| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
DE rede, waarmee de nieuwe president der V.St., John F. Kennedy, op vrijdag 20 januari na de plechtige eedsaflegging zijn ambt aanvaardde, heeft bijna overal een goede indruk gemaakt. In tegenstelling met zijn voorgangers richtte hij zich niet zozeer tot het Amerikaanse volk, maar sprak hij over de hoofden van de Amerikanen tot de gehele wereld. Onmiddellijk heeft hij de wereld duidelijk willen maken, dat de V.St, onder zijn leiding alles zullen doen om de vrijheid te bewaren; hiervoor deed hij tevens een beroep op de bondgenoten om tot een grotere samenwerking te komen. De jonge vrije staten zegde hij steun toe bij hun streven naar het behoud van de pas verworven vrijheid, terwijl hij aan alle zgn. onderontwikkelde gebieden hulp beloofde, opdat zij zichzelf zouden kunnen helpen; deze hulp zou niet gegeven worden uit politieke motieven, maar omdat hulp geboden moet worden waar honger en armoede geleden worden. Speciale steun werd toegezegd aan de Z.- en M.-Amerikaanse republieken, waarbij hij er echter ook geen twijfel over liet bestaan, dat de V.St. zich zouden verzetten tegen elke inmenging van buiten af in de Amerikaanse aangelegenheden. Na steun te hebben beloofd aan de V.N. deed hij een hartstochtelijk beroep op de communistische wereld om in onderling overleg een akkoord tot stand te brengen over de ontwapening. Hoezeer ook doordrongen van de noodzakelijkheid van dit laatste liet Kennedy er toch geen twijfel over bestaan, dat dit aanbod niet uit zwakheid voortkwam; uitdrukkelijk stelde hij: laat ons nooit onderhandelen uit vrees, maar ook nooit bevreesd zijn om te onderhandelen. Spoedige verwezenlijking van dit alles zei hij niet te verwachten; er zal een lange strijd in de schemering moeten worden gevoerd en om deze strijd te kunnen winnen deed hij een beroep op zijn landgenoten niet te vragen wat het land voor hen kon doen, maar te vragen, wat ieder van hen kon doen voor zijn land en voor de vrijheid van de mens.
Dezelfde bezorgde en waarschuwende toon liet Kennedy horen in zijn eerste ‘State of the Union’. Was Eisenhower in zijn laatste presidentiële rede enkele weken geleden over de toestand van de V.St, nogal optimistisch, de nieuwe president is dit helemaal niet. Hij heeft de moed om sommige dingen erg duidelijk te zeggen; de communistische mogendheden, Rusland en China, streven naar de wereldoverheersing en Kennedy is niet van plan dit bij eventuele onderhandelingen te vergeten; daarom is het noodzakelijk de Amerikaanse defensie te versterken en te zorgen, dat de Amerikaanse achterstand op het gebied van raketten - die door Eisenhower in twijfel werd getrokken - zo snel mogelijk wordt weggewerkt. Om dit te bereiken zijn offers nodig en van de noodzaak om deze te brengen wil hij het Amerikaanse volk doordringen. In dit opzicht zouden wij beide redevoeringen willen vergelijken met die van Churchill, toen hij in het begin van de tweede wereldoorlog het Engelse volk slechts ‘bloed, zweet en tranen’ kon beloven in de komende jaren.
Beide redevoeringen zijn in Moskou gunstig ontvangen; de eerste werd zelfs volledig in de Prawda gepubliceerd. Dit doet enigszins vreemd aan; terwijl
| |
| |
Chrostsjef tegenover de wat weke Eisenhower een krachtige houding aannam en het U-2 incident buiten iedere proportie opblies, daarna een nieuw incident uitlokte door het neerschieten van een Amerikaans vliegtuig boven de Barentszee en herhaaldelijk verklaarde niet meer met deze president te willen onderhandelen, tracht hij nu bij de een zoveel krachtiger houding aannemende Kennedy in het gevlei te komen. Reeds onmiddellijk na de ambtsaanvaarding van de nieuwe Amerikaanse president had er een lang onderhoud plaats tussen Chroestsjef en de Amerikaanse gezant in Moskou, Thompson; hoewel over de inhoud niets bekend is, meent men te weten, dat Chroestsjef heeft aangedrongen op het organiseren van een spoedige ontmoeting met Kennedy, waarvoor hij zelfs een gunstig klimaat trachtte te scheppen door de twee overlevenden van het incident boven de Barentszee vrij te laten en naar de V.St, terug te sturen. Men prijst in Moskou Kennedy vooral om zijn realistische kijk op de toestand en zijn ruiterlijke erkenning van de achterstand op sommige gebieden t.o.v. de S.U. Het lijkt erop alsof Moskou redeneert, dat deze erkenning de V.St, ertoe zal brengen gemakkelijker toe te geven aan de verlangens der S.U., maar aannemelijker is, dat de V.St, een andere conclusie zullen trekken n.l. alles opofferen om deze achterstand in te halen en om te zetten in een voorsprong; de volstrekt afwijzende houding van Peking t.o. het nieuwe bewind in de V.St. - eenzelfde houding als is aangenomen tegen de regering Eisenhower - zou hiermee verklaard kunnen worden.
Intussen blijft Chroestsjef haast maken met het aanknopen van nieuwe besprekingen met de V.St.; naar verluidt zou hij van plan zijn om de voorjaarsbijeenkomst van de V.N. in maart a.s. wederom bij te wonen; een ontmoeting met Kennedy zou dan a.h.w. worden geforceerd. Terwijl Adlai Stevenson, de afgevaardigde van de V.St, bij de V.N., meende te moeten verklaren, dat dit initiatief zou zijn toe te juichen, bleef Kennedy bij zijn oorspronkelijke opvatting, dat dit de V.St, op dit ogenblik nog niet aanging; hij wilde zijn standpunt eerst bepalen, als Chroestsjef inderdaad zou besluiten de vergadering bij te wonen. Het staat te bezien of Kennedy erg gelukkig zou zijn met dit bezoek, daar hij - ondanks zijn jarenlang lidmaatschap van de Senaatscommissie voor buitenlandse zaken - toch wel graag wat meer tijd zal willen hebben om zich verder in de wereldproblemen te verdiepen, voor hij zich waagt aan een nieuw Camp David-gesprek met de Russische leider. Wel heeft hij verklaard de mogelijkheid van een topgesprek niet te willen uitsluiten, maar hier staat tegenover, dat z.i. dergelijke gesprekken te veel worden misbruikt voor propaganda-doeleinden; daarom wil hij breken met de opvatting van president Wilson, dat alle akkoorden in het openbaar moeten tot stand komen, en pleit hij voor een terugkeer naar de geheime diplomatie.
Bij eventuele besprekingen achter gesloten deuren zou Chroestsjef ook minder rekening hebben te houden met de opvattingen in Peking; men zou m.a.w. kunnen proberen beide communistische mogendheden tegen elkaar uit te spelen, gebruik makend van de tussen hen bestaande ideologische en praktische tegenstellingen. Deze laatste kwamen weer eens tot uiting n.a.v. de mislukking van de oogst in China; Rusland kan wegens schaarste in eigen land - Chroestsjef is op de laatste vergadering van het Centraal Comité van de partij van leer getrokken over de tegengevallen resultaten in de landbouw-sector - geen graan aan China leveren en kan of wil geen kredieten in goud of dollars verstrekken, opdat China verder kan gaan met zijn graanaankopen in Canada en elders; dit
| |
| |
betekent niet alleen een betreurenswaardige hongersnood in China, maar ook een verkoeling tussen beide landen.
In zijn inaugurele rede sprak Kennedy ook over de Europese samenwerking; er zal ook hier een grotere saamhorigheid moeten ontstaan niet alleen onderling maar ook tussen Europa en de V.St.. Er zijn wel enkele stappen in de goede richting gezet; zo werd de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking omgevormd tot een Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, waartoe behalve de 18 landen van de O.E.E.S. nu ook de V.St, en Canada als lid zijn toegetreden; doel is te komen tot grotere samenwerking in zake de conjunctuur- en handelspolitiek en de ontwikkelingshulp aan de lidstaten en die t.b.v. andere landen. Eveneens werd verdere vooruitgang geboekt in de E.E.G., waar men met ingang van 1 januari - een jaar eerder dan in het schema was voorzien - overging tot het nemen van stappen om te komen tot een gemeenschappelijk buitentarief d.w.z. tegenover derde landen, terwijl de deelnemers hun onderlinge tarieven (binnentarief) opnieuw met 10% verlaagden. Het nadeel van deze ontwikkeling in de E.E.G. is echter, dat zij een verbreding van de kloof tot gevolg heeft tussen de 6 E.E.G.-landen en de 7, die onder leiding van Engeland de E.V.A. vormen; in mei 1960 stemde W.-Duitsland met deze versnelling in op voorwaarde, dat onderhandelingen met de E.V.A. zouden worden gevoerd om tot een akkoord te komen, hetgeen echter vooral door verzet van Frankrijk tot nu toe niet is gebeurd; Europa dreigt nu meer en meer uit elkaar te vallen in twee economische blokken en toch zal men erin moeten slagen te bewijzen, dat zes en zeven één is. Men hoopt nu, dat het bezoek, dat premier Macmillan op 28 januari aan de Gaulle heeft gebracht, er toe zal leiden dit rekenkunstje te volbrengen; ook het bezoek van Adenauer aan Parijs begin februari is in dit opzicht van grote betekenis.
Inzake de Europese eenheid staan de standpunten nog steeds scherp tegenover elkaar; de Gaulle denkt aan zijn ‘Europe des Patries’, terwijl de andere mogendheden eerder een samensmelting voor ogen staat. Zou het niet mogelijk zijn om hier te doen wat Kennedy in zijn rede voorstelde aan Rusland n.l. te zoeken naar de punten, waarover eensgezindheid bestaat i.pl.v. de nadruk te leggen op de meningsverschillen? Allen willen komen tot een Europese eenheid; als de Gaulle voorstelt om regelmatige bijeenkomsten te organiseren tussen de diverse regeringsleiders, tussen de ministers van buitenlandse zaken, die van defensie, economische zaken enz. zou men daar toch op in kunnen gaan. Om deze conferenties goed voor te bereiden is een of ander bureau nodig, laat men het dan oprichten, misschien blijkt er dan een ander overbodig te worden; maar laat men een begin maken; een kort neen tegen de opvattingen van de Gaulle zal alle plannen om te komen tot een Europese eenheid in duigen doen vallen; door op bepaalde punten aan zijn ideeën tegemoet te komen, zou men ook bij hem begrip kunnen wekken voor andermans opvattingen. Tenslotte zijn er meerdere wegen, die naar Rome leiden en hebben beide partijen elkaar nodig.
Bij het referendum op 8 januari heeft de Gaulle de door hem gevraagde meerderheid gekregen. In Frankrijk zelf spraken zich 75% van de opgekomen kiezers uit voor de politiek van de president, hetgeen bijna evenveel is als hij kreeg bij zijn eerste referendum nu 2 jaar geleden; in Algerije volgde bijna de helft van de stemgerechtigden het boycot-advies van de F.L.N, op, maar van de uitgebrachte stemmen waren bijna 65% ja voor de Gaulle. Tussen de bedrijven door waren er reeds plannen opgesteld om op korte termijn een min of meer
| |
| |
zelfstandig Algerijns bestuur in te stellen, maar na het referendum werd hiermee geen haast gemaakt. Wat de Gaulle wel zal gaan doen, is niet bekend, daar hij nog steeds een meester is in het niet duidelijk omschrijven van zijn bedoelingen. Na het referendum staat echter vast, dat de integratie-gedachte van Soustelle c.s. absoluut geen voldoende steun vindt onder de Franse bevolking; liepen voordien allerlei geruchten over pogingen tot een coup in Algerije door de kliek rondom Lagaillarde, deze zijn nu verstomd. Ook kan de Gaulle nu blijven rekenen op de steun van ‘la grande muette’, het leger, dat zich in Frankrijk steeds heeft geschaard achter de wettige regering en nu zeker weet bij wie deze berust. Verwacht wordt, dat de Gaulle nieuwe onderhandelingen zal proberen aan te knopen met Ferhat Abbas, te meer daar de mislukking van het gesprek te Mélun in juni van het vorig jaar in het hele land grote teleurstelling verwekte. Daar de F.L.N, echter na Mélun meer en meer toenadering heeft gezocht tot de communistische landen, waaruit bleek, dat de radicale vleugel aan invloed had gewonnen, vroeg men zich af of men daar nog wel genegen zou zijn tot zulk een gesprek met de Franse regering. Ferhat Abbas heeft nu na een dagenlange vergadering te Tunis namens de voorlopige Algerijnse regering verklaard bereid te zijn tot nieuwe onderhandelingen ‘over de voorwaarden voor een vrije raadpleging van het Algerijnse volk’; ook de Franse regering verklaarde zich bereid te onderhandelen, maar men is nog niet op gang gekomen. Wel achtte men het in Parijs beter de uitvoering van bovengenoemd plan om een zelfstandig Algerijns bestuur te vormen op te schorten om hierdoor de komende onderhandelingen niet te bezwaren, waarbij men ook wel zal hebben overwogen, dat het uiterst moeilijk zou zijn voldoende representatieve Algerijnen bereid te vinden in dit bestuur zitting te nemen. Het is te hopen, dat er nu eindelijk een einde komt
aan dit conflict, opdat Frankrijk zijn N.A.T.O.-verplichtingen volledig kan gaan vervullen, al zal dit dan ook weer leiden tot moeilijkheden, daar de Gaulle er een speciaal idee over de plaats van Frankrijk op na houdt.
Een opvallend feit in de afgelopen maand was de internationale aandacht besteed aan Portugal. De aanleiding hiervoor was het ietwat romantisch optreden van de Portugese ex-officier Galvao, die zich met een aantal getrouwen wist meester te maken van het Portugese passagiersschip ‘Santa Maria’; Galvao is aanhanger van Delgado, de man, die het bij de presidentsverkiezingen in 1958 heeft willen opnemen tegen Thomas, de kandidaat van Salazar, maar na zijn nederlaag moest uitwijken; hij leidt het verzet nu vanuit het buitenland; ook Galvao moest Portugal verlaten nadat hij hevige kritiek had uitgeoefend op het Portugese beleid in Angola. Het zou eigenlijk zijn bedoeling zijn geweest zich van een Portugees oorlogsschip meester te maken, hetgeen dan tevens het sein had moeten zijn voor een opstand in Angola; deze laatste is nu uitgebleven, althans er is niets van bekend. Na 12 dagen van onzekerheid voor de 600 passagiers is het schip nu in de Braziliaanse haven Recife voor anker gegaan; daar ook de nieuwe Braziliaanse president, Quadros, niet verder wilde gaan dan het verlenen van politiek asiel aan Galvao c.s., kwam hiermee een einde aan dit avontuur. Wel kwamen er juist toen berichten binnen over opstandjes in Angola, waar men demonstreerde voor de vrijlating van enkele officieren en burgers. Daar er geen of nauwelijks enige persvrijheid in Portugal bestaat, is het moeilijk om te weten wat er precies aan de hand is geweest in dit land, dat zijn aan Kongo grenzende koloniën nog op een 19e eeuwse wijze onder de duim tracht te houden.
J. Oomes
| |
| |
| |
België
Over Nieuwjaar hing de bange vraag: hoe zullen de politieke stakingen zich verder ontwikkelen? Zal de geestdrift gebroken zijn of zal de verbetenheid de beweging een nieuwe impuls geven? Het eerste bleek alras het geval. Ondanks een overvloed aan betogingen, ondanks een voortzetting van de terreur en bedreigingen met ‘1'abandon de l'outil’ door A.B.V.V.-adjunct-secretaris-generaal Renard, ondanks de kwade vrijdag te Luik, bleek de drang tot werkhervatting onweerstaanbaar. Luik en enkele streken in Henegouwen hielden het langst stand, maar op 21 januari zagen de meest rabiate menners van de staking zich genoodzaakt, deze te ‘schorsen’. De orde en de democratie hadden het pleit gewonnen. En reeds op 13 januari had de Kamer de zgn. eenheidswet goedgekeurd met 115 stemmen tegen 90 (w.o. 6 liberalen), bij 1 onthouding (de C.V.P.-er Charpentier).
De gematigde socialistische leiders hadden de ramp voor hun partij zien aankomen en vertwijfelde pogingen gedaan om de schade te beperken. Ze deden a.h.w. een beroep op de meerderheid om hun partij te redden. Dhr. Van Acker, van wie de eerste verzoeningspoging was uitgegaan, poogde een contact tussen de drie partij voorzitters tot stand te brengen dat, onvoorbereid, niets opleverde. B.S.P.-voorzitter Collard bekende zich op 13 januari geslagen; hij trachtte door een pathetische tussenkomst te verkrijgen dat de partijen samen de toekomst van het land zouden bespreken en dat de eenheidswet intussen in de senaat hangende zou blijven. De socialisten hadden ook een Memorandum bekend gemaakt, zelfs door Renard ondertekend, dat ze als een wisseloplossing voor de eenheidswet voorstelden, maar dat slechts een bleek afkooksel van die wet was, en in hoofdzaak het in commissie brengen van de sociale beschikkingen der wet beoogde.
De toestand van de B.S.P. was inderdaad ver van rooskleurig. De socialisten hadden gehoopt dat de staking hun eenheid zou herstellen. Na de mislukking ervan was die eenheid meer dan ooit bedreigd. De Waalse B.S.P.-mandatarissen hadden, op een vergadering te St.-Servais op 13 januari, zichzelf als assemblée van de Waalse meerderheid uitgeroepen en een adres tot de koning gericht. Op een tweede vergadering in dezelfde gemeente stelde Renard voor, de federale structuur van het A.B.V.V. te bespreken. De A.B.V.V.-leiding en de algemene centrale van het A.B.V.V. spraken zich echter tegen een dergelijke federale structuur uit. Daarenboven begrepen de socialisten, dat ze bij de volgende verkiezingen een zware nederlaag tegemoetgingen. Ze konden hun eis, onmiddellijke verkiezingen, natuurlijk niet opgeven, maar ze zaten in het nauw met de beslissing van de meerderheidspartijen, na de goedkeuring van de eenheidswet inderdaad het kiezerskorps te raadplegen. Het derde probleem voor de socialisten was: hoe na die verkiezingen een nieuwe oppositiecrisis te vermijden? Het is een publiek geheim dat voor de stakingen een sterke fractie van de C.V.P. Gunstig gestemd was voor een a.s. coalitie met de B.S.P. Het is zeer begrijpelijk dat de socialisten naar regeringsdeelneming snakten. Maar hoe zou de C.V.P. na de verkiezingen, waarvan de uitslag er wellicht zal uitzien als een goedkeuring van het C.V.P.-liberaal bewind, ooit psychologisch een samengaan kunnen wettigen met de terroristen en revolutionairen van Renard? De tegenstanders - om
| |
| |
programmaredenen - van een C.V.P.-B.S.P.-coalitie zijn die snaar al overvloedig begonnen te bespelen.
In die moeilijkheden wendde de B.S.P., althans de meer gematigde meerderheid, zich tot P.-H. Spaak, die ze als reddende engel inriep. Na onderhandelingen verkkarde dhr. Spaak zich bereid, terug te keren naar het Belgische politieke leven. Op 31 januari nam hij ontslag als secretaris-generaal van N.A.V.O. Zal de reddende engel echter veel méér kunnen doen, dan de schade voor het socialisme in het Brusselse beperken? Hij is immers allerminst persona grata bij de clan-Renard.
De regering zou aanvankelijk de gedachte van nieuwe verkiezingen weinig genegen zijn geweest. De invloed van de partijleidingen was echter zo groot, en de argumenten pro (gunstig ogenblik, wenselijkheid de uitspraak van het parlement te laten bevestigen door een uitspraak van de bevolking, noodzakelijkheid voor een regering over ruime tijd te beschikken om het herstelprogramma uit te voeren) zo sterk, dat ze er zich weldra bij neerlegde. Op het laatste ogenblik dook nog een moeilijkheid op: de liberalen eisten ‘hun’ kieswethervorming nog vóór de verkiezingen. Even mocht men een chantagemaneuver vrezen dat de eenheidswet nog in gevaar zou brengen, maar dit scheen einde januari toch niet het geval te zijn. Ook de liberalen hebben er belang bij, een coalitie met de C.V.P. na de verkiezingen niet te bemoeilijken!
Wie echter politiek verantwoordelijkheidsgevoel heeft, zal zich op dit ogenblik minder om de partijen, dan om de toekomst van het land zelf bekommeren. In 1960 heeft dit Kongo verloren en is de wankele toestand van de financiën duidelijk aan het licht gekomen. In 1961 treedt het toe tot de Euromarkt. De eenheidswet stelde reeds de noodzakelijkheid vast, voor zes miljard nieuwe belastingen te heffen en voor tien miljard besparingen te doen; wat de verliezen ingevolge de stakingen betreft, is een ramingscijfer van negen miljard vermeld geworden.
Een belangrijk, hartstochtelijk en goed georganiseerd gedeelte van de bevolking heeft een nederlaag geleden en dreigt een onderdruktencomplex te ontwikkelen. Met al deze feiten voor ogen, zou het misdadig zijn, louter partijpolitieke berekeningen of links-rechtse reflexen te laten prevaleren vóór het nationaal belang, want het wordt een kwestie van zijn of niet-zijn. De meest-verantwoordelijke christelijk-sociale kringen zijn zich dit wel bewust. Ze beschikken over een programma dat er het land boven op kan helpen. Ze hebben dan ook ten volle gelijk, iedere binding aan één of andere partner af te wijzen, vóór de verkiezingen. Mogen die verkiezingen leiden tot de vorming van een regering - ze behoort niet tot de onmogelijkheden - die het land uit het slop kan helpen.
L. Deraedt
|
|