| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Pol, Dr. W.H. van de, De Oecumene. - Romen & Zonen, Roermond en Maaseik, 1961, 137 pp., f 6.50.
Min of meer in aansluiting bij zijn vroegere boeken over het protestantisme heeft Prof. v.d. Pol dit heldere werkje over de oecumene gepubliceerd. Hieronder verstaat hij ‘de paradoxale werkelijkheid van de principiële eenheid (aller christenen) die reeds bestaat en de volle eenheid, die nog verwezenlijkt moet worden’. Op zijn gewone magistrale wijze behandelt de auteur de verschillende aspecten dezer oecumene, hierbij te werk gaande zonder onstuimigheid, wijs, bedachtzaam en als ervaren wegwijzer. Enkele malen reageert hij op misverstanden, die vooral zijn laatste belangrijke boek over Het getuigenis der reformatie gewekt heeft. Dit boekje, dat inlicht over een uitermate actueel en gewichtig probleem, zal tallozen welkom zijn.
P. van Alkemade
| |
Letschert, O.S.B., Dom J., Scheppend denken in de liturgie. Ecclesia-reeks. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1960, 220 pp., geb. Fr. 86.
De vernieuwing van de sacramentele theologie vooral door pater Schillebeeckx O.P. ondernomen, moest onvermijdelijk doorbreken in het domein van de liturgie. Inleiding en titel van dit nieuwe werk in de Ecclesia-reeks wekten al dadelijk de belangstelling: taak en opdracht van het scheppend denken in de liturgie. Het zou een bezinning kunnen zijn op het verleden om in de cultus van de westerse landen te wijzen op die bronnen van creativiteit, die voor de toekomstgestalte van de liturgie determinerend zouden zijn. De strenge begrippen van een thomistische scholastiek zijn echter niet geëigend dit probleem op te lossen, zodat we het gezochte antwoord niet gevonden hebben. Of de al te stroeve taal ook niet een weinig heeft afgeschrikt, zal de moderne lezer zelf kunnen vaststellen.
J. Vanneste
| |
Reddend Geloof, Catechese op bijbels-liturgische grondslag, door de Zusters van Onze Lieve Vrouw van Namen, Deel I, De Heilsboodschap, Antwerpen, Plantyn, (1960), 160 pp.
Iedereen zal het er wel overeens zijn, dat de geschriften van abbé Colomb een diepgaande invloed hebben gehad op de vernieuwing van het godsdienstonderricht. In Zuid-Nederlandse publikaties voor het lager onderwijs bleef deze invloed tot nog toe echter vrij sporadisch. Het stemt dan ook tot vreugde, een reeks handleidingen voor het onderwijzend personeel van de 3e graad L.O. en de lagere klassen M.O. te zien beginnen, die de inzichten van deze vernieuwer tracht door te denken en verder te voeren. Dit eerste deel bevat veel interessant materiaal, dat een goede bijbels-liturgische uitwerking biedt van het Symbolum van het Geloof. Niet alle lessen of alle illustraties zijn even goed, maar we hebben de indruk, dat we met deze publikatie in de goede richting gaan.
J. Verbeke
| |
De Bijbel over....
Volgen en navolgen. Toegelicht door G. Bouwman S.V.D.
De wederkomst van Christus. Toegelicht door Drs. H. de Baar C.M.
De prediking van het woord. Toegelicht door Dr. J. Kahmann C.ss.R.
Romen en Zonen, Roermond, Maaseik, 1961, per deel f 2.90.
Wederom drie voortreffelijke boekjes uit de interessante serie ‘De Bijbel over’. Clerici en leken die geheel op de Bijbel geïnspireerde geestelijke lectuur zoeken, vinden hier hun gading. De schrijvers zijn ‘Schriftgeleerden’ in de goede, letterlijke zin van het woord en weten doorgaans hun stof op aantrekkelijke wijze voor te stellen. De uitgever zorgt voor een aangename representatie der boekjes.
P. van Alkemade
| |
Rahner, Karl, Visioenen en profetieën. - Paul Brand, Hilversum, 1960, 124 pp., f 4.75.
Rahner, Karl, Over de Inspiratie van de Heilige Schrift. - Paul Brand, Hilversum, 1960, 92 pp., f 4.25.
Het eerste boekje is onze lezers reeds voldoende bekend uit besprekingen van het oorspronkelijke werkje (Streven 10-1 (1956/57) 583 en 12-1 (1958/59) 590). Wij kunnen volstaan met nogmaals te zeggen, dat deze studie van R. een van de allerbeste theoretische beschouwingen is over aard en betekenis der visioenen. De Nederlandse bewerking volgt de tweede Duitse uitgave, waarin een Ordebroeder van R., Th. Baumann S.J., uitgebreid feitenmateriaal ter verduidelijking en illustratie van de princiepen heeft toegevoegd. De tweede studie stelt op dog- | |
| |
matisch plan de vraag naar Gods auteurschap van de H. Schrift. In welke zin is God auteur van de Bijbelse Boeken? Is dus de H. Schrift Gods eigen woord? R. antwoordt: ‘De inspiratie van de Schrift is.... Gods stichter-zijn van de Kerk, in zover dat stichterschap juist op dát constitutieve element van de oerkerk betrokken is, dat de Schrift is’ (p. 55). God heeft in Christus de oerkerk gesticht met de bedoeling, dat deze normatief zou zijn in heel de verdere ontwikkeling van zijn Kerk. Van deze oerkerk is de H. Schrift een constitutief element. Daarom is God, juist als stichter van deze oerkerk, tevens onmiddellijk auteur van deze H. Schrift. Met deze visie op de inspiratie kan R. antwoord geven op de vele vragen, die de huidige ontwikkeling van de Schrift-kennis opwerpt. Ook het probleem der zgn. canoniciteit der Bijbelboeken ontvangt in zijn beschouwing een antwoord. Zoals alle studies van de bekende Duitse theoloog vragen ook deze de nodige aandacht en studie. Niettemin moeten wij ze aan alle intellectuelen aanbevelen, omdat ze sterk bijdragen tot een verantwoorde meningsvorming in de behandelde actuele problemen. Wij wensen de boekjes dan ook een ruime verspreiding onder priesters en leken. Dat verdient trouwens ook de uitgever, die de moed heeft gehad in een bijzonder mooie vorm deze studies onder de Nederlandse lezers te brengen.
S. Trooster
| |
Schindler, Peter, Alte Wahrheit neu gelebt, Katholicismus in unserer Zeit. - Pustet, Regensburg, 1960, 141 pp.
De oorspronkelijke uitgave (Kopenhagen, 1957) van dit werkje van de produktieve Deense priester-schrijver behoorde tot een ‘trilogie’, waarin, naast deze tekst, een studie over het protestantisme door de Lutherse dogmaticus Regin Prenter en een over het jodendom door de opperrabijn Melchior gepubliceerd. S. geeft een synthetische voorstelling van het katholicisme voor allen die buiten de Kerk staan, al kan ze ook nuttig zijn voor gelovigen die zich willen bezinnen op hun katholiek-zijn in deze tijd. In een eerste deel, Katholizismus zu aller Zeit, krijgen we - na inleidende beschouwingen over Religiosität and Religion - een vlotte en eenvoudige voorstelling van de eeuwige waarheden: God, Christus, Kerk en sacramenten, het christelijk leven en de eindvoltooiing. Het tweede deel, Katholizismus in unserer Zeit wordt ingeleid met een beschouwing over Katholizismus als geschichtliche Erscheinung en dan volgt een bespreking van huidige problemen en nieuwe wegen in het godsdienstig leven. Hier en daar voelen we een ietwat verouderde visie naar voren komen, bv. waar alleen het sacramentele woord en niet tegelijk de verkondiging van het woord als een echte priesterlijke functie wordt gezien (blz. 93) of waar onze houding tegenover alle niet-katholieken gekenschetst wordt met het woord ‘missie’ (blz. 124); deze strakke affirmaties worden evenwel grotendeels goedgemaakt door de verdere behandeling van de problemen. De waarde van het boek ligt in het rustig, door het geloof gedragen optimisme en de levendige stijl van de auteur, die de moderne mens onmiddellijk aanspreekt en het lezen van alle boeken van Schindler zo aangenaam maakt.
J. Hansen
| |
Delanglade, Jean, S.J., Le Problème de Dieu. - Aubier, Editions Montaigne, Parijs, 1960, 270 pp.
Dit boek is een geslaagde synthese van traditie en hedendaags denken. Schr. heeft een zeer actuele klank weten te geven aan het ‘inquietum est cor nostrum’ van Augustinus. Volgens schr. is de Godsaffirmatie de inzichtelijke verheldering van een levenshouding (attitude vécue). In een inleidend hoofdstuk wijst hij er op dat een open houding de onontbeerlijke voorwaarde is om op zoek te gaan naar God. ‘L'affirmation de l'existence de Dieu comporte une mise en question radicale de notre existence elle-même dans sa totalité’. - Behelst de wereld een verwijzing naar God? Om op deze vraag een gegrond antwoord te geven moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de wereld als arbeidsveld van de wetenschapsmens en de wereld als metafysische realiteit. De wetenschapsmens zoekt een experimenteel waarneembare verklaring van de wereld. De wijsgeer stelt de vraag naar het zijns-statuut van de wereld, is zij contingent of niet? De contingentie van de wereld kan echter pas aangetoond worden van uit de geestelijke ervaring van de denkende mens. Ligt er in de geestelijke mens een verwijzing naar God? In het derde hoofdstuk van zijn boek geeft schr. meer een logisch antwoord op deze vraag aan de hand van het principe van ‘voldoende grond’. Er wordt op gewezen dat elke particuliere, geestelijke activiteit van de mens onvoldaan blijft en zichzelf tracht te overstijgen en aldus een verwijzing inhoudt naar het Absolute Wezen, als absolute Waar- | |
| |
heid of absolute goedheid. De grond van zijn gedachte op dit punt geeft schr. echter in een vierde hoofdstuk, waar hij in gesprek treedt met de atheïstische mens. Hier verlaat hij het logische vlak en tracht inzicht te geven in onze existentiële houding tegenover het Absolute. ‘L'existence n'est pas un simple fait, elle a une raison et un sens. Voilà ce qui fait le fond de l'affirmation de l'existence de Dieu’. (p. 181). In
een laatste hoofdstuk wordt het probleem van het kwaad behandeld. Ofschoon de filosoof hier kan wijzen op de louterende rol van het lijden, toch blijft hij het antwoord schuldig, waar naar de zin en de bedoeling gevraagd wordt van de radicale boosheid in een deel der mensheid. - Dit werk is een eerlijk boek, dat geen enkel probleem uit de weg gaat; steeds spreekt schr. vol eerbied over zijn tegenstanders; de uiteenzetting is helder en toch genuanceerd, tegelijk bevattelijk en diepgaand; het is een boek dat de moderne, zoekende mens heel wat licht zal brengen en de gelovige zal steunen in zijn vertrouwen op God.
F. Vandenbussche
| |
Herberg, Will, Protestants, catholiques et israélites (Sociologie d'Aujourd'hui). - Spes, Parijs, 1960, 288 pp., ing. NFr. 9,90.
De kerkelijkheid der Amerikanen heeft vanaf het begin dezer eeuw een ononderbroken opgang gekend. Dit fenomeen is ongeveer parallel verlopen in de drie grote godsdiensten der U.S.A. en steekt scherp af tegenover het agnosticisme der vorige eeuw. Hoe komt het dat de rijkste en meest geëvolueerde staat ter wereld ook de hoogste kerkelijkheid heeft? En in hoever dekt deze kerkelijkheid echte godsdienstigheid of is zij hoofdzakelijk een uiting van sociaal conformisme? Op deze vragen tracht de auteur, een Amerikaans protestant, een antwoord te geven vanuit een omvangrijke bronnenstudie en een uitzonderlijke fijngevoeligheid voor Amerikaanse toestanden. Zijn besluit is erg genuanceerd: het lidmaatschap van een godsdienstige groep en het pluralisme van deze groepen is een noodzakelijk element in de ‘American way of life’. H. meent dat tenslotte niet de godsdienst maar de democratie de eigenlijke religie is van de doorsnee-Amerikaan en dat de godsdienst moet helpen om het geloof in de (geseculariseerde) democratie te ondersteunen. Deze complexe sociale beweging, gekenmerkt door toenemende kerkelijkheid enerzijds en door uitgebreide secularisatie van het publieke leven anderzijds, schijnt onlogisch. Het is echter een overgangsperiode. De jongere generatie blijkt doorheen het sociaal conformisme de kern van het geloof te zoeken (p. 272). Deze studie, in 1955 in het Amerikaans verschenen, is een der voornaamste werken van godsdienstsociologie die wij kennen.
J. Kerkhofs
| |
Christen in de tijd-Serie
Lotz, J.B., Over de eenzaamheid van de mens. Vert. 128 pp.
Fransen, S.J., P., Gods genade en de mens. 109 pp.
Kirchgässner, A., Het onophoudelijk gesprek. Vert. 75 pp.
Congar, Y., Zo gij mijn getuige zijt. Vert. 102 pp.
Dessauer, F., De zaak Galilei en wij. Vert. 96 pp.
Jungmann, S.J., J.A., Het grote dankgebed van de kerk. Vert. 64 pp.
Schneider, Reinhold, Het Onze Vader. Vert. 82 pp.
Uitgeverij Patmos, Antwerpen; H. Nelissen, Bilthoven.
Bij bovenstaande uitgeverijen verschijnen geregeld werkjes, die of onmiddellijk over geloofszaken handelen, zoals die van Fransen, Kirchgässner, Jungmann en Schneider, of met het geloof verwante thema's behandelen. Het zijn boekjes, geschreven vanuit het hedendaagse levens-besef. Het boekje van Fransen zal voor velen een troostrijke revelatie zijn. Schneider schrijft een treffende meditatie over het Onze Vader. Jungmann behandelt de H. Mis en Kirchgässner het gebed. Het boekje van Congar bevat drie conferenties. Er is in deze tijd, vooral bij ontwikkelde leken, een zekere honger naar geestelijke lectuur ontstaan. Boeken en werkjes over de Bijbel, over liturgie, theologie en geloofskwesties gaan vlot van de hand. De serie ‘De christen in de tijd’, waartoe de meeste der boven genoemde boekjes behoren, komt aan deze dorst tegemoet.
P. van Alkemade
| |
Joly, Eugène, Wat is geloven? (Credoreeks nr. 1). - N.V. Standaard-Boekhandel, Amsterdam-Antwerpen, 1960, 156 pp.
Leclercq, Jacques, Christen en Wereldburger. (Credo-reeks nr. 3). - N.V. Standaard-Boekhandel, Amsterdam-Antwerpen, 1960, 114 pp.
In Frankrijk wordt sinds enige jaren onder de naam ‘Je sais - Je crois’ een
| |
| |
serie encyclopedische monografieën uitgegeven, die ieder een aspect van de katholieke leer en het katholieke leven afgerond behandelen. Deze reeks wil voor enigszins meer ontwikkelde lezers - katholiek én niet-katholiek - een degelijke, wetenschappelijk verantwoorde, maar tegelijk toegankelijke behandeling geven van alle kwesties die maar enigszins met het godsdienstig leven samenhangen. Als schrijvers werden gevraagd mensen, die specialist zijn op hun gebied en tevens de gave bezitten hun onderwerp goed en leesbaar te behandelen. Zoveel mogelijk wordt geschreven over de hedendaagse vraagstukken. Deze boekjes zijn vaak een goede inleiding op verdere studie. Hoewel uiteraard verschillend van waarde, moet toch gezegd worden, dat deze uitgave een groot succes betekent. De serie wordt reeds in meerdere talen vertaald. De Credo-reeks (onder leiding van de Geschoeide Carmelieten) wil 50 van de beste deeltjes uit de Franse serie nu ook in een Nederlandse bewerking laten verschijnen. Het boekje van E. Joly lijkt mij voortreffelijk geslaagd. Behalve een analyse van de geloofsakt worden ook de voornaamste moeilijkheden behandeld, die de mens van heden het geloven soms zo moeilijk maken. De waarde van dit boekje lijkt mij vooral hierin gelegen, dat schr. zijn onderwerp niet alleen theoretisch behandelt, maar steeds in levend gesprek is met de lezer die een verantwoording zoekt voor zijn geloven. In de gekozen citaten blijkt uiteraard de Franse oorsprong; maar prettig is, dat de bewerker zoveel mogelijk naar Nederlandse vertalingen en zelfs originele Nederlandse lectuur verwijst. Het boekje van de bekende Leuvense moraal-theoloog Leclercq geeft beschouwingen over de verantwoordelijkheid van de christen voor heel zijn wereld; b.v. Christelijk universalisme en wereldburgerschap, het Vaderland en de wereld, het vraagstuk van de oorlog.
S. Trooster
| |
Daniélou, S.J., J., De christen in de wereld van nu. Vert. - Dekker & v.d. Vegt, Nijmegen-Utrecht; Desclée & Cie, Doornik, 136 pp., f 3.90.
Dit interessante werkje van de Franse theoloog biedt precies wat de titel zegt. Het behandelt de problemen en kwesties, waarvoor de christen van vandaag, die in en met zijn tijd meeleeft, zich geplaatst ziet. Er wordt gewezen op allerlei misleidende slogans, opvattingen en meningen en daarnaast op de juiste houding, die de christen van vandaag heeft aan te nemen. Een boekje dat de meeste, zo niet alle lezers bevredigen zal en verhelderend werkt in een geestelijk zeer bewogen tijd.
P. van Alkemade
| |
Knox, Ronald, Retreat in Slow Motion. - Sheed and Ward, London, 1961, 234 pp., 16 sh.
Dit posthuum werkje bevat een serie instructies over allerlei godsdienstige onderwerpen die in een retraite voor jongens of meisjes ter sprake gebracht kunnen worden, maar evenzeer in een godsdienstles behandeld kunnen worden. Gebed, Mis, rozenhoedje, naastenliefde, roeping, enz. worden op heldere wijze van alle kanten bekeken, waarbij de gelukkig gekozen vergelijking, een zeer illustratief voorbeeld, en de markante uitdrukking het geheel steeds fris houden, zodat het niet alleen jonge mensen aanspreekt maar ook ouderen zal boeien. Het boekje is echter meer geestelijke lezing van het goede soort dan een retraite.
W. Peters
| |
Pepler, C, Sacramental Prayer. - Bloomsbury Publ. Co., Londen, 1959, 156 pp., geb. sh. 10/9.
De elf essays van dit boekje behandelen de verhouding van de sacramenten en de liturgie tot het persoonlijk gebed van de christen. Uitgaande van zijn grondidee, dat namelijk sacrament en persoonlijk gebed aanbod en antwoord zijn van de éne genade-werkelijkheid, toont de auteur aan dat de liturgisch-sacramentele gebeurtenissen en daden in de Kerk de christen tot een theologisch zuiver en rijk persoonlijk gebedsleven opwekken en opvoeden. De eucharistie, kernpunt van elk sacramenteel en liturgisch leven, zal ook op een bijzondere wijze deze gebedshouding van de christen bepalen. Dit goeddoordachte werkje beantwoordt helemaal aan het doel dat de auteur wilde bereiken: de kloof, die er nog immer tussen persoonlijk gebed en liturgie bestaat, te helpen overbruggen; en wij menen dat op dit gebied door de theologen en geestelijke schrijvers meer leiding zou dienen gegeven te worden.
G. Achten
| |
Desbuquois, G., S.J., La Charité. - Spes, Parijs, 1960, 192 pp., 6.00 NF.
Posthuum uitgegeven overwegingen over de christelijke caritas, geschreven uit de ervaring van een man van actie - hij was stichter van de Action Populaire -, met een in de beproeving gerijpt hart. Voor hen die goed willen zijn.
J. De Roeck
| |
| |
| |
Rosier, I., e.a. Essays on the pastoral problems of the catholic Church in the World today. - Inst. Carmelitanum, Rome, 1960, 348 pp.
Deze bundel studies is typerend voor de toenemende internationalisering van de Kerk: de samenstellers (religieuzen van verscheidene instituten) horen tot alle continenten en de bijdragen zijn opgesteld in het Spaans, het Engels en het Frans. Achtereenvolgens worden behandeld: Europa, de USA, Zuid-Amerika (vooral Brazilië), Afrika, India, Australië en de eilanden van de Stille Oceaan. Al zijn deze essays erg ongelijk in waarde (veruit de beste zijn die van J.B. Schuyler over de USA en van P. De Letter over India), vormen zij toch een goede inleiding tot een aantal problemen die aan de éne Kerk gesteld worden in een complexe wereld.
J. Kerkhofs
| |
Pelikan, Jaroslav, The Riddle of Roman Catholicism: its history, its beliefs, its future. - Hodder and Stoughton, London, 1960, 255 pp., 16 sh.
De auteur van deze studie is een jong Luthers dominee, verbonden aan de Theologische Faculteit van de Universiteit te Chicago. Het is duidelijk dat hij eerlijk en sympathiek heeft willen schrijven over de katholieke Kerk, hiertoe ook gedreven door oprechte oecumenische motieven. Maar het katholicisme is voor hem een raadsel, en het is hem een groot raadsel gebleven. Na lezing kunnen we alleen maar verzuchten hoe moeilijk het voor een buitenstaander is de Kerk te begrijpen. Dit is zonder twijfel mede te wijten aan het zwakke licht dat de Kerk in het verleden uitstraalde: en dat het nu een helder licht is, zouden we niet gaarne beweren. Maar waarom moeten we in dit zo goed bedoelde boek weer zoveel onzin tegen komen die geen katholiek houdt, waarom zoveel verkeerde voorstellingen over overigens niet zulke belangrijke zaken als de onthouding op vrijdag en het dragen van medailles, waarom een doorheen haspelen van hoofd- en bijzaken, van goddelijke wet en een kerkelijke maatregel, enz. waarom onplezierige insinuaties dat Rome wel moet houden dat huwelijk steeds te verkiezen is boven echtscheiding, zonder de grond hiervoor aan te geven noch ruimte te laten voor enige nuance? Op vele punten had de auteur gecorrigeerd kunnen worden, niet door vaktheologen, maar zelfs door schooljongens. Waar dit verzuimd wordt, dragen zelfs de beste bedoelingen weinig bij tot beter wederzijds begrip: waaraan in deze tijden van oecumenische bezorgdheid zulk een dringende behoefte is.
W. Peters
| |
James, Bruno S., Seeking God. - Darton, Longman and Todd, London, 1961, 80 pp., 6 sh.
Dit dure boekje van dertien titelloze hoofdstukjes bevat enkele gezonde, maar niet al te diep gaande gedachten over moeilijkheden en bekoringen in het geestelijk leven.
W. Peters
| |
Literatuur
Loggem, M. van, De psychologie van het drama. - H.E. Stenfert Kroese, Leiden, 1960, 182 pp., f 10.
Hetgeen de schrijver van De psychologie van het drama zijn lezers aanbiedt, is de geslaagde combinatie van degelijke studie en een jarenlange ervaring als toneelcriticus en leraar aan de toneelschool te Amsterdam. Loggem's boek is een werk, rijk aan inhoud, de rijpe vrucht van theorie en praktijk. Na de eerste vier, min of meer algemene hoofdstukken: oorsprong van het drama; mimiek en imitatie; het ritme; de scheiding der kunsten, volgt de eigenlijke kern van het boek in de volgende vijf hoofdstukken. Bijzonder het hoofdstuk: identificatie en projectie is een gedegen en heldere uiteenzetting. Hetgeen de auteur hier poneert over de verhouding: speler en zijn rol; toneelschrijver en de door hem geschapen figuren; het publiek (samenspel van vertolkers en toeschouwers) getuigt van scherpe waarneming en zuiver inzicht in de psychologische factoren van het drama. In de drie volgende hoofdstukken wordt het psychologisch proces waarover het vijfde hoofdstuk handelt, nog nader geadstrueerd zowel op fysiologisch als psychologisch terrein waarna in het slothoofdstuk ‘Katharsis’ het treurspel, blijspel en het symbool naar hun wezen, hun in- en uitwerking op de hoorder worden onderzocht en ontleed. Een alleszins voortreffelijk werk heeft van Loggem met deze psychologische bijdrage tot een grondiger en rijker inzicht in het toneelspel geleverd. De bestudering van dit boek kan alleen verrijkend en verhelderend werken voor ieder die zich met bestudering van het drama bezig houdt.
Joh. Heesterbeek
| |
| |
| |
Claes, E., Ik en de Witte. - N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1961, 216 blz., geb. 75 fr.
Onder een enigszins misleidende titel biedt E. Claes ons een vervolg van zijn memoires waarin dit boek onmiddellijk aansluit bij Leuven. Vandaar dat wij - naast vlotte en interessante gegevens over de genese van een beroemd boek - tevens een revelerend beeld krijgen van het Vlaamse cultuurleven rond de eerste Wereldoorlog. Voeg daarbij enkele heerlijke blz. over de humor, rake beschouwingen over de zin van het auteurschap en de ontroerende laatste blz., de kern van een milde levensvisie, dan kunnen we slechts resumeren: neem en lees.
L. Vanden Broek
| |
Dichters om het Zuiderkruis, uitg. W. Geerts. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1960, 115 pp., Fr. 75.
Deze bundel bevat ‘Vlaams-Afrikaanse poëzie: de Vlaamse psychè in voeling gebracht met de Afrikaanse wezenheid’ (Inleiding, p. 5). Ofschoon vol goede bedoelingen samengesteld is het resultaat vrij pover. Uit die beide inspiratiepolen ontvonkt zelden een gaaf gedicht. Meestal blijft het bij een vrij vlak ‘inleven’ in de Afrikaanse mentaliteit en - helaas - bij een vaak onvolgroeide poëtische weergave in onze taal. Een veel strengere selectie dringt zich op om een doorleefde Vlaams-Afrikaanse poëzie te scheppen.
L. Vanden Broek
| |
Brakman, Willem, Een winterreis. - Querido, Amsterdam, 1961, 153 pp., f 7.90.
Het zou de moeite lonen eens nader te onderzoeken welk een grote rol artsen in alle literaturen spelen. W.Br. is een bijna veertigjarige bedrijfsarts, die plotseling met een boek optreedt dat van een verrassend talent getuigt. Hij schrijft een eigenaardig realisme, waarin elk detail, elke zin, elk woord betekenis heeft en een merkwaardig reliëf krijgt. Het verhaal op zich zelf heeft weinig te betekenen; men zou het een psychisch stadium in het leven van een ‘zoon’ kunnen noemen. Deze zoon wordt plotseling geïntrigeerd door het jeugdleven van zijn vader en onderneemt een reis naar Zeeuwsch-Vlaanderen, waar die jeugd zich heeft afgespeeld. Daar ontmoet hij enige oude mensen, die hem niet veel wijzer maken, doch ook een jong meisje, met wie hij een groteske komedie opvoert, waaraan de plotselinge dood van een der oude mensen een einde maakt. Hopelijk grijpt de schrijver nog eens naar een hoger en belangrijker thema; hij heeft er ‘das Zeug’ voor.
J. van Heugten
| |
Baenziger, H., Frisch und Dürrenmatt. - Francke-Verlag, Bern, 1960, 232 pp., 2 pl., geb. Zw. Fr. 15,80.
Wat een intelligent analyst en een ondeugend satiricus voor Zwitserland te betekenen hebben, is het probleem dat S., zelf Zwitser, tracht te beantwoorden. De scherp geformuleerde en vaak schampere bemerkingen over de Zwitserse kleinsteedse mentaliteit verliezen echter niet uit het oog dat de zo uiteenlopende opstandigheid tegen hun levensmilieu, die deze twee auteurs gemeen hebben, de grondimpuls vormt voor hun talent. Zijn onmiskenbare voorkeur gaat uit naar Frisch in wie S. de ideologische zoeker bewondert die van werk tot werk een rijpere evolutie vertoont die, zowel in roman als drama, gestadig groeit van sentimentele romance via moderne odyssea tot sociale parabel. Dürrenmatt wordt wel gewaardeerd om gedurfde thematiek, in persoonlijke vormgeving gedissimuleerd, maar uiteindelijk, enigszins schoolmeesterlijk, afgekeurd om de geroutineerde zoutloosheid, waarmee hij zich in Frank V vermaakt. Het werk is bijzonder belangrijk om de massa levensdetails die hier aangehaald worden en om de vele fragmenten van verspreide en nog ongedrukte opstellen. Dit biografisch-essayistische mengelmoes belet nergens een rechtvaardig oordeel of een scherpe kritiek en het door elkaar gooien van beide facetten ontneemt het boek nergens het evenwicht tussen volgehouden afstand en een toegeven aan de onomwonden verering, hoewel de nadruk toch eerder overhelt naar de informatie dan naar de interpretatie.
C. Tindemans
| |
Meinherz, Paul, Carl Zuckmayer. Sein Weg zu einem modernen Schauspiel. - Francke-Verlag, Bern, 1960, 124 pp., ing. Zw. Fr. 7,50.
Deze doctorale dissertatie volgt Zuckmayers dramatische evolutie vanaf zijn uitgefloten eerstelingen via de internationale triomfen tot de naoorlogse stukken waarvan de echo na aanvankelijk succes plots uitviel. Vele randproblemen der eigentijdse dramaturgie (episch theater, filmisch procédé, expressionistische speurtocht naar een nieuwe Mens) worden terloops aangesneden, waarbij S. als conclusie poneert dat Zuckmayer geen ex- | |
| |
perimenteel vormvernieuwer is noch een tendentieus thematicus die schijnbaar een losse vorm hanteert maar in werkelijkheid doelgericht zijn tragische figuren in albumkiekjes illustreert. Vooral echter is hij de levensblije volksverteller die in een gemakkeijk te volgen serie taferelen de primitieve levenslust naast een gezond-sentimentele noot uitbeeldt. Onvermeld blijft zijn fijne neus voor de actualiteit die hem door de keuze der onderwerpen (nationaal-socialisme in Des Teufels General, weerstand in Der Gesang im Feuerofen, atoomspionage in Das kalte Licht) telkens een grotere faam bezorgde dan hij dramatisch rechtvaardigen kon. Ondanks de beperkte omvang, levert S. een grondige ontleding van Zuckmayers werk en, ongeacht de talrijke drukfouten, blijft zijn uiteenzetting opvallend eenvoudig zodat we de afwezigheid van het vaak zo stroeve academisme willen onderstrepen.
C. Tindemans
| |
Macqueen-pope, W., The Footlights Flickered. - Herbert Jenkins, Londen, 1959, 256 pp., geb. sh. 25.
Deze losse schetsen van het Engelse, meer bepaald Londense theater tijdens de jaren 20 slagen er zelden in de onpersoonlijke opsomming van kasstukken, steracteurs en anekdotes te ontlopen. Slechts af en toe breekt de flits van enig inzicht door, staat plotseling voor ons de intensiteit van een begaafd acteur of raden we de moeilijke doorbraak van een kranig repertorium. Tussen veel ijdel geklets en nutteloze commentaar in, kan je de tragische accenten bloemlezen die het échte theater had door te maken te midden van een lichtzinnig geflonker en een uitgesproken vraag naar niveauloos amusement. Dat een belangrijk deel van dit boek besteed wordt aan musical en revue, verraadt in welk milieu de auteur zich het prettigst thuis voelt.
C. Tindemans
| |
Lewis, R., Method- or Madness? - Heineman, Londen, 1960, 166 pp., geb. sh. 21.
Uitdagend als de titel zelf is de hele inhoud van dit merkwaardig boek. De in de VSA om zijn Stanislavski-trouw beruchte regisseur bundelt een aantal schijnbaar geïmproviseerde voordrachten voor beroepsacteurs over het in sommige kringen verafgode, in andere verguisde drill-systeem. Het resultaat is belangrijk in velerlei opzicht; Stanislavski's opvatting wordt punt voor punt en strikt kritisch doorgelicht, misverstanden worden opgeruimd, opheldering wordt verstrekt. Bovendien wordt deze technische commentaar pittig gekruid met persoonlijke ervaring. De meermaals erg loslippige toon mag niemand weerhouden dit in vele formuleringen provocerende, maar overal intelligente handboek voor de modernistische toneelspeler grondig te bestuderen.
C. Tindemans
| |
Saint-Denis, M., Theatre. The Rediscovery of Style. - Heinemann, Londen, 1960, 110 pp., geill., geb. sh. 15.
Ieder toneelkenner weet dat er een theaterprobleem bestaat. De toneelillusie heeft weinig vat op de massa en toch gaan bioscoop en TV uit van essentieel hetzelfde vakmanschap. De theateracteur wenst echter niet zijn expressiemiddelen om te schakelen terwijl hij toch een nauwere verstandhouding tussen toeschouwer en speler verlangt. Hoe nu deze schijnbare tegenstelling te verhelpen, maakt de vraag uit van dit boek. De voor de hand liggende, maar in zijn consequentie aartsmoeilijke oplossing is volgens S. het herontdekken van Stijl. In deze cursus aan de Juilliard School of Music analyseert S., een jarenlang in Engeland werkzame Franse theaterleider, de theatrale eigenheid van het Franse Classicisme en de Engelse toneellyriek, waarvan hij de kwaliteiten ondanks alle schijn terugvindt in het hedendaagse realisme. Door praktische middelen mee te delen om het geheim van de Stijl te achterhalen, slaagt hij erin het verleden te verhelderen, het heden grondig te ontleden en richtlijnen te formuleren voor het theater van morgen.
C. Tindemans
| |
Rice, Elmer, The Living Theatre. - Heinemann, Londen, 1960, 306 pp., geb. sh. 21.
In deze tekst van zijn toneelcursus aan de New York University presenteert de Amerikaanse dramaturg, manager en regisseur een nauwelijks gecamoufleerde autobiografie. In een compilatorische veralgemening in enkele luttele kapittels spurt hij door de werelddramaturgie, links en rechts enkele instemmende knikjes uitdelend. Zelfs de Amerikaanse periode tot na 1918 brengt hem tot geen rustiger beschouwing, maar daarna trapt hij krachtig op de rem. Onder de leiding van deze nuchtere, ervaren en dikwijls kwade gids, maken we een rondrit door de niet altijd erg frisse coulissen van de toneelwereld. Bovendien vertroebelen strikt persoonlijke feiten zijn onpartijdige blik en al is de
| |
| |
onvoorwaardelijke afwijzing van het vercommercialiseerde Amerikaanse theater eerlijk en ontroerend, de lezer kan zich toch niet van de indruk ontdoen dat hier in plaats van een objectieve beschouwing eerder ressentiment wordt aangeboden.
C. Tindemans
| |
Bergengruen, W., De tiran, vert. H. Kuitenbrouwer. - Westland, Merksem, 1960, 256 pp., geb. F. 75.
Het verhaalschema - de politiechef die de dader van een politieke moord niet vinden kan, tot een onschuldige zich vrijwillig bij de tiran aangeeft en door zijn offer het hele raadsel oplost - is voor Bergengruen slechts een aanleiding om de bekoring van de macht te schetsen, haar verwoestende uitwerking te demonstreren en haar onmacht voor de heilige machteloosheid van de zich offerende liefde. Een vergelijking met H. Böll's Biljarten om halftien, toont aan hoe de uitwerking van éénzelfde thema in twintig jaar afstand (Bergengruen schreef in 1935) door de feitelijke situatie en het historische geestesklimaat geheel kan veranderen. De Tiran, geschreven op het hoogtepunt van Hitlers macht, heeft iets tijdeloos in zijn probleemstelling, iets eerbiedigs en waarderends in zijn aanklacht, iets sculpturaal-statisch in de karaktertekening en de bouw van het verhaal, dat schril afsteekt tegen de ongenadige bitterheid, de onrust, het filmisch-bewogene, het vlees-en-bloed-gewordene van elk détail bij Böll. Zonder het formaat van Böll te bereiken, blijft De Tiran toch een groot en lezenswaardig werk. L. Monden
| |
Zermatten, Maurice, Met reine handen (La fontaine d'Aréthuse, Nederlands van A. Frans Lenders). - Desclée De Brouwer, Brugge-Breda, 1960, 265 pp., ing. F. 105.
Een vreemd verhaal: een pastoor in een Zwitsers bergdorp, die het tegen zijn gehele parochie moet opnemen. Hinderlagen, waarbij een biecht hem de mond sluit, brengen hem als moordenaar in de gevangenis; hij sterft er, en pas daarna blijkt hoezeer hij als goede herder zijn leven gaf. De schrijver beeldt vooral het inwendige van de priester uit: een zeer gevoelig mens, onhandig en onzeker, gauw onrustig, verder tot elk offer bereid. Iets te lang verwijlt hij bij diens ‘monologue intérieur’; daarnaast tracht hij alle episoden concreet in te kleden, en werkt hij zijn vernuftige intrige uit. Zijn roman imponeert méér als werkstuk dan als dichterlijke creatie of epische vondst, al begrijpen we de literaire en katholieke onderscheidingen welke zijn auteur te beurt vielen.
Em. Janssen
| |
Heimito von Doderer, Grondlagen und Funktion des Romans. - Nürnberger Liebhaberausgaben. - Glock & Lutz, Nürnberg, (1960), 51 pp., gekart. DM 7,50.
Dit boek bundelt drie korte studies: 1. Theoretiker und Praktiker, een kritisch overzicht van oude en recente markante uitspraken over de roman, ze toetsend aan de ervaring; 2. Grundlagen und Funktion des Romans, rede in 1958 gehouden voor de Société des Etudes germaniques te Parijs, het kernstuk dat aan de bundel zijn naam gaf; 3. Perspektiven, een blik in de wording van de roman in de geest van de schrijver. Vol hoogst interessante opmerkingen en uitlatingen, bouwstenen en aperçus, alle vruchtbaar en tot nadenken aansporend, maar geen synthese zoals de titel zou doen verwachten. Het geheel is meer gewijd aan de werkwijze, dan aan de roman als kunstgenre. Wie dus naar dit boek grijpt, aangelokt door de titel èn door de naam van een zo eminent criticus en schrijver, zal ontgoocheld zijn. Niet omdat de inhoud niet loont, maar omdat de vlag de lading niet dekt.
A. Deblaere
| |
Rinser, Luise, Der Schwerpunkt. - S. Fischer Verlag, Frankfurt/M., 1960, 215 pp., geb. DM 12,80.
Meidinger-Geise, Inge, Das Amt schliesst urn fünf. - Glock 6 Lutz, Nürnberg, z.j., 243 pp., geb. DM 12,80.
De grote Oostenrijkse romanschrijfster wijdt originele essays aan enkele van haar onmiddellijke voorgangers in de letterkunde: Annette Kolb, Franz Werfel, Carl Zuckmayer, Elisabeth Langgässer, Bertolt Brecht. (De vier eerste zijn verschenen in verspreide tijdschriften). Haar analyse gaat werkelijk naar de kern, het zwaartepunt van het literair oeuvre dat ze bespreekt. Meesterlijke literaire kritiek, die echter bij de lezer de capaciteit tot persoonlijk oordeel en reactievermogen veronderstelt. Studies vol warme sympathie, die echter niet blind maakt voor leemten en gebreken. Kolbe betaalt de prijs voor haar onafhankelijkheid. Werfel, vol storende goedkope effecten, sleept mee door de echtheid van zijn kinderlijk-mystiek geloof. Onder de verwarrende druk van symboliek en problematiek ontdekken wij de echte, heldhaftige,
| |
| |
heldere Langgässer. Met al haar sympathie voor het natuurfenomeen Zuck, slaagt de auteur er niet in, hem als dusdanig te doen aanvaarden. Brecht krijgt de helft van het boek, maar er is geen regel te veel in deze essentiële, moedige en eerlijke studie; wij wensen, dat velen onzer Westerse critici, met al hun ‘interessant’ snobisme, die studie eens ernstig mochten lezen en overwegen. - Omgekeerd geeft een der beste Duitse critici - haar studies over de geestelijke motieven in de hedendaagse Duitse letterkunde hebben blijvende waarde, veel meer dan haar lyriek - ons een reeks verhalen van ingehouden gaafheid. Bijna zo wezenlijk als novellen, al wil het gegeven of de beleving geen aanspraak maken op de uitzonderlijke symbolische geldigheid van het novellengenre. Een keerpunt, soms een uiterlijke gebeurtenis, soms een verleden daad, geeft het leven plotseling een beslissende wending. De lezer volgt gespannen, omdat het eigenlijk gebeuren steeds innerlijk is, doch vaak slechts speurbaar in de kleinste verschuiving of kwaliteitsverandering der dagelijkse daden. Menselijk echt en waardevol boek.
A. Deblaere
| |
Gironella, J.M., Spiele der Phantasie. - J. Knecht, Frankfurt/M., 1960, 262 pp., geb. D.M. 11.80.
De auteur van de merkwaardige roman De cypressen geloven in God brengt ons hier een paar speelse verhalen, die zeer oorspronkelijk en boeiend zijn en steeds op verrassende wijze de diepe kern van het menselijk leven raken Meer dan de helft van het boek is evenwel gewijd aan dagboeknotities welke de auteur neerschreef gedurende een lange periode van geestelijke depressie en neurasthenie. Het is een aangrijpend getuigenis van de verlatenheid van de aldus afgezonderde mens. Maar ontroerend mooi, hoe sober ook beschreven, is de nooit aflatende aanwezigheid van zijn vrouw, wier liefde hem tenslotte redt uit het moeras van zelfmoordgedachten en algehele lusteloosheid. De strenge, kernachtige stijl van de auteur komt ook in de Duitse vertaling nog goed tot zijn recht.
H. Jans
| |
Perrin, O., La Comédie française 1680-1960. - Perrin, Parijs; La Rose des Vents, Brussel, 1961, 36 pp., geïll., ing. Fr. 96.
Meer dan een piëteitsvolle herinnering aan een van de vele verjaardagen van deze Franse theateracademie wil deze plaquette niet zijn. Behalve door een artikel over de diverse schouwburgen waar deze nationale instelling behuisd is geweest, krijgt het geheel documentair reliëf door overdrukken van talrijke vignetten, plans, manuscripten, brieven en portretten, naast inlichtingen over het museum dat de huidige schouwburg herbergt.
C. Tindemans
| |
Gregor, Manfred, Stad zonder medelijden. Roman. Vert. - De Boekerij N.V., Baarn, 1961, 200 pp., f 8.90.
M. Gregor is in Nederland vooral bekend geworden door de film ‘Die Brücke’, een verfilming van de gelijknamige roman. Ook Stad zonder medelijden, de roman die in het Duits als Das Urteil verscheen gaat verfilmd worden. Het gegeven is precair. Een jong meisje wordt door vier Amerikaanse soldaten verkracht. Dit wordt een proces en het boek verhaalt uitvoerig de rechtszittingen van de krijgsraad, waarbij het meisje allerintiemste vragen gesteld worden. Het slot is dat het meisje de dood zoekt. De auteur heeft over dit gegeven een middelmatige roman geschreven zoals er talloze verschijnen, een meer knap en handig relaas dan een diepgaand verhaal. Het best is hij nog geslaagd in de verdediger der schuldigen, Kornef.
J. van Heugten
| |
Geissler, Christian, -Een generatie zwijgt. Vert. - Moussault, Amsterdam, 1961, 240 pp., f 10.90.
In 1960 verscheen in Duitsland een opzienbarend boek, dat Anfrage tot titel had en een bijtende kritiek en satyre bevatte op de generatie die Hitler in het zadel had geheven en de oorlog toejuichte. Johan Winkler heeft het uitstekend vertaald. Ongeveer in de vorm van een roman heeft de ruim 30-jarige schrijver de oudere generatie haar lafheid en verdwazing, haar instemmen met Germanen-verheerlijking en Jodenvervolging op de allerscherpste wijze verweten. Een dergelijke koudwaterstraal kan in Duitsland geen kwaad. Natuurlijk is de auteur, die overigens voortreffelijk weet te schrijven, eenzijdig en onbillijk. Zo wekt het boek de indruk dat bijzonder de katholieke kerk en haar bedienaars het Hitlerdom onvoorwaardelijk zouden hebben toegejuicht, terwijl toch b.v. de Kardinalen Faulhaber en von Galen tot de felste bestrijders van het regime behoord hebben. Hij citeert vaak uit de ‘Werkhefte katholischer Laien’, waarvan ik niet weet of dit een volmaakt zuivere bron is. Blijkbaar is hij van katholieken huize en
| |
| |
zit met dit katholieke verleden in de knoop, zoals er hedentendage meerderen zijn. Het boek is een wonderlijk mengsel van een literaire fictie en een bittere aanklacht, misschien te bitter om haar doel te bereiken.
J. van Heugten
| |
Priestley, J.B., The story of Theatre. - Rathbone Books Ltd., Londen, 1959, 70 pp in kleurdr. geïll.
Een wereldgeschiedenis van het toneel in 68 pagina's is ondenkbaar. Het is dan ook S.'s bedoeling niet geweest een persoonlijke stellingname tegenover dit probleem te formuleren maar wel in enkele opgepropte volzinnen de essentie kernachtig voor te stellen. Ondanks deze beperking krijgt hij binnen de schamele ruimte nog een boodschap geplaatst: hoe nl. het levende theater een artistiek medium uitmaakt dat door andere illusievormen niet kan verdrongen worden. Deze eigenheid wordt meesterlijk geïllustreerd door een luxueuze keuze van meestal in kleurendruk weergegeven schilderijen, miniaturen, etsen, tekeningen, beelden en foto's uit een periode van 3000 jaren en een ruimte van 3 werelddelen. Van zakelijk magazijn groeit het boek daardoor uit tot een bibliofiel museum.
C. Tindemans
| |
Chadwick, Owen, Victorian Miniature. - Hooder and Stoughton, London, 1961, 189 pp., 25 sh.
Dit historisch vignette is boeiender dan menige historische roman. De twee hoofdpersonen zijn de landjonker en de dominee in een dorpje in Norfolk. Om deze twee hoofdpersonen treffen we de gehele dorpsgemeenschap, en beleven we haar gebeurlijkheden in de middenjaren van de vorige eeuw. Al het wel en wee, alle behulpzaamheid en alle ruzies, diepe vroomheid en veel menselijke zwakheid, enz.; zelfs een echte moord vindt er plaats, met het rechtsproces en de executie! De bronnen zijn de dagboeken en andere aantekeningen van de twee hoofdfiguren, die ons bewaard zijn gebleven. Schr. heeft een zeer boeiend en ook zeer interessant boek gecomponeerd: door knap de dagboekgegevens aan een te rijgen heeft hij een zeer evocatief beeld ontworpen van het dorpsleven, dat zo ver van ons verwijderd schijnt, doch in feite een eeuw geleden vrij normaal was.
W. Peters
| |
Ustinov, Peter, The Loser. - Heinemann, London, 1961, 308 pp., 16 sh.
‘Schoenmaker, blijf bij je leest’ komt onwillekeurig in de geest op wanneer men deze eerste roman leest van de toneelschrijver Ustinov. Niet dat hij bijzonder slecht is; maar evenmin bezit hij enige bijzondere verdiensten. Het thema is wat afgezaagd: de ontwikkeling van een goede Duitse knaap tot een bruut van een Nazi-man. De gebeurtenissen die verhaald worden zijn wel erg cliché: de ‘spontane’ Jodenprogram, de zelfmoord van een tot wanhoop gedreven Jood, de fanatieke verdediging van Hitler, de sentimentele liefde van de SS-man voor de publieke vrouw, soldatenmoed en soldaten vertwijfeling, enz. Al even cliché, en nog onmogelijker, is het gevoerde gesprek, komt er niet op aan door wie: merkwaardig, omdat men van een toneelschrijver juist zou verwachten dat hij een scherp oor heeft voor de taal der mensen. En hetzelfde cliché moeten we gebruiken wanneer we de hoofdpersoon ontmoeten. Geen wonder dat de roman verschrikkelijk vlak en effen aandoet: zelfs het kanonnengebulder van de tweede wereldoorlog brengen weinig leven in de brouwerij. Een zeer teleurstellend en weinig belovend debuut.
W. Peters
| |
Lawrence, D.H., Phoenix: the posthumous papers of D.H. Lawrence. (Ed. by E. McDonald). - Heinemann, London, 1961, 852 pp., 35 sh.
Geheel afgezien van het notoire proces omtrent Lady Chatterley's Lovers, is de naam Lawrence deze laatste jaren sterk naar voren getreden in iedere studie van de Engelse roman in deze eeuw. Zijn reputatie is gestegen, en zijn obsessie met liefde en sexualiteit heeft men grondiger bestudeerd: beter begrip in deze zaken heeft grotere sympathie met de persoon van Lawrence ten gevolge gehad. Dat Lawrence veelzijdiger mens en artist was dan men gewoonlijk meent, blijkt uit de jongste prachtuitgave van zijn nagelaten geschriften. Het woord nagelaten is echter niet geheel juist: want in deze verzameling natuurbeschrijvingen, opstellen over literaire werken, verhandelingen over psychologische en opvoedkundige onderwerpen, reisindrukken en autobiografische schetsen bevindt zich vrij veel materiaal dat vroeger reeds in druk verscheen, in tijdschriften meest van allerlei kleur. De indruk die ‘nagelaten’ wekt, dat hier een volledige uitgave van zijn geschriften wordt gegeven, is ook onjuist: zelfs zijn links en rechts verspreide geschriften worden hier niet in hun volledigheid gepubliceerd. Dit betekent echter
| |
| |
niet dat niet een heel ruime en heel gevarieerde, en tevens representatieve keuze is gedaan. Voor wie zich interesseert in de gecompliceerde, en enigszins ondoorgrondelijke persoon die Lawrence was, is deze verzameling geschriften een uitstekende gids. De oorspronkelijke uitgave verscheen in 1936.
W. Peters
| |
Chapman, Raymond, The Ruined Tower. - G. Bles, London, 1961, 158 pp., 13 sh. 6 d.
De niet vermelde Ivoren Toren van de schr. is de uitdrukking van de diepste Godsmysteries in en door de meest verheven literaire kunst. De toren staat op instorten omdat de christelijke kunstenaar enerzijds het mysterie heeft gereduceerd tot leerstellingen en een bepaalde levensethiek, anderzijds omdat hij vaak ongevoelig geworden is voor de functie van taal en beeldspraak als uitdrukkingsmiddelen van het geheim. De opstellen staan vol goede, scherpe opmerkingen omtrent de last die op de christen-literator drukt, maar het geheel wekt de indruk dat schr. zelf met dit moeilijke onderwerp nog niet geheel in het reine is gekomen. Als gids stimuleert deze studie zonder twijfel, maar zij bevredigt niet; dat de auteur zich hoofdzakelijk beperkt tot het werk van T.S. Eliot, Charles Williams en Christopher Fry om zijn mening te illustreren en zijn stelling waar te maken, lijkt ons mede een gedeeltelijke verklaring van zulk een onvoldaanheid.
W. Peters
| |
Paulhac, Jean, Wij hebben niet om het leven gevraagd. Vert. - H. Nelissen, Bilthoven; 't Groeit, Antwerpen, 252 pp., f 4.90.
Een goed geschreven, boeiend verhaal van een Parijse gamin, die, thuis verwaarloosd, in de onderwereld dreigt te verzinken, doch door de zorg van een wijs en begrijpend rechter in een verbeteringsgesticht terecht komt en daar in het goede spoor geleid wordt.
J. van Heugten
| |
Palumbo, Nino, De papieren kooi. Roman. Vert. Diamantreeks. - H. Nelissen, Bilthoven, 1961, 288 pp., f 8.90.
Chessa is een bankemployé, een mieserig, eenzelvig mannetje, die leeft als een kluizenaar, door zijn medemensen wordt voorbijgezien of uitgelachen en, om nog enigszins de aandacht te trekken, de kranten uitspelt en het gelezene tracht over te vertellen. Dit is de papieren kooi, waarin hij leeft. Als hij enige malen wegens die krantenmanie te laat op de bank komt, wordt hij ontslagen. Dit psychologisch geval heeft Palumbo met talent beschreven, de hulpeloze bediende tegenover de almachtige bank. Veel afwisseling biedt het gegeven niet, maar de auteur heeft de zonderlinge figuur met indringende finesse verbeeld.
J. van Heugten
| |
Kunst en cultuur
Schwencke, Johan, Het beeld van het Nederlandse ex-libris 1880-1960. - Wereldbibliotheek-Vereniging, Amsterdam-Antwerpen, 1960, 78 pp., 100 illust., f7. -.
Iedere tijd heeft zijn eigen levensstijl, die noodzakelijk ook in de kunst tot uiting komt. Dit kan moeilijk anders, daar de kunstenaars wel het felst reageren op het ritme van het leven. De stijl van zo'n tijd zal men terug kunnen vinden in de grote monumenten van de kunst, maar ook in kleine, weinig opvallende kunstwerkjes. Wel zeer duidelijk weerspiegelt het exlibris de geest van de tijd en zo kan een overzicht van tachtig jaar ex-libris-kunst in Nederland een interessant stuk geestesgeschiedenis zijn van ons land, vooral wanneer dit geïllustreerd wordt met suggestieve, zeer mooie afbeeldingen van kunstzinnige boekwerken. Johan Schwencke heeft de taak op zich genomen om deze geschiedenis te schrijven, en dit was hem veilig toevertrouwd. Zijn grote belangstelling en degelijke studie van dit onderwerp gaf hem de gelegenheid om reeds vele belangrijke boeken over het ex-libris te publiceren. Dit pas verschenen boek bevestigt zijn grote kennis van zaken, zodat geen een oprecht-belangstellende er aan voorbij kan gaan. Daar dit werkje rijk en uitstekend geïllustreerd is, krijgt men inderdaad een zeer goede indruk van de ontwikkeling van deze nobele kunst, die vaak in het kleine het edele poogt te bereiken. De Wereldbibliotheek-Vereniging heeft met deze nieuwe uitgave haar leden en vele anderen een uistekende dienst bewezen.
C. de Groot
| |
Bieler, Ludwig, Irland Wegbereiter des Mittelalters. - Urs Graf-Verlag, Olten, Lausanne und Freiburg i. Br., 1961, 155 pp., 23 × 30 cm., kleur- en zwart-wit-foto's, Fr./D.M. 38.
Onder de algemene titel Stätten des Geites geeft de Urs Graf-Verlag te Olten
| |
| |
een prachtige serie rijk geïllustreerde werken uit, Siena, Sinai, Athos, Fes Stadt des Islam en thans Irland. De ondertitel ‘Wegbereiter des Mittelalters’ verwondert een ogenblik. De auteur behandelt uitvoerig het Ierse kloosterwezen der vroegste middeleeuwen en dit heeft inderdaad een grote invloed gehad op de Westerse wereld. Ierse monniken zwermden uit over West-Europa, stichtten kloosters en verspreidden in die vroege eeuwen Christendom en cultuur. De schrijver is professor in handschriftenkunde te Dublin; een groot deel der gekleurde zowel als der zwart-wit-illustraties bestaat uit weergaven van Oud-Ierse manuscripten, initialen, evangeliaria, enz. Oud-Ierland herleeft enigszins in dit boek, met zijn kloosterruïnes, zijn mysterieuze vennen en moeren en zijn grote schat aan oude kerkelijke schrifturen. Inderdaad een merkwaardige Stätte des Geistes.
J. van Heugten
| |
Calder, Ritchie, The Inheritors. The story of Man and the world he made. - Heinemann, London, 1961, 345 pp., 25 sh.
In deze populaire cultuurgeschiedenis van het mensdom geeft schr. een verdienstelijk overzicht van ontstaan en groei der beschaving, en waagt hij zich zelfs aan de toekomst. Het geheel vormt interessante lezing en is tegelijkertijd een aardig snuffelhoek voor wie op zoek is naar allerlei wetenswaardigheid van het ontstaan van het wiel tot de laatste satelliet.
W. Peters
| |
Gerson, H.; Kuile, E.H. ter, Art and architecture in Belgium, 1600 to 1800. - Penguin Books, Ltd., Harmondsworth, Middlesex, 1960, 236 pp., 160 ill., 63 S.
De vermaarde kunstgeschiedenis van ‘The Pelican History of Art’ wordt met dit nieuwe werk over de kunst en architectuur in België, tussen 1600 en 1800, voortgezet. Dit deel is samengesteld door Dr. E.H. ter Kuile, die de bouw- en beeldhouwkunst beschreef, terwijl Dr. H. Gerson de schilderkunst toelichtte. Daarmede is een belangrijke taak aan bekwame mensen toevertrouwd, en zo kon men ook uitstekende resultaten verwachten. De periode 1600-1800 is voor de Zuid-Nederlandse bouwkunst zeer belangrijk. De Spaanse Nederlanden beleefden onder de Aartshertogen Albert en Isabella een bloeiperiode en de luister van hun goed bestuur vond een schone weerspiegeling in de rijke barokkunst van de 17de eeuw, zoals die zich b.v. in de prachtige huizen op de grote markt te Brussel manifesteert. Er werden in de jaren van de 17de eeuw ook verschillende kerken gebouwd, o.a. in opdracht van de Jezuïetenorde, zodat men de barokkunst in de kerkelijke bouwstijl eveneens kan bestuderen. Ter Kuile heeft dit met grote toewijding en uitstekend vakmanschap gedaan, waardoor dit deel van het boek zeer waardevol is. De beeldhouwkunst van het Zuiden was in de jaren van de vitale barok zeer rijk en dynamisch, het laatste ook in dit opzicht, dat de grenzen van het huidige België te eng schenen en de plastiek een uitweg zocht naar de Noordelijke Nederlanden. Verschillende kunstenaars uit de Spaanse Nederlanden hebben in de Republiek gewerkt en zij hebben daar de ietwat koele, stijfdeftige sfeer van de noordelijke barok met zuidelijk vuur verlevendigd. Ter Kuile geeft hiervan boeiende en interessante voorbeelden. Gerson had het, in zekere zin, moeilijker, omdat hij zo buitengewoon veel materiaal moest verwerken. De Zuidelijke Nederlanden hebben juist op het gebied van de schilderkunst toen opnieuw een hoge bloei beleefd. Men behoeft slechts de namen te noemen van Rubens, Jordaens en Van Dijck om te begrijpen, dat hier alleen al een boekdeel over te vullen was.
Gerson heeft aan deze drie figuren een belangrijk deel van zijn studie gewijd en men kan dit ruimschoots waarderen. Ondanks de kritiek, die vooral vaak Rubens heeft getroffen, ontkomt men niet aan de grootse visie en machtige kunst van deze kunstenaar. Hij heeft een eigen stijl geschapen en de kunstopvattingen van velen blijvend beïnvloed. Ofschoon Gerson zich vooral bepaalt tot kunsthistorische gegevens, krijgt men toch een sterke indruk van Rubens' persoonlijkheid, als men deze studie leest en de prachtige foto's van Rubens' werk beschouwt. Dit boek over de kunst van de Zuidelijke Nederlanden in een belangrijke, dikwijls bewogen periode van hun bestaan is wederom een waardevol deel in de uitmuntende serie van ‘The Pelican History of Art’.
C. de Groot
| |
L'Oeil - Nrs 61-72, 1960, telkens een 80-120 pp., rijk geïll., voor Benelux. - Possemiers, Brussel 18, b.f. 600.
In een van de eerste nummers van de jaargang 1960 schrijft L'Oeil van de Italianen dat zij nooit ‘à court d'idées’ zijn. Ook L'Oeil blijkbaar niet. Nummer na nummer blijft dit kunsttijdschrift waardevolle studies, boeiende reportages, uit- | |
| |
stekende illustraties brengen. Het blijft vrij constant het hoog kwaliteitsniveau van zijn eerste nummers bewaren, zonder aan dit ander punt van zijn programma, een ‘revue vivante’ te zijn, te kort te komen. Gedurende de zes jaren van zijn bestaan heeft het zijn geheel eigen plaats in het landschap van de kunsttijdschriften ingenomen. Zijn interesse is geleidelijk aan verruimd, zijn fysionomie gewijzigd. Meer dan vroeger werd het laatste jaar aandacht gegeven aan de architectuur en meer in het algemeen aan het moderne wonen in de breedste zin van dit woord. De kunstboeken die verschijnen, worden van meer nabij gevolgd en met zorg besproken. Ook het bizarre van onze moderne wereld, waar alles naast elkaar leeft en waar elke inval recht op bestaan heeft, kreeg ruim zijn plaats. Het is onbegonnen en overigens nutteloos de verschillende artikelen en rubrieken te vermelden. Zelfs een volledige inhoudstafel zou op verre na geen beeld kunnen geven van de rijkdom en verscheidenheid die een jaargang van L'Oeil bevat. Want de rijkdom en de verscheidenheid van L'Oeil bestaat niet alleen in het publiceren van artikelen over alle mogelijke onderwerpen, maar in de bescheiden en verborgen stellingname van dit tijdschrift dat ons confronteert met het menselijk fenomeen zoals dit zich in de oude en nieuwe kunst voortdurend opnieuw openbaart.
G. Bekaert
| |
Thiel, Erika, Geschichte des Kostüms. - Henschelverlag, Berlin, 1960, 676 pp., 64 klpl., 548 ill. geb. DM 50.
De evolutie van het Europees kostuum vormt een boeiend stuk geschiedenis waarin men de ontwikkeling zelf van de Europese beschaving d.w.z. van de Europese mens kan volgen. Is de beschrijving van de modeverschijnselen in de tweeduizend jaar Europese geschiedenis nog vrij eenvoudig, de analyse en de interpretatie ervan wordt zeer complex, want met het menselijk kleed is het gesteld als met het kunstwerk: de gehele mens spreekt er zich, meer onbewust dan bewust, in uit. In haar boek onderneemt Erika Thiel een ernstige, maar al te schoolse, poging om de beschrijving van de mode-evolutie te laten uitgroeien tot een beschavingsgeschiedenis. Zij begint haar studie bij het Griekse gewaad en vervolgt ze door alle verwikkelingen van de West-Europese geschiedenis tot op onze dagen. Zij brengt in haar beschrijving en in de keuze van haar illustraties heel wat gegevens bij elkaar, maar weet deze niet voldoende te orkestreren. Vooral de behandeling van de hedendaagse periode is vrij mat en men voelt er, vooral in de illustratie, de bescheiden druk van de Oostduitse cultuurpolitiek.
S. Heester
| |
Arias, P.E., - Hirmer, M., Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. - Hirmer Verlag, München, 1960, 114 pp. + 52 klpl., 240 pl., 31 × 24 cm.
Bij de bespreking van het boek van prof. W. Kraiker over de monumentale schilderkunst van de Griekse Oudheid hebben wij gewezen op de rol die de vazenschildering bij de reconstructie van deze stijlontwikkeling speelt. Het schitterende boek van de professoren Arias en Hirmer toont ons de duizendjarige ontwikkeling hiervan. Het boek verscheen in de befaamde reeks van de Hirmer-Verlag waarin de kunst van Egypte, Kreta en Mykene, de Griekse plastiek, de vroegchristelijke en de byzantijnse kunst reeds werden behandeld. Het bevat een korte, maar substantiële inleiding van prof. P.E. Arias. Zoals prof. Kraiker het in zijn boek aantoonde legt ook prof. Arias er de nadruk op dat de Griekse vazenkunst meer is dan een soort anekdotische geschiedschrijving. Met haar specifieke middelen staat zij te midden van de Griekse kunstschepping en reveleert in haar vorm, haar stijl, haar ikonografie het tot stand komen en het ontwikkelen van een wereldvisie waarin de mens, als beeld van de godheid, in het middelpunt staat. De meer dan driehonderd platen, haast alle over de volle pagina, waarvan daarbij een vijftigtal in kleur, laten de historische evolutie meeleven, de verschillende centra onderscheiden, tonen de verscheidene aspecten van de Griekse vazenkunst. Het vrij uitvoerig commentaar bij de illustraties behandelt de verschillende stijlen, scholen en schilders en geeft een gedetailleerde beschrijving van elke afbeelding. De technische verzorging en de presentatie van het boek is, zoals wij nu van de Hirmer-Verlag al gewoon zijn, van allereerste kwaliteit.
G. Bekaert
| |
Pobé, Marcel, en Roubier, Jean, Das Gotische Frankreich. - Schroll-Verlag, Wien, 1960, 334 pp., 249 pl., 30 × 23 cm., geb. DM 54.
In hun nieuw boek zetten M. Pobé en J. Roubier, van wie we reeds Kelten-Römer en Gallia Romanica kennen, hun ontdekkingstocht voort in het Franse kunstpatrimonium. Allen kennen wij de namen van de grote Franse kathedralen, die Pé- | |
| |
guy als een welluidende litanie heeft samengebracht. Maar in de schaduw van deze hoge namen leven vele, meer bescheiden gestalten waarin de gotische mens zich misschien minder indrukwekkend, maar toch ook overtuigend heeft uitgesproken. Het getuigt van het waarachtig interesse van de auteurs dat zij ook deze modeste werken in hun synthese van de gotiek verwerken en er zelfs een ruime plaats aan toekennen. Op deze synthese komt het trouwens bij hen aan. Zij maken geen inventaris, maar trachten in een opeenvolging van mooie opnamen zowel de verschillende provincies van de Franse gotiek als zijn verschillende programma's en stijlvormen in een voor ons levende eenheid voor te stellen. De auteurs zijn er immers van overtuigd dat de gotiek, al is zij misschien niet meer de geprivilegiëerde stijl van onze dagen, toch nog een waarde bezit voor ons als wij tenminste deze monumenten met nieuwe ogen kunnen zien. Wij bekennen gaarne dat de auteurs ons met hun inleiding en keuze van illustraties daartoe dwingen. Niet zozeer de individualiteit van de monumenten wordt in het licht gesteld als wel de gemeenzame karakteristieken van een stijl. Samen met het boek van M. Aubert over de gotische kathedraal en dat van Busch en Lohse over de gotiek in Europa vormt dit boek als het ware de bepaling van de nieuwe houding die onze tijd ten overstaan van de gotiek heeft aangenomen.
G. Bekaert
| |
Hall, Norman, Photography Year Book 1961. - Photography Magazine, Londen, 1960, 240 pp., 208 pl., geb. 30 sh.
Onder de periodieke fotoboeken die de laatste jaren fel zijn toegenomen bewaart het Engelse Photography Year Book zijn vaste plaats. Het populaire Photography (Magazine) overtreft zich in deze jaarlijkse uitgave altijd een beetje en brengt het ook dit jaar weer tot een goede selectie van representatieve foto's, steeds binnen de grenzen van wat men een realistische fotografie zou kunnen noemen, met daarenboven nog een zekere voorkeur voor het humoristische, pittoreske of zelfs bizarre detail. Men hoort soms nog spreken over de passiviteit van dit moderne communicatiemiddel. Veel middelmatigheid kan daartoe wel aanleiding geven. Maar ook op dit gebied breken de grote meesters steeds weer de cliché's door om het tot een directe en pakkende zegging te brengen van werkelijkheden die zij alleen ons kunnen reveleren. Verscheidene van deze grootmeesters zijn in het Photography Year Book vertegenwoordigd met uitstekende opnamen.
S. Heester
| |
Vedova, Emilio, Blätter aus dem Tagebuch. - Prestel-Verlag, München, 1960, 80 pp., 10 klpl., 8 pl., talrijke afb.
Werner Haftmann kon zijn vriend Emilio Vedova, een van de meest markante persoonlijkheden van de huidige schilderkunst, niet beter aan ons voorstellen dan door de uitgave van enkele uittreksels uit het dagboek, waarin de twee meter lange schilder met de volle baard zijn wonderlijke levensavonturen en zijn artistieke evolutie op een goedige wijze verhaalt. Er ligt een zekere tegenspraak tussen dit rustig-boeiende verhaal en het nogal bewogen leven dat zich uitspreekt in een niet minder bewogen kunst. Met evenveel vanzelfsprekendheid verhaalt ons Vedova van de angstwekkende of komische situaties waarin hij zich bevond en van de diepste beschouwingen die in zijn werk leven. Allen die van de kunst van Vedova houden of ze nog moeten ontdekken hebben in dit boekje, dat ondermeer uitstekende kleurplaten bevat, een goede gelegenheid tot kennismaking. Haftmann besluit het met een kort nawoord.
G. Bekaert
| |
Geschiedenis
Luz, Pierre de, Histoire des papes. - Ed. Albin Michel, Parijs, 1960, 2 delen, 421 en 493 pp., geïll., NFr. 42 voor de 2 delen.
Deze vulgariserende pausengeschiedenis van de hand van Pierre de Luz werd, na diens dood, voor de periode sinds 1900 voleindigd door Gonzague Truc. Voor de eerste pausen is zij terecht zeer beknopt, om stilaan uitvoeriger te worden en ten slotte voor de pausen vanaf de Franse reovutie een derde van het werk te reserveren. Het boek leest prettig en vlot en schetst in een groots panorama de pausen en hun diverse activiteiten. De twee Franse auteurs hebben hier een poging gedaan om ook nog andere landen dan Italië (en de pauselijke staten) en Frankrijk te behandelen. Al waarderen wij al dit goede, toch bevredigt deze pausengeschiedenis ons niet. De ruimte die
| |
| |
de verscheidene kwesties toebedeeld krijgen, is niet altijd in verhouding tot hun belang: zo worden de missies uiterst karig bedeeld; de oprichting en eerste activiteit der Jezuïetenorde wordt in één bladzijde afgehandeld, terwijl de opheffing van die orde in 16 bladzijden wordt uiteengezet. Daarenboven ignoreren de auteurs, die geen echte kerkhistorici zijn, tal van kwesties, of geven een onjuiste voorstelling. Een paar voorbeelden: over het graf van Petrus en de catacomben staan er verscheidene onjuistheden; de auteur laat het voorkomen alsof de Benedictijnerorde reeds in de zesde eeuw zich volop begon te verspreiden, en bespreekt de wijze en ruime richtlijnen niet die Gregorius de Grote aan de eerste missionarissen van Engeland gaf; over het Oosters schisma horen wij een Westerse en dan nog oude klok; de diepe grond van de dubbele pauskeuze in 1378, die aanleiding gaf tot het Westers schisma, vermoedt de auteur niet eens; de visie op Luther is grondig verkeerd; de twee bladzijden over de Nederlanden in 1559-1572 staan vol onjuistheden; de Nobili in Indië wordt besproken, maar de grandioze initiator van die nieuwe missiemethode, Ricci, wordt niet eens vermeld; het geval Galilei wordt te eng behandeld; bij de voorgeschiedenis van het Vaticaans concilie worden wel de Franse, maar niet de Duitse polemieken, met Döllinger, behandeld; het integrisme onder Pius X wordt handig weggelaten. Vermelden wij nog dat de tekst door 23 platen en talrijke kaarten van de pauselijke staten wordt opgeluisterd, en dat een uitvoerig register het boek aanvult.
M. Dierickx
| |
Moorehead, Alan, The White Nile. - Hamish Hamilton, London, 1960, 383 pp., 25 sh.
In dit prachtig geschreven en boeiend verhaald stuk geschiedenis, waarin de Witte Nijl de held is, geeft schr. ons een overzicht van hetgeen zich tussen de jaren 1860 en 1900 afspeelde. Het is een verhaal van moeilijke ontdekkingsreizen, van afschuwelijk wrede botsingen tussen de Europeanen en de stammen, van de meest onmenselijke mishandelingen, een verhaal ook van ongelooflijke moed, doorzettingsvermogen, en iets van trots. We komen de overbekende namen tegen van Livingstone en Stanley, maar vóór dezen van Speke, Burton en Baker, en verschillende anderen. Het geheel, maar vooral de hoofdstukken die zich concentreren op Gordon en de val van Kartoum, is spannender dan menige roman. En in de laatste pagina's komen we de onvergetelijke figuur tegen die Churchill heet en in dit gebied van de Nijl en de Sudan zijn geschakeerde loopbaan begonnen is. Men vraagt zich na lezing van dit boek onwillekeurig af waarom er blijkbaar zulk een honger bestaat naar fictieve verhalen, terwijl het leven spannender, boeiender, leerzamer is dan heel veel fictie.
W. Peters
| |
Williams, Francis, A Prime Minister Remembers. The war and post-ware memoirs of the Rt. Hon. Earl Atlee. - Heineman, London, 1961, 264 pp., 21 sh.
Als leider van de Labour Party werd Atlee vice minister-president in Churchill's coalitie-oorlogskabinet. Onmiddellijk na het einde van de oorlog werd hij na de overwinning van de Labour Party in de verkiezingen minister-president en bleef dit tot de partij bij de verkiezingen in 1951 werd verslagen. De nu uitgegeven memoires die deze periode beslaan werden niet door Atlee zelf geschreven; zij zijn samengesteld uit persoonlijke herinneringen en commentaren van Atlee uit hier en daar direct van de band opgenomen gesprekken met de schr., en verschillende officiële documenten en brieven. Het geheel vormt een interessant boek, dat niet alleen de politieke geschiedenis van de jaren vlak na de oorlog geeft, maar ook inzicht verschaft in het leven van een partij-leider en ministerpresident, alsook een idee bijbrengt van zowel vriendschap als wanbegrip tussen politieke figuren en partijgenoten. Potsdam, de atoombom, de luchtbrug, Mosadecq, Korea, en vele andere woorden en namen nodigen tot lezing en geen lezer zal teleurgesteld worden.
W. Peters
| |
Adburgham, Alison, A Punch History of Manners and Modes 1841-1940. - Hutchinson, London, 368 pp., 63 sh.
De manners and modes waarvan in de titel sprake is, beperken zich hoofdzakelijk tot het uiterlijk voorkomen van de Londense dames; naast kleren, haren en make-up wordt ook belangstelling getoond voor haar ontspanningsleven en de sport, maar de schrijfster beweegt zich nauwelijks hierbuiten. De geschiedenis zelf moet het van aan Punch ontleende humoristische plaatjes hebben, want het verhaal wordt zonder veel inspiratie verteld, terwijl de taal zelf ook iedere distinctie mist. Als een prentjes-album is het
| |
| |
daarom wel aardig (ofschoon duur), maar als een stuk sociale geschiedenis, - en als zodanig is het zeker bedoeld (men sla er de bibliografie en de index op na!) -, moet het toch een teleurstelling genoemd worden.
W. Peters
| |
Filosofie en psychologie
Poortman, Dr. J.J., De grondparadox, en andere voordrachten en essays. - Van Gorcum & Co., Assen, 1961, 366 pp., ing. f 17.50, geb. f 19.50.
Prof. Poortman verstaat in zijn geschriften de kunst om op sympathieke en bevattelijke manier zich bij zijn lezer aan te dienen, hoewel hij weet dat velen van die lezers niet ver werkelijk met hem mee zullen gaan. Het hier vermelde werk bevat 23 bijdragen (waarvan drie nog nergens eerder verschenen), die goed kunnen dienen als verduidelijking en nadere toelichting van hetgeen schr., elders meer systematisch of meer in aansluiting bij de geschiedenis, ons van zijn opvattingen heeft doen kennen, in het bijzonder over problemen rond de geestelijkheid en onsterfelijkheid van de mens en aangaande de menselijke godskennis. Evenals in andere werken, blijkt ook hier weer de grote belezenheid van de auteur over een zeer uitgestrekt terrein; dat zulks echter lang niet denkbeeldige gevaren van eenzijdigheid en onjuistheid met zich kan meebrengen, blijkt o.a. in hetgeen herhaaldelijk over christelijk geloof en theologie gezegd wordt: alleen een fragmentaire en meer dan eens oppervlakkige informatie kan leiden tot uitspraken die wij vinden b.v. over de H. Drieëenheid, de schepping, de opstanding, over Sint-Paulus, Augustinus of Thomas. Dat is jammer, nu vinden wij nauwelijks een basis voor een echt gesprek.
C. Verhaak
| |
Marcel, Gabriel, Homo Viator. Een filosofie van de hoop. Vert. D. de Lange, inl. Dr. B. Delfgaauw. - Erven J. Bijleveld, Utrecht, 1960, 158 pp., f 6.90.
Deze vertaling van Homo Viator, een werk van Marcel, dat in 1944 verscheen, is al de vierde Marcelvertaling in deze serie en de uitgever bewijst aan het Nederlandse publiek, dat wel graag filosofie leest, maar geen Frans meer kent, een zeer grote dienst. Wel zal men er rekening mee moeten houden, dat slechts een gedeelte van de oorspronkelijke reeks artikelen hier in de vertaling is opgenomen, zij het ook het meest belangrijke. De vertaler heeft zijn moeilijk werk met veel zorg verricht, ook al zal menigeen die Marcel in diens eigen taal las, weer naar het Frans teruggrijpen om de juiste nuances mee te kunnen proeven....
J.H. Nota
| |
Haynes, Renee, The Hidden Springs. An enquiry into extra-sensory perception. - Hollis and Carter, London, 1961, 264 pp., 30 sh.
De grote variatie verschijnselen die zich op het terrein van de parapsychologie en wat hiermede direct of indirect in verband staat voordoen, vormt het uitgangspunt van deze studie over de psi-factor. Aan het bestaan van deze factor kan niet getwijfeld worden. Dat hij zich in de loop der geschiedenis, bij verschillend slag mensen, bij allerlei rassen, alsook in het dierenrijk, op zeer uiteenlopende, vaak zeer onverwachte en verrassende wijze heeft veruiterlijkt, zet niet alleen de psycholoog aan het denken, maar evenzeer de bioloog en de fysicus, alsook de theoloog. Schrijfster geeft een voortreffelijk overzicht van het voor handen zijnde materiaal en bespreekt allerhande pogingen, nu en in het verleden aangewend om de psi-factor te verklaren en zijn natuur nader te bepalen. Voorzichtig wijst zij de weg naar een nieuwe interpretatie, die uitgesproken theologisch is gekleurd; zij geeft echter toe dat de gehele kwestie nog ‘profoundly mysterious’ is. Dit heldere overzicht van een duister probleem is een zeer belangrijk boek, misschien niet op de eerste plaats voor hem die zich reeds lang met parapsychologische verschijnselen heeft bezig gehouden, maar wel voor iedere ontwikkelde lezer. Opgevoed in een traditie die enerzijds te rationalistisch is, anderszijds te veel waarde hecht aan de natuurwetenschappen en haar resultaten, dreigt het gevaar dat de dimensie van het geestelijke, en van het buiten-zintuiglijke, geheel verloren raakt. Wanneer de lezer bovendien enigszins bekend is met de visie op de schepping van Teilhard de Chardin, met de jongste verklaringen van hetgeen met de erfzonde in verband staat, alsook met de diepste implicaties van de Incarnatie, zal deze studie er zeker toe bijdragen hem meer kennis van, en grotere waardering bij te brengen voor de ongedroomde, en vaak nog ongehoorde, wonderen van Gods schepping.
W. Peters
| |
| |
| |
Biografie
Chapman, Ronald, Father Faber. - Burns and Oates, London, 1961, 374 pp., 35 sh.
Het is onvermijdelijk dat de namen van Faber en Newman allernauwst met elkaar verbonden worden. Beiden waren bekeerde clergymen, beide innig betrokken bij het Oxford Movement, beiden Oratoriaan, de eerste superior in Londen, de laatste superior te Birmingham, beiden schrijvers, beiden met veel vrienden en veel vijanden, en helaas, beiden van zo totaal verschillend karakter en temperament dat op de duur botsingen onvermijdelijk bleken. Wie enigszins bekend is met Faber's geestelijke geschriften, tekent zich onwillekeurig een diep vroom, wat romantisch aangelegde priester, in wie het sentiment bij tijden een helder verstand dreigt weg te duwen. Wij associëren Faber (1814-1863) moeilijk met een harde, vrij zakelijk ingestelde mens, die behalve een vroom boek als All for Jesus (de titel zelf is al relevant) schreef, ook een monumentale kerk als Brompton Oratory bouwde. Omdat Faber in feite geheel anders is als men hem onwillekeurig tekent uit zijn boeken en gedichten of kerkliedjes, is deze jongste biografie buitenmate boeiend. Het enige dat nu en dan irriteert is dat schr. te veel de vele brieven aanhaalt: hij had zijn vloeiend verhaal nog fascinerender gemaakt, wanneer hij de inhoud van de brieven in het narratief had verwerkt, waarbij verwijzing naar de bron niets te kort zou hebben gedaan aan de wetenschappelijkheid van dit werk. Het is echter niet alleen om de persoon van Faber dat dit boek de moeite van het lezen overwaard is: het is ook het beeld dat van het Victoriaanse leven getekend wordt wat lezing erg interessant maakt. Nog zijn we steeds geneigd om het leven in de negentiende eeuw, ook van godsdienstig oogpunt, al te zeer te vereenvoudigen: het was heel wat gecompliceerder, en heel wat rumoeriger en heel wat minder stichtend dan wij gewoonlijk menen. Zo is deze autobiografie een niet onbelangrijke, en hoogst leesbare, bijdrage tot een beter begrip van vooral het godsdienstige leven der Victorianen.
W. Peters
| |
Lubbock, Yvonne, Return to Belief. - Collins, London, 1961, 383 pp., 21 sh.
De titel van dit waardevolle boek geeft nauwkeurig de inhoud aan. Schr., die nu vier en zestig is, werd in een vaag Anglikanisme opgevoed, maar was vóór haar twintigste jaar een volledige agnostica. Een knagende ontevredenheid zet haar aan het zoeken, en vooral aan het lezen, en aan het einde van een lange tocht hervindt zij het geloof (ofschoon niet expliciet vermeld, in de Katholieke Kerk). De weg begint bij Socrates en Plato, en zij volgt wat we zouden willen noemen een traditionele route, die uiteindelijk langs Spinoza, Descartes en Leibnitz voert naar Kant en Hegel, dit nadat zij met Aristoteles en Thomas vrijwel gebroken heeft. Zij maakt een eerste buiteling wanneer zij tegen Kierkegaard aanbotst; bang voor consequenties slaat zij de zijweg in die leidt naar Oosterse godsdiensten, maar via het Jodendom komt zij weer terug op de oude weg. We komen nu de namen tegen van Newman, Bergson en Maritain, Niebuhr en Brunner, en vele andere moderne theologen. En voor de ontdekkingsreis haar einde vindt, horen wij van de grote moeilijkheden die de christenen, niet de Kerk, haar bezorgen. Het is een helder boek van een zeer belezen vrouw over problemen die vandaag menige zogenaamde atheïst bezig houden, en over moeilijkheden die menige christen moesten bezig houden. Wil men zijn medemens beter leren kennen en tot een scherper visie komen op de oorzaken van veel hedendaagse onrust en onvoldaanheid, dan zal dit pretentieloze, maar hoogst leerzame boek daarbij een uitmuntende, zo niet onmisbare gids zijn.
W. Peters
| |
Economie
Bie, Pierre De, Gezinsbudgetten in België 1957-1958. - Nauwelaerts, Leuven, 1960, 432 pp., ing. Fr. 350.
Onder leiding van de Leuvense hoogleraar in sociologie en in samenwerking met een groep van enkele honderden medehelpers, met het Nationaal Instituut voor de Statistiek en de Bond der Kroostrijke gezinnen van België (die de financiële last van het onderzoek op zich nam) ontstond deze grote budget-enquête. Zij werd uitgevoerd in de jaren 1957-1958 bij gezinnen uit drie verschillende milieus (de loonarbeiders, de landbouwers en het kaderpersoneel). Het resultaat is een imponerend getuigenis voor wetenschappelijk team-work. Uiteraard is dit belangrijke werk voor specialisten bedoeld.
J. Kerkhofs
| |
| |
| |
Timmermans, A., Le marché financier et les nouvelles entreprises (Coll. du Centre de Recherches en Economie et Gestion des Entreprises). - Drukk. Groeninghe, Kortrijk; C.E.R.E.G.E., Leuven, 1960, 552 pp.,
De auteur behandelt de problemen welke zich stellen voor de Belgische economie, meer bepaald de relatieve achterstand van de investeringen en de maatregelen die daarin zouden kunnen verhelpen. Niet bedoeld als een wetenschappelijke uitdieping, levert het werk niettemin een rijk gedocumenteerde, goed doordachte bijdrage tot de studie van dit actuele economisch probleem. In een land waar men op alles een etiket plakt, zou men Timmermans moeten catalogiseren als een vooruitstrevend econoom, die niet aarzelt, op een opbouwende wijze het traditionele immobilisme van de Overheid en van de privé-sector te verwerpen en zich uit te spreken voor nieuwe initiatieven, zoals het oprichten van een Nationale Investeringsmaatschappij. Denkbeelden, die wij ten volle onderschrijven. Het is een werk dat, voor wie zich bezighoudt met deze actuele problemen, nuttig als naslagwerk kan worden gebezigd. Spijtig genoeg ontbreekt een zakenregister.
S. Plasschaert
| |
Varia
Jong, Dr. L. de, De Bezetting. - Querido, Amsterdam, 1961, 224 pp., f 2.95.
‘Een weergave in boekvorm van de uitzendingen der Nederl. Televisie-Stichting over Nederl. in de IIde wereldoorlog’. Een rijk geïllustreerd boek over de ellende die de bezetter over ons bracht, maar ook over het verzet van tallozen tegen de onderdrukkers. Een document dat zijn waarde zal blijven behouden.
R.S.
| |
Schuh, Gotthard, Tessin. Rückblick auf ein Paradies. - Urs Graf-Verlag, Olten und Lausanne, 136 illustraties, 22 × 28 cm., 1961, Fr./D.M. 22.
In dit groots opgezette werk heeft Gotthard Schuh ‘das Tessin’, dat volgens de inleiding van Titus Burckhardt ‘wie der Friühling der italienischen Erde’ is, in een machtige serie fotografieën weten te vangen. Dit wonderlijke dal, dat bezaaid is met kerkjes en kapellen, doet nog aan als een sprookje uit overoude tijden. Mensen, woningen en kerkjes, alles is vergroeid, om zo te zeggen, met de natuur. Gotthard Schuh is met zijn camera dit land doorgetrokken en heeft met veel artistieke zin al wat hij typerend en karakteristiek vond, op de gevoelige plaat vastgelegd. Titus Burckhardt schreef er een uitvoerige inleiding voor, waarin hij verleden en heden, karakter en verschijning van dit prachtige stuk landschap ontleedt. Het is reeds geheel en al Lombardije-Italië, een landschap en een bevolking, waarin christendom en natuuromgeving tot een merkwaardige harmonie vergroeid zijn.
J. van Heugten
| |
Jünger, Ernst, Der Weltstaat, Organismus und Organisation. - Ernst Klett Verlag, Stuttgart, 1960, 76 pp., geb. DM 5.80.
De tijd van de nationale staten, en zelfs van grote staten en imperia is voorbij, meent J., en het staatsbegrip zelf ondergaat geleidelijk een kwalitatieve verandering. De twee grootmachten die de wereld verdelen, vertonen naast schrille tegenstellingen, toch ook zo'n opvallende overeenkomsten, dat ze wel eens de twee helften zouden kunnen zijn van een gietvorm waaruit vroeg of iaat de éne wereldstaat te voorschijn zal treden. Van een zgn. derde macht is J. geen voorstander, omdat de idee van een mundus tripartitus weer al te duidelijk is gericht naar een beveiliging van oude nationalismen, en als zodanig een stap terug in de evolutie van de wereld. Tweemaal reeds in deze eeuw is de Duitse wereldpolitiek mislukt, juist omdat ze telkens gevoerd werd in een specifiek Duits-nationale geest. - Intussen kan men zich toch afvragen, of wel een wereldorganisatie onder de vorm van een unieke staat de oplossing zal brengen, en of zo'n staat wel zonder ernstige verminking van essentiële vrijheden van volkeren en personen tot stand zou kunnen komen. Toch opent J.'s essay zeer positieve perspectieven op de toekomst.
L. Vander Kerken
| |
Monzel, Nikolaus, Solidarität und Selbstveranrwortung. - K. Zink-Verlag, München, 1959, 394 pp., geb. D.M. 32.
De hoogleraar uit München verzamelt hier een aantal artikelen die hij in de laatste tien jaar in tijdschriften publiceerde. Grondthema is steeds christelijke bezinning op tijdsvragen, die de moralist tot stellingnamen nopen, zoals staking, concurrentie, verdraagzaamheid, beroepsstandelijke ordening, enz. Zonder dat nieuwe
| |
| |
inzichten worden bijgebracht, vindt de lezer hier toch een genuanceerd oordeel over een aantal eigentijdse sociale vragen.
J. Kerkhofs
| |
Pierre, André, Les femmes en Union Soviétique (Bibl. de la Recherche Sociale). - Spes, Parijs, 1960, 318 pp., ing. NFr. 12.75.
Dikwijls wordt de sociale positie van de vrouw als criterium gebruikt voor de graad van humanisme in een bepaalde samenleving. Zo nam de Rusland-expert en oud-journalist van Le Monde de studie van de Russische vrouw als uitgangspunt voor een diepere kennis van de Sovjetwereld. Met een overvloed van getuigenissen uit kranten en tijdschriften toont hij aan hoe juist het principiële gelijkstellen van de vrouw aan de man (vooral in de arbeid) mislukt is, daar de vrouwelijke aard ook veertig jaar partijplanning kan doorbreken. Geleidelijk schijnen ook de theoretici dit in te zien en herontdekken zij - hoe aarzelend ook - de onvervangbare plaats van de moeder thuis als een meer dan louter ‘burgerlijke’ waarde.
J. Kerkhofs
| |
Desqueyrat, A., L'enseignement politique de l'Eglise. 1: L'Etat (Bibl. de la Recherche Sociale). - Spes, Parijs, 1960, 304 pp., ing. NFr. 15.
Trouw aan de doelstelling van het studiecentrum van de ‘Action Populaire’ (Parijs), nl. het weergeven van de katholieke visie op de socio-politieke werkelijkheid, doet de auteur een poging om de strikt politieke leer van de Kerk te omschrijven. Het delicate onderwerp wordt in de vorm van een uitgewerkte cursus behandeld, wat de uiteenzetting zeer overzichtelijk maakt. Drie opmerkingen nochtans: de voorgeschreven leer is eerder filosofie dan eigenlijk kerkelijke stellingname (waardoor de titel van het boek enigszins in het gedrang komt); vervolgens is een staatsleer, die geen melding maakt van de wisselwerking tussen de staat en de internationale gemeenschap, toch wel erg onvolledig; waarom tenslotte een praktisch uitsluitend Franse bibliografie vermelden, terwijl het gaat om een denken van geheel de Kerk (waartoe Duitsers en Angelsaksers uitstekende bijdragen leverden)?
J. Kerkhofs
| |
Stepun, Fedor, Das Antlitz Russlands und das Gesicht der Revolution (Die Bücher der Neunzehn). - Kösel-Verlag, Stuttgart, 1961, 512 pp., geb. D.M. 9,80.
Het doet goed van tijd tot tijd eens een boek te kunnen lezen, dat van Rusland niet alleen het politieke probleem leert kennen, maar zich nu eens bezighoudt met het leven van de mens. Schr. is professor aan de universiteit van München, verbleef in Rusland tot 1922; hij speelde er een vooraanstaande rol in de intellectuele kringen en is zelfs kabinetschef geweest onder Kerensky. Zijn proza is erg poëtisch, het brengt ons in contact met de romantische ziel van het oude Rusland. Schrijvend van uit een sterke liefde voor en een heftig heimwee naar zijn vaderland, voert de auteur ons terug naar de sfeer van de romans van Tolstoi, Dostojewsky, Gogol en anderen. Op een boeiende wijze wordt de lezere ingewijd in de intellectuele milieus in het Rusland van de laatste tsaar.
A. van Peteghem
| |
Leonard, A., Dialogue des chrétiens et des non-chrétiens (Etudes Religieuses, 738). - La Pensée Catholique, Brussel, 1959, 80 pp., ing. Fr. 33.
Het even onvermijdelijk als wenselijk gesprek met de andersdenkende roept bij vele christenen allerlei problemen op, waarmee zij geen raad weten of die zij een theologisch of godsdienstig weinig verantwoorde oplossing geven. Dit kleine, kostbare en bevattelijke boekje schaft hier wellicht raad. In drie korte studies handelt pater Léonard, die ter zake deskundig is, achtereenvolgens over de christelijke beginselen der verdraagzaamheid, over enkele opwerpingen van andersdenkenden tegen de Kerk en over de grondslagen van het pluralisme en de coëxistentie. Het boekje is geschreven in het licht der Belgische toestanden. Het probleem van het samenleven tussen christenen, i.c. vooral katholieken, en niet-christenen ligt er enigszins anders dan in de buurlanden. Een geest van christelijke liefde en ruimheid ademend, weet het toch precies waar de bakens staan, waarbuiten het christendom verschaalt.
J. Vercruysse
| |
Hoeffner, J., e.a., Naturordnung in Gesellschaft, Staat, Wirtschaft. - Tyrolia-Verlag, Innsbruck, 1961, 732 pp.
Een 50-tal vrienden en collega's uit geheel de wereld brengen met dit verzamelwerk aan Mgr. Messner, de ongemeen dynamische Weense hoogleraar, een grootse en verdiende hulde bij zijn 70ste verjaardag. Het paste dat men de specialist in de zowel door protestanten als
| |
| |
door marxisten en existentialisten scherp omstreden natuurrechtsopvatting, een bundeling van studies rond dit thema aanbood. Een eerste hoofdstuk situeert Messner als mens en als denker. Vervolgens wordt een fundamentele studie gewijd aan de spanning tussen natuur en bovennatuur, zo belangrijk in de dialoog met de lutherse theologen. De drie overblijvende hoofdstukken behelzen de uitingen van deze natuurrechtsleer in de maatschappij (gezin, eigendom, Staat, Kerk, internationale gemeenschap, economie, politiek). Door al deze bijdragen heen zijn de grondthema's van pluralisme en subsidiariteit herkenbaar. Opvallend is ook dat vele auteurs zich terzake niet tot een filosofische ethica beperken, maar doordringen tot een theologische moraal. Een ruime bibliografie van werken van en over Messner besluit het geheel. Door inhoud en presentatie steekt het boek ver uit boven de meeste andere publikaties van dit genre; het verdient een plaats in de bibliotheek van rechtsgeleerden, economisten en moralisten.
J. Kerkhofs
| |
Pocketboeken
Vlaamse Pockets, Heideland-uitgaven, Hasselt, 1960, Fr. 25.
R. HERREMAN, Boekuiltjes (Over het letterkundig leven in Vlaanderen van 1944 tot 1948) nr. 11. - Een bloemlezing uit dagkronieken verschenen in het dagblad Vooruit. Wat haastig neergepend en uiteraard onvolledig, is deze bloemlezing toch lezenswaard én als tijdsdocument én als kennis van de schrijver zelf.
B. DECORTE, Gedicht en omgedicht (Wereldpoëzie door Vlamingen vertaald) nr. 17. - Beperkte maar gevarieerde en genietbare bundel van geslaagde vertalingen uit de wereldpoëzie.
G. DURNEZ, Lente in de woestijn (Het avontuur van Israël) nr. 18. - Een vlotte en pittoreske reisreportage met zin voor leerzame informatie.
J. GRAULS, Onze Taal (Taalkundige wegwijzertjes in duizend en een onderwerpen) nr. 19. - Dr. R. Roemans en Dra. Van Assche bundelen hier een eerste keuze van taalkronieken, gegroepeerd rond vijf kapittels en die van 1949 tot 1960 regelmatig verschenen in De (Vlaamse) Linie.
Dr. A. STUBBE, Het zien en genieten van schilderkunst, 4e druk, nr. 21. - Een aantal esthetische problemen voor een ruimere lezerskring, hoofdzakelijk maar niet uitsluitend belicht van het standpunt uit der schilderkunst.
K. Van De WOESTIJNE, Journalistiek, nr. 22. - Van 1906 tot 1928 was v.d. W. buitenlands correspondent van de Nieuwe Rotterdamse Courant. De samensteller bezorgde ons uit die journalistieke arbeid 'n verantwoorde en boeiende keuze.
A. Van DUINKERKEN, Vlamingen, nr. 23. - Een bundeling van dagbladartikelen over 24 Vlaamse schrijvers. Ofschoon ze geen geschiedenis van de literatuur beogen vormen ze toch een onmisbare bijdrage tot de kennis van de Vlaamse literatuur.
A. Van HOOGENBEMT, De stille man, nr. 24. - Bekroond in 1939 met de ‘Driejaarlijkse Staatsprijs voor het Vlaamse proza’ en sindsdien herhaalde malen herdrukt, heeft deze psychologische roman niets van zijn oorspronkelijke frisheid en bekoring verloren.
R.S.
| |
Prisma-boeken, Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, f 1.25 per deel.
Bruce HAMILTON, Moord op maat. Vert. - Een merkwaardige crime story, boeiend en goed geschreven, op het einde niet helemaal waarschijnlijk.
W. SOMMERSET MAUGHAM, De Kolk en andere verhalen. Vert. - Een aantal reeds oudere, maar zeer leesbare novellen der bekende Engelse verteller.
O.W. GAIL en W. PETRI, Ruimtevaart. Vert. - ‘Fysica, techniek en biologie’ luidt de ondertitel, waaraan beantwoorden de hoofdstukken De stuwende Straal, De Kunstmaan en Leven in de Ruimte.
Elisabeth PLATTNER, Baby's en kleuters. Vert. - Een verstandig boekje voor moeders, kinderverzorgsters en belangstellenden in het kind.
Derek AGNEW, Jacht op verdovende middelen. Vert. - Agnew schrijft spannend over de praktijken van narcotica-handelaars en over de jacht op dezen door 'n internationaal leger van agenten.
Sprookjes van Hauff. Vert. - Wie van sprookjes en romantiek houdt zal met genoegen de verhalen van deze vroeg gestorven dichter uit de tijd der Duitse romantiek lezen.
R.S.
|
|