Op het ogenblik dat we dit schrijven, is het niet te voorzien hoe de toestand in de eerstkomende weken zal evolueren. De fundamentele aspecten van de crisis zijn echter reeds zo duidelijk aan het licht getreden, dat de verdere afloop nog weinig kan veranderen aan de onontkoombaarheid ervan. Het woord is in België thans aan de straat, en in die straattaal wordt de inzet van de Waalse arbeidersopstand dan als volgt samengevat: ‘De socialistisch-communistische coalitie wil eens en voorgoed het Vlaamse, kapitalistische en klerikale juk afschudden’. Daarmee is lapidair gezegd, welke drie diep zittende kankerplekken in het Belgisch openbaar leven hier brutaal worden aangesneden: de antagonismen tussen Walen en Vlamingen - tussen economisch en sociaal linksen en rechtsen - tussen klerikalen en antiklerikalen. Elk van deze qualificaties zou tussen aanhalingstekens dienen te staan, maar aanhalingstekens vertragen de gedachte, en de revolutionaire taal die thans in België gebruikt wordt, wil haastig spreken. De evolutie van de huidige crisis doet de verstandig regerende Belg en hopelijk ook de nuchter observerende buitenlander echter eens te meer inzien welke grove simplificaties hier in het spel zijn en tevens hoe veel moeilijker de oplossingen zijn dan sommigen zichzelf voorspiegelen. Met grote woorden zijn deze oplossingen wel aan te duiden, maar de hele kwestie is, welke inhoud een zinnig mens aan deze woorden wil geven. Die sleutelwoorden zijn: federalisme - structuurhervormingen - verdraagzaamheid.
Voor de oplossing van het Waals-Vlaams probleem, dat al lang niet meer uitsluitend gedacht wordt in termen van culturele autonomie maar steeds meer in termen van gelijkwaardige economische ontplooiing, was het federalisme tot nog toe taboe. In zijn extreme vorm, zoals het sinds lang door een beetje haastig denkende Vlaamse kringen en thans door zich vergalopperende Waalse groeperingen geëist wordt, blijft het dit nog steeds. De tegenkrachten blijven overigens geweldig sterk. Maar wie de werkelijkheid onder ogen ziet, kan niet meer ontkomen aan de noodzaak om te onderzoeken welke vorm en welke omvang van federalisering wél mogelijk en nodig zijn in het reële belang van beide volksen cultuurgemeenschappen.
Ook in de sociaal-economische structuur dringen zich grondige hervormingen op. Maar weer: welke? De scheiding tussen ‘links’ en