Streven. Jaargang 14
(1960-1961)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |||||||||||
Le Corbusier
| |||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||
lang niet alle beantwoord. Ondertussen is de belangrijkheid van zijn visie als stedebouwer wel algemeen erkend en hebben talrijke scheppingen, overal verspreid over de wereld, zijn naam tot een begrip gemaakt, al zijn de discussies daaromtrent nog altijd gaande en zullen zij beslist weer opleven als binnenkort een herziene en uitgebreide uitgave van zijn boek over de menselijke vestigingen het licht zal zien. Le Corbusier is er aan gewend geraakt dat over hem en zijn werk de debatten niet van de lucht zijn; meer nog, hij speelt graag met hen die zijn meningen niet delen en hij ziet kans met zijn bijzondere spot en ironie de tegenstanders voor goed tegen zich in het harnas te jagen. Sommigen noemen hem de profeet van de nieuwe tijd, anderen aarzelen niet hem het woord ‘volksmisleider’ toe te voegen. De laatste jaren pas zijn de ogen van de wereld steeds meer op deze driftige, hoogmoedige en dichterlijke architect gericht, nadat voor een deel zijn ‘Unité d'Habitation’ in Marseille kon worden verwezenlijkt, nadat hij ook in 1950 een begin had gemaakt met de uitwerking van de plannen voor Chandigarh, de nieuwe hoofdstad van de Punjab in Indië, en hij in 1955 van de Franse regering de opdracht kreeg nog andere unités te bouwen naar het voorbeeld van Marseille en Nantes. Vóór deze periode kreeg hij in kringen, die zich daarvoor interesseerden, een veelgeroemde naam, toen hij de bedevaartskapel van Notre Dame du Haut in Ronchamp bouwde, met als raadsman naast zich de Dominicaan Couturier in het kader van het ‘Renouvellement Religieux’Ga naar voetnoot1). | |||||||||||
De moderne stadLe Corbusier woont in Parijs, de stad die hem zeer na aan het hart ligt, ondanks het feit, dat hij haar niet goed gebouwd noemt. Vele van zijn bouwkundige ideeën en visies zijn in de Franse hoofdstad tot stand gekomen, omdat deze stad, naar zijn mening een slecht geplande agglomeratie van huizen en nog eens huizen, hem de weg heeft gewezen naar een moderne, nieuwe en bij onze tijd horende architectuur. Toen hij in 1907, nauwelijks levenslustiger en uitgelatener dan nu met zijn 72 jaar, als Charles Edouard Jeanneret, zoals de eigenlijke naam luidt die hij van zijn Zwitserse ouders kreeg, in de omgeving van Florence een heuvel beklom, waarop de kartuize van Ema is gebouwd, schreef hij: ‘In dit landschap van Toscane heb ik een moderne stad gezien. Ze ligt op een heuvel en bekroont deze. Zij vormt het schoonste silhouet in het landschap, een krans van monniken-cellen. Ik geloof, dat ik nooit | |||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||
meer een zó goede interpretatie van het wonen zal vinden. Deze “nieuwe” stad stamt uit de vijftiende eeuw. Haar indruk is een lichtend visioen en zal mij nooit meer loslaten’. De harmonie, die hij bij deze kartuize had gezien leek hem zo volmaakt, dat het bezoek aan Ema zeer beslissend is geweest voor de verdere ontwikkeling van de ideeën van Le Corbusier. De kracht van deze ideeën ligt in de vindingrijkheid en fantasie en in zijn goed aanvoelen van de mogelijkheden van de moderne technieken. Een van de grote vragen, die hij zich blijft stellen en waarvoor hij ook een oplossing heeft, is: hoe kunnen wij ontsnappen aan de duizend en één plagen, die de grote stad haar bewoners oplegt? Hoe verwezenlijken met moderne technische hulpmiddelen, dat in de opeenhopingen, die wij steden noemen, de natuur haar plaats krijgt en behoudt, hoe het landschap ongeschonden bewaren en toch bijeen wonen omdat een maatschappelijke ordening dit nu eenmaal eist? De consequenties van een grote hedendaagse stad bestaan meer uit plagen dan uit plezieren. Le Corbusier blijft geloven, dat hij de nadelen tot een minimum kan beperken. Maar niet door ‘huizen’ te blijven bouwen volgens de overlevering en de gewoonten van land of volk, want dat woord heeft hij uit zijn woordenboek geschrapt; hij spreekt al jaren over ‘wooneenheden’ en om zijn tegenstanders op de kast te jagen over ‘woonmachines’. Daar hebben zij hem dan ook voldoende op aangevallen. | |||||||||||
Als nieuw klinken zijn woordenDe zesde oktober 1887 werd Le Corbusier, wiens officiële naam dus Charles Edouard Jeanneret luidt, in La Chaux-de Fonds geboren. Zijn vader en grootvader waren graveurs, zijn moeder een musicienne. Reeds vroeg komt zijn tekentalent duidelijk uit en hij wordt op zijn 14e jaar tot de Ecole d'Art toegelaten. Als hij nauwelijks 18 jaar oud is krijgt hij de opdracht voor een der bestuursleden van de school een villa te bouwen. Met het geld, dat hij hiermee verdiende, gaat hij reizen maken en hij komt sterk onder de indruk van de kracht van de Duitse beweging (Josef Hoffmann, Peter Behrens en Heinrich Tessenow). In 1917 verhuist hij echter voorgoed naar Parijs. Dan breken zich alle indrukken, opgedaan in het avondland aan de drempel van een nieuwe tijd, baan als een een hevig werkende vulkaan. Hij schildert, tekent, ontwerpt en schrijft vooral. In 1922 verbindt hij zich met zijn neef Pierre Jeanneret. Hun architectonische en vooral stedebouwkundige studies zijn vastgelegd in het ‘Plan pour une ville contemporaine de trois millions d'habitants’. Hij schrijft: ‘eerlijk, optimistisch, vasthoudend, ondernemend en ook | |||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||
opgewekt zijn wij aan het werk gegaan. Daar wij geen lucratieve doeleinden nastreven, hebben wij nooit een compromis willen aanvaarden. Integendeel, wij wijden ons aan creatieve studie, die vreugde schenkt. In ons atelier in de Rue de Sèvres komen geestdriftige en vurige jongelieden bijeen uit alle landen en werelddelen. Die prachtige hulp van jongeren stelt ons in staat onbaatzuchtige plannen uit te werken, die misschien eens van nut zullen zijn om de hedendaagse maatschappij haar nodige outillage te geven’. Idealisme dus van de bovenste plank. In wat voor tijd Le Corbusier deze bijeenkomsten organiseerde, moge het volgende gebeuren duidelijk maken. Op een dag in 1909 was de leraar voor bouwkundige constructie aan de Academie voor Schone Kunsten van Parijs ziek. Hij werd vervangen door de hoofdingenieur van de Metro in Parijs. ‘Mijne heren, ik ga deze paar lessen, buiten het gewone programma, wijden aan de nieuwe constructiemethodes, die samengevat kunnen worden onder de term “gewapend beton”’. Hij kan niet verder gaan: gefluit, geschreeuw, lawaai! Hij is verslagen. De leerlingen roepen: ‘houd je ons voor aannemers!’ Daarop begint hij, ge-
Het schema van een zogenaamde horizontale stad; zo laat Le Corbusier het afdrukken in zijn boek over de moderne bouwkunst: ‘Les Trois Etablissements Humains’. De opzet is rechtlijning, typisch voor de bouwmeester. Links heeft hij de aan- en afvoerwegen voor de industrie aangegeven; er zijn drie soorten: rivieren, kanalen en spoorwegen. In verbinding staat daarmee het complex van industriegebouwen, kantoren en werkruimten. Deze noodzakelijke gebouwen liggen tamelijk geïsoleerd. De ligging heeft verschillende voordelen. Allereerst ten opzichte van de aan- en afvoerwegen; vervolgens zullen de bewoners van de eigenlijke stad, uiterst rechts, geen hinder ondervinden van geluid, rook en onzuivere lucht. Van en naar de werkruimten loopt een weg tot aan de woongelegenheden. Deze weg gaat onder de rijksweg door. Deze verkeersweg ligt in een gordel van groen. Evenals de woonblokken en allerlei andere gebouwen, die in een stad aanwezig moeten zijn. Geen verkeer komt de rust verstoren; er zijn veel wandelpaden aangelegd, sportvelden, tuinen en met de aanplant van struiken en bomen is men niet karig geweest. De nieuwe zienswijze omtrent stedebouw is groeiende. Urbanisatie is een woord geworden dat ons beter in de oren gaat klinken en het aanvankelijk verzet, dat vooral voortkwam uit behoudsgezindheid, klinkt steeds zwakker. Het probleem van de moderne huisvesting staat, dank zij de visie van Le Corbusier, voor een goede mogelijke oplossing. Het is bij zo'n netelige kwestie van het allergrootste belang een voorvechter te hebben die een belangrijk spoor nalaat, waarop de bouwers van onze eeuw met succes gezet kunnen worden.
| |||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||
met de beschrijving van Middeleeuwse houtconstructies! Hoe Le Corbusier tot zijn idealisme gekomen is, schrijft hij in een tekst, die nu reeds dertig jaar oud is. Maar als nieuw klinken zijn woorden ons in de oren. Alleen een waarlijk geniaal iemand kan hierin rotsvast geloven, kan er dus ook sterk voor uitkomen en zal dan eveneens trachten zijn ideeën te verwezenlijken. ‘In mijn 18e jaar heb ik een huis gebouwd, met veel zorg en een menigte van.... roerende details. Dat huis was waarschijnlijk afschuwelijk, maar vrij van architectonische routine. Vanaf dat ogenblik was ik overtuigd dat een huis wordt gebouwd met materialen en arbeiders en dat het dan van de platte grond en de ruimteverdeling afhangt of men slaagt of niet. Ik heb een afschuw gekregen van schools onderwijs, van recepten, heilige huisjes. De menselijke scheppingen bereiken op zekere dag een onbetwistbare klaarheid; zij vormen systemen. Dan worden zij wetmatig ingedeeld en eindigen in musea. Dat is hun dood. Maar de nieuwe vondst komt op en zet weer alles op het spel. Stilstand is onmogelijk. Het einde van een mens is niet het einde van de architectuur. Nieuwe generaties komen. Zij klimmen zo maar op je schouders en zonder hun springplank dank je te zeggen, vliegen zij uit om op hun beurt het idee verder te dragen. De moderne architectuur staat aan het begin, is net geboren. Zij zal zich verwijderen van de wegen, waarop zij zich bevindt. Dingen, die wij ons niet kunnen voorstellen in de tegenwoordige omstandigheden, zullen morgen verschijnen. Laten wij ons niet bezorgd maken om het heden, het is slechts de morgenstond van een nieuwe tijd’. Die morgenstond, zo geestdriftig aangekondigd, bleek ook een afschuwelijke wereldoorlog in zich te verbergen, waartegen uit de aard der zaak Le Corbusier niet op kon. Maar toch zegt hij vijftien jaar later: ‘Er is in de wereld een grote behoefte aan harmonie. Alle beschikbare creatieve krachten moeten worden gemobiliseerd, anders bouwen wij de aarde vol rommel, waar wij de schoonheid van het reeds bestaande hadden moeten inschakelen’. Hoe zwaar de tegenwerking bij de verwezenlijking van zijn ideeën ook is geweest, hij is niet van die ene weg afgeweken, die hij al vroeg had uitgestippeld, en voor het eerst begrepen, toen hij plotseling in Toscane die ‘stralende’ stad had gezien. Menigeen zou met zijn staat van dienst en met zijn resultaten een rustige levensavond willen hebben. Le Corbusier, die al vele publikaties op zijn naam heeft staan, zal binnenkort, zoals reeds boven gezegd werd, een opnieuw bewerkte uitgave publiceren, die uitsluitend zal gaan over de menselijke vestigingen op aarde. Tijdens de laatste wereldoorlog zag dit boek in beperkte oplage het licht. Hij werkte toen intens samen met L'Ascoral, | |||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||
een door hem begeesterde groep van constructivisten, die voorstaan de vernieuwingen in de architectuur door te geven (L'Ascoral: Assembleé de Constructeurs pour une Rénovation Architecturale). Hij kreeg noodgedwongen de kans voor lange tijd met een grote groep medewerkers zich terug te trekken en de hele waaier van de moderne bouwkunst te ontvouwen. Als Le Corbusier wordt gevraagd, wat eigenlijk het wezen van het boek is, zegt hij: ‘Ziet u, ik ben een experimenteel type en ik sta buiten elke filosofie; ik zoek iedere dag weer voor iedere situatie van het moment de daaraan gelijkwaardige oplossing; het is best mogelijk dat er de volgende dag een andere oplossing wordt gevonden’. En verder over het boek sprekend: ‘Het betreft hier eigenlijk een volkomen omgewerkte uitgave van Les Trois Etablissements Humains uit de oorlog. Nooit hebben geld noch hoogmoed onze onderzoekingen verknoeid. Daarvoor houden wij te veel van de architectuur. Ik zie de bouwkunst, en dat toon ik ook aan met schema's, tekeningen en ontwerpen, slechts als de doorwerking van een synthese die, als zij was zoals zij zou moeten zijn, de mens zou ontlasten van verschillende tegenstrijdigheden, van verschillende van zijn zorgen en die een zekere harmonie zou moeten bewerkstelligen’. En hij voegt er aan toe: ‘Deze architectuur, voorkomend in Les Trois Etablissements Humains, is een edele vorm, die alles omvat; in het geheel gezien is het een ideaal, dat opgeroepen is naar aanleiding van de acht miljoen mensen, die in de omgeving van Parijs, mijn tweede vaderstad, onder zulke vreselijke omstandigheden leven. En wat nu in dit boek beter en meer volkomen is uitgedrukt, is het resultaat van twintig-dertig jaar studeren, reizen, kijken, en geen utopische gedachte of luchtspiegeling’ | |||||||||||
Grote activiteitIn 1944 kan Le Corbusier naar Parijs terugkeren in zijn oude atelier en daarmee begint een uiterst intensieve architectonische activiteit. Hij wordt in 1946 uitgenodigd mee te werken aan het opstellen van de plannen voor een UNO-paleis te New York. De grote opdrachten komen voor de bouw van de Unité in Marseille, voor Chandigarh in India en voor de bouw van verschillende woonhuizen in Ahmedabad, terwijl het succes in Marseille opdrachten voor andere Unités met zich meebrengt. Op de in 1957 te Berlijn gehouden internationale architectuurtentoonstelling is hij vertegenwoordigd met een Unité d'Habitation van 400 woningen, een middelpunt van ‘Inter-Bau’. Ondanks zijn intensieve activiteit als stedebouwkundige neemt de schilderkunst een steeds groter wordende plaats in zijn scheppende arbeid in en de laatste | |||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||
jaren wendt hij zich ook tot de beeldhouwkunst. Zijn opvatting van de moderne mens, als een nomade, die naar het hem te pas komt van de ene woning naar de andere verhuist, brengt hem ertoe zich ook met het wandtapijt bezig te houden, de ‘wandversiering van de Nomade’, die bij het rondtrekken kan worden meegenomen. Le Corbusier heeft in de loop van de laatste tientallen jaren een groot aantal eerbewijzen ontvangen. Wij noemen hier slechts de titel van doctor honoris causa aan de universiteit van Zürich, het Légion d'Honneur en de medaille van verdiensten van Koningin Elisabeth. Hij heeft in de loop van de tijd ook zeer veel tentoonstellingen gehouden, o.a. dikwijls in Parijs, Zürich, Minneapolis, Amsterdam, Den Haag, Lyon en Innsbruck. | |||||||||||
Altijd de toekomstHij praat, schrijft en ontwerpt steeds nog naar aanleiding van de steden van de toekomst. Wij kunnen zijn gewijzigde uitgave van Les Trois Etablissements Humains dan ook wel zien als een soort samenvatting van wat hij in zijn stormachtig leven voet voor voet heeft ontdekt, bevochten en verworven. Het zijn vooral de gevolgtrekkingen, die hij nu publiceert. Het merkwaardige hierbij is, dat er wezenlijk niets of bijna niets is veranderd aan zijn theorieën, ook al beweert hij graag dat hij elke dag ‘un pied devant l'autre’ zet en een vijand is van alle schoolsheid. Maar hij is toch ook weer zo hard, dat hij de feiten onder ogen durft zien. Hij gaat te werk vanuit een bestaande situatie; geen dogma's en dan het leven er naar inrichten. Een van zijn sterkste kanten is, dat hij zich niets aantrekt van zijn vele bewonderaars, noch van zijn tegenstanders. Hij ziet het als een feit, dat aan het stempel, dat hij op een belangrijk gedeelte van de moderne architectuur heeft gedrukt, niemand voorbij kan gaan. Hij vindt dit vanzelfsprekend, zoals hij zijn visie op woningbouw en stedebouwkunde een logisch gevolg noemt van wat vorige generaties aan vuile was hebben achter gelaten. Van de andere kant neemt hij met een feilloze zekerheid die elementen uit de cultuurhistorie, die de tand der tijden sterk hebben weerstaan. Natuurlijk komt in zijn geschriften een regen van slagzinnen, poëtische uitspraken en kernachtige gedachten voor. Het zijn steeds variaties op wat hij al eerder heeft gezegd: ‘Je zult onder bomen zijn, midden in grasgazons, gezonde lucht. Bijna geen geluid. Mijn stad is drie, viermaal dichter bevolkt dan nu, de afstanden zijn dus ook drie, vier maal korter’. In het overigens afgekeurde plan voor de herbouw van Parijs, - alleen het Louvre zou mogen blijven staan - grote consternatie en verontwaardiging - vertelt hij, dat de Parijzenaar in zijn | |||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||
nieuwe stad geen drie uur per dag nodig zal hebben om naar en van zijn werkkring te gaan. Hij is een man, die elke verspilling wil tegengaan. Verspilling van tijd: afstanden dus kleiner; van materiaal: de moderne techniek dus inschakelen; van landschap: hoogbouw dus, van zuivere lucht: industrieën op afstand van de wooneenheden. De gebouwen van zijn ‘stralende’ stad beslaan slechts vijf tot tien procent van een stadsdeel. ‘Dat is de reden waarom je in een park zult wonen’, zegt hij ergens letterlijk. De wooneenheden, die overal op de wereld naar zijn opvattingen zijn gebouwd, wegen ruimschoots op tegen de plannen en theorieën, die hij, overal eens weerstanden oproepend, nooit heeft kunnen verwerkelijken. Het pleit voor hem, dat deze bezeten man, met enorme kwajongensstreken, materieel helemaal geen gefortuneerd man is. Daarvoor is hij, geloof ik, een te groot artiest, die eigenzinnig kan zijn als een klein kind, die rustig Duitse opdrachtgevers laat zitten omdat hij geen enkele concessie wil doen, die men in Marseille tijdens de bouw van de Unité een halve gare noemde, omdat hij trachtte bomen op het dak van het gebouw te planten. Er is een imposante opsomming te geven van de gebouwen die Le Corbusier heeft gebouwd. Het is des te meer verbazingwekkend, daar het, naast woonhuizen, overwegend grote gebouwen zijn, waarbij men mag veronderstellen, dat de ontwerper ze niet zo maar even heeft geschetst, maar ze heeft uitgewerkt volgens de hoogste bouwkunstige eisen. Deze vitale scheppingsdrang heeft hem in zijn leven geen moment rust gegund en volledig bezit genomen van zijn wezen. Hij trekt nog steeds een spoor door de geschiedenis van de moderne architectuur. Zijn onvermoeibare onderzoekingsgeest dwingt hem steeds weer tot uiteenzetting der grondbeginselen van de hedendaagse architectuur en stedebouw in de vorm van schriftelijke en getekende studies en experimenten. Het is onmogelijk in een paar woorden daarover te schrijven. Kort samengevat zouden wij kunnen zeggen, dat de basis van Le Corbusier's stedebouwkundige visie met de wereldstad ten nauwste is verbonden. Waarheen leidt de ontwikkeling? Steeds meer mensen worden zich er sterker van bewust, dat de stadsbewoners terug willen naar de menselijke maatstaf, naar de stad als uitdrukking van de ik- en jijverhoudingen tussen zijn bewoners. | |||||||||||
Bevlogen techniekWanneer wij het gezicht van Le Corbusier bekijken dan zien wij heel duidelijk de sporen van de strijd, die hij heeft moeten voeren om enigszins zijn ideeën ingang te doen vinden. Wat dit betreft is er een zeer grote gelijkenis tussen hem en Gropius of F.L. Wright. Slechts | |||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||
fanatisme en bezetenheid verleenden de kracht, die nodig was om niet in de middelmatigheid ten onder te gaan. Hij heeft geweten wat het wil zeggen dertig jaar lang in eigen land verbannen te worden. Le Corbusier heeft vele eigenschappen, die hem geschikt maken de problemen van de stedebouw met kracht te lijf te gaan. Hij is schilder, beeldhouwer, architect en stedebouwer met de visie van een dichter. Hij heeft de technische werkwijze van onze eeuw omgevormd tot een artistiek uitdrukkingsmiddel. Wij kunnen daarbij verschillende punten opsommen. Het lijkt een droge lijst, maar zij bevat in woorden wat in de laatste tientallen jaren in steeds volmaakter plastische vorm incidenteel verwezenlijkt kon worden.
De ongrijpbare figuur van Le Corbusier heeft zich nog niet voor het laatst uitgesproken. Misschien zullen wij nog veel van hem horen; zo niet, dan zal zijn laatste boek over de menselijke vestigingen op aarde van grote waarde zijn voor de instandhouding van gedachten en visies van deze meester. |