger aan: ‘Neem b.v. de spinster van het combinaat te Vysjnevolotsk, de Held van de Socialistische Arbeid, Valentina Gaganova. Waarom heeft ze haar eigen goede brigade verlaten en is ze overgegaan naar een, die achter was? Om die op te werken. Maar daarbij heeft ze immers een groot verlies aan loon geleden. Het zou er op lijken, dat Gaganova haar levensvoorwaarden, haar dagelijks bestaan bewust verslechterd heeft. Men mag Valentina Gaganova geen ascete noemen; ze is geen kloosterzuster. Ze heeft haar heldendaad verricht als arbeidster, niet om het martelaarschap of om van zonde verlost te worden. Ze heeft een zuiver aards geluk willen bereiken, een beter leven voor allen en dus ook voor zich zelf. En ze heeft het bereikt’Ga naar voetnoot78). Valentina Gaganova is op het ogenblik een ‘heilige’ van de Sovjetkalender, een model van de echte ‘Sovjetmens’. Naar haar eigen woorden heeft ze het geloof van haar jeugd prijs gegeven, het geloof in de verlossing en in de eeuwige bestemming van de mens. In plaats daarvan heeft ze geloof gehecht aan het communisme: aan zijn belofte van een ‘beter leven voor allen’, van een ‘zuiver aards geluk’. Maar ik meen ook te hebben laten zien, dat de weg naar dat ‘geluk’ streng en strak wordt afgebakend door de partij, de enige, die volgens het Marxisme zowel de weg als het einddoel kent, zodat de echte ‘Sovjetmens’ en hun, die het worden willen, niets anders overblijft dan steeds te streven naar een zo volkomen mogelijke ‘partijhorigheid’. |
|