| |
Boekbespreking
Godsdienst
Robbers, S.J., Dr. H., Antieke wijsgerige opvattingen in het christelijk denkleven. - Romen & Zonen, Uitg., Roermond en Maaseik, 1959, 163 pp., f 16,50.
Het probleem van het opnemen of verwerpen der griekse wijsbegeerte in christelijke filosofie en theologie is de laatste jaren bijzonder actueel. Helaas wordt hierover door niet-kenners van de geschiedenis der filosofie vaak op zeer ondeskundige wijze gesproken en geschreven. Daarom was het een uitstekend idee van de auteur een boek te ontwerpen waarin de ontmoeting van ‘Jeruzalem’ en ‘Athene’ zou worden geschetst, hoeveel er nieuw is bij de christelijke denkers, hoeveel zij benutten van het ‘heidense’ denken. Duidelijk wordt aangetoond, dat ‘oud en nieuw niet onverbonden naast elkaar staan, en het woord synthese-filosofie een te ongunstige, te onvolledige benaming moet heten’ (p. 107). Dit gebeurt n.a.v. acht themata: Platonisme, Aristotelisme, Stoicisme, Participatie, Illuminatie, Ziel-Lichaamsverhouding, Natuurlijke theologie, Zijns-opvatting. De schr. gaat overeenkomstig zijn opzet vooral refererend tewerk, toont een buitengewone belezenheid en weet zo op zeer heldere en deskundige wijze zijn thesis waar te maken. Wellicht dat deze nog aan helderheid zou hebben gewonnen, wanneer nog meer expliciet was ingegaan op het thema mythos-logos, godsdienst-filosofie en zodoende ook het bijbelse denken nog meer aandacht zou hebben gekregen. Deze wens geeft echter alleen aan hoe waardevol het gebodene is, niet slechts voor filosofen en theologen, maar voor allen die zich voor dit onderwerp interesseren. Voor de overigens goed verzorgde uitgave zouden wij persoonlijk een grotere drukletter en duidelijker inhoudsopgave hebben gewenst.
J.H. Nota
| |
Rijk, C.A., Bezinning op bijbelse grond. - De Toorts, Haarlem; Heideland, Hasselt, 1959, 240 pp., geïll., geb. Fr. 140.
Met aandrang vraagt het grote publiek naar boeken die het introduceren in het mysterie van de H. Schrift. Nu is het schrijven van dergelijke werken een niet zo eenvoudige opdracht, en wel om twee redenen: de semietische denkwereld van de Bijbel is ons, Westerlingen, vreemd; en bovendien zijn wij, christenen, zelf te weinig vertrouwd met de religieuze boodschap van de H. Schrift. Juist deze tweevoudige moeilijkheid weet Prof. Rijk te ondervangen. Zijn waardevol boek is een ‘bezinning op bijbelse grond’: uitgangspunt voor zijn beschouwingen zijn de concrete ervaringen die hij op palestijnse bodem mocht opdoen en die ons als vanzelf in het bijbelse milieu inleiden. Vervolgens heeft schr. bepaalde thema's uit de Bijbel (zoals de uitverkiezing, het Land, de ar- | |
| |
men, Jerusalem, enz.) in hun ontwikkeling binnen de heilsgeschiedenis geschetst, en hun uiteindelijke vervulling in de persoon van Jesus met teksten uit beide Testamenten geïllustreerd. De beste stukken uit het boek zijn die welke vanuit een persoonlijke beleving werden geschreven (b.v. de tocht door de woestijn op blz. 30, of het laatste hfdst. over de nog steeds actuele rol van het Joodse volk in de heilsgeschiedenis). Het boek is vlot geschreven. Misschien iets te vlot, te gemakkelijk. De bezinning ontaardt wel eens in een gemoedelijk praatje, waarbij over een bepaald onderwerp de meest uiteenlopende beschouwingen worden ten beste gegeven. De aangehaalde bronnen zijn alle aan te bevelen, maar o.i. werd het aangewende materiaal niet persoonlijk genoeg verwerkt en organisch gestructureerd. Niettemin blijft het boek een aantrekkelijk geschreven inleiding tot het lezen van de H. Schrift en tot het dieper doordringen in haar religieuze boodschap.
J.-M. Tison
| |
Lammens, Joannes, o.c.d., Wakend voor God. Een boek over de Karmel. - Heideland, Hasselt, Publikatie Bergbron, Gent, 1960, 112 pp., geïll., 35 Fr.
Dit boekje ‘voor de jeugd die nog stil kan zijn’, is aantrekkelijk door zijn prestatie en door zijn humor. Het draait de jongelui geen rad voor de ogen, maar het zet hun zonder nadrukkelijkheid uiteen waar het in de Karmel om gaat. Een man die gelukkig is in zijn roeping, vertelt over de levenswijze en de spiritualiteit van zijn orde. En zijn blijmoedig verhaal maakt stil.
J. De Roeck
| |
Bouyer, Louis, Histoire de la spiritualité chrétienne, tome I, La spiritualité du Nouveau Testament et des Pères. - Aubier, Parijs, 1960, 640 pp., NF. 19,80.
Wie zich met de studie van de spiritualiteit inlaat, weet dat het vierdelige standaardwerk van P. Pourrat, La spiritualité chrétienne stilaan verouderd aandoet. Onder leiding van P.L. Bouyer verschijnt thans een nieuwe geschiedenis in drie delen. Het eerste heeft de dynamische Oratoriaan voor eigen rekening genomen. Het is bijna niet te begrijpen hoe één man alleen zulk een werk heeft aangedurfd. Met zeer veel brio, niet zonder een tikje voortvarendheid, beschrijft hij de ingewikkelde geschiedenis van de aanvangstijd tot Leo de Grote: alleen aan het oude en nieuwe Testament worden reeds een tweehonderd bladzijden gewijd (een derde in dit eerste boek). Daarin wordt het eigene van de christelijke spiritualiteit vastgelegd, met integratie van het semietische erfgoed uit het Oude Verbond. Het tweede gedeelte behandelt de patristiek met de grote religieuze problemen uit deze eerste eeuwen: gnose, monastisch leven, mystiek, liturgie en catechese. Vele verouderde gezichtspunten worden met veel vakmanschap, soms ietwat te nadrukkelijk polemisch afgebroken. Origenes en Evagrios worden meer in de katholieke ortodoxie betrokken dan vroeger het geval was, en ook pseudo-Dionysius krijgt - terecht? - een groter rol toegewezen als theoreticus van de christelijke mystiek.
J. Vanneste
| |
Poulet, Ch., Histoire de l'Eglise. Nouvelle édition revue et mise à jour par Dom Louis Gaillard. 2 dln. - Beauchesne, Parijs, 1959-1960, 305 en 447 blz.
De gunstig bekende tweedelige kerkgeschiedenis van Dom Poulet, verschenen in 1926, werd in deze uitgave lichtelijk bijgewerkt door Dom Gaillard en in een iets groter formaat en beter papier uitgegeven. Zij munt uit door klaarheid, overzichtelijke indeling en een evenwichtig verdelen van de stof over de hoofdstukken. Ten behoeve van Franse lezers heeft de bewerker vooraan bij elk hoofdstuk een beknopte kritische bibliografie van hoofdzakelijk Franse boeken ingelast; dit brengt dan mee dat b.v. voor het concilie van Florence, de enige wetenschappelijke studie: The council of Florence van Jos. Gill ontbreekt, en dat de enige degelijke geschiedenis van het Trents concilie: Geschichte des Konzils von Trient van H. Jedin, niet vermeld is, terwijl de auteur het oppervlakkige boek van Cristiani hierover durft noemen ‘la meilleure synthèse’. Dom Gaillard heeft slechts weinige hoofdstukken herzien, gelukkig die over Photius en Luther, enkele laten wegvallen, zoals over de sacramenten en de ketterijen in de primitieve kerk, maar het overgrote deel van de tekst ongewijzigd gelaten. Zeker zou een kerkhistoricus over de inquisitie, het geval Galileï, de Chinese riten, enz. nú anders schrijven dan Dom Poulet het vijfendertig jaar geleden deed. Dit stelt dan de principiële vraag of een handboek van geschiedenis, dat meer dan dertig jaar oud is, niet grondig moet herzien worden, liever dan hier of daar eventjes bijgevijld. Zoals ook Daniel-Rops deed, wijdt dit boek, in de latere eeuwen, aan Frankrijk een zeer groot aantal bladzijden. Zo biedt deze middelgrote kerk- | |
| |
geschiedenis aan de Franssprekende katholieken een overzichtelijk, betrouwbaar, wel wat braaf exposé over het verleden van de katholieke kerk. Lijsten van pausen en vorsten, een beknopt register en een uitvoerige bladwijzer achteraan zijn zeer nuttig, maar jammer ontbreken platen en, wat erger is, kaarten. Volgend jaar
verschijnt als aanvulling een fascikel over de 20e eeuw.
M. Dierickx
| |
Hoppenot, M. Ph., Vers le Royaume (Foi Vivante). - Ed. du Cerf, Parijs, 1960, 352 pp., NF. 9,90.
Mevrouw Hoppenot, stichtster en voorzitster van het in 1938 te Parijs opgerichte ‘Groupement Diocésain d'Action Catholique Féminine’ heeft na twintig jaar haar voornaamste richtlijnen en toespraken tot de beweging gebundeld, samen met een aantal meer persoonlijke beschouwingen en gebeden. De beweging richt zich vooral tot de gegoede burgerij. Centraal is dan ook het thema van de armoede: niet zozeer als onthechting van het materieel bezit, maar eerder het prijsgeven van de bezittersmentaliteit, het conservatisme en farizeïsme op elk gebied, de manie der verzekering die voor de ‘bourgeois’ zo karakteristiek is. Religieus vooral wil het leren Christus niet te willen bezitten, maar zich door Hem in bezit te laten nemen. Woordgegoochel en frase, het euvel van al te veel K.A.-literatuur, zijn aan dit boek volkomen vreemd; eenvoud, onverbiddelijke luciditeit en religieuze echtheid maken het tot een waardevolle leidraad voor al wie met het apostolaat bij de ‘bezittende klasse’ te maken heeft.
L. Monden
| |
Dewailly, L.M., O.P., Envoyés du Père. Mission et Apostolicité. - Editions de l'Orante, Parijs, 1960, 158 pp.
Sch. publiceert hier drie vroeger reeds verschenen artikelen, die als het ware een geheel vormen en niet zonder belang zijn voor de theologie en het apostolaat. Ook leken zullen de grote lijnen van deze uiteenzetting kunnen volgen en er nut bij hebben de bepaling van de missio, de zending beter te begrijpen en deze in verband te brengen met de apostoliciteit van de Kerk. De derde studie geeft de geschiedenis van het woord ‘Apostolicus’ en van zijn steeds ruimer wordende betekenis. Zeer interessant voor de semantiek is het gebruik van het woord in betrekking met de Kerk van Rome en in het middeleeuws begrip van de ‘Vita apostolica’.
J. Beyer
| |
Dohen Dorothy, Vertus du chrétien dans le monde, trad. A.M. Roguet (Coll. L'Eau Vive). - Edit. de Cerf, Parijs, 1960, 163 pp., NF. 4,20.
A.M. Roguet O.P. die ons D. Day in 1953 reeds voorstelde in de vertaling van haar eerste uitnemende werkje ‘Vocation to love’, als de hoofdredactrice van het Amerikaanse tijdschrift ‘Integrity’ zorgde opnieuw voor een voortreffelijke vertaling van het tweede boekje van haar hand ‘Journey to Bethleem’, London, 1958. Zij weet de lezer weerom mee te slepen in de levensechte - zó moeilijk te betreden en te beleven - geestelijke wereld van de katholieke leek, niet alleen bij wijze van fijn-gekruide veraanschouwelijking, maar tevens met een onweerstaanbare aantrekkingskracht, die uitgaat van een persoonlijke God-beleefde innigheid, waarin alles doortrokken wordt van Gods Liefde. Zo voert zij ons mee, tot in het hart van ónze haard én van ‘alle’ haarden, het hart van de Kerk, waarheen ‘alle’ christenen van vandaag gelokt worden, door het charisma van de ‘kleine’ ‘helden-weg’ van Teresia van Lisieux, en van haar ‘simplicité d'amour’.
H. Delva
| |
Busenbender, W., Auf ein Wort. - J. Knecht, Frankfurt, 1960, 142 pp., geb. DM. 6,50.
Rond de thema's geloof, hoop en liefde, natuur en genade, doen en zijn, sacramenten en gebed, heeft Busenbender een aantal aforismen gegroepeerd, die het waarachtig christelijke scherp willen afbakenen tegenover elke pseudo-christelijkheid. Het aforisme is een moeilijk te beoefenen literair genre: meestal is het kaf veel aanzienlijker dan het koren. Ook bij B. is er heel wat kaf van te goedkope woordspelingen en verkapte gemeenplaatsen aanwezig. Maar de proportie van rake uitspraken, scherpe diagnosen en bezonken christelijke wijsheid reikt ongetwijfeld boven het gemiddelde en maakt dit boekje tot een waardevol stimulant voor overweging en prediking.
L. Monden
| |
Dix années de travail catéchétique dans de monde au service de la formation religieuse de l'enfance. - Edit. de Fleurus, Parijs, 1960, 504 pp.
Onder leiding van F. Coudreau, Franse specialist in catechetische problemen, publiceert het Bureau International Catholique de l'Enfance deze bundel studies over 10 jaar catechetische arbeid in de
| |
| |
verschillende continenten. Afzonderlijk worden de voornaamste landen of groepen van landen behandeld. Vooral de realisaties in de U.S.A., in Ierland en in België worden uitvoerig behandeld. Een onmisbare documentatie voor al wie bij het catechetisch werk betrokken is.
J. Kerkhofs
| |
Rahner, Hugo en Karl, Bezinning en gebed. Vert. door J.P.M. van der Does pr. - Lannoo, Tielt/Den Haag, 1960, 96 pp., ing. 38 Fr., geb. 62 Fr.
De Gebete der Einkehr die hier in vertaling worden aangeboden, werden oorspronkelijk opgesteld om 's avonds tijdens een aanbidding van het Allerheiligste gezegd te worden. Komen zij misschien alleen binnen het kader van een groepsretraite onder de leiding van de paters Rahner volop tot hun recht, ook daarbuiten kunnen zij ongetwijfeld met vrucht gebruikt worden voor persoonlijk of gemeenschappelijk gebed.
J. De Roeck
| |
Müller, Dr. Aloïs, De Kerk voorwerp en grondslag van ons geloof. - 108 pp., f 2,90, Fr. 48.
Müller, Dr. Aloïs, Maria's plaats in ons geloofsleven. - 104 pp., f 2,90, Fr. 48.
Fezenmayer, Gebhard, O.F.M. Cap., Uw gesprek met God. - Romen & Zonen, Roermond, 1960, 136 pp., f 2,90, Fr. 48.
Drie smaakvol uitgegeven uit het Duits vertaalde boekjes die de lezer goede geestelijke lectuur bieden. Zij stellen aan die lezer geen al te hoge eisen en instrueren op frisse, boeiende wijze over De Kerk, de Moeder Gods en het gesprek met God. De drie onderwerpen zijn alle van grote actualiteit, de twee eerste meer in de algemeen ideologische orde; het derde raakt ieder persoonlijk, doordat de auteur iedereen tot de juiste, troostende en vruchtbare gebedswijze tracht in te leiden.
P. van Alkemade
| |
Le rôle de la religieuse dans l'Eglise. Coll. Problèmes de la Religieuse d'aujourd'hui, Ed. du Cerf. Parijs, 1960, 204 pp.
Dit verzamelwerk geeft de referaten welke gehouden werden op het derde nationaal Congres voor priesters-zielzorgers van kloosterzusters in Frankrijk. Alle referaten beklemtonen het ecclesiaal karakter van het kloosterleven: de toewijding aan God is toewijding aan de zielen in de Kerk; ze is steeds apostolisch gericht, ook in het streng monachaal leven. In het tweede, meer praktische deel van dit werk wordt de nadruk gelegd op de apostolische draagwijdte van de zelfheiliging en wordt een betere samenwerking met priester en leek in het apostolaat voorgehouden.
J. Beyer
| |
Lombardi, Riccardo, Dreifach ist der Weg gewiesen, - Pustet, Regensburg, 1960, 196 pp., ing. DM. 6,50.
Na elf uitgaven in het Italiaans en in andere talen verscheen deze verzameling radio-preken van de bekende Italiaanse volksmissionaris nu ook in Duitse vertaling.
J. Kerkhofs
| |
Literatuur
Westerlinck, Albert, Wandelen al peinzend. - Davidsfonds, Leuven, 1960, 283 pp., gen. Fr. 86.
Dat deze waardevolle opstellen in de Keurreeks werden opgenomen moet luide worden toegejuicht. Zij kunnen de kritische zin van de Vlaamse lezer alleen maar bevorderen. Van de andere kant hopen wij dat dit geen laatste en definitieve uitgave betekent. Deze opstellen verdienen een publikatie die ook gemakkelijk in het Noorden doordringt. Onder de titel ‘Problemen’ komen achtereenvolgens de katholieke roman, het cultuur-flamingantisme en de rol van de literatuur in het schoolhumanisme ter sprake; de titel ‘Figuren’ presenteert een galerij portretten van grote Vlamingen, van Gezeik tot Walschap. Ondanks een schijnbare diversiteit van onderwerpen krijgt de lezer de indruk dat de opstellen vele varianten van één fundamenteel thema zijn. Dit thema kan misschien als volgt worden omschreven: op zoek naar de (christelijke) mens in vijftig jaar Vlaams literair en cultureel leven. Met zijn gewaardeerde taalvaardigheid geeft A.W. ons de vrucht van jaren overdenking. Het meest geëngageerde essay uit deze bundel is wellicht de visie op Paul van Ostaijen.
M. De Wachter
| |
Veen, Adriaan van der, Doen alsof. - Querido, Amsterdam, 191 pp., 1960, f 7,90.
Adriaan van der Veen is niet bijster gelukkig geweest met de keuze van zijn stof voor de roman ‘Doen alsof’. Het verhaal mist natuurlijkheid en leven en is voelbaar door een zeer intellectueel auteur gecomponeerd. Het is vervelend en onwaarschijnlijk. Welk ook maar half
| |
| |
normaal meisje raakt te middernacht alleen in een obscuur kroegje, de eerste dag de beste al, in de macht van een groepje boeven? Alles speelt zich af onder uiterst goor gezelschap, homo's, nachtclubs etc. etc. De auteur is een nogal vrijpostig heer, die geen blad voor de mond neemt, waar het over bedscènes gaat. Het is jammer dat een talent als dat van Adr. van der Veen zo gemakkelijk afglijdt naar het ondermenselijke en zich verliest in psychologie en psychopathologie.
J. van Heugten
| |
Bernlef, J., Stenen spoelen. - Querido, Amsterdam, 1960, 105 pp., f4,50
De auteur van dit boekje heeft een tijd in Zweden doorgebracht, blijkbaar op het platteland. Hij geeft zijn ervaringen van en zijn kijk op deze plattelandsbevolking weer in een tiental verhalen, die te weinig pointe bezitten om als shortstories door te gaan en te weinig in elkaar gevlochten zijn om als geheel te boeien.
J.v.H.
| |
Dhomme, S., La mise en scène d'Antoine à Brecht. - F. Nathan, Parijs, 1959, 350 pp., 16 pl., NF. 9,80.
Een half historische, half betogende studie die 'n integraal overzicht belooft te geven van de regie-evolutie, doch zich hoofdzakelijk beperkt tot het Franse aandeel. Tijdens het naturalisme (Antoine, Stanislavskij) treedt de regisseur voor het eerst autonoom op, maar met het symbolisme komen theoretici op de voorgrond (Appia, Craig) die de regie van het tendenzieuze naar het louter esthetische vlak optillen (Copeau, Gémier). Alleenheersend wordt de regie tijdens de Cartel-hegemonie (Dullin, Jouvet, Baty, Pitoëff), maar deze esthetiserende overdaad leidt tot bezinning over wezen en waarde van de acteur, over de kern van het dramatisch gebeuren, over de bestaansreden van het verschijnsel theater. Kortstondige opflakkeringen van het nu dynamische estheticisme (Artaud, Barrault) brengen als reactie en resultaat een internationaal peilen naar synthese in de sociologisch gefundeerde communauteit (Brecht, Vilar). De epigram-stijl van dit boek werkt irriterend. De thesis van de auteur luidt: de regie is uit de literatuur geboren, heeft langen tijd zelfstandig gewerkt, maar wordt thans door de avantgardisten opnieuw functioneel ingebouwd in de dramatische tekst. Deze stelling wordt echter verzwakt door het feit dat de auteur een veel te grote plaats geeft aan de Brechttheorie, waarvan niet de dramatische of scenische waarde wordt beklemtoond, doch uitsluitend de ideologische. Het feit dat in bijna alle citaten fouten voorkomen is niet geëigend om ons vertrouwen in de autoriteit van S. te versterken.
C. Tindemans
| |
Eckermann, Johann Peter, Gespräche mit Goethe. Nach dem ersten Druck, dem Originalmanuskript des dritten Teils und Eckermanns handschriftlichem Nachlass hrsg. v. Prof. Dr. H.H. Houben. - F.A. Brockhausen, Wiesbaden, 1959, 831 pp., 146 buitentekst afb., geb. DM 25,80.
Het gezag en de populariteit van de trouwe Eckermann, wiens boek een van de meest gelezene van Duitsland was, waren in de laatste generatie erg getaand. De interne kritiek had immers de onbetrouwbaarheid van twee derde der gesprekken bewezen. Vreemd genoeg was het deze kritiek daarbij ontgaan dat ze de schrijver, mèt een verlangen naar succes desnoods door vervalsing, een creatief talent toeschreef, dat ver boven zijn ‘bieder’ maar beperkt karakter en boven zijn ander werk uitstak. Eens te meer schijnt de interne kritiek haar doel te zijn voorbijgeschoten en haar waarschijnlijkheid voor de werkelijkheid te hebben gehouden. Sinds de betreurde prof. Houben de notaboekjes van E. terugvond, waarin deze in 't kort de gesprekken noteerde naast de andere dingen van iedere dag, met daartussen lange perioden van depressie of onlust, waarin hij te lui was voor uitvoerige aantekeningen, blijkt niet alleen de volledige betrouwbaarheid der gesprekken, maar ook dat zeer veel niet werd opgenomen, nl. wanneer E. over onvoldoende nota's beschikte, of vreesde het gesprek niet juist te kunnen weergeven. Nooit heeft hij op eigen herinnering ‘gebrodeerd’, en hetgeen hij redigeerde, werd meestal door Goethe nagelezen (cfr. Goethes eigen dagelijkse nota's). Heeft E. zelf later misschien zijn perioden van slapheid in het noteren betreurd, wij doen het zeker, ook al ware het werk nog omvangrijker geworden. In alle geval blijkt, dat hij liever lange maanden overslaat, dan onvoldoende nota's bij te werken. Wel heeft hij chronologisch uiteenliggende gesprekken om thematische of zelfs typografische redenen samengevoegd. Dit lijkt ons echter een onbelangrijk euvel, dat de waarde van het getuigenis niet schaadt. Het meer dan 100 p. lange kritische nawoord van Houben vormt een
| |
| |
eminente handleiding voor de lezing. Een uitstekend, zeer uitvoerig register maakt deze uitgave dubbel bruikbaar.
A. Deblaere
| |
Lasker-Schüler, Else, Gedichte 1902-1943. - Kösel-Verlag, München, (1959), 440 pp., geb. DM 19,80.
Langgässer, Elisabeth, Gedichte. - Claassen Verlag, Hamburg, (1959), 230 pp., geb.
De eindelijk in één band verzamelde dichtwerken van Duitsland's grootste dichteressen dezer eerste halve eeuw, zal niet alleen Duitsland maar heel de literaire wereld welkom zijn. Voor velen is, zoals voor Benn, Lasker-Schüler de grootste dichteres. Haar poëzie treft immers meer, maakt groter indruk, enkele beelden vergeet men nooit; en toch verzwakt o.i. de magische bekoring ervan bij langere vertrouwdheid. De werkelijke betovering van deze poëzie komt van haar unieke synthese tussen het stemmingsgehalte van het Duitse en de hartstocht van een joodse beleving, in zinnelijkheid, verworpenheid, gebed, steeds omgezet in oosterse beeldenkracht. - Langgässer is klassieker. Voor wie niet met het christelijke mysterie vertrouwd is (helaas ook vele katholieken), zijn haar gedichten gedachtenlyriek: te ingewikkeld abstract. Zij wilde echter een christelijk naturalisme, intense natuurbeleving, innerlijk gelouterd en herschapen door de genade. Niet altijd is het dualisme overwonnen in een totale nieuwe eenheid: de roeping van de hele mensheid en haar hele geschiedenis volstaan er immers niet voor. De moeilijkheid van deze poëzie komt voor een christen niet van haar gedachten, maar de beelden of concrete gestalten zijn zo dicht opeengestapeld, dat zij, in plaats van elkaar de beleving aan te vullen, elkaar veeleer verdringen, zodat geen enkel in zijn volheid kan worden ‘mee-voltrokken’, doch slechts even opgeroepen wordt: vandaar de indruk van abstractie. Om zich van een beeld helemaal te doordringen, moet men het door herhaling op zich laten inwerken, zoals b.v. ook in liturgische zangen gebeurt.
A. Deblaere
| |
Hoffmann, E.T.A., Seltsame Leiden eines Theaterdirektors. Klein Zaches. Poetische Werke, Bd. 4. - W. de Gruyter & Co, Berlijn, 1958, 223 pp., geb. DM 16.
Is de dialoog over het theater zeer interessant voor de studie van Hoffmann en de romantiek, daar hij vol ironische onthechting zijn ervaringen weergeeft; de humor is naar onze smaak te dik opgelegd en de gedachtegang te omslachtig om een modern lezer te boeien. Heel anders het lange moderne sprookje Klein Zaches: een meesterwerk met merkwaardige dosering van fascinatie, afschuw, karikatuur en genegenheid, zo scherp en feilloos concreet als een droom, zonder moraliteit en toch in zijn geheel een satire op de wereld van gewichtige professoren en rationalisten. De uitgave is zeer verzorgd.
A. Deblaere
| |
Auer, Annemarie, Landschaft der Dichter. - Sachsen-Verlag, Dresden, 1960, 544 pp., geb. D.M. 10.50.
Een verzameling van natuurbeschrijvingen, samengelezen uit het werk van Duitse literatoren van alle tijden: van Walther von der Vogelweide tot Bert Brecht. De keuze was blijkbaar gebonden aan normen die niets gemeen hebben met poëtische waarden, wel met politieke en andere standpunten, zodat de bloemlezing niet representatief kan heten, tenzij voor auteurs wier ideologie met die van de uitgeefster strookt. Wanneer men deze ongelukkige vooringenomenheid terzijde laat, kan men niets dan lof over hebben voor de meesterlijke behandeling van het materiaal. De natuur, het leven der natuurelementen, de mens in de natuur zijn thema's die herhaaldelijk naar voren komen en in alle toonaarden worden bespeeld. Ondanks zijn beperktheid verdient het boek een ruime lezerskring.
M. De Wachter
| |
Simon, Pierre-Henri, Théatre et destin. La signification de la renaissance dramatique en France au XXe siècle. - Libr. Armand Colin, Parijs, (1959), 224 pp.
Acht lessen over het moderne theater, 1958-59 gegeven in het Institut d'Etudes Politiques de Parijs. De eerste handelt over de eigen waarden van het theater, de evolutie van de dramatische stijl sinds 1900, grote acteurs en theaterleiders. Daarna volgen essays over afzonderlijke schrijvers, telkens met een titel die de kern van het betoog samenvat: de tragi-komedie van Claudel; het poëtisch licht bij Giraudoux; de mislukking van de liefde bij Mauriac en Montherlant; het angstige atheïsme bij Salacrou; Anouilh en de reinheid; de ‘andere’ in Sartre's werk; Camus en de gerechtigheid.
J. Dax
| |
| |
| |
Bernanos, Georges, Dialogues des Carmélites. Etude et analyse par Joseph Boly o.s.c. - Les Editions de l'Ecole, Parijs, 1960, 134 pp.
Deze geïllustreerde handleiding kan veel dienst bewijzen bij de studie van de tekst van Bernanos en bij de bespreking van toneel, opera en film die op deze tekst steunen. De schrijver ontleedt het ontstaan van het werk, de dramatische structuur van personages en themata, de taal en de stijl. Hij plaatst het in het geheel van Bernanos' oeuvre en vergelijkt het met de novelle van Gertrud von Le Fort en met de historische gebeurtenissen die er aan ten grondslag liggen. Op het einde van het boekje wordt een goede bibliografie aangegeven en worden een aantal vragen geformuleerd die de studie kunnen stimuleren. Bruikbaar voor leraren en studenten.
J. de Roeck
| |
Geschiedenis
Victor, Mr. René, Schets ener Geschiedenis van de Vlaamse Conferentie der Balie van Antwerpen, 1885-1960. - De Vlijt, Antwerpen, 1960, 613 pp.
Een schets, zo noemt Mr. René Victor dit boek van meer dan 600 bladzijden, dat verscheen bij het 75-jarig jubileum van de Vlaamse Conferentie der Balie van Antwerpen, en van het leven en werk van deze vereniging een met monnikenijver uitgeplozen en met liefde geschreven voorstelling geeft. Aan het slot van zijn inleiding drukt de auteur de bescheiden hoop uit dat er buiten de Antwerpse balie nog ‘enkele belangstellenden’ voor deze ‘schets’ zouden te vinden zijn. Vanzelfsprekend, en bij ‘enkelen’ zal het wel niet blijven. Want deze studie, welke Mr. Victor ‘een microcosmos van de belgische politiek en van de Vlaamse beweging’ noemt, is een merkwaardige verrijking van onze historiografie. Men kan afgeschrikt worden door de omvang van het boek en door de bladzijden-lange, dorre opsommingen van voordrachten en dgl. Maar wie zich daar door heen werkt, stuit telkens weer op vele, mooie bladzijden, waarin de grote figuren uit ons politiek verleden levendig geschetst worden in het joviaal en romantisch milieu van de Antwerpse balie, en daar een directheid krijgen die men zelden meer in een historisch werk aantreft.
K. Van Isacker
| |
Buchheim, H., Edith Eucken-Erdsiek, G. Buchheit, H.G. Adler, Der Führer ins Nichts, - Eine Diagnose Adolf Hitlers. - Grote's Verlagsbuchhandlung, Rastatt in Baden, 1960, 88 blz., gekart., DM 4.80, geb. DM 6.80.
Nu de Duitsers door het Wirtschaftswunder en de dwaze denazificeringspolitiek te gemakkelijk de satanische Hitler en de onmenselijkheden van het Dritte Reich vergeten, zond de Keulse radio op 7 en 8 november 1959 vier lezingen over Hitler uit, die in dit boek gebundeld werden. H. Buchheim schildert Hitler als een politicus die zuivere machtspolitiek dreef, Edith Eucken-Erdsiek Hitler als ideoloog met demonische tendensen, G. Buchheit Hitler als generaal, die door het wensdenken de toestand nooit kon overzien, terwijl Adler, dank zij vele citaten uit Hitlers geschriften en redevoeringen, de persoon van de Führer als een materialist en valse messias op schokkende wijze ten voeten uit tekent.
M. Dierickx
| |
Historia Mundi
Ein Handbuch der Weltgeschichte in zehn Bänden, begründet von Fr. Kerk. Band IX: Aufklärung und Revolution. - Francke-Verlag, Bern, München, 1960, 560 blz., 3 krtn., geb., Zw.F. 29.80.
Aangezien het achtste deel uitsluitend handelde over de niet-Europese continenten tot 1815, sluit dit 9e deel aan bij het 7e. Velen zullen met verbazing constateren dat een geheel deel wordt gewijd aan de periode 1715-1815, terwijl het tiende en laatste deel de 19e en de 20e eeuw zal bestrijken. Na lezing van dit belangrijk deel ervaart men van hoeveel invloed de Aufklärung en de revolutie voor de totstandkoming en de ontwikkeling van onze hedendaagse wereld zijn geweest. Niet alleen hebben zij de liberale en nationale stromingen verwerkt die heel de 19e eeuw beheersen en tot op onze tijden krachtig doorwerken, en tevens, vooral in Engeland, de industriële omwenteling ingezet, die onze wereld in een goede eeuw meer deed veranderen dan in de 60 voorafgaande eeuwen is gebeurd, maar ook hebben zij de huidige cultuurtalen gevormd en de landbouw en geneeskunde, de economie en handel, het opvoedingssysteem en de rechtsverhoudingen in nieuwe banen geleid. Enkele hoofdstukken behandelen algemene kwesties, zoals de Aufklärung, de maatschappelijke en economische ver- | |
| |
anderingen, de verlichte despoten, de buitenlandse politiek, de romantiek, enz., maar de meeste hoofdstukken zijn gewijd aan de ontwikkeling van de landen afzonderlijk; aangezien Portugal en de drie Skandinavische landen behandeld worden, betreuren wij dat de Verenigde Provinciën en eveneens de Zuidelijke Nederlanden gepasseerd worden. Noteren wij nog dat de U.S.A. en de onafhankelijkheidsoorlogen van Zuid-Amerika in dit deel werden opgenomen. De degelijke behandeling door specialisten, de vernieuwde inzichten, de klare voorstelling en de geopende perspectieven op de volgende periode maken van dit boek een kostbaar bezit. Ten slotte bewijzen de 30 bladzijden systematisch geordende bibliografie en de personen-, plaats-, namen- en zaakregisters veel dienst. Met spanning zien wij uit naar het laatste deel, de bekroning van deze merkwaardige wereldgeschiedenis.
M. Dierickx
| |
Grote, Adolf, Unangenehme Geschichtstatsachen. - Zur Revision des neueren deutschen Geschichtsbildes. - Glock und Lutz Verlag, Neurenberg, 1960, 176 blz.
Dit twintigtal gebundelde artikelen is met een zekere heftigheid geschreven. De auteur is erover ontsteld dat de afschuw voor het Hitlerregime en zijn schanddaden het Duitse volk in zijn diepste lagen niet beroert. Daarom wil deze historicus zijn Duitse mede-historici ertoe aanzetten de kennis van het Duitse verleden aan een grondige revisie te onderwerpen en de Unangenehme Geschichtstatsachen de schoolgaande jeugd en de Duitse burger mee te delen. In 1740 zette Frederik II een trieste traditie in door zonder de minste juridische grond Silesië te bezetten; hij was tevens in 1772 de heilloze bewerker van de verdeling van Polen. Bismarck vooral krijgt het erg te verduren, niet ten onrechte. Door schending van de grondwet in 1862, door drie uitgelokte oorlogen in 1864-1870 vestigde hij de Pruisische heerschappij in een Grootduits rijk, en onderdrukte de zelfstandigheid van de Duitse vorstendommen en de vrijheidszin en de liberale politieke geest van de Duitsers. Is het niet treffend, zo merkte de auteur op, dat vóór 1914 de U.S.A. 33 scheidsrechterlijke uitspraken aanvaardde, Engeland 14, Frankrijk 14 en Duitsland slechts één enkele. Het verpruissischte Duitsland lokte zelf de eerste wereldoorlog uit en dat Hitler van 1933 tot 1945 zijn machtswellust uitvierde met verachten van alle gerechtigheid, weet iedereen. Het is meer dan tijd, zo meent Grote, dat de Duitsers dit verleden leren zien zoals het was, om het in zich te overwinnen; meteen zullen ze begrijpen waarom Rusland en Polen, en niet alleen zij, het wederopleven van een nieuw groot Duitsland willen voorkomen, en hierover de Oder-Neisselinie erkend willen zien.
M. Dierickx
| |
Filosofie en psychologie
Kijm, Dr. J., S.J., Psychologie. Inleiding voor zielzorgers. - Roermond-Maaseik, 1960, 218 pp.
Niemand zal ontkennen dat enige kennis van de psychologie voor de priester onontbeerlijk is. Alleen blijkt het niet eenvoudig uit te maken waarin deze kennis moet bestaan. In zijn boek ‘Psychologie’ heeft Dr. Kijm zich deze vraag gesteld én er een daadwerkelijk antwoord op gegeven. Het is ondoenlijk voor de zielzorger om de grote hoeveelheid psychologische feiten paraat te hebben, temeer omdat deze ‘feiten’ altijd nog om een interpretatie en concrete toepassing vragen. De psychologie blijft een gespecialiseerde wetenschap, ook al gaat ze over het dagelijks leven van onze medemensen. Maar dank zij het werk van deze specialisten heeft zich gaandeweg een grondhouding, een rompstand afgetekend, die van wezenlijk belang is voor een waarachtig menselijk contact, voor een deelname aan andermans bestaan. Deze verworvenheid, in veel psychologische literatuur slechts onuitgesproken aanwezig, heeft Dr. Kijm uitdrukkelijk tot uitgangspunt van zijn beschouwingen gemaakt. In het eerste hoofdstuk ontleedt bij deze psychologische grondhouding, waarbij hij tegelijk de ontwikkeling in de psychologie zelf schetst. De vruchtbaarheid van dit uitgangspunt wordt dan gedemonstreerd door de beschrijving van een aantal menselijke bestaanswijzen, nl. het verwachten, de crisis, de angst en de rust. Hierbij gaat het niet primair om een verzameling objectieve feiten maar om een invoelend verstaan van het bestaansontwerp van de ander. Een uitvoerig hoofdstuk wordt gewijd aan de diepte-psychologie van Freud en Jung, die uit het huidige denken niet meer is weg te denken. Als weergave voortreffelijk, hadden we in dit hoofdstuk toch ook graag een meer uitgewerkte stelling- | |
| |
name van de schrijver zelf aangetroffen. De kern van het boek wordt dan gevormd door een beschouwing over het contact met de medemens in de belangeloze belangstelling; het is in feite een indringende analyse van het zich-geven. Een aantal kortere aantekeningen over de
verscheidenheid van de mensen, over de storingen in het normale bestaan en over de schuldige mens ronden het werk af. Dit boek is voor zielzorgers onmisbaar. Het wijkt duidelijk af van de vele psychologische populariseringen, die de specialistische literatuur op maat willen snijden voor de niet-ingewijden door de vaktaal te vervangen door aangepaste voorbeeldjes. Het is er Kijm niet om te doen, de zielzorgers weer eens een psychologisch handboek in zakformaat aan te bieden; hij wil hen slechts, met behulp van het beste wat de huidige psychologie hen te bieden heeft, bewust maken van de houding waarin hun pastorale praktijk kan gedijen. Misschien kan in een volgende uitgave een geannoteerd literatuuroverzicht worden toegevoegd. Maar de grote verdienste van deze ‘Psychologie’ blijft, dat het de zielzorger leert hoe hij de gespecialiseerde literatuur dient te verstaan en te gebruiken. Daarom is het een fundamenteel boek.
H. van Luijk
| |
Heinemann, Fritz, Die Philosophie im XX. Jahrhundert, Eine enzyklopädische Darstellung ihrer Geschichte, Disziplinen und Aufgaben. - Ernst Klett Verlag, Stuttgart, 1959, XII + 600 blz., DM 34,50.
Bedoeling van deze ‘encyclopedie’ is niet alle wetenswaardigheden bijeen te brengen omtrent de hedendaagse filosofie, maar wel leek en vakman te oriënteren omtrent de diverse stromingen, hem deze beter te doen verstaan vanuit deze tijd, zodat hijzelf zijn keuze kan maken en beter de eigen plaats vinden in de chaos van heden. De hoofdredacteur Heinemann gaat hierbij tewerk volgens het princiep der ‘alternativiteit’, d.w.z. hij verwerpt een absolute waarheid, absolute metaphysiek (ontologie) en geeft daarvoor in de plaats verschillende mogelijkheden in kentheorie, metaphysica, ethica. Dit beduidt, meent hij, geen relativisme, omdat de waarheid steeds als regulerend princiep aanwezig blijft. Het eerste gedeelte is historisch (chinese, indische, westerse filosofie in opeenvolgende stadia), het tweede gedeelte systematisch. De hoofdredacteur neemt vele secties voor zijn rekening, maar naast hem vinden we vele uiterst deskundige medewerkers, b.v. Duyvendak, Wilpert, Epping, Spämann, Feys, Fränkel enz. enz. Uiteraard zijn deze het niet alle eens met het standpunt van de hoofdredacteur of met elkaar, zoals ook de recensent weer zijn bezwaren heeft, maar deze in dit korte bestek moeilijk naar voren kan brengen. Als geheel echter is dit een zeer waardevol werk waarmee o.i. vooral de vakman zijn voordeel zal kunnen doen.
J.H. Nota
| |
Chevalier, Ch. Le, La confidence et la personne humaine (Philosophie de l'Esprit). - Aubier, Parijs; Edit. Universelle, Brussel, 1960, 404 pp., ing. Fr. 222.
De ‘vertrouwelijke mededeling’ is een normaal verschijnsel van het menselijk samenzijn. Het vertoont een zekere verwantschap met vele andere fenomenen, b.v. het getuigenis. Het veronderstelt talrijke psychologische gesteltenissen als het kunnen geheim houden, de terughoudendheid, de schroom, (la pudeur), de angst en anderzijds het vertrouwen, de vriendschap. Zij is een fenomeen of liever een gave van hetgeen de schrijver noemt: ‘la consciene effusive’, het a.h.w. overlopende bewustzijn. De confidentie vertoont een groot aantal zowel authentieke als niet authentieke vormen, b.v. het getuigenis, de bekentenis, de ‘biecht’, ofwel het overdragen, de list, het stratageem. Al deze vormen van het bewustzijn worden breedvoerig ontleend en door talrijke literaire en filosofische citaten geïllustreerd. De definitie van de confidentie luidt tenslotte als volgt: zij is een bedoelde of in haar hogere vormen een spontane, maar steeds een vrije openbaring van het ‘intieme leven’ of het ‘private leven’ van een persoon. Zij wordt gekenmerkt door een zekere historiciteit en plaatst ons in de noodzakelijkheid deze geschiedenis opnieuw te beleven en ze met ons eigen verleden met begrip te confronteren (p. 161). In het tweede deel worden de literatuur (b.v. ‘het dagboek’) en de schilderkunst als openbaringen van de intimiteit van de schrijver en de kunstenaars besproken. Dit boek munt niet zozeer uit door de diepte van de filosofische blik of de kracht van de synthese, als wel door de knappe verwerking van een enorme belezenheid en een grote zorg voor de literaire afwerking. Deze fenomenologie van de confidentie ligt ongetwijfeld in de lijn van de grote Franse psychologische schrijvers.
F. De Raedemaeker
| |
| |
| |
Ducot, Cl., Présence et absence de l'être (Philosophie l'Esprit). - Aubier, Parijs, 1960, 192 pp.
In dit beknopte boek vindt de enigszins filosofisch gevormde lezer een oorspronkelijk doorgedacht systeem van de hedendaagse fenomenologie, zoals Heidegger die opvatte. Het is een filosofie van de interioriteit, die zich een eigen logica tracht op te bouwen, los van elke objectieve, wiskundige of natuurkundige kenniswijze. Deze logica is ‘incantatoire’, want de fenomenologische zijnservaringen (de echte ontologie) kan slechts worden meegedeeld bij wijze van een aansporing, om zelf de fenomenologische ervaringen van het zijn, het ik, het lichaam, de anderen, de wereld, de ethiek enz. mee te maken en te ervaren. De schrijver gaat echter verder dan Heidegger, ten minste dan de Heidegger van Sein und Zeit, daar hij in zijn fenomenologische inductie (of deductie?) doortast tot aan de persoonlijke God en zelfs tot de mogelijkheid van de openbaring der H. Drievuldigheid. Zo is dit boek geworden tot een christelijk georiënteerde fenomenologie, die het bestuderen waard is.
F. De Raedemaeker
| |
Hentig, Prof. Dr. Hans von, Die Kriminalität des homophilen Mannes. - Ferd. Enke Verlag, Stuttgart, 1969, pp. 182, D.M. 22.
Op zijn iets minder omvangrijke studie over ‘Die Kriminalitlät der lesbischen Frau’ (1959) liet de auteur de onderhavige volgen in dezelfde trant. Hij ging voornamelijk biografisch en descriptief te werk, verzamelde zijn materiaal uit wetenschappelijke, historische en belletristische literatuur, en betrok hierin ook statistische gegevens. Zijn eigen aanvullingen van lacunaire justitionele rapporten imponeren wat speculatief. Het overgrote deel van de besproken delicten ligt op het gebied van de moord. Over de aetiologie van de homophile openbaringen wordt door von Hentig niet getheoretiseerd; evenmin spreekt hij over prognose en therapie. Wat hij brengt is een zeer boeiende ordening van feiten in het licht van cultuurhistorie en levensgeschiedenis: ‘Uns interessiert nur jene Sphäre bloszer Neigung und versteckter Uebung, auf deren tropenheiszem Boden eine weitere Straftat keimt’. Opmerkenswaard is nog, dat de term ‘homophilie’ al jaren geleden op voorstel van de auteur in de sexuele psychopathologie werd geïntroduceerd en inmiddels in zwang is geraakt.
J.J.C. Marlet, zenuwarts
| |
Thiemann, Dr. Emil, Die affektiven Psychosen. - Ferd. Enke Verlag, Stuttgart, 1960, 184 pp., D.M. 20.
Uitgaand van Margarethe Eberhardt's ‘relationale Weltbegriff’ - neergelegd in Erkennen, Werten, Handeln (Hamburg 1950, 1952, 1956) - ontwerpt de auteur een theorie over de ontstaanswijze van wat hij noemt affectieve psychosen, en vindt aan een groot patiëntenmateriaal haar stelling bevestigd, dat ‘psychogene Störungen entstehen bei Negativwertigwerden der Gesamtfunktion (Betätigen und Erleben) des Menschen’. Deze affectieve psychosen zullen door vele psychiaters gerekend worden tot de manisch-de-pressieve equivalenten, maar dan wel tot dezulke met duidelijke psychoreactieve elementen. Hoewel de schrijver de endogene determinant bij deze psychotische beelden niet ontkent, hecht hij toch meer waarde aan de psychogene allure, en acht hij - naast medicamenteuze en elektrotherapie - de psychotherapeutische benadering van groot belang. De onderhavige studie is een bijdrage tot de beweging in de psychiatrie om de pseudo-accurate diagnostische omlijning der ziektebeelden te slechten en de psycho-pathologische openbaringen multiconditioneel te interpreteren. Tevens rekent de schrijver af met de dualistische ziektenleer door zich te scharen achter de relationele waardenleer van M. Eberhardt. De uitgewerkte casuïstiek levert een genoegzame illustratie van Thiemann's bedoelingen. Dit waardevolle boek worde aan psychiaters en psychologen ter lezing aanbevolen.
J.J.C. Marlet
| |
Bollnow, O.F., Existenzphilosophie und Pädagogik. Versuch über unstetige Formen der Erziehung. (Urban-Bücher, 40). - Kohlhammer Verlag, Stuttgart, 1959, 160 pp., f 10. -.
Uitgaande van de discontinuïteit in het menselijk bestaan, zoals deze bijzonder door de existentiefilosofie onder de aandacht is gebracht, heeft Bollnow in dit boekje enkele momenten van het opvoedkundig handelen belicht, waarin de continuïteit van een regelmatig verlopende beinvloeding doorbroken wordt. Zo komen ter sprake het geestelijk wekken, het vermanen, het raadgeven, de ontmoeting, het wagen en het mislukken. Telkens komt hierbij tot uiting, hoe de opvoeder door de inzet van zijn gehele persoon het kind moet bijstaan te komen tot rijker verwerkelijking van zijn bestaan. Dit is een waar- | |
| |
devolle studie voor de uitbouw van het pedagogisch denken, welke echter te eenzijdig is georiënteerd op de opvoedkundige situatie in het onderwijs.
J.M. Kijm
| |
Paulus, Martha, Edith Stein. Aus Leben und Werk. - Schnell & Steiner, Leben und Werk. - Schnell & Steiner, München-Zürich, 1960, 101 blz., D.M. 6.80.
De eerste 42 bladzijden van dit werkje worden gewijd aan het leven van Edith Stein waarbij de kern goed wordt geraakt. Het resterende gedeelte bestaat uit enige fragmenten van haar werken op wijsgerig en theologisch (spiritueel) gebied. Een goede inleiding voor wie Edith Stein, de Joodse filosofe en Carmelites die in Auschwitz omkwam, nog niet kennen. Voor deze introductie was een verwijzing naar de uitgave van haar werken bij Herder-Nauwelaerts niet overbodig geweest.
J.H. Nota
| |
Hagiografie
Lacordaire, H., Vie de Saint Dominique. Présentation par M.-D. Chenu, o.p. - Les Editions du Cerf, Parijs, 1960, 280 pp., NF. 8,70.
Henri Lacordaire, de eerste officiële conférencier in Notre-Dame te Parijs, was ook de eerste Franse Dominicaan van de 19e eeuw; en zijn Vie de Saint Dominique gold als de geloofsbrief van de innoverende orde. Daarvoor had de schrijver zich in de 13e eeuw met haar noden en spanningen intens ingeleefd; in die tijd plaatste hij dan de grote ordestichter en hij beschouwde het als de eigen plicht dezelfde apostolische geest in de 19e eeuw te vernieuwen. Op die wijze kon geen technisch-verantwoorde biografie ontstaan; maar zulk een confrontatie, zulk een ingaan op de innerlijkste geest waar men allerintiemst mee gemoeid is, komt uit een een historische creatie die haar waarde behoudt. En we begrijpen de Franse Dominicanen, die, bij het naderend eeuwfeest van Lacordaire's afsterven (1961), diens stichtingswerk willen doen herdenken.
Em. Janssen
| |
Jouhandeau, Marcel, Philip Neri. Vert. - J.P. Bachem, Köln, 1960, sh. 130, D.M. 9.80.
Dit boek bevat allereerst een treffende karakterizering van de H. Philippus Nerius, de vrolijke en olijke Florentijn, die vroeg naar Rome kwam en daar heilig werd. Hij was daar jarenlang een soort straatfiguur, die iedereen aanklampte en een praatje met hem maakte, een beetje clownesk, maar een mysticus in het verborgene. Jouhandeau schrijft over hem met fijn begrip en sympathie, zò dat de wonderlijke man in levenden lijve voor ons staat.
J. van Heugten
| |
Gorree, G., Au delà du Père de Foucauld. Le Père Peyriguère, vie et écrits spirituels. - Parijs, Ed. du Centurion, 160 pp., 8 pl., NF. 6,15.
Te Bordeaux in 1883 geboren, in 1906 priester gewijd, heeft deze volgeling van Ch. de Foucauld jaren lang tot aan zijn dood in april 1959 onder de Berbers van Midden-Atlas geleefd. Dit werk biedt ons een korte biografie aan en uittreksels uit zijn geschriften. Deze teksten, hoe mooi ook, zullen wellicht enkele lezers ontgoochelen. Ze missen iets van de kracht waarmee R. Voillaume de leer van de Foucauld heeft uiteengezet voor mensen van onze tijd.
J. Beyer
| |
Kunst en cultuur
Wentinck, Charles, De Nederlandse schilderkunst sinds van Gogh. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1960, 80 foto's 167 pp., f 14.90.
Voor wie belang stelt in de vaderlandse schilderkunst heeft Ch. Wentinck een goed inzichtbiedend boek geschreven, dat een overzicht geeft over de schilders der laatste decennia. De leek staat tegenwoordig begriploos t.o. de creaties der schilders; Wentinck tracht nu in te leiden tot en verheldering te geven van het non-figuratieve en abstracte, wat in de schilderwereld gemeengoed is geworden. Een keuze reprodukties van 80 schilderijen, die de tweede helft van het boek vullen en voortreffelijk zijn uitgevoerd, verduidelijken de tekst, Wentinck schrijft uitstekend, bezit het inzicht en het aanvoelen van de vakman en maakt veel duidelijk zonder te populair te worden. Onder de vele boeken en boekjes, die over de hedendaagse plastische kunsten geschreven worden, lijkt mij dit een der meest aanbevelenswaardige, een objectief gehouden en betrouwbare inleiding.
L. Vermolen
| |
| |
| |
Elkin, R., The Stories behind Music. - Dennis Dobson, Londen, 1960, 152 pp., geb. sh. 10/6.
De ondertitel van dit boek geeft goed de bedoeling van schr. weer: ‘A Handbook of Orchestral Programme Music’. De idee is niet kwaad, en schr. is gelukkig niet in een overdreven romantisme vervallen, een gevaar dat bij ‘programmamuziek’ niet denkbeeldig is. Hij geeft de toelichtingen bij deze muziek in een zo beknopt mogelijke vorm, en beperkt zich zoveel mogelijk tot de ‘background’ welke de componist zelf van zijn werk heeft gegeven, of tot het overnemen van de gedichten die aanleiding waren tot het componeren van een bepaald stuk. De meest bekende werken worden niet vermeld, daar schr. van de veronderstelling uitgaat dat die geen toelichting meer behoeven (b.v. Griegs Peer Gynt-suites). Engelse componisten nemen meer plaats in dan zij waard zijn. De muziekliefhebber kan uit dit werkje wel zijn nut trekken: het is altijd prettig de voorgeschiedenis van een compositie te kennen vooraleer men ze beluistert.
A. Grammens-Sandoz
| |
Landen en volken
Baeck, L., Economische Ontwikkeling en Sociale Structuur in Belgisch-Kongo. - Centrum voor Economische Studiën, Leuven, 1959, 332 pp., ing. F. 300.
De auteur, docent aan de Univrsiteit Lovanium, levert in deze studie een interessant inzicht in de wijze waarop de door de kolonisatie ingevoerde kapitalistische enclave-economie de economische ontwikkeling van Kongo, (enigszins eenzijdig) heeft gestuwd en vooral hoe deze ontwikkeling haar effecten spreidt op de inlandse economische activiteiten en op de traditionele sociale structuren. De betekenis van dit werk ligt o.i. vooral in de inter-disciplinaire, sociologisch-economische benadering van het probleem. Men begrijpt immers niets van de onderontwikkeling noch van de dramatische evolutie in Kongo, indien men geen zintuig heeft voor sociologisch-kwalitatieve elementen. Dit brengt de auteur ons in dit goed geschreven werk bij, vooral in hoofdstuk VII, waar de wijzigingen in de gesalarieerde sector en de dynamiek van de sociale differentiatie in de steden worden behandeld. Slechts zelden verlaat de auteur de analytische toon om een oordeel uit te spreken over het kolonisatiewerk. Maar de lezer leert aanvoelen hoe het kolonialisme, dikwijls zonder slechte bedoelingen, sociologische processen heeft veroorzaakt die leiden zouden tot een scherp nationalisme en tot de ontreddering van de Afrikaanse mens.
S. Plasschaert
| |
Hostelet, G., Le problème politique capital au Congo et en Afrique noire. - Inst. de Sociologie Solvay, Brussel, 1960, 253 pp., ing. Fr. 240.
Een overbodige waarschuwing, dat deze uitgave niet bepaald in de lijn ligt van het huidig Solvay-Instituut, dient als inleiding op dit nieuwe werk van de gewezen directeur van hetzelfde Instituut, in koloniale kringen reeds bekend om zijn tweedelig werk L'Oeuvre civilisatrice de la Belgique au Congo de 1885 à 1953. De stelling van de auteur komt samengevat hierop neer, dat de Kongolezen, en de Afrikanen in het algemeen, intellectueel en moreel niet rijp zijn voor de Westerse politieke en economische democratie. Of ze het ooit zullen worden, door wie en volgens welke criteria dit zal uitgemaakt worden, zijn vragen die men had willen behandeld zien. Zijn thesis impliceert zonder meer dat de democratische staatsvorm, en nog wel zoals hij in West-Europa beoefend wordt, het ideale staatsbestel is voor de Afrikaanse landen! Het hele betoog zou aan overtuigingskracht gewonnen hebben ware het zakelijk en nuchter gebleven.
W. De Craemer
| |
Varia
Landschoot, Lieven van, c.p., Zusters getuigen. - Levensroeping, Kortrijk, 1960, 126 pp., 30 Fr.
In een omzendbrief aan zusters werden drie vragen gesteld: 1. over haar verwachtingen voor haar intrede; 2. over de vervulling van die verwachtingen; 3. over het wezen van het kloosterleven. Tweehonderd zusters stuurden een antwoord. Het valt de lezer niet altijd gemakkelijk zich rekenschap te geven van de werkelijke betekenis en draagwijdte van deze getuigenissen, o.m. omdat zij in alle opzichten anoniem gehouden worden en omdat praktisch elk persoonlijk element achterwege blijft. Misschien zou men in een verwoording van de religieuze beleving wel meer temperament en meer uitstraling wensen, zoals die reëel bestaan bij de beste onder de kloosterlingen.
J. De Roeck
| |
| |
| |
De Jong-Keesing, Elisabeth, Van Amstel tot Jangtse. - Querido, Amsterdam, 1960, 159 pp., f 4,50.
Mevrouw de Jong-Keesing heeft met twee reisgezellen een min of meer officieuze reis door China gemaakt en vertelt hierover in dit boekje op boeiende en intelligente wijze. Zo objectief mogelijk tracht zij alles waar te nemen en te beoordelen.
J.v.H.
| |
Zo zijn ze.... Een onderzoek naar de belangstellingssfeer van Zwolse middelbare scholieren. Met een voorwoord van Prof. Dr. W. Banning en illustraties van Zwolse leerlingen. (Publikatie no. 4 van het sociologisch instituut der Nederlandse Hervormde Kerk). - Boekencentrum, 's-Gravenhage, 1960, 116 pp., f 4.90.
Dit boekje bevat een verslag van een enquête en een aantal interviews ingesteld bij de oudere leerlingen van de protestantse en openbare middelbare scholen in Zwolle. Men stelde dit onderzoek in om na te gaan, of de dalende belangstelling voor met de kerk in verband staande activiteiten een indicator was voor een afwijzen der jongeren van het Evangelie. De voorzichtig gestelde conclusies verdienen belangstelling en waardering om het respect en de openheid voor de jeugd, waarvan zij getuigen. De illustraties, waarop werkstukken van leerlingen zijn weergegeven, geven een indruk van hetgeen een prijsvraag onder deze scholieren op het gebied van vrije expressie opleverde.
J.M. Kijm
| |
Dale, van, Groot Woordenboek der Nederl taal. 8ste druk, aflev. 16 en 17, 1960, f 3, - per aflev.
Deze afleveringen van Het Groot Woordenboek behandelen het woorden van ‘stekezot’ tot ‘veelpotig’ en daarmee nadert langzamerhand de voltooiing van deze herziene en sterk vermeerderde achtste druk. Deze Van Dale is inderdaad een goudmijn van Nederlands taalbezit.
R.S.
| |
Kampmann, Theodorich, Erziehung und Glaube. Zum Aufbau einer christlichen Pädagogik, München, Kösel-Verlag, 1960, 147 pp.
Sterk terminologisch uitgebouwd, panoramatisch en toch diepgaand en genuanceerd is deze studie over de christelijke pedagogiek. Het is er schr. vooral om te doen, tussen het onderwijs, dat met de dingen bezig is, en de opvoeding, die vooral haar aandacht wijdt aan de mens zelf, nog een derde terrein te doen erkennen: dat namelijk waar beide polen van de pedagogiek hun grenzen ervaren en overstijgen naar God toe. Schrijver geeft aan deze derde tak de naam Ueberführung. Deze moeilijk te vertalen term komt neer op het meegeven van een zin voor het transcendente. In een eerste fase sluit Ueberführung aan bij de ervaring van ontmoeting en groeit uit tot natuurlijke Godservaring. Door contact met bovennatuurlijke openbaring komt deze zin voor God en het goddelijke in een tweede fase tot volledige ontplooiing. Strikt genomen handelen alleen pp. 95-110 en 140-142 over het geloof in de opvoeding. Ook het overige verdient als algemeen-pedagogische synthese, vooral omdat het vele verwarringscheppende termen zeer precies omschrijft en genuanceerd gebruikt, oprechte waardering.
J. Verbeke
| |
Herderbücherei: 56, Berve, H., Blütezeit des Griechentums, 248 pp.; 58, Andres, St., Der Reporter Gottes, 136 pp.; 61, Barthelmess, A., Gefärhliche Dosis?, 190 pp.; 62, Bochenski, J.M., Wege zum philosophischen Denken, 126 pp.; 64, Goerres, I.F., Das Grosse Spiel der Maria Ward, 174 pp.; 66, Waggerl, K.H., Das Jahr des Herrn, 190 pp.; 67, Nell-Breuning, O. von, Kapitalismus und gerechter Lohn, 192 pp.; 68, Hyde, D., Wem werden sie glauben?, 190 pp.; 69, Berve, H., Spätzeit des Griechentums, 214 pp.; 70, Schneider, R., Die dunkle Nacht, 124 pp.; 71, Dempf, A., Meister Eckhardt, 190 pp.; 73, Ringenkuhl, E., 666 Anekdoten, 192 pp.; 74, Holthaus, H., Nach Diktat verreist, 126 pp.; 75, Chesterton, G.K., Der Stumme Ochse. Ueber Thomas von Aquin, 140 pp. - Herder-Verlag, Freiburg, 1960, D.M. 2,20.
Naast vier nummers die reeds in Nederlandse vertaling bestaan (64, 66, 68, 75), brengt de Herder-Bücherei ons weer een aantal waardevolle herdrukken: het tweede en derde deel van Berve's Griechische Geschichte (56, 69), de Eckhardt-studie van Alois Dempf (71), de tragische novellenbundel van Reinhold Schneider, Die dunkle Nacht (70), een reeks religieuze radio-hoorspelen in reportage-vorm van Stefan Andres (58) en een humoristisch dingetje van Holthaus (74), die op weg is de Duitse Bomans te worden. Bij de vier deeltjes die voor het eerst in deze reeks verschijnen, noteren we vooral twee studies door specialisten met wereldfaam: een
| |
| |
uit een reeks radio-toespraken ontstane inleiding tot de filosofie door Bochenski, en een bundeling van artikels van O. von Nell-Breuning over kapitaal en loonsvorming (62, 67); daarnaast een verzameling van 666 anekdoten door Ringenkuhl (73) en een werkje van Barthelmess over de gevaren die de moderne techniek voor een gezonde erfelijkheid meebrengt (61).
L. Monden
| |
Buchheim Kalender für das Jahr 1961. - Buchheim Verlag, Feldafing.
Wonderen van smaakvolle samenstelling en technisch volmaakte uitvoering zijn de verschillende kunstkalenders van de Buchheim Verlag te Feldafing. Ein Chinesischer Blütengarten bevat dertien prachtige kleurplaten van de Chinese kunstenaar Chi Pai Shih, alle in origineel formaat. Psalm aus Licht und Farbe biedt een dertiental afbeeldingen van beroemde gekleurde ramen uit de grote Europese kathedralen. Blumen und Vögel aus China tonen ons een ander dertiental gekleurde houtsneden van Chi Pai Shih in kleinere uitvoeringen. De Picasso-kalender geeft in dertien reprodukties van zijn schilderwerk een overzicht van Picasso's ontwikkeling. Deze kalenders, met artistieke hand ontworpen en samengesteld, zijn modellen van fraaie wandversiering. De twee eerst genoemde meten 43 bij 30,5 cm, de Picasso-kalender 31 bij 23 cm, de derde 24,5 bij 17 cm en kosten respectievelijk 9.80 DM, 9.80 DM, 4.80 DM en 6 DM.
L. Vermolen
| |
Ducoin, Georges, Pour une économie du bien commun selon la doctrine sociale de l'Eglise (Théologie, 5). - Lethielleux, Parijs, 1960, 144 pp., NF. 6,90.
De auteur, priester en ingenieur, synthetiseert de pauselijke sociale leer in de vorm van een pastoraal breviarium. Door een aangepaste tekst-commentaar verduidelijkt hij geleidelijk het begrip van het bonum commune, sleutelstuk van de encyclieken. Voortdurend wordt de heilzame spanning tussen de rechten van de persoon en die van de gemeenschap op een geschakeerde wijze voorgehouden.
J. Kerkhofs
| |
Delcourt, Jacques, Familie et civilisation urbaine (Etudes Sociales, 33-34). - La Pensee Catholique, Brussel, 1960, 152 pp.
In de huidige geïndustrialiseerde stads-beschaving wordt het gezin aan vele zijden onder druk gezet. De studieleider van het Centrum voor socio-godsdienstig onderzoek (Brussel) analyseert zwakheid en kracht in de toestand der gezinnen. Tot besluit stelt hij een grotere samenwerking tussen de gezinnen voor, die hun efficiënte verdediging op het politieke vlak tot resultaat moet hebben. Vooral in de bladzijden over ‘une politique en faveur des consommateurs’ zullen de verantwoordelijken in de gezinsorganisaties nuttige perspectieven vinden.
J. Kerkhofs
| |
Trëvor Hughes, H., The Piety of Jeremy Taylor. - Macmillan, London, 1960, 182 pp, 25 sh.
Taylor (1613-1667) is een der bekendste geestelijke schrijvers van de Engelse Staatskerk. Zo groot is zijn reputatie dat velen niet of nauwelijks beseffen waar deze op rust, en dan is het tijd zich af te vragen of de inhoud van zijn werken dan wel een traditionele opvatting omtrent de waarde hiervan zulk een reputatie stut. De methodistische dominee die deze studie schreef, tracht de lezer van het eerste alternatief te overtuigen; het resultaat is echter dat de enigszins theologisch gevormde lezer aan het tweede niet langer kan twijfelen. Taylor is te veel kind van zijn tijd en van zijn Kerk dan dat hij tot de klassieke geestelijke schrijvers gerekend kan worden. Theologisch is hij even beperkt als zijn tijdgenoten; als deze is hij ook te moralistisch ingesteld, zodat zijn vroomheid te veel een kwestie is van vrome gewoonten. Het mystieke element vindt hier nauwelijks een plaats. Nu geeft deze jongste studie geen gelukkige leiddraad. Zij is al te systematisch opgebouwd en is te exclusief op zoek naar een straf systeem in Taylor's geestelijke leer. Waar nog bij komt dat schrijver's eigen theologische inzichten vrij oppervlakkig blijven. Het geheel wordt gepresenteerd als opzettelijk wetenschappelijk, hetgeen op den duur irriteert. Bijzonder waardevol kunnen we deze studie niet vinden.
W Peters
| |
Pocketboeken
Prisma-boeken. Het Spectrum, Utrecht.
André MAUROIS, De erfenis van Koningin Victoria. - Maurois schrijft hier de geschiedenis van Engeland onder Eduard VII.
| |
| |
Edward A. STRECKER en Kenneth E. APPEL, Psychologie van het dagelijks leven. - Twee Amerikaanse psychologen schrijven hier over driften, emoties, psychische mechanismen etc. etc.
P.G. WODEHOUSE, De avonturen van Sally. - Voor de liefhebbers van het genre een nieuwe Wodehouse, luchtig en grappig.
Robert PAYNE, Het goud van Troje. - Voor de zoveelste maal wordt hier het altijd spannend avontuur van Heinrich Schliemann verhaald.
Mignon G. EBERHART, De vrouw op de achtergrond. - Een spannende en uiterst ingewikkelde criminele roman, goed van schriftuur en structuur.
H. BROWN, Opmars zonder genade. - Het verhaal van een landing op de Italiaanse kust tijdens de laatste oorlog, zeer nuchter maar spannend verteld.
R.S.
| |
Aula-boeken. Het Spectrum, Utrecht.
Prof. Dr. P. GEYL, Noord en Zuid. Eenheid en tweeheid in de Lage Landen. - f 1,90.
Een rijke bundel essays van de vitale historicus over hèt levensprobleem van Geyl, Noord- en Zuid-Nederland.
R.W. SOUTHERN, De opkomst van het avondland. - Vert.
Een boeiend werk over het ontstaan der middeleeuwse wereld in West-Europa, f 2,50.
M.L. WIJVEKATE, Verklarende statistiek. - Wat is de waarde en betekenis van statistieken? Deze ‘verklarende statistiek’ behandelt de vraag en licht de lezer in over kansberekening, kansverdeling, conclusies uit steekproeven etc., f 1,90.
Alfred SAUVY. Het bevolkingsvraagstuk in de wereld. - Vert.
Een boek over een precair onderwerp. De demograaf Sauvy brengt helderheid in kwesties, waarover nog veel onzinnigs gedacht, gezegd en geschreven wordt. Hij houdt zich buiten het theologische aspect en spreekt slechts als wetenschapper. f 2,25.
| |
Pocket-Salamanders. - Querido, Amsterdam.
Thomas RAUCAT, Het eerbiedwaardige uitstapje. - Herdruk van een nogal pikant en weinig stichtelijk verhaal, dat zich afspeelt in de geisha-wereld van Japan.
Herman HEYERMANS, Droomkoninkje. - Een herdruk van het treffende verhaal over een kind.
John STEINBECK, De verdoolde bus. - Eveneens een herdruk van een der zeer realistische romans van Steinbeck.
R. NIEUWENHUIS, Bij het scheiden van de markt. - Een bloemlezing uit de Nederlands-Indische letterkunde van 1935 tot heden.
| |
Elsevier-pocket
L. COTTRELL, De stier van Minos. - Een geïllustreerd relaas van de opgravingen en vondsten der laatste decennia op Creta en te Mycene. 1960, 234 pp., f 2,90.
| |
List Bücher. Paul List Verlag, München. Taschenbücher. D.M. 1.90.
Wolfgang WEYRAUCH, Ich lebe in der Bundesrepublik. - W. Weyrauch heeft een 15-tal Duitse Schriftsteller gevraagd hun mening over de B.R. te zeggen. Zij doen dit met zeer openhartige kritiek. Het is echter een gezonde kritiek, waarmede de leidende figuren hun voordeel kunnen doen.
Georg KAHN-ACKERMANN, Trost der Reben. - Een wijn-brevier zou men dit boekje kunnen noemen, waarin de auteur vertelt over de wijnbouw en zijn typische verschijnselen in de landen van Europa. Beide boeken zijn Originalausgaben.
Karl GREBE, Militär Musik. - Een Duits musicus verhaalt hier zijn oorlogsondervindingen als militair van 1941 tot 1945.
Hans FEHR, Emil Nolde. Ein Buch der Freundschaft. - Herdruk van een werkje over de Duitse schilder Emil Nolde.
Christoffer HODDER WILLIAMS, Kettenreaction. - Een boeiend verhaal over beschadiging van levensmiddelen door uitstralingen, veroorzaakt door atoomonderzoek.
Wera PANOVA, Serjosha. - De roman van een kleine jongen door de bekende Russische schrijfster.
| |
Zonnewijzer-pocket. - Het Spectrum, Utrecht.
Dr. N.G.M. van DOORNIK, Het geloof van de katholiek. - Deze derde druk is een om- en bijgewerkte uitgave van wat men een klein geloofsencyclopedietje, op zeer praktische grondslag, zou kunnen noemen.
R.S.
|
|