| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Wijers, A.F., Over het lijden. - Paul Brand, Hilversum, 1960, 63 pp., f 3.25.
Deze keurig gestyleerde ‘zeven overwegingen naar aanleiding van het lijden van O.H. Jesus Christus’ zijn fijnzinnige, diepgaande en menskundige beschouwingen over het eeuwige probleem van het lijden. Zij brengen de religieus georiënteerde lezer tot een inniger besef van de condition humaine, van het onvermijdelijke en levensnoodzakelijke van het lijden, van de goddelijke ordening, die alles in Christus zal bekronen. Het zijn geen vasten- of lijdensmeditaties, geen gebedsoefeningen of kanselvoordrachten, doch beschouwingen ‘naar aanleiding van’, zoals de ondertitel zegt.
J. van Heugten
| |
God tegemoet. Bloemlezing uit de werken van St.-Jan van het Kruis, vertaald door Dr. J.A.C. Peters O.C.D. - Paul Brand, Hilversum, 1961, 140 pp.
Dr. Peters leidt dit werkje in met een zeer goede karakterizering van St.-Jan van het Kruis als mens en heilige en vervolgens van zijn mystieke werken. Wat er volgt als bloemlezing uit die werken zijn korte fragmenten, willekeurig daaruit gegrepen, maar gerangschikt onder bepaalde hoofden ‘God zoeken’, ‘God voorlopig vinden’ en ‘God definitief vinden’. Ter kennismaking met deze leraar der mystiek is dit boekje zeer geschikt.
P. van Alkemade
| |
Bruna, Dr. M., Vragen in verband met geloof en evolutie. - Geert Groote Genootschap, 's-Hertogenbosch, 1960, 63 pp.
Dr. Bruna, die bioloog is van zijn vak, heeft een goed populair overzicht gegeven van de huidige opvattingen omtrent de evolutie. Hij beschouwt deze moeilijke en nog lang niet opgeloste kwestie als katholiek en spreekt in dit verband ook over schepping en erfzonde. Een boekje dat velen welkom zal zijn.
J. van Heugten
| |
Häring, Dr. Bernard, De wet van Christus II. Vert. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1960, 820 pp., f 25 (f 43.50 de twee delen).-
‘Een katholieke moraaltheologie voor priesters en leken. Bijzonder deel’, zo luidt de ondertitel van dit lijvige boek. Werden in het eerste deel de grondbeginselen der christelijke levenswet omschreven en verklaard, in dit tweede deel worden de concrete levensproblemen nader onder het oog gezien. De auteur groepeert deze alle rond de grondwet van het christendom, de liefde tot God en tot de evenmens. Ook hebben de vertalers uit de Franse uitgave van het oorspronkelijk Duitse werk de bijbel-theologische inleiding overgenomen. Dit Gesetz Christi, dat in Duitsland in enkele jaren reeds meerdere uitgaven beleefde, ondervond ook in het buitenland grote belangstelling. Het is een standaardwerk dat de evangelische boodschap, de levenswet van Christus, volledig en positief omschrijft en verklaart. Het boek is geschreven vanuit ‘hoher Warte’; de auteur is vertrouwd met wat de theologen en moralisten vóór hem geschreven hebben en met de stromingen en tendensen der hedendaagse leidende figuren in de theologie. Ook voor leken is dit werk van bijzondere betekenis.
P. van Alkemade
| |
Leeming, S.J., Bernard, The Churches and the Church; a study of Ecumenism. - Darton, Longman & Todd, London, 1960, 340 pp., 35 sh.
De inhoud van dit boek wordt uitstekend aangegeven als zijnde een gids, wanneer wij onze aandacht richten op het probleem van de verdeeldheid onder de christenen en op de pogingen die in deze eeuw, maar vooral de laatste vijftien jaren, zijn aangewend om het probleem tot een oplossing te brengen. Een gids is meer dan een overzicht: een gids moet ons wegwijs maken op onoverzichtelijk of onbekend terrein. Father Leeming's boek is een uitmuntende gids, dit niet zozeer omdat hij ons systematisch op de hoogte stelt van alle feiten van de oecumenische beweging, en dit aan de hand van vele aanhalingen uit officiële documenten, maar vooral omdat hij er voortdurend op bedacht is de gedachtengang, de theologische positie, de moeilijkheden van verschillende kerken eerlijk en duidelijk te doen uitkomen. Hij gaat hierbij tot het uiterste van hoffelijkheid, begrip en sympathie, terwijl hij bij het verklaren van de katholieke Kerk een diepe nederigheid aan de dag legt. Zijn houding is dat we niet te maken hebben met onverzoenbare theologische systemen, maar met kerken, en kerken zijn groeperingen
| |
| |
van mensen, en van mensen die God willen dienen en liefhebben, en dit in de éne Kerk die Christus gesticht heeft. Het begin van alle oecumenische bezorgdheid is dan ook de naastenliefde en de eerbied voor de ander en diens godsdienstig leven. Het betekent niet dat de schr. de theologie en de leer verwaarloost; allerminst; maar evenzeer is hij overtuigd dat er van éénwording nooit sprake zal zijn, wanneer het probleem der verdeeldheid alleen of voornamelijk gezien wordt als een kwestie van godsdienstige leerstellingen. We kunnen dit boek, zowel om zijn inhoud als om de geest waarin het geschreven is, niet voldoende aanbevelen.
W. Peters
| |
Nemeshegyi, S.J., Peter, La Paternité de Dieu chez Origène (Bibl. de Théologie section IV vol. 2). Desclée en Co., Doornik, 1960, 244 pp.
Kern en inhoud van Jesus' boodschap is de verkondiging van God de Vader: ‘Ik heb uw naam bekend gemaakt’ (Joh. 17, 6). Daarin ligt het verlossende woord van het evangelie, en daarop berust de diepste vreugde van elk christelijk beleven. Maar deze kern van boodschap en beleving is zo eenvoudig dat enkele woorden volstaan. Zij leent zich nauwelijks voor begrippelijke analyse of wetenschappelijke theologische bezinning. Over de persoon van de goddelijke Vader is weinig geschreven. De auteur van dit werk heeft zich ten doel gesteld, deze leemte aan te vullen door de studie van Origenes' leer over God-Vader. Want juist Origenes, wiens werk in zulk levend verband staat met de christelijke prediking en beleving, zelfs waar het wetenschappelijk theologisch werk is, leende zich bijzonder voor zulk een onderzoek. Deze eerste studie over het vaderschap Gods in de patristiek kan het voorbeeld worden voor anderen, die dit centrale thema elders zullen onderzoeken. Na een korte inleiding over de gedachte aan het goddelijk vaderschap in de religieuze wijsbegeerte van Origenes' omgeving, en over het vader-beeld dat Origenes uit zijn kinder- en jongensjaren meebracht (interessante vergelijking met Augustinus, in wiens jonge jaren moeder Monica domineerde), wordt het beeld van God-Vader in zijn grondtrekken geschetst: de God van Origenes is een bewust, persoonlijk Wezen, wiens diepste zijn Goedheid en Liefde is (p. 51; vgl. p. 4). Dit wordt dan eerst uitgewerkt met betrekking tot het trinitair vaderschap (p. 53-100): God is Vader, omdat Hij in liefdevolle zelfmededeling een Zoon verwekt, aan Zichzelf gelijk; deze Zoon is eeuwig als de Vader, en is een goddelijk beamen van de vaderlijke liefde, waardoor Hij wordt verwekt (p. 89-90). Vervolgens wordt Gods vaderschap behandeld, zoals het zich verwerkelijkt in de schepping, in de voorzienigheid, in de verlossing, waardoor de redelijke schepselen deelname ontvangen aan het zoonschap van de Zoon, en in de eindvoltooiing,
waarin Gods machtige vaderlijke liefde de machten van het kwaad overwint. Bij deze verschillende thema's blijkt, hoe de centrale visie op God als de liefhebbende en levenwekkende Vader inderdaad Origenes' opvatting over de grote christelijke leerstukken beïnvloedt en bepaalt. Ook als men over onderdelen met hem van mening kan verschillen, lijkt de schrijver voldoende te hebben aangetoond, dat de leer van Gods vaderschap het kernstuk van Origenes' ‘systeem’ is (p. 1-4). Daarmee is dan tevens gegeven, dat ondanks verschillende aberraties, Origenes' denken werkelijk vanuit het hart der christelijke openbaring geschiedt. Is dat de reden, waarom Origenes' werk in de oudheid en ook weer in de nieuwste tijd zo verrijkend blijkt voor echt christelijk beleven? Deze keerzijde van Gods vaderschap, onze kinderlijke of beter persoonlijke verhouding tot God, komt in deze studie betrekkelijk weinig ter sprake. Maar hier ligt een uitgangspunt voor een vruchtbare nieuwe bezinnig op de christelijke grondhoudingen.
P. Smulders
| |
Sugranyes de Franch, R., e.a., Foi et Technique. (Coll. ‘Credo’). - Plon, Parijs, 1960, 181 pp., ing. NFr. 4,95.
In juli 1959 kwam de XIIIe algemene vergadering van Pax Romana zich te Leuven bezinnen over ‘L'accueil de la foi dans un monde scientifique et technique’. Een wereldwijd onderzoek naar de feitelijke situatie van de katholieke intellectueel in de wereld van techniek en wetenschap was daaraan voorafgegaan. De resultaten daarvan vindt men hier. Verder bevat het boek drie voordrachten welke op het congres werden gehouden. Kan. A. Dondeyne betoogt dat de marxistische stelling van de wezenlijke onverenigbaarheid van godsdienst en techniek in feite een regressie is naar de oude Prometheusmythe. Het Christendom heeft met zijn idee van schepping en transcendentie dit voorwetenschappelijk denken
| |
| |
overschreden en ziet de synthese van aards en hemels heil als een te ondernemen taak. J. Kaelin wijst op de noodzaak en de mogelijkheid van een verhelderende confrontatie van het natuurwetenschappelijk wereldbeeld en de theologisch-wijsgerige wereldbeschouwing. Ten slotte houdt O. Costa de Beauregard een warm pleidooi voor een betere verstandhouding tussen exacte wetenschappers en theologen. De voordrachten worden ingeleid door S., de president van Pax Romana.
H. Berghs
| |
Kirchgaessner, A., e.a., Unser Gottesdienst. 2. Aufl. - Herder, Freiburg, 1960, XVI-416 pp.
Bijbel en liturgie staan in het brandpunt der belangstelling. Naast gespecialiseerde studies vraagt bovendien het wezen der liturgie - een heilige handeling - om een ‘handleiding’. De animator van bovengenoemd werk, pastoor A. Kirchgässner, heeft daarom een ploeg van liturgisten bijeengebracht om het pastorale aspect van de huidige liturgische beweging te belichten. Geschreven in opdracht van de Duitse liturgische Commissie, wil dit boek de voornaamste elementen behandelen: de liturgie is immers van de jeugdbeweging naar de parochie overgegaan. Namen als Guardini, Jungmann, Schnitzler, B. Fischer en Kahlefeld getuigen van de ernst der verscheidene bijdragen. Zonder in het hoog-wetenschappelijke te belanden, geven de vele medewerkers de concrete uitzichten die in het parochiewerk van onze tijd van toepassing zijn. Opvoeding tot persoonlijke vroomheid, functies in de kerkdienst, altaar en woorddienst, alles wordt er behandeld door bevoegde priesters-zielzorgers. Resultaat van een halve eeuw arbeid, wil dit boek een verdere doorbraak der liturgische beweging mogelijk maken.
J. Vanneste
| |
Stauffer, E., Die Botschaft Jesu damals und heute (Dalp Taschenbiücher, 333). - Francke-Verlag, Bern, 1959, 216 pp., geb. Zw. Fr. 3,80.
In de twee vorige deeltjes van zijn trilogie had Stauffer ons eerst het tijdsbeeld geschetst van de periode waarin Jesus leefde, om dan de historisch betrouwbare gegevens te reconstrueren van dat leven zelf. We hebben vroeger reeds enig voorbehoud gemaakt voor de methode van de auteur (zie Streven, 1958, p. 301). In dit derde en laatste boekje biedt hij ons nu een synthese van de leer van Jesus, doch om reden van de omvang der stof beperkt hij zich tot één aspect: de moraal van Jesus. Stauffer gaat uit van de grondstelling dat de huidige evangelies niet trouw de leer van Jesus weergeven, doch veeleer een ‘Judaisierung’ weerspiegelen van die leer door de primitieve Kerk. Men moet dus de onechte, joodse elementen verwijderen om de authentieke moraal van Jesus terug te vinden. Een kiese en gewaagde onderneming! Laten wij de methode toetsen aan haar vruchten. De moraal van Jesus zou een moraal geweest zijn zonder gehoorzaamheid: deze deugd, bijna karikaturaal getekend, zou alleen maar thuishoren in een ‘pervertierte’ moraal, die vooral van Paulus komt. Volgens St. predikte Jesus een moraal zonder wet, omdat het zijn woord is, niet de wet, dat het leven schenkt. Het vers uit de bergrede over de gerechtigheid die groter moet zijn dan die van de schriftgeleerden en farizeeën (Mt. 5, 20) zou een teken zijn van ‘superpharisaismus’: het kan dus onmogelijk van Jesus komen. Op een analoge wijze behandelt St. de evangelieteksten over de liefde, de moraal van de arbeid, de huwelijksmoraal of de leer van de armoede: Jesus zou geen ideaal van armoede gepredikt hebben (dit was het ideaal van de Esseniers), doch integendeel tegen de armoede gestreden hebben. Geen woord in het boek over het gebed of over de wil van God, wat in een christelijke moraal toch wel van belang is. Zoals men ziet is de zgn. oorspronkelijke moraal van Jesus ten slotte een soort sociaal humanitarisme, een zuivere lekenmoraal.
St. bekent het trouwens zelf: de echte woorden van Jesus hebben een verbazend profane en geseculariseerde klank. Dit doet ons reeds vermoeden dat er met de methode van de auteur iets niet in de haak is. Veel dingen heeft hij goed gezien, doch hij maakt een overdreven en te grof gebruik van de literaire kritiek, wat hem brengt tot veel te scherpe contrasten tussen de leer van Jesus en die van de primitieve Kerk. Wie zal kunnen geloven dat deze ‘moraal van het zuiver menselijke’ (135) nog de echte moraal van Jesus is?
I. de la Potterie
| |
Schnitzler, Theodor, Meditatie over de H. Mis. 1ste Deel Canon en Consecratie. Vert. - Romen & Zonen, Roermond, Maaseik, 1961, 292 pp. f 8.25 en f 9.50.
Deze geleerde en diepzinnige verhandeling over de H. Mis opent met een voor- | |
| |
woord van niemand minder dan de beroemde liturgist, Josef Jungmann. Dit eerste deel behandelt de canon, het Hooggebed, zoals het hier heet, en de consecratie. De auteur gaat het ontstaan en de historie hiervan na en ontwikkelt zijn visie hierop op magistrale wijze. Het boek draagt een zeer persoonlijk stempel en zal ieder lezer met ontzag vervullen voor de bovenaardse grootheid der eucharistie. Hoewel het geen meditatie is in de zin, waarin wij dit woord gewoonlijk verstaan, stemt toch het prachtige betoog tot bezinning en gebed en zal elkeen opnieuw vervullen van eerbied en bewondering voor de H. Mis.
P. van Alkemade
| |
Liesel, Nicolaus, Bidt, broeders, met ons. - N.V. Gooi en Sticht, Hilversum, 160 pp., f 12.50.
De van origine Duitse pastoor N. Liesel, die lange tijd in Rusland werkzaam was, heeft dit prachtig geïllustreerde werk over de Oosterse liturgieën, zowel wat de text als wat de illustraties betreft, verzorgd. Het werk biedt foto's met begeleidende verklaringen van een twaalftal Oosterse, met Rome geünieerde liturgieën, waarvan veruit de meeste in Nederland vrijwel onbekend zijn. De presentatie van het boek is, wat druk en reprodukties betreft, voortreffelijk. In deze tijd van onderlinge toenadering en hernieuwde liturgische belangstelling zal zulk een werk velen welkom zijn.
P. van Alkemade
| |
Soller, Abbé André, Retraites d'enfants. Collection ‘Expériences Pastorales’. Préface de S.E. Mgr. Piérard. - Ed. Fleurus, Paris, 1960, 184 pp., NFr. 5,85.
In het conferentie-schema, waarbij de kinderen alleen maar passief toeluisteren, variatie brengen en misschien verandering is thans niet alleen een wens maar ook een noodzaak voor elke predikant. In een eerste, theoretisch gedeelte zet Schr. uiteen, wát een kinderretraite (11-16 jaar) onderscheidt van een voor volwassenen, met een ‘plan-type’ van de voorbereiding op de hernieuwing der doopbeloften; in het tweede deel: 9 schema's van geslaagde experimenten. Elk thema wordt bijbels, liturgisch en lyrisch (zang, uitbeelding enz.) uitgewerkt en aan de hand van gepolycopieerde vragenlijsten besproken in de équipes. Afgezien van de ervaring van de auteur moet de bruikbaarheid van de voorstellen natuurlijk blijken uit een bredere praktijk.
H. Leuridan
| |
Hermans, Francis, Ruysbroeck l'Admirable et son école. Textes pour l'histoire sacrée, choisis et présentés par Daniel Rops. - Librairie Arthème Fayard, Paris, (1958), 240 pp., NF 8,50.
Aangenaam geschreven, vlot leesbaar, modern voorgesteld: beeld van de tijd, van de algemene spiritualiteit, van Ruusbroec's gestalte, van de stichting, levenswijze, en interessante figuren onder de monniken van Groenendaal, het geheel gevolgd door enkele goedgekozen teksten. Over de mystiek of de leer van R. vernemen we hier niet veel. Maar ook in het Nederlands hebben we nog niet eens een echt goed vulgarisatiewerk, waaraan zeker behoefte bestaat.
A. Deblaere
| |
Credo-reeks. Mgr. de Bazelaire, Ook de leek is de Kerk. A. rétif, Catholiciteit. A.M. Henry, De heilige Geest. Raymond Vancourt, Moderne gedachte en christelijke wijsbegeerte. - Standaard-Boekhandel, Amsterdam, Antwerpen.
Onder redactie van enige Paters Carmelieten verschijnt de Credo-reeks, een serie uitgaven in klein, handig formaat, waarvan elk deeltje een bepaald aspect van het geloof behandelt. De reeks is een vertaling van een Franse uitgave onder redactie van Daniel Rops. De auteurs zijn allen bekende en competente figuren in het katholieke leven.
R.S.
| |
Carré, O.P., A.M., Le sacerdoce des laïcs. - Editions du Cerf, Paris, 1960, 179 pp.
Deze uitgave bundelt de zes preken die in de Notre Dame gedurende de Vasten van 1960 gehouden werden. De titel alleen reeds bracht het publiek tot een dieper besef van het laïcaat in de Kerk. Of de inhoud de eigen plaats en de zending van de leek juist bepaalt, is een andere vraag. Bij de lezing blijft steeds de verwarring tussen het ‘priesterschap der leken’ en het ‘priesterschap der gelovigen’ doorwerken.
J. Beyer
| |
Kunst en cultuur
Hunninger, B., Het toneel in de Amsterdamse Schouwburg van 1637 (Mededelingen K.N. Ak. v. Wetenschappen, Afd. Letterkunde, 22,4). - N.V. Noord-Hollandsche Uitg., Amsterdam, 1959, 38 pp., 1 plan, ing. f 3.
| |
| |
Dit brochuurtje illustreert de levendige bedrijvigheid welke de Noordnederlandsche toneelkunde aan de dag legt. S., professor aan de Columbia University, neemt de opbouw van de Amsterdamse scène als uitgangspunt om de technische uitrusting van het Nederlandse toneel in de 17e eeuw te vergelijken met de heersende normen in Europa en er uit af te leiden hoe dit toneel werd aangewend en in welke zin de kunstmethoden werden toegepast. Uitvoerige inventarisering, grondig bibliografisch onderzoek, comparatistische studie der bewaarde schetsen en plattegronden brengen S. ertoe vast te leggen dat ontwerper Jacob van Campen een model heeft gebouwd van de theatertechnische denkbeelden, die in de toneelgeschiedenis doorgaans op Sabbattini's handboek van 1638 worden teruggevoerd.
C. Tindemans
| |
Custos quid de nocte? Österreichisches Geistesleben seit der Jahrhundertwende. Herausgegeben von K. Rudolf und L. Lentner. - Herder, Wien, 1961, 388 pp., D.M. 20.
Een aantal vrienden en leerlingen van de Oostenrijkse pedagoog en catecheet Michael Pfliegler heeft bij gelegenheid van diens 70ste verjaardag bijdragen geleverd tot een belangrijk werk, dat ook buiten Oostenrijk aandacht verdient. Zo schrijft W. Keilbacht over ‘Irrationalismus und Intuitionismus, Zur allgemeinen religiösen Lage Europas nach 1918’, Josef Liener over ‘Glaube und Einsicht’, V. Frankl over ‘Wien und das Erbe Siegmund Freuds’. Drie andere auteurs behandelen ‘Das Erziehungsbild der Gegenwart’, terwijl een achttal bijdragers schrijven over verschillende aspecten van de hedendaagse pastoraal, de zielzorg in stad en dorp, de liturgische en de Bijbelbeweging enz. De auteurs zijn allen vakmensen, professoren en leraars; zodoende biedt dit met zorg uitgegeven werk een overzicht van wat er heden ten dage gedacht en geschreven wordt in Oostenrijk en daarbuiten over meerdere sectoren van het geestesleven.
P. van Alkemade
| |
Nedden, O zur en Ruppel, K.H., Reclams Schauspielführer. 6. Aufl. - Ph. Reclam Jun., Stuttgart, 1960, 1168 pp., 32 pl., geb. D.M. 9,80.
Emmel, Felix, Bertelsmann Schauspielführer von Aischylos bis Ionesco. - C. Bertelsmann, Gütersloh, 1960, 448 pp., 100 ill., geb. D.M. 9,80.
Het kan een hopeloze onderneming lijken 2500 jaren dramatische kunst samen te willen vatten in een boek met nog steeds menselijke afmetingen. Toch is het nuchtere wikken en wegen van wat de theaterleek kan interesseren en wat, zonder het historisch beeld te verwringen, mag weggelaten worden, erin geslaagd deze moeilijke opgave tot een gelukkig resultaat te voeren. De Reclam-gids, die over heel wat meer ruimte kon beschikken, gaat na een vluchtige schets van de hele theatergeschiedenis op de afzonderlijke dramaturgen in door ze in hun meest gespeelde produkten te karakteriseren. De Bertelsmann-raadsman verkiest de synthese van bepaalde periodes, zo thematisch als genealogisch, waarna pas de individuele auteurs hun beurt krijgen in die stukken die het sterkst de stempel van de periode illustreren. De alleen maar nieuwsgierige naslager vindt in Reclam een overvloed van personen, drama's, data en feiten, terwijl Bertelsmann selectiever te werk gaat en daardoor in staat is de intellectuele analyse scherper te formuleren. Beide uitgaven zijn uitvoerig en aantrekkelijk verlucht met recente foto's.
C. Tindemans
| |
Forstner, Dorothea, Die Welt der Symbole. - Tyroliaverlag, Innsbruck, 1961, 671 pp., 1 pl., 124 ill., D.M. 32.
Afgaande op de titel had men hier een diepere bezinning op het symboolbegrip kunnen verwachten. Maar dit is niet het geval. De korte inleiding herneemt slechts de klassieke definitie van het symbool: een ding dat, door een zekere analogie, iets geestelijks tegenwoordig stelt. Het werk zelf is tamelijk encyclopedisch opgemaakt. Slechts bij uitzondering wordt naar de zin van tekens en symbolen gezocht. Daar de bibliografie ietwat schaars en verouderd blijkt te zijn, is het niet te verwonderen dat recente detailonderzoekingen niet worden vermeld. Het boek zal hoofdzakelijk in grafische scholen bruikbaar zijn als naslagwerk en handleiding op het gebied der Bijbelse en christelijke iconografie.
M. De Wachter
| |
Bachelard, Gaston, Poetik des Raumes (Literatur als Kunst). - Carl Hanser Verlag, München, 1960, 284 pp., D.M. 22,50.
Dit is een vertaling van het oorspronkelijke La poétique de l'espace (1957). Door een fenomenologie van het poëtisch beeld zoekt Bachelard naar de oorsprong van het imaginaire. Zelf noemt hij zijn methode nu minder objectief, maar meer
| |
| |
dynamisch dan vroeger. In detail analyseert hij ‘de gelukkige ruimte’ van de mens, d.w.z. de ruimte waar hij zich thuis voelt: zijn grond, zijn huis, zijn binnenen buitenleven, zijn intimiteit en verborgen hoekjes. Tevens is het een bezinning op de waarde van deze elementen in een poëtische schepping. Zo bewijst S. dat het woord ‘vaste’ bij Baudelaire geen ruimtelijke maar een inwendigheidscategorie is: zij suggereert kalmte en sereniteit. Men weet dat de interpretaties van Bachelard wel eens meningsverschil en kritiek toelaten, maar de lezing van zijn studies blijft verrijkend en dwingt tot bezinning.
M. De Wachter
| |
Schmied, Wieland, Das Poetische in der Kunst - Glock und Lutz, Nürnberg, 1960, 154 pp., D.M. 7.50.
Het poëtische is niet vooreerst een kwestie van literatuur, het is een vitale dimensie van ons menszijn. Het is een tijdsgebonden uitdrukking van iets eeuwigs. Vandaar, volgens S., het immer feestelijk karakter van het poëtische: het feest is een tijdloos ogenblik dat rust in de schoot der eeuwigheid. Deze grondvisie, blijkbaar de aanzet van een theorie die deze jonge Weense kunstenaar later wil uitwerken, wordt toegepast op moderne letterkunde en schilderkunst. Volgens S. komt het poëtische heden ten dage slechts zelden voor, omdat de modernen te veel en te weinig verwachtingen koesteren: te veel aardse en te weinig eeuwige. Toch erkent S. dat enkelen het poëtische in hun werk wisten te leggen: Proust, Joyce, Klee, Chagall, Feininger. En wij zijn geneigd Schmied in de toekomst ook een plaats onder deze bevoorrechten te gunnen, omdat het poëtische doorwerkt tot in zijn essays over het poëtische.
M. De Wachter
| |
Francastel, Pierre, Les architectes célèbres. t. II. - Ed. Lucien Mazenod, Parijs, 1959, 476 pp., 29,5 × 23 cm., rijk geïll.
In de bespreking van het eerste deel van deze monumentale luxe-uitgave (Steeven, jan. 1960) hebben wij het eigen karakter en de hoge waarde ervan aangegeven. Dit tweede deel is er slechts de logische voortzetting van. Het behandelt de Europese en koloniale bouwstijlen vanaf de romaanse tijd tot op onze dagen. De verschillende hoofdstukken worden telkens ingeleid door Pierre Francastel die de leiding van het gehele werk op zich nam. De romaanse en gotische bouwstijlen en de middeleeuwse architectuur in Rusland worden in een viertal bondige synthesen behandeld. Daarna volgt een reeks biografieën van de zogenaamde Renaissance-architecten. Renaissance echter heet hier de periode van de XVe tot de XIXe eeuw. Na een intermezzo over de koloniale architectuur in Zuid- en Noord-Amerika volgt een uitgebreid hoofdstuk over La Révolution des techniques et l'art contemporain, betreffende de XIXe en XXe eeuw. Ook dit laatste hoofdstuk bestaat, volgens de eigen opzet van het boek, naast de studies van Francastel, uitsluitend uit biografieën. Natuurlijk is de keuze in dit tweede deel nog moeilijker geworden dan in het vorige, daar de gegevens zich gaandeweg uitbreiden tot zij, wat betreft de XXe eeuw, haast onoverzichtelijk worden. Dit is ook enigszins te merken in de samenstelling van de overzichten en in de keuze van de plattegronden. De studies zelf in het eerste deel samengebracht, zowel die over de romaanse, gotische, Russische en koloniale stijlen als de biografieën, zijn van de beste synthesen die over het onderwerp zijn gepubliceerd, alle ondertekend door befaamde specialisten. Ook de inleidingen van Francastel die de evolutie van de architecturale vormen en van de opvatting zelf van de architectuur schetsen, zijn merkwaardig. Eenzelfde lof kunnen we herhalen voor de rijke illustratie.
Het Essai d'un répertoire historique des architectes célèbres, geordend volgens tijdperken en nationaliteiten is, zo niet volledig, dan toch een uitgebreid en voor zover we het konden nagaan een betrouwbaar werkinstrument. Het vormt meteen de noodzakelijke, meer technische aanvulling op de monografieën van het eerste deel. Tenslotte volgt een suggestieve verzameling plattegronden. Het is vrij normaal dat er bij het doornemen van dit werk heel wat vragen opkomen, die wel in enkele gevallen een verantwoorde oplossing krijgen in de beperkingen van het volume, in andere gevallen echter op reële tekorten en slordigheden wijzen. Maar het zou onrechtvaardig zijn deze details te laten overwegen. Wij moeten het karakter van deze kostbare uitgave voor ogen houden. Zij legt niet aan op volledigheid en heeft naast haar wetenschappelijke degelijkheid toch geen wetenschappelijke ambities. Zij is bestemd voor een mens met cultuur die zich wil bezinnen over de architectuur als menselijke grootheid.
G. Bekaert
| |
| |
| |
Linnenkamp, Rolf, Aristide Maillol. - Bruckmann, München, 1960, 120 pp., 141 ill., geb. D.M. 18. -.
In de vorm van een onderzoek naar de oorlogsmonumenten die Aristide Maillol mocht oprichten geeft. R. Linnenkamp in zijn nieuw boek een samenvattend overzicht en een eerste synthese van zijn studies over deze belangrijke beeldhouwer. Linnenkamp meent het ernstig met de kunst van Maillol en met de kunst in het algemeen. Hij schrijft zo maar niet zijn ideeën uit, maar onderzoekt en beschrijft nauwkeurig, de lezer het nodige bewijsmateriaal voor ogen voerend. Het analytisch karakter en de gebalde stijl maken de lectuur niet altijd gemakkelijk. De monumenten voor de gesneuvelden, varianten op de drie hoofdmotieven in Maillols beeldhouwkunst: de liggende, staande en zittende vrouw, komen in een nieuw licht te staan. Hun plaats in het geheel van dit oeuvre wordt duidelijk, maar ook hun eigen betekenis als oorlogsmonument, die niet zo voor de hand ligt, wordt verhelderd. Door anderzijds het monumentale oeuvre in zijn geheel bij zijn studie te betrekken geeft Linnenkamp ook hiervan een gedeeltelijk nieuwe, zeer genuanceerde interpretatie. Vooral Maillols relatie tot Rodin wordt in het licht gesteld.
G. Bekaert
| |
Grote, Andreas, Der vollkommene Architectus. - Prestel-Verlag, München, 1959, 96 pp., 4 klpl., 94 ill., geb. D.M. 8.50.
In de reeks Bilder aas Deutscher Vergangenheit, uitgegeven door de zorg van het Germanische National-Museum te Nürnberg, vermeldden wij vroeger Das Mittelalterliche Hausbuch. Dit nieuwe deeltje, in eenzelfde presentatie, geeft een boeiende beschrijving van de zeer gevarieerde activiteiten die een middeleeuwse architect uitoefende en de rijke talenten die hij bezitten moest. Andreas Grote bekijkt het gehele bouwproces vanaf de eerste planning tot de organisatie en het toezicht van de uitvoeringswerken. Zelfs de administratieve kant van de zaak wordt belicht. Het boekje is geillustreerd en als ware het een middeleeuws tractaat versierd met pittige technische tekeningen. Maar er bestaat voorzeker geen betere synthese van alles wat de auteur beschrijft dan de Babeltoren van P. Bruegel te Wenen, waarvan een viertal detailopnamen in kleur zijn gereproduceerd. Ook G. Snyder, van wie we voor enkele maanden het Bauten im Werden besproken hebben, koos Bruegel als titelbeeld voor zijn boek. Snyder echter was meer met de sociale kant van de zaak begaan. Grote besteedt zijn aandacht vooral aan een technische reconstructie.
G. Bekaert
| |
Senger, Basilius, Schreiber, Andreas, Bilder Gebetbuch. - Ludgerus-Verlag, Essen, 1960, 80 pp., 45 klpl., geb. D.M. 5,80.
Wij zullen maar niet ingaan op de presentatiefolder waarin dit ‘lang erwartete Gebetbuch’ wordt voorgesteld als het universele gebedenboek, dat, als wij het willen geloven, niet alleen voor de kinderen bestemd is, maar ook past in de handen van volwassenen.... Het boekje zelf is bescheidener. De gebeden zijn kort en over het algemeen goede aanpassingen van het liturgisch gebed. De illustraties zijn zeer ongelijk van waarde, maar alle kleurrijk! Gemeten aan wat wij gewoonlijk in de handen van onze kinderen aantreffen is dit gebedenboekje zeker waardevol. Het biedt echter geen vernieuwing in de zin van de gebedenboeken van de monniken van La-Pierrequi-Vire.
G. Bekaert
| |
Literatuur
Eernstman, J.P.A., De Griekse Tragedie (Volksuniversiteitsbibliotheek, 64). - De Erven Bohn, Haarlem, 1959, 192 pp., geb. f 8,50.
Dit werk geeft geen feiten over de toneeltoestanden, de dramatiek en het theater in het klassieke Griekenland die ons niet reeds uit andere werken bekend waren. Maar S. praat gezellig over personen en thema's, plukt ijverig uit een internationale bibliografie, vermijdt al te persoonlijke opinies maar bereikt precies daardoor wat hij bedoelt: nuttige vulgarisering, geen wetenschappelijke grondigheid. De technische problemen worden wellicht wat al te losjes weggewuifd en de parafrasering van bekende tragedies wordt wat lang uitgesponnen, maar wie een frisse voorlichting wenst, komt hier flink aan zijn trekken.
C. Tindemans
| |
Fabricius, Johan, Mijn Rosalia, Roman. - Leopold, Den Haag, 1961, 334 pp., f 9.75.
De grote verteller Johan Fabricius heeft de lange rij zijner romans met één vermeerderd. Mijn Rosalia is het verhaal
| |
| |
van een uit Berlijn gevluchte Jood die in Lissabon te recht komt en daar Rosalia ontmoet, met wie hij een tijd lang samenleeft, tot hij toestemt in haar eis zich te laten dopen en met haar te trouwen. Fabricius' romans bewegen zich gewoonlijk op de grens van ontspanningslectuur en de literaire roman, ook deze. De auteur weet zijn figuren moeilijk in de sfeer van het symbool, het zinnebeeldig menselijke, waardoor het concrete geval een bijzondere betekenisk rijgt, te houden. Het wordt licht het fotograferen van menselijke realiteit. Hij weet boeiend te vertellen en door zijn cosmopolitisme is hij van alle markten thuis, ook in de psychologie van een uitgeweken Jood en de levensgewoonten van Lissabon. Godsdienst is voor hem iets zonder zin of diepere levenswaarde, een grillig verschijnsel als honderd andere. Zo is Mijn Rosalia een spannend, goed geschreven verhaal geworden van een kundig verteller, dat echter reserve vergt wegens de zeer grove erotische scènes hier en daar.
J. van Heugten
| |
Mahieu, Vincent, Tjoek. Vertellingen. - H.P. Leopold, Den Haag, 1960, 180 pp., f 6.90.
De verzameling vertellingen die Vincent Mahieu ons in Tjoek aanbiedt, leggen een klaar getuigenis af van een opmerkelijk schrijverstalent. Het is het eerste werk dat ik van Mahieu heb gelezen (Tjies was mij niet bekend), en bijzonder is mijn aandacht geboeid geweest door het kleurrijke en geserreerde proza dat de auteur weet te schrijven; zakelijk, tegelijk zeer beeldend. Met een diepe en warme liefde heeft de schrijver zijn figuren, Indonesiërs zowel als Europeanen, beschouwd en getekend. Er waait u een krachtige levensliefde en levensvreugde uit deze bladzijden tegen die weldadig aandoen. Met Tjoek heeft Mahieu een bundel vertellingen (alle spelen zich af in Indonesië) geschonken, die, onder hetgeen er in de literaire wereld aan proza van de pers komt, een zeer opmerkelijke plaats innemen.
Joh. Heesterbeek
| |
Helmensdorfer, Urs, Grillparzers Bühnenkunst. - Francke-Verlag, Bern, 1960, 150 pp., ing. Zw. Fr. 13,50.
Onder de al te nederige ondertitel ‘Studien’ worden hier een aantal essays gebundeld over Grillparzers toneelopvatting en ensceneringsmethode, naast grondige interpretaties van het jeugddrama Ein treuer Diener seines Herrn (1828) en van het late werk Ein Bruderzwist in Habsburg (1872). De details vormen telkens een uitgangspunt voor een diepere analyse van de tijdens het leven van deze Oostenrijkse dramaturg (1791-1872) heersende dramatische theorieën en zijn houding hiertegenover. Nergens slaat de belangstelling van de S. om in verheerlijking der verdiensten of veronachtzaming der gebreken; deze onthechte houding slaagt er meteen in de eigenlijke betekenis van deze figuur te formuleren: een kunstenaar op de scheidingslijn van twee bewegingen, onvoldaan door het Goethe-classicisme, weigerig tegenover de romantiek. Het resultaat is een uiterst boeiende persoonlijkheid voor zijn eigen tijd, die echter verbleekt voor het nageslacht. Keerde Grillparzer zich in zijn jeugddrama tegen de individualist met eigen wetten, zo bestreed hij op hoge leeftijd de opkomende massamens. Toch brengt hij geen probleemtheater en ook geen uiterlijk spektakel; thematisch schiet hij in intelligentie te kort, dramatisch ontbreekt het consequente talent. Zijn eigen dualiteit werd aldus het boeiendste drama van zijn produktie: grootse bedoeling naast onvolgroeide techniek, symbolen van een overgangsstadium.
C. Tindemans
| |
Mann, Th., en Kerenyi, K., Gespräch in Briefen. - Rhein-Verlag, Zürich, 1960, 224 pp., geb. DM. 19,80.
Heller, Erich, Thomas Mann der ironische Deutsche. - Suhrkamp Verlag, Frankfurt/M., 1959, 364 pp., geb. DM 18,80.
Twee Mann-boeken, die het beeld verduidelijken van de grote schrijver en omstreden mens. Het eerste behoort nog tot de documenten uit M.'s leven. De briefwisseling met Kerényi herinnert niet alleen aan de schone humanistische vriendschappen, zij is een zeldzaam en waardevol bewijs dat in onze tijd van specialisatie, vereenzaming en ontworteling bezinnend geestescontact mogelijk is tussen kunst en wetenschap, over alle grenzen en verwijdering heen. Beide schrijvers hebben om beurt en om verschillende redenen het verlies van hun bezit, vlucht, ballingschap, het moeizame herbeginnenzonder-versagen gekend, ze hebben de moed opgebracht om toch voor de geest te leven en in de chaos ‘het zware geluk van het humanisme’ te redden. De mytholoog Kerényi verschijnt in deze correspondentie als de bewonderende, de moedigste, de sympathiekste. Hij vindt in
| |
| |
M.'s gestalten eeuwige motieven, de grote mythen, o.a. van Hermes, met al de rijkdom der oudste tradities, en toch volkomen modern herschapen. M. voelt zich door de geleerde gesteund, is verrast gelukkig, maar blijft toch duidelijk gereserveerd. Misschien omdat Kerényi hem soms helemaal niet begreep, zo bv. wanneer hij Settembrini's uitlatingen in de Zauberberg nogal naïef voor M.'s inzichten houdt? Is het vriendelijkheid of aanmoediging, dat M. noch verbetert noch goedkeurt? De geestdriftige Hongaar wint om zijn oprechtheid het hart van de lezer. - Het essay van Heller, professor te Swansea, behoort tot het allerbeste wat totnogtoe over M. geschreven is. Heller wijdt aan de grote werken telkens een kapittel. De onoverzienbare Zauberberg echter krijgt een dialoog: dit is wel de enige ernstige zwakheid in deze studie. Maar eindelijk een werk, dat verder en dieper gaat, dan de politieke, sociale of louter artistieke controverse over M. Met alle eerbied voor zijn verborgen tragiek en bewondering voor de kunstenaar: in zijn diepste hart heeft M. zijn kunst moeten beleven als zelfbedrog, want het enig geldige antwoord op zijn innerlijke contradictie was niet de ironie, doch het zwijgen. H.'s boek is echter te fijngevoelig en ‘begrijpend’ om de logica zo ver te drijven. Een boeiend werk van uit een echt, christelijk existentiëel, doch allesbehalve eng perspectief.
A. Deblaere
| |
Klotz, Volker, Geschlossene und offene Form im Drama (Literatur als Kunst). - C. Hanser-Verlag, München, 1960, 275 pp., ing. D.M. 18,50.
Langs de analyse van een zestiental Europese drama's om, van de 17e tot de 20e eeuw, onder het oogpunt van handeling, tijd, plaats, personnages, bouw en taal, onderzoekt S. in welke mate de ‘gesloten’ (of Aristotelisch-strakke) en ‘open’ (of episch-losse) compositie een organische verantwoording kunnen vormen voor de diepere ideologische inhoud van de dramatiek. Zoals verwacht wordt Brecht netjes het eerstgeboorterecht van het zgn. epische theater ontnomen, dat S. reeds in de 18e eeuw sporadisch en schuchter aantreft, zodat het tijdens de 19e eeuw in Lenz, Büchner en Grabbe volwassen beoefenaars kan vinden. S. slaagt erin het onderscheid tussen deze twee dramatische vormschema's aan te tonen en de conclusie kritisch door te lichten. Het verrassende resultaat openbaart de nauwe samenhang tussen stilistische impuls en ideologische inhoud. Beide grondtendensen komen dan niet alleen als zelfstandige stijltypes naar voren, maar ook als dwingende elementen tot het formuleren van een telkens anders georiënteerde wereldbeschouwing.
C. Tindemans
| |
Biografie
Laer, S.J., J. Van et L. Sterkens S.J., Dans le sillage de François Xavier. Texte français de Em. Mistiaen S.J. Photographies de Bern. Moosbrugger, Jos Jeiter et d'autres. - Elsevier, Parijs-Brussel, 1960, 218 pp., zeer rijk geïll., geb. Fr. 295.
Deze uitgave ligt in de lijn van de bekende uitgaven van Desclée de Brouwer over Benedictus, Dominicus, Ignatius, enz. Dit schone boek brengt een weelde van mooie opnamen of reprodukties van oude kunstwerken en documenten om de grote apostel van de nieuwe tijd, Franciscus Xavier, tot nieuw leven te wekken. Het eerste kwart van het boek over Spanje is zeer geslaagd. Het tweede kwart bestrijkt Xaverius' leven aan de universiteit te Parijs en in Italië, terwijl de tweede helft over het tienjarig verblijf van Xaverius in Indië en Japan handelt. De keuze van de platen is oordeelkundig en met echte esthetische zin gedaan. Werkelijk een mooi en leerzaam kijkboek over de Paulus van de moderne tijd. Jammer dat de kaft de waarde der platen schaadt. De tekst is in een enthousiaste, meeslepende stijl geschreven, met hoge poëtische zeggingskracht. Een paar fouten zijn ons opgevallen die bij de vertalingen wellicht vermeden kunnen worden. Ignatius van Loyola was geen officier in het garnizoen te Pamplona (77), maar gewoonweg een ridder die zich vrij bij het garnizoen had aangesloten. Betreffende de geloften te Montmartre in 1534 en te Rome in 1540 (87-91) zou men sterker moeten beklemtonen, dat de groep gezellen van Ignatius pas na lang beraad besloten te Rome in 1540 de gelofte van gehoorzaamheid af te leggen en religieuzen te worden. In 1530 werd Xavier geen docent in de theologie (78), maar in de filosofie en hij begon zijn theologische studiën. De auteur had meer kunnen benadrukken dat Xavier in 1542 een college aanvaardt, terwijl Ignatius te Rome nog jaren zal aarzelen om zijn mannen aan colleges te binden, en ook dat Xavier in Japan een nieuwe missie- | |
| |
methode ontdekt en b.v. te Rome knappe Jezuïeten vraagt en voorstelt ze aan Japanse universiteiten te laten studeren! De auteur heeft meer de innerlijke Xaverius, de heilige met het brandend apostelhart uitgebeeld, en deze zal zeker edelmoedige zielen sterk
aanspreken.
M. Dierickx
| |
Benedictus. Tekst van Dr. Stephan Hilpisch, O.S.B. Foto's van Leonard von Matt. Nederl. bewerking van Daniël de Lange. - Desclée de Brouwer, Brugge-Breda, 1960, 248 pp., 198 platen, ingen. Fr. 240, geb. Fr. 280.
Elk nieuw boek in deze nu overbekende reeks is telkens een nieuw genot. Von Matt weet zijn camera telkens op het meest typerende en ook het meest esthetische detail te richten. De bewogen tijd waarin Benedictus (480-547), de stichter van Benedictijnen, Trappisten, enz. leefde, komt hier tot nieuw leven: zowel de rust die de stoere Romeinse gebouwen ademen, als de onrust van de invasies. De plaatsen waar Benedictus leefde, het eeuwig bekoorlijke Italiaanse landschap, de zeldzame overblijfselen uit Benedictus' tijd en de uitbeelding van Benedictus' leven volgens de miniaturen in zijn Leven door paus Gregorius I de Grote, zijn hier gereproduceerd. Na Benedictus' dood volgen wij de ups en downs van het benedictijnse leven tot op onze dagen, vooral door de weergave van de abdijen of kunstwerken uit die 15 eeuwen geschiedenis. Dom Hilpisch, bekend om zijn Geschichte des benediktinischen Mönchtums schreef een sober betogende tekst. Niet alleen verhaalt hij het leven van Benedictus en de geschiedenis van de orde, maar in zijn tekst houdt hij speciaal rekening met de bijgevoegde illustratie. De 198 met zorg uitgekozen platen zijn trouwens vergezeld van een vaak uitvoerige verklaring. De Lange bezorgt geen letterlijke vertaling maar, al blijft hij de Duitse tekst doorgaans trouw, een bewerking vanuit het Nederlandse perspectief. Hij had wel iets meer over de Benedictijnen in België mogen schrijven. Zo is dit boek een kostbaar bezit geworden voor wie zich in de eerste monnikenorde wil inleven en in onze onrustige tijd iets ervaren van de Pax, de Vrede, die Benedictus in zijn stormachtige tijd aan zijn volgelingen en de christenen bracht.
M. Dierickx
| |
Simon, Chan. A., Le Cardinal Mercier (Coll.: Notre Passé). - La Renaissance du Livre, Brussel, 1960, 189 pp.
In dit kort, synthetisch en levendig geschreven boekje schetst de bekende Kan. Simon het leven van een der grootste aartsbisschoppen van Mechelen. Désiré Mercier, geboren in Braine-l'Alleud in 1851, was, op aanvraag van Paus Leo XIII, de oprichter van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte te Leuven, van 1906 tot zijn dood in 1926 aartsbisschop van Mechelen, en gedurende de wereldoorlog 1914-1918 als het ware de verpersoonlijking van België in zijn verzet tegen de Duitse bezetter. Hij heeft ontegenzeggelijk de katholieke filosofie in de stroom van het moderne denken geleid en het delares van alle Genaden; hij heeft de Maria-theologie gesteund en geijverd voor het dogma van O.L. Vrouw Middelares van alle Genaden, hij heeft de jarenlange ‘Mechelse besprekingen’ gehouden met Lord Halifax en anderen over de hereniging der Anglicaanse met de Katholieke kerk, en hij heeft een stralend voorbeeld van een heilig leven gegeven. Zijn betwiste stellingen betreffende de verhouding van de seculiere priesters tot de reguliere priesters behandelt de auteur niet in dit boekje. Wel vertelt hij ons over het beroemd herderlijk schrijven van Kerstmis 1914 van de Kardinaal over ‘Vaderlandsliefde en Volharding’, en vermeldt dat de andere vijf bisschoppen het niet hadden willen ondertekenen en dat de pauselijke nuntius zeer ontevreden en de paus ‘zeer verveeld’ was. Nog steeds kunnen de Vlamingen Kard. Mercier moeilijk vergeven dat hij de opbloei van de Vlaamse cultuur heeft tegengewerkt en o.a. de vernederlandsing van de Gentse universiteit bestreed, omdat het Nederlands geen wereldtaal is en omdat de Vlamingen van de ‘culture française’ zouden vervreemden. Met spanning zien wij uit naar de grote biografie die de ervaren en belezen historicus Simon aan Kard. Mercier gaat wijden.
M. Dierickx
| |
Paloczi-Horvath, George, Chroestsjev. De weg naar macht. Vert. - Becht, Amsterdam, 340 pp., f 13.90.
De Hongaarse schrijver van dit werk heeft een voortreffelijk Lebensbild van Chroestsjev ontworpen en een heldere uiteenzetting gegeven van de laatste vijf en dertig jaar Sovjet-Rusland, misschien nog beter: van het Kremlin tijdens die periode. Heel de geschiedenis van het communistische Rusland wordt immers gemaakt in het Kremlin, waar dertig jaar lang Stalin en daarna de diadochen het lot van land en volk bepaalden. De auteur is bijzonder
| |
| |
goed geïnformeerd en waar schriftelijke bronnen ontbreken, is hij zeer gereserveerd in zijn oordeel. Zijn kijk op Stalin, op Chroestsjev, op de overige prominenten is overtuigend en zijn inzicht in de buitengewoon gecompliceerde situatie van een regering, die volkomen afhankelijk is van de partijleiding, is zeer aanvaardbaar. Chroestsjev is een iets humanere Stalin, die echter de oppermacht nastreeft, maar nog altijd geremd wordt door de andere machtigen in het Kremlin, wie de angst voor ‘zuiveringen’ in het bloed zit. Wie belang stelt in de Sovjet-Unie - en wie doet dit niet? - en niet terugschrikt voor wat zware lectuur, leze dit zeer instructieve boek. Bij een volgende druk hopen wij op minder drukfouten te stoten.
J. van Heugten
| |
Tardini, Domenico Kardinaal, Pius XII. Vert. - Paul Brand, Hilversum, 1961, 143 pp., f 7.90.
Dit boekje is geen eigenlijke biografie van de fijne en nobele figuur, Pius XII. Het bevat de lijkrede van Paus Johannes op de overledene, gehouden te Venetië, verder een herdenkingsrede van Kardinaal Tardini, een drietal beschouwingen over de heilige Paus en nog een groot aantal notities en documenten. Uit dit geheel treedt Pius XII in zijn markante trekken, in al de adel van zijn gemoed en karakter helder naar voren. Een groot aantal foto's illustreren de tekst.
P. van Alkemade
| |
Steinmann, Jean, Sint Hieronymus. Vert. - Uitg. Sint-Willibrordus, Deurne-Overijse, 1961, 293 pp., f 9.90.
Dit uit het Frans vertaalde werk van de Bijbelexegeet Jean Steinmann sprankelt van leven. In deze tijd van terugkeer tot de Bijbel en de Vaders valt er een bijzonder licht op Hieronymus, een der grootste Bijbelkenners uit alle tijden en Steinmann is de aangewezene om dit licht juist te richten. Hij kent en begrijpt Hieronymus uit zijn ontzaglijk oeuvre en heeft het talent om hem levend voor onze geest te stellen, in zijn grootheid en zijn kleinheid, in zijn bovenmenselijke werklust en zijn prikkelbaarheid, die soms grenst aan vervolgingswaan. ‘Wie zou hem niet dankbaar zijn, dat hij het vermolmde kader van de hagiografie met zoveel baldadigheid aan stukken heeft geslagen!’ zegt de auteur. Een advocatus diaboli zou gemakkelijk spel hebben met deze toch grote en ongewone figuur. Steinmann volgt zijn held van jaar tot jaar zonder in kroniektrant te vervallen. Het is een der levendigste en sprekendste biografieën, die er de laatste jaren verschenen zijn. De schrijver is doorkneed in zijn stof en heeft niet nodig een groot apparaat van notities aan te slepen. Voor de leek in deze materie - en wie is dit niet? - wordt hier een flink stuk kerkhistorie, kerkhistorie van een glorieuze tijd, de tijd der grote bisschoppen, opgevoerd.
P. van Alkemade
| |
Auclair, Marcelle, La parole est à Monsieur Vincent. - Bonne Presse, Parijs, 1960, 330 pp., ing. NFr. 13.50, geb. NFr. 19.20.
Het is voor de schrijfster een vondst geweest, het gehele leven van Vincentius met eigen teksten en geschriften op te roepen; zij legde de kleurigste mozaïek samen, door geen tekening of schilderij te evenaren. Nu pas merken wij het avontuurlijke verloop van Vincentius' levenswerk op, in een even avontuurlijke tijd (eerste helft der zeventiende eeuw), - de jaren van groei en transformatie, die de rusteloze baantjesjager deden overgaan tot een van de meest temperamentvolle en gezegende heiligen, - het veelzijdige gemoed en de buitengewoon bevruchtende genade. Bladzijde na bladzijde ervaren wij, verbaasd, verrukt, overrompeld, de telkens verrassende eenheid van lokale kleur, overtuigende toon, onontkoombare aanwezigheid van de heilige zelf, en wij vragen ons af of dit werk, uit de talrijke van het Vincentius-jaar, niet het beste geweest is.
Em. Janssen
| |
Filosofie en psychologie
Haaren, pr., J. van. En toch uw kind. Goed en kwaad in het kinderleven. - Pax, 's-Gravenhage, 1960, 160 pp., f 4.90.
Na het meer algemene boekje over godsdienstige opvoeding .... voor hen is het koninkrijk heeft de auteur zich in dit boek speciaal bezig gehouden met vragen rond de gewetensvorming en de Biecht. Hij geeft uiting aan het groeiend inzicht, dat men de kinderen voorzichtig de gelegenheid moet geven in eigen tempo de zedelijke ontwikkeling te doorlopen. Hij laat ook duidelijk blijken, dat het kind vooral gesteund moet worden door het samenzijn met de opvoeders in liefdevolle verbondenheid. Terecht ook wekt hij op tot terughoudendheid in het taxeren van de morele waarde der gedragingen en
| |
| |
belevingen van kinderen. In deze problematiek komen zeer concrete vragen voor, die volop in discussie zijn, zoals met name de kwestie van de kinderbiecht. De voorzichtige opmerkingen van de auteur vragen nogal wat rijpheid van de lezer om ze op hun juiste waarde te schatten, zoals hij ook niet geringe eisen stelt aan de wijsheid en discretie van de opvoeders. Niet zonder bezorgdheid hebben wij kennis genomen van het hoofdstukje over de debielen. Is de werkelijkheid niet veel genuanceerder? Moet men bij een beroep op feiten niet meer rekening houden met de primitieve opvoedkundige achtergrond van veel debielen? Bij de waardering die dit boekje ongetwijfeld verdient, laat het toch ook nog een zekere onbevredigdheid blijven, misschien omdat over deze beschrijvingen een sfeer ligt die mooier is dan veel werkelijkheid.
J.M. Kijm
| |
Levert, Paule, L'Etre et le réel selon Louis Lavelle. (Philosophie de l'Esprit). - Aubier Montaigne, Paris, 1960, 234 pp., Fr. 148.
Wij werden er in deze naoorlogse tijd aan gewoon te horen zeggen dat de moderne filosofie pessimistisch en nihilistisch is. Maar ook in onze tijd legt de eeuwige wijsbegeerte nog indrukwekkende bergmeren aan van serene wereldbeschouwing Zulke reserves aan dynamische spiritualiteit vinden wij bij L. Lavelle († 1951). Een filosofie van de ochtend heeft men zijn oeuvre genoemd, van vóór de zondeval. Met absoluut zijnsoptimisme participeert zijn filosoferen, medescheppend, aan Gods zuiverste zijnsact: ‘nous sommes créés créateurs’, was zijn geliefkoosde spreuk. Met haar keurige studie brengt mevrouw Levert u binnen in dit aardse paradijs. Zij volgde eertijds de colleges van de meester te Parijs, en geeft thans een voortreffelijk gedocumenteerde, systematiserende uiteenzetting van deze alomvattende wijsbegeerte. De studie bereikt een zeldzaam peil van geestelijk aanvoelen. Maar even klaarziend is de kritische bespreking van Lavelle's falen om, ondanks zijn existentieel realisme, de zogenaamde ‘realiteit’ te redden. Hij heeft te eenzijdig aan elke vaste metafysiek van het object vaarwel gezegd, en zijn subjectief beleven van de participatie dreigt daarom tot pantheisme te vervloeien, en brengt de levende eschatologie van onze bovennatuurlijke toekomst in het gedrang. Zo rijst dan weer tussen het zijn en de werkelijkheid, in de paradijselijke sfeer van het ‘eeuwige nu’, de aloude engel met het vlammende zwaard. Deze engel had nochtans Lavelle reeds zelf ontmoet in zijn behandeling van le Mal et la Souffrance (1940), en vroeger in le Moi et son destin (1936). Voor elke intellectueel, die aan de geestelijke asfyxie wil ontkomen, biedt dit eerlijke boek van P. Levert degelijke en inspirerende mogelijkheden. Henri Gouhier, van de Sorbonne, schreef er het voorwoord voor.
A. Poncelet
| |
Conrad-Martius, Hedwig, Die Geistseele des Menschen. - Koesel-Verlag, Muenchen, 1960, 86 pp., D.M. 8.80.
Een moderne fenomenoloog is een tovenaar, die je altijd dingen doet zien waaraan je niet denkt. Is hij bovendien ook nog metafysicus, dan laat hij je nog dingen zien, die er ook werkelijk zijn. Conrad-Martius is in Duitsland, samen met Paul Ricoeur in Frankrijk, op dit ogenblik bij de meest vooraanstaande vertegenwoordigers van deze metafysische fenomenologie te rekenen. Deze vorm van filosoferen tast langs de beschrijving der fenomenen naar het wezen van de dingen. Ook in deze verhandeling gaat het om het oerprobleem van de menselijke onsterfelijkheid, maar dan gezien in het kader van een diepgaande filosofie van de natuur en een fundamentaalontologie van de mens. De verschillende hypothesen, die omtrent de onsterfelijkheid van de mens kunen gemaakt worden, worden zorgvuldig onderzocht. Hierbij wordt het creatianisme (p. 37-38), dat de onmiddellijke schepping van de ziel door God voorstaat, ongetwijfeld gecaricaturiseerd. Dit laat de S. evenwel toe voor deze traditionele leer van de Kerk een rijker en soepeler schema voor te stellen. Hiertoe wordt een moderne omgesmede terminologie uit de scholastische act-enpotentie leer aangewend. Een terminologie, die in de vroegere werken van de auteur over de tijd, de ruimte, de afstammingsleer, over Bios en Psyche, tot stevige categoriale gestalte kwam. Cartesiaanse helderheid moet men er niet zoeken, wel het licht en donker dat past bij het onderwerp. H. Conrad-Martius was bevriend met Edith Stein, de leerlinge van Husserl, die in haar Endliches und Ewiges Sein van uit de fenomenologie de weg naar het thomisme vond. Als wijsgerig tegenwicht voor het al te voortvarend wetenschappelijk evolutionisme zal dit boekje over de geestziel van de mens een kostbaar bezit zijn.
A. Poncelet
| |
| |
| |
Lavelle, Louis, Morale et Religion. (Philosophie de l'Esprit, Chroniques philosophiques I). - Aubier Montaigne, Paris, 1960, 224 pp., Fr. 100.
De stichter zelf van de grote Franse wijsgerige collectie ‘Philosophie de l'Esprit’ is in ons land als filosoof niet zo algemeen bekend. Nochtans verdient het rustig, geïnspireerd en zo verheven denken van deze moderne moralist in ons cultureel leven een ruimere plaats. Weergaloos is de diep doordringende spiritualiteit, die van hem uitgaat. Niet iedereen is echter in de gelegenheid om de indrukwekkende quadrilogie, die door deze auteur aan la Dialectique de l'éternel Présent werd gewijd, te bestuderen. Het initiatief van Aubier is dan ook zeer welkom, een aantal van Lavelle's meest kenmerkende wijsgerige kronieken (uit de jaren 1930-1942) te bundelen en opnieuw toegankelijk te maken. Deze vormen een geheel en handelen over aanverwante onderwerpen: over het religieus pragmatisme, over theisme en pantheisme, intersubjectiviteit, geschiedenis en beschaving, over het ressentiment en de vrijwilige dood, over Nietzsche en de eenzaamheid enz. Deze verhandelingen verschenen telkens naar aanleiding van een belangrijk recent boek, met de fijne analyseerkunst en het zeer representatieve commentaar van de auteur. Zeer geschikt voor algemene culturele informatie en een eerste kennismaking met L. Lavelle.
A. Poncelet
| |
White, O.P., V., Soul and Psyche. An Enquiry into the Relationship of Psychotherapy and Religion. - Colins and Harvill Press, London, 312 pp., 21 sh.
Pater White, die reeds bekend was door enkele publikaties over het werk van C.G. Jung, heeft met dit boek een zeer gedegen studie geleverd, waarin hij een aantal religieuze en theologische kwesties behandeld, welke door Jung in het kader van de dieptepsychologie aan de orde zijn gesteld. Na een algemeen hoofdstuk over de relatie tussen godsdienst en psychologie komen o.a. ter sprake beschouwingen over symbool en dogma, de leer van de H. Drievuldigheid in verband met het spreken van Jung over een quaterniteit, het vrouwelijke in het Christendom, de plaats en betekenis van het kwaad. Deze uiteenzettingen dragen er zeker toe bij om op dit terrein de betrekkingen tussen godsdienst en psychologie te verbeteren, enerzijds door de theologische correcties op nauwkeurige beweringen, anderzijds door de grote openheid voor de diepere betekenis van de betreffende psychologische inzichten. Het boek is van een uitgebreide documentatie voorzien. Zo is het een waardevolle hulp geworden voor hen, die dieper op de behandelde kwesties willen ingaan.
J.M. Kijm
| |
Bruning, W., Philosophische Anthropologie. Historische Voraussetzungen und gegenwärtige Stand. - Klett, Stuttgart, 1960, 189 pp., D.M. 18.50.
Een overzicht van wijsgerige beschouwingen over de mens vooral bij moderne auteurs. In de grote verscheidenheid van deze beschouwingen is een orde gebracht door groepering volgens typen. Bij de voornaamste typen heeft de auteur zo mogelijk de historische achtergrond geschetst. Zowel door deze ordening als door de beknopte en heldere uiteenzettingen over de verschillende auteurs is de schrijver erin geslaagd een zeer praktisch boek samen te stellen, dat vooral voor studerenden in wijsbegeerte, psychologie en pedagogiek van nut kan zijn.
J.M. Kijm
| |
Sociologie en pedagogie
Barnhoorn, J.A.J., Individueel maatschappelijk werk en geestelijke gezondheidszorg. - Uitg. H.E. Stenfert Kroese N.V., Leiden, 1960, 197 pp., f 15.
Psychiater Barnhoorn, Hoofd van de Afdeling Sociale Psychiatrie en Geestelijke Hygiëne van de G.G.G.D. te Rotterdam, zond dit boek de wereld in als een verhandeling over de techniek van de benadering, de diagnostiek en de gesprekstherapie in het individueel maatschappelijk werk op geestelijk-hygiënische grondslag. Als zodanig is het bedoeld voor de maatschappelijk werk(st)er, die hierin - hoofdstuksgewijs - de nodige basaal wetenschappelijke kennis betreffende dieptepsychologie, karakterologie, sociologie en sociale psychologie vindt weergegeven, mitsgaders een en ander over gesprekstechniek, interpretatie van het verkregen materiaal en de therapeutische aanpak van een maatschappelijk werk-geval. Voor psychiater en psycholoog, die met de maatschappelijk werk(st)er in teamrelatie staan, heeft deze publikatie belangrijke oriënterende waarde. Medici zullen zich al lezend wel eens afvragen, of niet een deel van het individueel maatschappelijk werk op het terrein van de
| |
| |
huisarts ligt. De auteur zal dit niet ontkennen. Zijn boek moge menig huisarts uitdagen zich te verdiepen in deze stof en er zijn praktijk mee te bevruchten.
J.J.C. Marlet
| |
Boer, J., Maatschappelijk Opbouwwerk: Verkenningen op het gebied van ‘Community Organisation’ in Nederlandse verhoudingen. Sociale Bibliotheek. - Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1960, 215 pp., f 8.90.
Een zeer verdienstelijke poging om verheldering te brengen in het complex van ideeën en technieken dat aangeduid wordt met het woord ‘Community Organisation’. Zich afvragend hoe dit in Nederlandse verhoudingen vruchtbaar toegepast kan worden, komt de schrijfster vanzelf tot het ‘maatschappelijk opbouwwerk’ dat de laatste jaren in Nederland gegroeid is. In een eenvoudige, prettige stijl, verlucht door talrijke voorbeelden uit een rijke ervaring, weet zij haar onderwerp zo te behandelen dat enerzijds de werker in de praktijk erdoor geholpen wordt bij de bezinning op zijn werk en dat anderzijds de buitenstaander geïnformeerd wordt over wat hier gebeurt. De praktijk wordt vooruitgeholpen door verstandige theoretische bezinning, de theorie door een nauwe aansluiting bij de praktijk.
H. Hoefnagels
| |
Serie Mens en Medemens. G. Palmade, Karakterologie. (Vert. M. Tijdens-Plet). - Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 1960, 128 pp., f 3.25.
Een overzicht van enkele karakterologische systemen. De overzichtelijke ordening doet de veelzijdigheid van de problematiek goed uitkomen. Al moest de bespreking der onderdelen binnen dit kader beknopt blijven, de auteur is er in geslaagd misleidende simplificaties te vermijden en een bezonnen kennisname van de karakterologie te bevorderen.
J.M. Kijm
| |
Mens en Medemens Serie. Dr. W. Goddijn, Godsdienstsociologie. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1960, 160 pp., f 4.20.
Van de hand van de gebroeders Goddijn verscheen onlangs in de serie Mens en Medemens een werk over de godsdienstsociologie dat als ondertitel werd meegegeven. het groepsleven onder de christenen. Hun geschrift mag gelden als een eerste poging van katholieke zijde om de godsdienstsociologie voor het grote publiek in Nederland toegankelijk te maken. De vraag door Prof. Bouman uitgesproken n.a.v. de dissertaties van Staverman, Goddijn en van de Weijer t.w.: ‘Of zulke objectieve studies ontdaan van alle apologetische bedoelingen, niet indirect bijdragen tot het oecumenisch streven’, lijkt ons met de verschijning van dit werkje weer een stap dichter bij haar beantwoording te zijn gekomen.
J. van Lierde
| |
Dresen-Coenders, H.M., De voorlichting in de opvoeding. - Paul Brand N.V., Hilversum, 1960, 81 pp., f 4.90.
‘Dit boekje is geschreven op verzoek van de Nationale Stichting voor Mater Amabilisscholen. Het is dan ook in de eerste plaats bedoeld als een oriëntatie voor de opvoedkunde-docenten van dit vormingswerk voor meisjes van zeventien jaar en ouder’. Aldus leidt de schrijfster haar werkje in. De bekende psychologe en pedagoge schrijft hier vanuit de huidige opvattingen een wijs, bezadigd en wetenschappelijk verantwoord betoog over het delicate geval der sexuele voorlichting. Velen zal dit boekje een wijze raadsman zijn.
P. van Alkemade
| |
Ghoos, Jozef, Close-up van jezelf. - De Vroente, Kasterlee; Desclée de Brouwer, Breda, 1960, 109 pp., Fr. 45.
De schrijver onderhoudt de rijper wordende jeugd over enkele van haar levensproblemen: de groei tot godsdienstige volwassenheid, de rijping tot de liefde, de keuze van een levensstaat. Een enkele keer mist men een nuance in de overigens positief gerichte uiteenzetting en men kan betreuren dat hij niet wenst ‘in te gaan op het onderscheid tussen de diocesane priester en de priester-kloosterling’ wat het celibaat en de maagdelijkheid betreft. Het geheel lijkt vooral afgestemd op de boeren- en middenstandsjeugd, zo mannelijk als vrouwelijk.
J. De Roeck
| |
Snijders-Oomen, Dr. N., Kleine kinderen worden groot. - L.C.G. Malmberg, Den Bosch, 1960, 8ste druk, 171 pp.
De achtste druk van deze ‘Kinderpsychologie voor opvoeders’ is vernieuwd en herzien. Dat dit boek zoveel herdrukken beleefde, bewijst zijn gehalte en bruikbaarheid. Niet alleen wordt het gebruikt door allerlei cursisten, maar ook ouders en opvoeders vinden hier een goede wegwijzer in hun taak ten opzichte van het kind.
P. van Alkemade
| |
| |
| |
Mueller-Armack, A., Religion und Wirtschaft - Kohlhammer-Verlag, Stuttgart, 1960, 622 pp., geb. D.M. 39.
De auteur, professor te Keulen en staatssecretaris bij het Bundeswirtschaftsministerium, zet hiermee zijn vroegere studies voort over de beïnvloeding van de godsdienst door het sociaal economisch milieu. In aansluiting op Max Weber worden hier de 18de en 19de eeuw onderzocht. Twee grondperspectieven doorlopen het gehele werk: de macht van het spirituele element in de geschiedenis en de specifiek Europese factor. Het geheel is een bundeling van cultuursociologische studies, geschreven tussen 1930 en 1952; twee hoofdstukken zijn de herdruk van vroeger verschenen, nu uitgeputte publikaties, nl. Genealogie der Wirtschaftsstile en Das Jahrhundert ohne Gott. De aandacht wordt vooral getrokken door twee nieuwe essays, Zur Religionssoziologie des europäischen Ostens, waarbij de zeer sterke samenhang tussen de oosterse dogmatiek en de sociaal-economische verhoudingen belicht wordt, en Soziale Irenik, synthese van de huidige toestand. Het geheel vormt een imponerende uitdrukking van de typische Duitse cultuursociologie, waarbij o.i. de synthetische kracht niet steeds voldoende steunt op de basis van empirisch onderzoek. Het boek biedt talrijke interessante hypothesen die door detailwerk bevestigd kunnen worden.
J. Kerkhofs
| |
Hollenbach, J.M., Christliche Tiefen-Erziehung. - J. Knecht, Frankfurt/M., 1960, 318 pp., geb. D.M. 12.80.
De toenemende technisering van de huidige beschaving richt de mens zozeer op het onmiddellijk zakelijk-efficiënte van zijn handelen dat het zinvol gericht-zijn ervan geheel in de schaduw treedt. In de geest van zijn vorige werken wil H. daarom de dieptestructuur van 's mensen persoonlijke zinverwachting schetsen, zoals ze door middel van zijn lichamelijkheid zich moet realiseren en zoals zij in de christelijke geloofswerkelijkheid haar vervulling vindt. Uit de confrontatie van technische mentaliteit en christelijke zinverwachting tekenen zich als vanzelf de hoofdlijnen af van een diepte-opvoeding voor deze tijd: H. biedt ze ons, niet onder vorm van pasklare recepten, maar door het aanduiden van krachtlijnen en het openen van ruime, stimulerende perspectieven. Een gezond en verrijkend boek, waar echter de schematiserende terminologie de lezing wel eens nutteloos bezwaart en de nuancering wel eens aan de systematisatie opgeofferd wordt.
L. Monden
| |
Politiek
Senger und Etterlin, Frido von, Krieg in Europa. - Kiepenheuer und Witsch, Keulen, 1960, 460 pp., geb. D.M. 24.
Schr. was tijdens de Wereldoorlog generaal in de Duitse Wehrmacht, en leidde enige belangrijke veldslagen en campagnes: Stalingrad, Sicilië en Corsica, Cassino, Noord-Italië. Deze oorlogsfeiten worden met grote nauwgezetheid beschreven. Bovendien is schr. een man met grote cultuur, die niet alleen de oorlogvoering steeds in historisch perspectief ziet, maar bovendien gevoelig is voor de artistieke waarde van de plaatsen die hij als soldaat bezocht. Als katholiek was hij geen aanhanger van het nazisme en weigerde hij bevelen uit te voeren die hij niet met zijn geweten in overeenstemming kon brengen. Ook om deze reden verdienen zijn gedenkschriften gelezen te worden. Slechts in één opzicht vinden wij de beschouwingen van Generaal von Senger nutteloos: één vierde van het boek is gewijd aan de ‘lessen’, welke de veldslagen waaraan schr. deelnam, voor de strategische wetenschap van de toekomst kunnen hebben. Hierbij vergeet schr. dat sedert 1945 atoomwapens het hele strategisch denken hebben gerevolutioneerd.
M. Grammens
| |
Bordeaux, Henri, Histoire d'une vie, 7: La victoire et le Traité de Versailles. - Plon, Parijs, 1960, 316 pp.
In dit zevende deel van zijn gedenkschriften brengt de bekende Franse romancier Henri Bordeaux een aantal uittreksels uit de dagboeken die hij tijdens de Eerste Wereldoorlog hield. In zijn functie van algemeen pers- en informatie-officier bij het Franse Hoofdkwartier, had hij de gelegenheid om geheel vrij het front te bezoeken. Over de toestand aan het front en later in de heroverde gebieden geeft schr. ons enige zeer mooie literaire schetsen. Over het Verdrag van Versailles weet hij jammer genoeg weinig te vertellen dat niet uit de kranten van die dagen komt: zijn missie was toen beëindigd. Twee hoofdstukken zijn gewijd aan de intrigues, die zouden leiden tot de verkiezing van Bordeaux tot lid van de Académie Française: nogal onplezierige
| |
| |
lectuur over kleine mensen. Het is jammer dat schr., die toch met een rood potlood door zijn dakboeknota's is gegaan, zijn emotionele uitbarstingen uit de oorlogsdagen niet wat heeft verzacht; uitdrukkingen zoals ‘les sales boches’ doen de literator geen eer aan. Zijn pogingen om door zijn geschriften van toen aan te dringen op het ‘faire saigner’ van het Duitse volk waren niet ingegeven door de christelijke geest, waarop hij zich steeds beweert te beroepen.
M. Grammens
| |
Barcata, Louis, China geht nicht Russlands Weg. - H. Goverts Verlag, Stuttgart, 1960, 280 pp., geïll., geb. D.M. 18,50.
Veel meer dan de Sovjet-Unie gaat het probleem China de aandacht trekken van een groot deel van de politieke publicisten. Zoals steeds wordt hierbij echter veel gefantaseerd, en veel wensen worden voor waar gehouden. Van de andere kant is het noodzakelijk dat we zullen komen tot een ernstige studie of gedachtenwisseling omtrent het Chinese vraagstuk. Louis Barcata is hiervan overtuigd. Zijn boek wil geen enkele oplossing geven en ook geen studie zijn van de ideologische, politieke en economische verhoudingen in en rond China. Hij stelt zich uitsluitend tot taak, te observeren en te beschrijven. Daarin is hij goed geslaagd. Hij is een knap verteller. Daarbij kan hij bogen op een rijke ‘Moscouervaring’, die hem in staat stelt treffende vergelijkingen te maken tussen China en de Sovjet-Unie zelf. Sommige problemen worden echter veel te licht voorgesteld. B.v. de godsdienstkwestie in de Sovjet-Unie, of het liberaliserend karakter van het Russische communisme. Dit kan inderdaad wel zo schijnen in vergelijking met China, maar overtuigend lijkt het niet ten overstaan van de vrije wereld. Een interessant boek, dat hier en daar met een beetje omzichtigheid dient gelezen te worden.
A. Van Peteghem
| |
Varia
Lindeboom, Prof. Dr. G.A., Inleiding tot de geschiedenis der geneeskunde. - De Erven F. Bohn N.V., Haarlem, 1961, 342 pp., f 31.50.
In een tijd dat platenboeken zeer in trek zijn, is het moeilijk een geïllustreerd boek te bieden dat aan hoge eisen voldoet. Schrijver en uitgever zijn er evenwel in geslaagd in deze uitgave een volwaardige combinatie van tekst en reproduktie te bewerkstelligen. Deze inleiding tot de medische historie is overigens gekenmerkt door helderheid, instructiviteit en goed taalgebruik. De weloverwogen keuze van de besproken onderwerpen houdt het plezierige midden tussen een bloemlezing en een handboek. Hartelijk aanbevolen aan artsen, medische studenten en andere belangstellenden.
J.J.C. Marlet
| |
‘De Fonteine’ Gent. Jaarboek, X, 1960. - Koninklijke Soevereine Hoofdkamer van Rhetorica ‘De Fonteine’ te Gent, 1960, 160 pp., Fr. 100.
1961 is een Hippoliet Van Peene-jaar. De Fonteine was er met deze bundel opstellen vlug bij om het feestseizoen te openen. Drs. F. Demedts plaatst Van Peene sympathiek en rechtvaardig in de internationale toneelwereld. Dr. Van Eeghem bezorgt een geannoteerde heruitgave van Van Peenes allereerste gewrocht, Keizer Karel en de Becchemsche Boer (1841). Dra Deprez ensceneert een boeiende speurtocht naar de genesis van onze Vlaamse Leeuw. De algemene opzet getuigt van de eerbied tegenover ons verleden, maar enkele uitspraken zonder zin voor waardemaatstaven, die Van Peene op een bovenmatig schavotje zoeken te plaatsen, ontsieren de historische eerlijkheid en dus ook de filologische verdiensten.
C. Tindemans
| |
Mosshamer, O., Priester en vrouw. (Vert. A. v. d. Griendt). - Uitg. Helmond, Helmond, 1960, 291 pp.
Dit boek werd geschreven om wederzijds begrip van priester en vrouw en de samenwerking tussen hen te bevorderen. Het handelt dan ook over het priesterschap, het christelijk vrouwelijk bestaan en de contacten tussen priester en vrouw. Het grote aantal korte opmerkingen, die de lezing van het boek nogal moeizaam maken, maar die getuigen van een grondige kennis der feiten en van een ernstige bezinning, vormt een bron van informatie en overweging over belangrijke en delicate problemen. Zonder ieder detail te onderschrijven en met de constatering dat veel betrekking heeft op Duitse toestanden, kunnen wij toch grote waardering hebben voor dit boek en dankbaar zijn voor deze vertaling. Zowel priesters als leken zullen het met vrucht kunnen gebruiken voor persoonlijke bestudering of als stof voor gedachtenwisseling.
J.M. Kijm
| |
| |
| |
Gielen, C.M., Charles, Caritas in modern perspectief. Vert. - Foreholte, Voorhout; Desclée de Brouwer, Brugge, 212 pp., 1960, f 8.90.
‘Het derde eeuwfeest van het afsterven van de H. Vincentius en de H. Louise de Marillac biedt ons een gunstige gelegenheid om in actuele termen na te denken over de geestelijke achtergrond van de charitatieve hulpverlening en haar methoden te herzien in het licht van de sociale evolutie en de hedendaagse zielzorg’. Dit citaat uit het Voorwoord van de schrijver geeft vrijwel doel en inhoud van dit boek weer. De auteur gaat uit van twee grondstellingen, ten eerste dat charitatief werk een essentiële opdracht is van Christus, ten tweede dat de moderne tijd wijzigingen eist in de methoden der caritas. Zo is het Frankrijk van nu een ander Frankrijk dan dat van Sint-Vincentius en zelfs dan dat van Ozanam. De lichamelijke noden zijn wellicht aanmerkelijk minder, de geestelijke zijn echter des te groter. In de parochies en organisaties dienen nieuwe wegen gevonden te worden om de geestelijk of lichamelijk noodlijdenden te hulp te komen.
F. Veldman
| |
Nota, Mr. Jos. A., Adoptie. Hoe kunnen wij een kind aannemen? - Uitg. De Toorts, Haarlem, 64 pp., f 3.50.
Een nuttig en smaakvol uitgegeven boekje over adoptie. Mr. Nota behandelt niet alleen de juridische kant van het geval, maar ook de menselijke psychologische. Vooral echtparen, die erover denken een kind aan te nemen, zal dit boekje welkom zijn.
P. van Alkemade
| |
Henrysson, St., e.a., Kleines Lehrbuch der Statistik. - Walter de Gruyter & Co., Berlin, 1960, 173 pp., D.M. 24.
Dit eenvoudige boekje wil aan niet-wiskundig-geschoolden een betrouwbare handleiding geven om de methoden der statistiek te gebruiken. Hierbij is b.v. gedacht aan economen, psychologen, sociologen, enz. Het is in hoofdzaak een bewerking van een Zweeds boekje, door Sten Henrysson geschreven. Daarin wordt, zonder meer wiskundige kennis te veronderstellen dan Mulo of H.B.S.-A bijbrengen, de statistische beschrijving zowel als de statistische analyse uiteengezet. Zeer grote zorg wordt besteed aan de begrijpelijkheid der tekst. Zo wordt zelfs aan de voet van elke bladzijde de betekenis gegeven van de afkortingen en symbolen die in de formules van die pagina zijn gebruikt. Met vele overzichtelijke voorbeelden wordt alles toegelicht. Prof. O. Haseloff uit Berlijn heeft een historische en beschouwende inleiding geschreven van ongeveer 20 pp., die helaas wat moeizaam is uitgevallen. Enkele nuttige tabellen en een literatuurlijst ronden het boek af. De uitgever heeft voor een keurige uitgave gezorgd.
P. van Breemen
| |
Université européenne (Aspects européens, série A, no. 4). - A.W. Sythoff, Leiden, 1960, 48 pp.
Door het Europa-college te Brugge en het Universitair bureau der Europese Beweging werden van 4 tot 7 april 1960 internationale studiedagen georganiseerd in het kader van de voorbereiding op de stichting van een eerste Europese universiteit. Het was niet mogelijk, een uitvoerig verslag dezer bijeenkomst te geven, doch het wezenlijke is in de hier vermelde publikatie te vinden: het eindrapport; verder een formulering van de criteria waaraan een Europese universiteit moet voldoen, van de hand van prof. H. Brugmans, rector van het Europa-college; de openingstoespraak van E. Hirsch, president van Euratom; en een zeer lezenswaard overzicht van de historische en sociologische betekenis van wat een universiteit is, van een student van het Europa-college. Een milieu, in casu het naar eenheid zoekende Europa, ontvangt en schept slechts die universiteit die het verdient; anderzijds zal een dergelijke universiteit mede de mentaliteit en de ontwikkelingsrichting van dit Europa in de wereld bepalen. Het is boeiend, aan dit werk te mogen deelnemen.
C. Verhaak
| |
Lewis, C.S., The Screwtape Letters and Screwtape proposes a toast. - Bles, London, 1961, 157 pp., 12 sh. 6 d.
Dit is de vier en twintigste uitgave van Screwtape Letters, in het Nederlands vertaald onder de titel Brieven uit de Hel (acht pocket-uitgaven tellen we niet mee!). Deze jongste uitgave wordt gevolgd door een speech van Screwtape tot zijn ‘Gentledevils’, in het zelfde genre als de brieven zelf, en voorafgegaan door een interessant voorwoord, waarin de Cambridgeprofessor vertelt van de wording, onthaal en geschiedenis van het boek. Hoe goed en stimulerend de wijn van de profesor is, behoeft niet meer bewezen te worden. Men geniete zelf opnieuw, nu de wijn wat belegen is.
W. Peters
| |
| |
| |
Ricketts, Ralph (Ed.), We are happy. - Darton, Longman and Todd, London, 1961, 100 pp., 12 sh. 6 d.
Dit is een merkwaardig, leuk, stichtend en leerzaam boek. Merkwaardig omdat het een selectie brieven is die binnenkwamen op een advertentie in The Times waarin gevraagd werd om het recept voor geluk van diegenen die meenden in deze ervaring te hebben. We krijgen de meest uiteenlopende antwoorden, die óf buitenmate stichtend zijn, óf erg leerzaam omdat zij de lezer een kijk geven op de levensopvattingen van zeer uiteenlopende karakters en allerlei milieu, menigmaal erg leuk omdat gezond verstand hoogtij blijkt te vieren bij degenen die menen gelukkig te zijn; in de meeste gevallen zijn de antwoorden alle drie. Alles bij elkaar is het een echt menseijk boek; kostbare, lichte lezing waarvan iedereen zal genieten en, hopelijk, ook profiteren.
W. Peters
| |
Neurose ein psychosoziales Problem: aus Felix Schottlaenders Stuttgarter Kreis. - Ernst Klett Verlag, Stuttgart, 1960, 231 pp., D.M. 16.80.
Leerlingen van Felix Schottlaender hebben evenals in 1959 een bundeling volbracht van hun zelfstandige studies en beschouwingen. De inzichten van hun leermeester zijn duidelijk aan te tonen, vooral de opvatting omtrent de betekenis van het psychologisch veld (de gezinskring) voor de ontwikkeling van de afzonderlijke mensen. Neurotische vergroeiingen uit hoofde van storingen in dit psychologisch veld kunnen worden gesaneerd door de betrokken lijders in gezonde(r) psycho-sociale relaties te brengen. Speciaal opmerkenswaard in dit tiental bijdragen is het opstel van Walter Gollner over de oorzaken en genezingsmogelijkheden van een nationale neurose (‘Hitlerisme’). Het is overigens niet uitgesloten, dat de grote verering voor Schottlaender langs vergelijkbare kanalen ook tot een ‘isme’ uitgroeit, zij het dan ook in beperkter kring en op minder smalle basis. Vooral voor psycho- en sociotherapeuten is dit bundeltje stellig waardevol studiemateriaal.
J.J.C. Marlet
| |
Siebecke-Giese, Dr. med. E., Das Familien- und Lebensbild weiblicher Straftäter. - Ferd. Enke Verlag, Stuttgart, 1960, 222 pp., D.M. 24.
De criminele daad is een pluridimensionaal gebeuren en heeft zowel sociogenetische als hereditair-constitutionele achtergronden. De schrijfster onderzocht aan een materiaal van 100 delinquenten de vraag, of speciaal anti-sociale eigenschappen terug te voeren zijn op familiaire criminogene erffactoren. Haar conclusie is, dat de criminaliteit binnen een familie niet op de erfelijkheid van bepaalde eigenschappen berust, maar dat deze eigenschappen wel de persoonlijkheid determineren die deze specifieke criminele bereidheid in zich draagt. Vervolgens maakt de auteur onderscheid tussen hen die voor het eerst een delict begingen en recidivisten, zowel wat betreft hun wezenstrekken als terzake hun resocialiseringsmogelijkheden. Deze zorgvuldige studie is een verrijking van de criminologische literatuur en verdient alle aandacht.
J.J.C. Marlet
| |
Chadwick, Owen, The Mind of the Oxford Movement. - Adam and Black, London, 1960, 240 pp., 21 sh.
Een voortreffelijk opstel over de Oxford Beweging in de Engelse Staatskerk vormt de inleiding van dit boek. Deze verhandeling, die ruim zestig bladzijden beslaat, is helder en overzichtelijk, terwijl ze bovendien de beweging haar plaats geeft in de geschiedenis der Staatskerk. Na deze inleiding kan de lezer zichzelf een oordeel vormen van de ware geest der beweging aan de hand van ongeveer honderd twintig uittreksels uit de geschriften van haar voormannen; deze zijn ondergebracht in drie secties, te weten Geloof, het Gezag van en in de Kerk, en Heiliging. Voor wie reeds enigszins bekend is met het onderwerp, is deze verzameling niet alleen een bron van helder licht op wezenstrekken van de beweging, maar tevens een schat van zuivere vroomheidslectuur.
W. Peters
| |
Chapanis, A., e.a., L'automation (Studia Psychologica). - Nauwelaerts, Leuven, 1960, 124 pp., ing. Fr. 110.
Tijdens het 15de internationale congres voor psychologie (Brussel, 1957) werden enkele psychologische en sociale aspecten van de automatie onderzocht in een internationaal symposion van specialisten. Uit de door Prof. Nuttin verzamelde referaten blijkt hoe diep de techniek de maatschappelijke verhoudingen beïnvloedt en hoe zij tegelijk bevrijdend en misvormend inwerkt op de menselijke psyche. In detail wordt de automatie in de automobiel-industrie (Renault) behandeld.
J. Kerkhofs
| |
| |
| |
L. Verbraeken, Crisis in de geestelijke leiding. - De Vroente, Kasterlee, 1960, 240 pp., ing. F. 95.
De negen hoofdstukken van dit boek zijn klaarblijkelijk lezingen, die door de verschillende auteurs ter gelegenheid van een congres gehouden werden. Het is jammer dat de vertaler ons niet meer bijzonderheden verstrekt over datum en plaats van dit congres; want bij de lezing van sommige van deze verhandelingen krijgt men de indruk dat de crisis in de geestelijke leiding, waarvan hier sprake is, zich dertig jaar geleden voltrokken heeft. Het wil ons voorkomen dat de priesters van het Nederlands taalgebied voor heel wat onmiddellijk actuele problemen in de zielzorg hier geen leidraad zullen vinden. Wij menen ook dat er in de opvatting van de geestelijke leiding zelf iets gewijzigd is; men ziet de eigenlijke taak van de geestelijke leider bescheidener en veeleisender tevens; hij is minder de man ‘die de zielen kneedt en vormt’ (blz. 13), dan wel degene, die met hen luistert en zoekt naar de goddelijke bedoeling van hun leven. (Men consultere bv. het artikel ‘direction spirituelle’ in de Dictionnaire de Spiritualité). In het eerste deel, dat meer algemene beschouwingen over het thema biedt, valt om de diepe kennis van zaken en de juiste formulering bijzonder de bijdrage van Gabriël van de H. Maria Magdalena op. Het tweede deel gaat in op de bijzondere problemen in de geestelijke leiding. Waardevol zijn hier de verhandelingen over de leiding van de diocesane priesters en van de kloosterzusters. In de bijdrage over de jeugdleiding wordt ongelukkig de zuiverheid als eerste, en praktisch enig, hoofdprobleem behandeld (blz. 163); en wel door de auteur, die in het eerste deel de psychologische aspecten van de geestelijke leiding ontwikkelt! Hoewel dit boek heel de geestelijke leiding belicht, kunnen we het toch niet zonder voorbehoud aan de priesters en zielzorgers aanbevelen.
G. Achten
| |
Jünger, Ernst, Sgraffiti. - Ernst Klett Verlag, Stuttgart, 1960, 189 pp., geb. DM 14,-.
Naar hun uiterlijke vorm zouden deze sgraffiti een voortzetting kunnen zijn van Das abenteuerliche Hetz van 1929: een suite van aforismen, maximen, overwegingen, anekdoten en korte essays, wellicht niet zo avontuurlijk als die van dertig jaar geleden, minder verrassend en minder geanimeerd door het enthousiasme der ontdekking, maar daarentegen dieper getekend - zoals sgraffiti dit horen te zijn - rijper en meer getint met wijsheid, al vindt deze wijsheid soms te vroeg haar grens in het precieuze en buigt ze zich graag sententieus terug op zichzelf. Men kan hierin een zeker maniërisme zien, waarvan J. zich nooit helemaal kan ontdoen. Dit zonder meer een tekort te noemen, ware overdreven: het hoort nu eenmaal tot J.'s figuur en tot de individuele aard van zijn genie.
L. Vander Kerken
| |
Schlette, H.R., Sowjet-Humanismus. - Kösel-Verlag, München, 1961, 136 pp., ing. DM. 5,80.
Dit kleine werkje wil de kern van de Sovjet-opvoedingsleer voorstellen: in plaats van de absolute waarden tot uitgangspunt te nemen, gaan de Russische pedagogen uit van de plicht om mee te werken aan de immer voortevoluerende mensheid. Zij verwijten het Westen zich onverantwoord vast te klampen aan een statisch ideaal. Dat juist hier de zwakke plek ligt van de oude humaniora - de typisch westerse opvoedingsvorm - zal niemand ontkennen. Een confrontatie met de Sovjet-pedagogie kan helpen tot een bezinning over de christelijke opvoeding tot werkelijke levensinzet.
J. Kerkhofs
| |
Stein, Edith, Werke. 5: Die Frau, ihre Aufgabe nach Natur und Gnade. - Nauwelaerts, Leuven, 1959, XXXIX-227 pp., ing. F. 150.
Het werk van Edith Stein kan, zoals haar leven zelf, onder drie categorieën samengevat worden: de filosofische studies, de verhandelingen over de vrouwelijke pedagogie en psychologie, en de hagiografische geschriften. In dit vijfde deel van de uitgave der volledige werken, beginnen de pedagogische tractaten. Deze zijn voor het grootste deel ontstaan tussen 1916 en 1933. In deze tijd was Edith Stein als lerares in verschillende instituten werkzaam, en zij is een der eersten geweest, die de te eenzijdig intellectualistische oriëntatie van het onderwijs voor meisjes heeft opgemerkt. In enkele merkwaardig diepgaande tractaten ontleedt zij de eigen psyche van de vrouw en pleit zij voor een specifieke opvoeding van de vrouwelijke gemoedsgaven. Bij de aandachtige lezing van deze verhandelingen merkt men dat latere werken over vrouwelijke psychologie en pedagogie aan de intuïties van deze veelzijdig-begaafde en diep-religieuze vrouw slechts weinig hebben gewijzigd of toegevoegd.
G. Achten
| |
| |
| |
Delmotte, J., Gesprek onderweg. - Uitg. ‘Samen Hoger’, Gent, 1960, 64 geïll. pp.
Ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de Congregatie van de ‘Kindsheid Jesu’ werd deze brochure uitgegeven, waarin de betekenis en het werk van deze bloeiende Zuster-gemeenschap aan de jonge meisjes wordt voorgesteld. De auteur van de teksten en de uitgever hebben de gevaren van het genre kunnen vermijden, en zijn erin geslaagd het religieuze leven op een frisse en tevens verantwoorde wijze voor te stellen.
G. Achten
| |
Jeunesses 60 (Acad. d'Education et d'Entraide Sociales). - Spes, Parijs, 1960, 120 pp., ing. NFr. 3,75.
Een bezinning door Franse specialisten op jeugdproblemen over voelen, denken en doen van de jongeren - alles geïllustreerd met steekproeven en uitslagen van publieke-opinie-onderzoeken.
J. Kerkhofs
| |
Miller, Wright, Russians as People. - Phoenix House, London, 1961, 205 pp., 25 sh.
In een zeer onderhoudend geschreven boek tekent de Engelse schrijver, die vele malen en vele jaren in Rusland vertoefde, allerlei aspecten van het Russische leven, en tracht langs deze weg iets van het Russisch volkskarakter bloot te leggen. Waar wij het misschien moeilijk vinden om ons de Russen als echte mensen voor te stellen, is dit werk uitstekend geschikt om tot beter begrip en meer sympathie te komen voor het Russische volk, dat men niet mag identificeren met een politieke partij die aan de macht is.
W. Peters
| |
Pocketboeken
Prisma-boeken. Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, f 1.25 per deel.
Prof. Dr. K. von BULOW, Geologie voor iedereen I en II Vert. - Een uiterst kundig vakman schrijft in deze twee geillustreerde prisma-deeltjes de ‘geschiedenis der aarde’.
Charles WIGHTON, Eichmann... symbool van een regime. Vert. - Een journalist geeft hier het boeiende relaas van een leven, onvoorwaardelijk gewijd aan de misdaad.
Celia FREMLIN, Het raadsel van de blauwe koffer. Vert. - Een spannende, goed geschreven ‘mystery novel’, origineel van vinding en psychologisch verzorgd.
Janet LIM, Ik kostte duizend gulden. Vert. - Een Chinees meisje, dat bij de zending te Singapore terecht komt, vertelt de wonderlijke lotgevallen van haar leven.
J.E. SLUITERS, Prisma-vogelgids. Wouter SLOB, Prisma-paardenboek. Twee boekjes voor vogel- en paardenliefhebbers. Beide zijn rijkelijk geïllustreerd.
P.G. WODEHOUSE, Bedankt, Juves! Vert. - Wederom een grapig verhaal in de bekende Wodehouse-trant.
R.S.
| |
Salamander-Pockets. Querido, Amsterdam.
Ro van OVEN, Hendrickje Stoffels. - Een heruitgave van de Rembrandt-Hendrickje-roman van een kwart eeuw geleden.
Leonard HUIZINGA, 12 maal Hieronymus. - Een grappige serie verhaaltjes rond de figuur van Hieronymus.
Albert HELMAN, Zuid-Zuid-West. - Een der eerste en beste boeken van de in 1926 jonge, nu politiek werkzame Lou Lichtveld.
Hella HAASSE, Oeroeg. - Dit verhaal van een Javaanse jongen had een paar jaar geleden een bijzonder succes.
Henriette ROOSENBURG, En de muren vielen om. - De schrijfster, nu in Amerika, verhaalt hier haar vlucht uit een Oost-Duits concentratiekamp naar het Westen.
Elisabeth ZERNIKE, Het harde Paradijs. - De roman van een Provençaals dorpje, waarin een rare, Frankrijk zeker niet typerende pastoor optreedt.
R.S.
| |
List Bücher
Paul HÜHNERFELD, In Sachen Heidegger. - Een voortreffelijk essay over de mens en de filosoof Heidegger.
Alfred ANDERSCH, Geister und Leute. - De romanschrijver heeft hier een tiental korte verhalen, geen eigenlijke short stories, gebundeld.
Simon TROY, Einladung zum Mord. - De vertaling van een eigenaardige crime story, zich afspelend rond een bejaarde Engelse lady.
R.S.
|
|