| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Schoonenberg, S.J., Dr. P., Het Geloof van ons Doopsel, Derde deel, De Mensgeworden Zoon van God. - L.C.G. Malmberg, Den Bosch, 1958, 258 pp., f 9.50, Fr. 140.
De providentiële verdieping en verruiming van het theologisch denken in verscheidene landen doet overal, ook bij leken, de vraag oprijzen naar een dogmatiek, die hiermede rekening houdt, en de vele nieuwe inzichten in enkele delen samenvat. De ‘Gesprekken over de Apostolische Geloofsbelijdenis’, zoals P.S. zijn werk erg bescheiden aandient, mag zeker tot het beste gerekend worden van wat in deze tijd als theologische synthese geschreven werd. In het vorig deel had S. de Persoon van Christus bestudeerd, zoals deze zich openbaart in de Schrift. Dit deel wordt geheel gewijd aan de klassieke Christologie, de leer nl. van Jesus Christus, als één Persoon in twee naturen. Terecht wil S. geen speculatieve studie leveren van de Christologie als van een abstract probleem dat in zich zelf en als voor zich zelf wordt onderzocht De zeer uitvoerige studie van het getuigenis van de Schrift in het vorige deel had hem reeds ruimschoots de gelegenheid gegeven Christus gelovig te beschouwen, zoals Hij zich aan ons heeft laten kennen, in wat men noemt een heilshistorisch perspectief. Dit perspectief wil hij geenszins loslaten, zoals dit zo dikwijls gebeurt in de speculatieve theologie. Daarom ligt de klassieke leer over Christus, zoals deze zich heeft ontvouwd in de grote Concilies en bij de beste theologen, gevat tussen een inleidend en een besluitend hoofdstuk, waarin de heilshistorische plaats en rol van Christus uitvoerig tot zijn recht komt. Men kent de werkwijze van S. Zij is wel uniek te noemen. Niet alleen wordt het gronddogma verklaard, maar van uit deze theologische interpretatie zal hij vele andere aspecten uit het christelijk leven toelichten, als de Mariologie, de maagdelijkheid, het heil van de heidenen, het heil van de stoffelijke wereld. Elke ontwikkelde leek zal er een verantwoording in vinden van zijn geloof in een taal die hij verstaan kan, priesters een herhaling van hun seminarielessen, maar verrijkt met vele nieuwe
aspecten, en voorgesteld van uit een moderne denkwijze. Ten slotte zullen theologen, vooral in de voetnoten, technische suggesties ontdekken, die tot verder nadenken uitnodigen.
P. Fransen
| |
Fiolet, O.F.M., Dr. A., Verdeelde christenen in gesprek. (Oecumene. Bijdragen tot wederzijds begrip, nr. 1). - Uitg. P. Brand N.V., Hilversum, 1959, 152 pp., f 5.90.
De oecumenische achtergrond, die de besprekingen van het komend Algemeen Concilie zeker zal beïnvloeden, wekt uiteraard de belangstelling naar de stand van zaken op het gebied van het oecumenisch gesprek. Het boekje van pater Fiolet geeft hierin een uitstekende oriëntatie. Een eerste deel tekent de ontwikkeling van de oecumenische gedachte in het gesprek der niet-katholieke kerken vanaf de stichting van de Wereldraad der Kerken. In een tweede deel wordt nader ingegaan op de belangrijkste verschilpunten tussen katholieken en niet-katholieken (met name de protestanten). Een hernieuwde theologische bezinning heeft geleid tot een herwaardering van de Reformatie bij ons katholieken, waarin de positieve kanten ervan duidelijker zijn geworden. Deze herwaardering heeft geleid tot een heroriëntering van het katholieke antwoord aan de Reformatie, dat weer de mogelijkheid heeft geopend tot een oecumenisch gesprek. Op knappe wijze worden de meest belangrijke geloofswaarheden behandeld vanuit het hedendaags theologisch denken, dat vele aanknopingspunten oplevert voor het oecumenisch gesprek. Wij persoonlijk zouden alleen niet graag zo gemakkelijk spreken over ‘zondige’, ‘vervallen’, ‘verworden Kerk’, maar liever van ‘het diepe verval van het kerkelijk leven’ (p. 92). Maar ook zonder dat men het met alle details eens hoeft te zijn, zal men door dit boekje uitstekend georiënteerd worden inzake de huidige stand van het oecumenisch gesprek. Waardevol zijn ook de verwijzingen naar verdere literatuur, na iedere paragraaf toegevoegd. S. Trooster
| |
| |
| |
Oecumenische Bijdragen. Algemeen Concilie en oecumenisch streven bij de Orthodoxe Kerken. Verslagboek van de Oosterse Studiedagen onder auspiciën van het Apostolaat der Hereniging gehouden te Nijmegen op 19 en 20 januari 1960. - Uitgave van het ‘Instituut voor Byzantijnse Studies’ der paters Assumptionisten te Nijmegen, 1960, 326 pp., f 2.50.
Dit speciaal-nummer van ‘Het Christelijk Oosten en de Hereniging’ (jg. 12, nr. 4. april 1960) bevat drie studies over de Concilie-gedachte in de Oosterse Kerk. Dr. W.C.H. Driessen behandelt ‘Het Oecumenisch Concilie in de oude Kerk’ in een sterk gedocumenteerd bibliografisch overzicht, dat de belangstellende lezer een schat van gegevens levert voor een verdere studie. Prof. Dr. P. Zacharias O.F.M.Cap. geeft enige recente gegevens over ‘De herenigingsconcilies van Lyon en Florence’. Dr. J.G. Remmers schrijft meer in het algemeen over ‘De conciliaire gedachte in de oosterse Orthodoxie’. Tenslotte wordt deze interessante oriëntatie gecompleteerd door 'n artikel van Drs. E. van Montfoort A.A. over het ‘Oecumenisch streven in de Orthodoxie’. In het licht van het komend Algemeen Concilie leesbaarheid inboet.
S. Trooster
| |
De Boeken van het Oude Testament; Deel V, Boek I. Kronieken door Dr. A.v.d. Born. - J.J. Romen en Zn., Roermond, Maaseik, 1960, 270 pp., f 10.20 en f 11.50.
Een overzichtelijke inleiding, waarin karakter, bedoeling en theologische inhoud van de Boeken der Kronieken uitvoerig worden uiteengezet, naast andere wetenswaardigheden welke een voorbereiding vormen op een vruchtbare lezing van dit stuk H. Schrift. Verder een zeer nauwkeurige en rustige vertaling begeleid door een zeer erudiet commentaar. Aan de hand van deze goed verzorgde uitgave kan men zich langzaam aan een duidelijk inzicht verwerven in de persoon en de tijd van de schrijver der Kronieken, een tijd van teruggrijpen op de bloeitijd van Israël. Wij zien hoe de hagiograaf de vroegere grootheid in herinnering roept en tekent in zijn meest ideale verschijning als expressie van Jahweh's aanwezigheid bij zijn volk; hoe hij ook de zonden tekent als reden van verval en verwijdering. Zo verlevendigt hij het roepingsbewustzijn in een tijd van meer gekanaliseerde godsdienstigheid en van een geduldige vroomheid welke te weinig meer weer van de macht en wonderdaden Gods. Misschien ligt de nadruk in de commentaar iets te veel op de idealiserende tendens van de hagiograaf - welke inderdaad onderstreept moet worden - en te weinig op de grote nood van de Joodse gemeenschap, niet alleen om weer overtuigd te worden van haar exclusieve legitimiteit als erfgenaam van Israël en de waarachtige eredienst, maar ook om God voor zichzelf weer in levende en werkzame nabijheid te vinden en zo zich ondanks haar vernedering bewust te zijn van een roeping t.o.v. andere volkeren, hoe deze dan ook gedacht wordt. Met bewonderenswaardig geduld heeft Dr. v.d. Born aan zijn werk nog vele tabellen toegevoegd met geslachtslijsten, zoals deze in Kronieken en parallelplaatsen voorkomen. Zo krijgen wij een kijk op wat het Joodse volk aan genealogieën bezat. Ook de werkkracht van de commentator blijkt uit de regelmaat waarmee de verschillende delen van zijn hand verschijnen. Daarvoor moeten wij hem zeer erkentelijk zijn.
H. Suasso
| |
Stallaert, L., Van vrijheid en geloven. - Uitg. P. Brand N.V., Hilversum, 1960, 134 pp., geb. f 5.90.
In korte, goed geschreven hoofdstukjes wordt niet zozeer het begrip vrijheid uitgewerkt alswel levende suggesties gegeven voor het concrete leven in de echt christelijke vrijheid. En juist daarom werkt dit boekje zo bevrijdend op de lezer. Op de achtergrond weet men een soliede filosofische opvatting over de vrijheid, zodat men zich graag en met groot vertrouwen overgeeft aan de leiding van deze gids naar de ware vrijheid der kinderen Gods. De behandelde stof is in twee delen verdeeld ‘Vrijheid’ en ‘Geloven’; het tweede deel snijdt echter geen nieuw onderwerp aan, maar gaat door op de gedachten in het eerste deel. Jammer is de vergissing in het 6e hoofdstukje uit het tweede deel, waarin een gebedje uit de mystieke literatuur van waarschijnlijk de 15e eeuw ‘gekraakt’ wordt. Schr. schijnt het overigens alleen in een corrupte versie te kennen. Verder een mooi en prettig leesbaar boekje.
S. Trooster
| |
Sante, pr., J.J. van, God in zijn geheimen. - H.J. Dieben N.V., Den Haag, 220 pp., f 6.90.
God in zijn geheimen is een eigenaardig gebedenboek. In korte gebeden, aanspraken tot God, wordt heel de theologie over God, de Drievuldigheid, etc. verwerkt. De bedoeling is werkelijk de bidder de theologische waarheid, het theologisch geheim te doen kennen en beseffen. Daardoor zijn het zeer substantiële, zeer mannelijke gebeden geworden. Daardoor komt echter ook de devotie des harten een beetje in het gedrang. De gebruiker van dit boekje zal zijn theologische kennis en inzichten ongetwijfeld verrijkt zien en de weg tot God vergemakkelijkt.
P. van Alkemade
| |
| |
| |
Sales, Franciscus van, Inleiding tot het devote leven. - Paul Brand, Hilversum, 1960, 411 pp., f 8.90.
Hans Berghuis, die een paar jaar geleden een goed boek over Franciscus van Sales schreef, heeft nu het onsterfelijke Introduction à la vie dévote met zorg en smaak vertaald en Paul Brand heeft het boekje met evenveel zorg en smaak uitgegeven. De spiritualiteit van de ‘devote humanist’, die Franciscus van Sales was, zou onze tijd nog wel eens bijzonder kunnen aanspreken. Berghuis heeft een vertaalmethode gevolgd die zeer aanvaardbaar is, een zekere vrijheid van weergave die de zin van het oorspronkelijke nooit ontrouw wordt. Het handige boekje, in dundruk, laat zich bijna als een pocket hanteren.
J. van Heugten
| |
Marijsse, O.C.D., Antonius, Mystiek als Christusbeleving; Christus' Mensheid als voorwerp van beschouwend gebed bij de H. Joannes van het Kruis en de H. Teresia. - Paul Brand, Hilversum, 1960, 15,5 × 23, 94 pp., f 4.90.
De geestelijke zieleopgang van de eenvoudige meditatie tot aan de mystiek volgend, zoals deze door St.-Jan van het Kruis in zijn werken is uiteengezet, toont S. aan dat in heel deze ontwikkeling de persoon van de Godmens een centrale plaats blijft innemen. Weliswaar behandelt de H. dit probleem praktisch niet ex professo, maar men vindt het bewijs voor schrijvers stelling als men de leer van de grote mysticus in zijn geheel beschouwt. De opvattingen van St.-Jan staan dan ook niet in tegenstelling tot die van de H. Teresia, maar stemmen, zoals S. in een tweede onderdeel laat zien, daarmee geheel overeen. Mij dunkt, dat het boekje een weinig moeizaam geschreven is, vooral de eerste helft ervan. Voortdurend herhaalt S. wat hij gaat zeggen en ook de stijl laat soms te wensen over: p. 19: het heeft belang even na te gaan, p. 20: we moeten ‘even onze aandacht wijden’, p. 25: als we even nagaan, p. 28: dat willen we nu bondig toelichten. Fraai is ook niet een zin als deze: ‘Dit betekent evenwel nog niet, dat de figuur van de Godmens op die bepaalde trappen van de mystieke opgang, in wier verband we deze laatste uitlatingen vinden, de persoon van Christus in Zijn H. Mensheid in het bewuste gezichtsveld van de ziel moet worden geacht’. Even weinig fraai is een vertaling van een tekst van S.-Jan: ‘Degene die God tegenwoordig wou vragen stellen....’ (11). Het is jammer dat door dit alles het boekje aan een kostbare wegwijzer.
P. Grootens
| |
Het Woord van God in onze gemengde wereld. Zending van heel de christelijke gemeenschap. Tekst van de referaten gehouden op de Katechetische Dagen, Brussel, 20-21 september 1959. - Uitgave van het Secretariaat van de Katechetische Dagen, Keizerstraat 60, Antwerpen, 93 pp., Fr. 30.
Het meest verdienen onze aandacht de toespraken van Mgr. De Smet, bisschop van Brugge en van Mgr. De Vooght, pastoor-deken van Antwerpen. Ze schetsen namelijk op merkwaardige wijze de actuele geloofssituatie en de taak die hieruit volgt voor de christelijke gemeenschap van ons land. De lessen van Dr. A. Bertrangs, J. Ghoos pr., en Kan. Dondeyne handelen over het Woord Gods resp. in het Oude Testament, in de geschiedenis van de Kerk, en vanuit de theologische vernieuwing. Enkele praktische realisaties voorgesteld door Kan. Fraeyman met Mej. P. De Ro en een woord van Mgr. Schoenmaeckers besluiten dit verslagboek van de eerste Katechetische Dagen in het Vlaamse land.
J. Verbeke
| |
Douven, S., Om het Godsrijk. - Beyaert, Brugge, 1960, 144 pp., Fr. 55.
Deze ‘Mariale Overwegingen voor onze tijd’, in de Montfortaanse geest geschreven, zijn een soort bezinningen in ritmischgebonden proza, over themata van het geestelijk leven. We geloven niet, dat dit boekje, zo literair als religieus, erg geslaagd mag heten.
F. De Graeve
| |
Naaykens, B., Liefde en Barmhartigheid, II. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1960, 358 pp., ing. Fr. 125, geb. Fr. 150.
Het is een zeer kiese maar noodzakelijke taak privé-openbaringen voor de gehele christenheid te verklaren. De theoloog die zich daaraan waagt moet niet alleen de overeenkomst met de algemeen geldende leer aantonen, maar hij moet ook dat deel van het gelovige volk in bescherming nemen dat zelf het wezenlijke in zulke revelaties niet onderkennen kan. Bijzonder op het gebied van de H. Hart-devotie is zulk een verklarende en bevrijdende interpretatie dikwijls achterwege gebleven, wat het misverstand van vele christenen ten overstaan van deze devotie ten dele verklaart. In dit boek, dat zich tot doel gesteld heeft
| |
| |
de zending van Zuster Josefa Menéndez voor een ruimer publiek toegankelijk te maken, missen we zulk een interpretatie. Het is bewerkt naar de oorspronkelijke Franse tekst.
G. Achten
| |
Leon, H., Het meisje spreekt met God. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1960, 228 pp., geïll., ing. Fr. 60.
Dit nieuwe gebedenboek voor meisjes wil van het gebed een gewone, dagelijkse bezigheid maken, een ‘praten’ met God over alles wat een modern meisje bezig houdt, van wakker worden tot slapen gaan, van scooter tot naaldhakken. Wordt de vertrouwelijke omgang met God hier wellicht door bevorderd, dan gaat in feite, helaas, de zin voor het sacrale daarbij te loor.
F. De Graeve
| |
Freitag, S.V.D., A., Historische Wereldatlas van het Christendom. - Uitg. Heideland, Hasselt, 1959, 213 pp., 597 platen, 31 kaarten, geb. Fr. 595.
Zeer graag stellen we deze cultuurhistorische missieatlas voor als een der best geslaagde uit de reeks Elsevieratlassen. De tekst is van de bekende missioloog Dr. A. Freitag. Na een hoofdstuk over het christendom in de oude wereld en een over de kerstening van Europa volgt een zeer lang hoofdstuk: ‘Van een Westerse Kerk naar een Wereldkerk’ (p. 62-141), waarin de auteur de vier continenten buiten Europa één voor één, en daarin land per land, meestal over vijf eeuwen, behandelt. Dit stelsel geeft een klaar inzicht in de kerstening per land, maar verhindert natuurlijk de op- en neergaande lijn en de wisselende missiemethoden van de hele Kerk in de laatste vijf eeuwen duidelijk voor te stellen. Het was een interessante idee een afzonderlijk hoofdstuk te wijden aan de protestantse wereldzending, maar zes bladzijden is toch wel wat al te weinig in een grote atlas over het hele christendom. Een kort hoofdstukje over huidige missieproblemen besluit de tekst. Hierop volgen tien zeer interessante bladzijden statistieken over het aantal katholieken, protestanten, mohammedanen, joden, enz. per land en werelddeel, over het aantal priesters, religieuzen, enz. per land, en ten slotte over de missionerende orden en instituten van priesters. In die statistieken staan vanzelfsprekend tal van fouten, maar de auteur had toch kunnen vermijden eerst als aantal katholieken op te geven 509.484.873 en tien regels verder 480 miljoen (p. 155). Voor de doorsneelezer zullen echter de 597 platen heel wat meer bekijks hebben: deze zijn met grote zorg uitgekozen, terwijl elke bladzijde platen een mooi geheel vormt. Een bijzonder woord van lof verdienen de 31 grote gekleurde kaarten, meestal full-page. De verbreiding van het christendom is voor de eerste eeuwen, eeuw na eeuw, op een kaart vastgelegd. De titel van kaart 1 moet zijn. ‘Het Romeinse Rijk’, en niet ‘De christelijke wereld ten tijde van de
apostelen’; op kaart 3 staat Tongeren aangegeven als gekerstend in de 5e of 6e eeuw, wat zeker de 4e eeuw moet zijn; een groot tekort is het ontbreken van een kaart met de protestantse zendingen. Voegen wij hier nog aan toe dat 30 bladzijden noten bij de platen en een uitvoerig register dit werk besluiten, en men zal inzien dat deze atlas een kostbaar bezit is voor elk katholiek gezin, en een onmisbaar werkinstrument voor al wie de geschiedenis van het christendom en meer bepaald van het katholicisme bestudeert.
M. Dierickx
| |
Rahner, S.J., K., Sendung und Gnade. Beiträge zur Pastoraltheologie. - Tyrolia-Verlag, Innsbruck, Wien, München, 1959, 561 pp.
Ook in dit lijvige, goed uitgegeven boek vindt men verschillende in allerlei tijdschriften verspreide studies van deze bekende Duitse theoloog verzameld. De meest belangrijke publikaties, die werden opgenomen, zijn o.a. ‘Danksagung nach der heiligen Messe’, ‘Über die Besuchung’, ‘Der Bischof. Primat und Episkopat’, ‘Der Mann in der Kirche’, ‘Zur Frage der Ausbildung der Theologen heute’, ‘Überlegungen zur Theologie der Säkularinstitute’, ‘Marginalien über den Gehorsam’. Ook al is over deze actuele problemen niet steeds het laatste woord gevallen (met name de artikelen over de Eucharistie hebben tegenspraak gewekt), toch zijn de beschouwingen van R. bijzonder waardevol, omdat zij steeds doorstoten tot de diepere fundamenten; inspirerend ook, omdat zij de weg wijzen naar een eigentijdse beleving van het geloof op de soliede grond van deze fundamenten. Deze behandeling van de stof betekent echter, dat in dit boek niet steeds gemakkelijk te verwerken lectuur geboden wordt. Men late zich niet misleiden door de ondertitel. Gehandeld wordt over de dogmatische achtergronden van de pastoraal. Voor wie een ernstige studie van deze problemen aandurft, een zeer rijk en kostbaar boek.
S. Trooster
| |
| |
| |
Origines, Das Evangelium nach Johannes. - Benziger Verlag, Einsiedeln, 1959, 406 S., D.M. 14.80.
Rolf Gögler biedt in deze uitgave een inleiding tot Origines' commentaar op het Johannesevangelie en een Duitse vertaling van de belangrijkste gedeelten daarvan. Het is een levenswerk van de Alexandrijnse geleerde geweest Johannes' evangelie te commentariëren en het geschrift is ons slechts fragmentarisch overgeleverd. De leidende ideeën van Origenes' theologie vindt men in dit werk bijeen. Voor vakgeleerden en wellicht voor een in de stof bijzonder geïnteresseerde is dit een belangrijk werk. Het verscheen in de serie: Menschen der Kirche in Zeugnis und Urkunde.
P. van Alkemade
| |
Olivier, O.P., B., La crainte de Dieu, Comme valeur religieuse dans l'Ancien Testament (Etudes religieuses, 745). - Pensée Catholique, Brussel, 1960, 90 p.
De profeten in Israël hebben aan de hele godsdienst een grotere innerlijkheid en zedelijkheid verleend. Ook aan de ‘Vreze Gods’. Vooraleer dit gebeurde bestonden al twee soorten vrees, parallel, echter zonder te direct verband: ‘la crainte sacrée’ en ‘la crainte morale’. Men moet zich dus niet langer voorstellen dat op het stadium van een eerder primitieve, irrationele vrees voor het heilige dat van de innerlijke vrees voor God, loner en straffer, gevolgd is: neen, het gaat om een fusie, een synthese van twee al bestaande houdingen, en geen van beide gaat erin verloren. De notie ‘Toorn Gods’ is a.h.w. een bevoorrechte getuige van deze moralisatie der ‘crainte sacrée’, want deze toorn is nog de majesteitelijke Godsopenbaring, maar tegelijk al, omwille van morele ontrouw, dreigend. Hoe die nieuwe, verinnigde vrees ongeveer synoniem wordt van godsdienstigheid, godsvertrouwen laat zich gemakkelijk aantonen in de deuteronomistische boeken en die der wijsheid. Van deze gedachtengang biedt dit boekje een nauwgezette analyse, helder en genuanceerd in zijn oorspronkelijkheid.
J. Lambrecht
| |
Rudin, Josef, Psychotherapie und Religion. - Walter-Verlag, Olten, 1960, 231 pp.
Pater Josef Rudin heeft zich sedert meer dan tien jaar, als priester en als psychotherapeut, ingelaten met alle problemen die het religieuze en het psychische raken. Herhaaldelijk heeft hij één of ander dezer vraagstukken toegelicht, vooral in verband met de Jung-richting (verblijvend in Zürich, heeft hij nauw contact met C.G. Jung en zijn medewerkers). Een tiental van deze studies zijn in deze bundel samengebracht. Naast enkele sterk vulgariserende stukken, zijn er andere die nogal diepgaand uitgewerkt zijn en verhelderende inzichten meedelen in vragen als godsvoorstelling, vroomheid en perfectionisme, vrijheid. Zeer aanbevelenswaardige stukken in een kort bestek.
R. Hostie
| |
d'Avila, Thérèse, Correspondance, uitg. M. Auclair (Bibliothèque Européenne). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1959, 904 pp., geïll., geb. Fr. 333.
In de reeks van de ‘Bibliothèque Européenne’ zal Marcelle Auclair een nieuwe Franse vertaling bezorgen van de werken van Teresia van Avila. De Brieven vormen het eerste deel. Zoals Hildegard van Bingen en Catharina van Siëna heeft Teresia krachtig in haar tijd ingegrepen. Haar brieven aan Philips II en aan de andere wereldlijke en geestelijke grootheden tonen ons haar klare politieke inzichten; vele brieven over haar kloosterhervorming - de taak en het kruis van haar leven - vertellen ons wat zij, ook van kerkelijke zijde, te verduren heeft gehad en met welk diep-menselijk accent zij haar geloof en gehoorzaamheid uitspreekt; in haar brieven aan haar geestelijke leiders, bijzonder aan P. Gracian, en aan de vele vrienden en medezusters, treedt het zeer persoonlijke karakter van haar mystiek op de voorgrond. M. Auclair heeft na een jarenlange voorstudie een bijzonder gevoel voor Teresia's rijke persoonlijkheid verworven. Dit merkt men pas als men haar vertaling met vroegere vertalingen vergelijkt. Zij heeft de abrupte en onverzorgde stijl der brieven niet willen verfraaien. Zij heeft er zich op toegelegd niet enkel de inhoud maar ook de toon zo getrouw mogelijk weer te geven. Maar de uitgave van brieven of geestelijke nota's vereist tevens een uitgebreide inleiding en een kort commentaar bij elke tekst; anders wordt de lezing voor velen, die de omstandigheden waarin de brieven geschreven zijn niet present hebben, haast ongenietbaar. Het is een jammerlijke vergissing dit in een overigens zo goed verzorgde uitgave verzuimd te hebben.
G. Achten
| |
| |
| |
Lippert, P., Credo, II: Le Sauveur.... (Foi Vivante). - Edit. du Cerf, Parijs, 1959, 230 pp., ing. N.F. 9,90.
Het overzicht van de katholieke dogmatiek, dat Lippert in de zes deeltjes van zijn Credo bundelde, ofschoon het geheel buiten het huidige bijbelse en theologische vernieuwingsperspectief staat, blijft niettemin een reële waarde behouden, omdat het de klassieke gegevens zo perfect op de gevoeligheid van de moderne psyche afstemt. Daarom misstaat deze, trouwens uitstekende, Franse vertaling niet in de ‘Foi vivante’-collectie en zal ze ongetwijfeld haar weg naar de geest en het hart van velen vinden.
L. Monden
| |
Literatuur
Rispens, J.A., De geharnaste dromer. Mr. Johannes Kinker als estheticus en dichter. - J.H. Kok, Kampen, 1960, 147 pp., f 6.90.
Na een algemene inleiding schetst de schrijver de geestelijke situatie van Nederland bij de overgang van de 18e naar de 19e eeuw; van rationalisme naar romantiek; de tijd en de sfeer waarin Kinkers werkzaamheid valt. Inzonderheid wordt in dit eerste hoofdstuk Kinkers verhouding tot Kant's dualisme hier onder de loep genomen. Het voornaamste deel van Rispens' boek vormt het tweede hoofdstuk waarin Kinker ‘als estheticus’ beschouwd wordt. Het probleem der schoonheid waarover vele ‘filosofen onder de dichters’ en ‘dichterlijke naturen onder de filosofen’ hun licht hebben doen schijnen, is door Kinker in de voorreden van zijn gedichtenbundels grondig en in den brede behandeld. Hoewel groot bewonderaar van Kant, was Kinker het ook in genoemde materie niet immer met de Koningsberger filosoof eens. Een goede uiteenzetting van Kinkers ideeën op het gebied der schoonheid heeft Rispens in dit chapiter geleverd. Dit wil echter niet zeggen dat Rispens Kinkers esthetica zonder meer weergeeft; zowel op voortreffelijke als op zwakke punten in Kinkers uiteenzettingen verzuimt hij niet te wijzen. De schrijver heeft zijn bewonderde auteur niet kritiekloos gelezen. Kinkers ‘poëtisch’ vermogen evenaarde niet zijn wijsgerig talent; een groot dichter is K. niet geweest. Een interessante parallel trekt Rispens - in zijn derde hoofdstuk waar hij ‘de dichter’ Kinker bespreekt - tussen de twee grote tijdgenoten Kinker en Bilderdijk. Verscheidene citaten uit Kinkers poëzie verluchten - in méér dan één zin - dit hoofdstuk. Het is niet doenlijk in een korte aankondiging als de onderhavige de gedegen inhoud van deze studie tot zijn recht te doen komen. Rispens' boek bewijst wel dat de auteur zich met ernst en toewijding in zijn studieobject verdiept heeft. Een grondig en degelijk stuk werk is hiermede geleverd. Of de dichter Kinker echter groter
interesse zal oproepen voor zijn poëtisch oeuvre waag ik te betwijfelen. De redenen zijn in Rispens' studie gegeven.
Joh. Heesterbeek
| |
Es-Schwarz, Margreet v., Een nacht in Parijs. Roman. - Strengholt, Amsterdam, 1960, 220 pp., f 7.90.
Achter deze wat pikante titel verbergt zich een eerzame Hollandse familieroman uit het begin dezer eeuw. Ontspanningslectuur van behoorlijk gehalte. De schrijfster is goed op de hoogte van het Leidse studentenleven. De ‘nacht in Parijs’ vertegenwoordigt een moment van begrijpelijke depressie in het leven van de hoofdfiguur van het verhaal.
J. van Heugten
| |
Muschg, W., Die Zerstörung der deutschen Literatur. - Francke-Verlag, Bern, 1958, 350 pp., Zw. Fr. 18,50.
Dit is de derde uitgave van deze bundel opstellen van de Bazelse geleerde. Er werden zes nieuwe bijdragen aan toegevoegd over Oskar Loerke, Ernst Barlach, Alfred Döblin, Gerhart Hauptmann en Franz Kafka. In het eerste opstel bespreekt Muschg de huidige ‘Zerstörung’ van de Duitse letterkunde. Hij toont aan hoe deze situatie een gevolg is van de politieke gebeurtenissen sinds 1920. De generatie van 1914 - de expressionisten - is na 1933 met geweld tot zwijgen gebracht. Zij alleen waren in staat geweest, betoogt Muschg, de Duitse literatuur van het estheticisme der conservatieve burgercultuur te bevrijden en ze voor een uitzichtloos nihilisme te behoeden. Hieruit blijkt reeds dat Muschg de literatuur niet abstraheert, maar, zoals hij zelf uitdrukkelijk verklaart, ze confronteert met de moraal. In de oudere bijdragen ligt de klemtoon voornamelijk op het falen van bepaalde ‘officiëlen’ uit de jaren dertig. de zwakheid van een dichter als Josef Weinheber, de dogmatische literatuurgeschiedenis van Nadler. Het afwijzen van Gottfried Benn echter lijkt te politiek gekleurd; hier gaat Muschg toch wel de grenzen van de literaire kritiek te
| |
| |
buiten. De thesis van Muschg wordt in deze derde uitgave nog duidelijker, en ook positiever geïllustreerd. De bijdragen over Oskar Loerke en Ernst Barlach tonen twee figuren die langzaam ten onder gegaan zijn, zonder verraad te plegen tegenover zichzelf of hun kunst. Alfred Döblin, die na een lange lijdensweg als vluchteling, naar Duitsland terugkeerde, bleef in zijn werk stelling nemen tegenover het nihilisme, zoals vroeger tegenover het estheticisme. Kafka's grootheid ligt voornamelijk in de waarachtigheid van zijn kunst. Is de visie van Muschg de juiste? Vele zaken stemmen zeker tot nadenken, hoewel natuurlijk niemand kan zeggen hoe de expressionisten zouden geëvolueerd zijn zonder nazisme en wereldoorlog. Ook de resultaten van hun invloed op de literatuur van heden moeten wij nog afwachten. Het boek van Muschg leert ons alleszins een interessant standpunt kennen, dat bovendien blijk geeft van een hooggestemde opvatting over de dichter en de literatuur.
L. van Ginneken
| |
Lessing, G.E., Hamburgische Dramaturgie. Einl. u. Komm. O. Mann. - A. Kröner Verlag, Stuttgart, 1958, XLI-495 pp., geb. D.M. 3.50.
Vanzelfsprekend is niet alles wat Lessing in deze historische toneelkronieken (22 april 1767-19 april 1768) heeft vastgelegd, ook nu nog brandende actualiteit. Maar uitgaande, als lokale reporter, van het onmiddellijke schouwspel, dat de aanleiding was tot zijn beschouwingen, bracht hij de Duitse kritiek op een Europees niveau, en terzelfdertijd tilde hij het geheel van het Westerse toneeldenken de hoogte in. Vele standpunten, thans gemeengoed, worden hier voor het eerst geformuleerd. In een tijd waarin de heerschappij van de Franse dramatiek vanzelfsprekend was, wint L. hogere achting voor de klassieke tragedie. Hij plaatst Shakespeare op een rang, die hem sedertdien is bijgebleven, die van het grootste genie van de postantieke Europese cultuur. Hij legt theoretisch en praktisch de basis voor Goethe en Schiller. Door hun kritiek op zijn ideeën stelt hij Fichte en Hegel in staat zo gedurfd door te denken dat uit hun eigen formules de geestelijke stromingen der 19e en zelfs der 20e eeuw ontstonden. Prof. Mann heeft een uitvoerig levensbericht als inleiding meegegeven, waarin gelukkig van de kleine biografische details wordt afgezien maar een diepindringend beeld van de Aufklärung geschilderd, waarvan L. een kind was maar waar hij zich door zijn persoonlijkheid ver boven heeft geplaatst. Prof. Mann verzorgde ook een lijvige annotatie, die alle tijdsgebonden allusies voor ons verstaanbaar maakt.
C. Tindemans
| |
Graef, H., e.a., Flämische Lyrik. - Max Hueber Verlag, München, 1960, 172 pp., geb. D.M. 7,80.
Heinz Graef, die voor het vertalen van Vlaamse lyriek niet meer aan zijn proefstuk is, geeft hier een bloemlezing uit ongeveer 50 levende dichters. Nochtans opent hij de verzameling met enkele gedichten van onze drie groten, Gezelle, van de Woestijne en van Ostaijen. De oorspronkelijke tekst wordt telkens links, de vertaling rechts gegeven, zodat beide gemakkelijk vergeleken worden. De vertaling staat meestal vrij dicht bij het origineel; maar met de nodige vrijheid hebben de vertalers elk gedicht weten te herscheppen. Een keuze uit Timmermans' Adagio en uit Reninca's werk zou in deze mooie bundel niet misstaan.
M. De Wachter
| |
Büchner, G., Sämtliche Werke (Die Tempel-Klassiker). - Tempel-Verlag, Darmstadt, 1960, 500 pp., geb. D.M. 10,80.
In verscheidene Europese landen is de belangstelling voor Büchner (1813-1837) sinds enkele jaren sterk toegenomen. Daarom beantwoordt deze uitgave van zijn verzameld werk aan een reële behoefte. Dantons dood en Woyzeck - expressionistisch toneel avant la lettre - zijn drama's van menselijke ellende in oorlog en revolutie. Büchners angst en levenspessimisme blijken duidelijk uit het Anti-Märchen in Woyzeck: er was eens een jongetje dat naar de maan wou en slechts een rot stuk hout vond, naar de zon en slechts een verwelkte zonnebloem ontdekte, naar de sterren en slechts kleine vliegjes vond. Dit is de kern van elke menselijke ontgoocheling. Naast het geschrift over de Hessische Landbote en enkele documenten over Büchners leven, bevat deze uitgave ook de brieven van de auteur, waaruit blijkt dat hele zinnen uit zijn dagelijkse beschouwingen zonder meer overgenomen werden in zijn drama en novellen.
M. De Wachter
| |
Lesky, A., Die griechische Tragödie. - A. Kröner Verlag, Stuttgart, 1958, 285 pp., 4 pl., geb. D.M. 9.
In een rijk overzicht van alle ideeën over en commentaar (toch meestal Duitse) op de essentie van het tragische, stelt S. vast
| |
| |
dat het debat steeds hoofdzakelijk gevoerd werd door filosofen. Daarin vond hij een aanleiding om nu eens als classicus de Attische tragedie te toetsen aan het dubbele probleem, zoals dit zich in de discussies stelt: heeft de Griekse dramaturg bij het beëindigen van het tragische conflict aan de totale vernietiging van zijn mens inderdaad niets meer toe te voegen, of heeft hij door het tragische voorbeeld ons bewuster willen maken van de absolute normen en waarden in een wereld, die iedere mens toelaat het meest waardevolle steeds te vrijwaren? De analyse der drie grote tragici gaat doelbewust af op het eeuwige in het Griekse treurspel, dat ook voor de mens van heden onvergankelijke actualiteit blijft.
C. Tindemans
| |
Kunst en cultuur
Hassenpflug, Gustav, Abstrakte Maler lehren. - Verlag H. Ellermann, Hamburg-München, 1959, 196 pp., 233 ill., 48 klpl., geb. D.M. 48.-.
Gustav Hassenpflug, zelf bekend kunstpedagoog, zag zich als directeur van de Kunsthochschule te Hamburg gesteld voor het zeer netelige probleem van het kunstonderricht, dat zich ongetwijfeld het scherpst nog laat voelen op het gebied van de schilderkunst. Om de starre isolatie van zijn academie te verbreken nodigde hij een aantal bekende Duitse schilders uit bij hem gedurende een of twee semesters gastcolleges te geven. Het was geen toeval dat alle genodigde professoren (Meistermann, Winter, Nay, Fietz, Thiemann, Westpfahl, Fassbender, Cavael, Trier) abstracten waren. Prof. Hassenpflug heeft het erop gewaagd zijn studenten met de meest levende kunst in een direct contact te brengen. Het resultaat van deze ontmoetingen was niet alleen een vruchtbare invloed van de professoren op de studenten van wie het werk in dit boek wordt getoond, maar eveneens een boeiende confrontatie van de verschillende professoren met zichzelf en hun werk. En tenslotte voor de lezer van dit boek een dieper begrip in de genese van het (abstracte) kunstwerk.
G. Bekaert
| |
Brock-Sulzer, E., Theater. - Kösel Verlag, München, z.j., 234 pp., D.M. 11.80.
In dit altijd polemische, maar nooit kwaadwillige boek heeft de toneelcritica der Schweizer Monatshefte haar persoonlijke ideeën neergeschreven over het toneel en wat er mee samenhangt. Met een felle voorliefde voor de paradox, onderzoekt ze in deze ‘Kritik aus Liebe’ achtereenvolgens het theater-als-spel en het theater-als-idee en disseceert het klassicisme en de klassici, de regisseur, de acteur en het publiek. Altijd prikkelt haar bewust proclamerende stem tot discussie, nergens vermijdt ze de gelegenheid haar schijnbaar-conservatieve maar op het blijvende gerichte oordeel kordaat te formuleren, maar ook de minder traditiebewuste zal moeten toegeven dat het telkens nauw toehalen van de band tussen de artistieke opvatting van de dramaturg en die van de regisseur en acteur de ideologische situatie van het eigentijdse toneel raak weet te kenmerken.
C. Tindemans
| |
Wright, Frank Lloyd, Ein Testament. - Langen-Müller-Verlag, München, 250 pp., rijk geïll.
Niet alleen in zijn architectuur was Frank Lloyd Wright origineel. Hij was het ook in zijn boeken en in het bijzonder in zijn Testament. Het testament is in twee boeken verdeeld. Het eerste draagt als titel: autobiografisch, het tweede: de nieuwe architectuur. Erg veel onderscheid is er tussen de twee delen niet. Beide zijn in feite een verzameling kernachtige uitlatingen die kringen rond een woord of een idee, die tenslotte hun binnenste kern vinden in wat Wright noemt: de menselijkheid, het licht der wereld. Al kunnen wij de overtuigd romantische Wright niet in zijn laatste conclusies volgen waarin hij het christendom als een verraad aan de mens ziet, toch is de lectuur van dit boek op vele punten stimulerend. Een rijke en verzorgde illustratie geeft een vrij volledig beeld van het oeuvre van deze grootmeester van de Amerikaanse architectuur.
G. Bekaert
| |
Bayl, Friedrich, Bilder unserer Tage. - Verlag M. DuMont Schauberg, Keulen, 1960, 104 pp., geïll., 8 klpl., geb. D.M. 24.
De vraag naar het specifieke karakter en de betekenis van de actuele kunst is sedert enige tijd meer aan de orde, nu men zich overal rekenschap gaat geven dat een periode van het moderne voorbij is. Verscheidene kunstenaars hebben reeds naar een antwoord gezocht op deze vraag. Georges Mathieu schreef zijn de l'abstrait au possible. Hans Platschek zijn Neue Figurationen (Streven, febr. 1960, p. 491). In hun lijn zoekt ook Friedrich Bayl met
| |
| |
dit probleem in het reine te komen. In zijn boek noteert hij enkele behartenswaardige ideeën waaraan degene die van de moderne schilderkunst houdt en erover nadenken wil heel wat hebben zal.
G. Bekaert
| |
Amsler, Th., e.a., Corippo. - Verlag A. Koch, Stuttgart, 1959, 90 pp., geïll.
Het boek Corippo (liefst zonder hoofdletter) is enig in zijn soort. Vijf studenten uit Duitsland en Zwitserland gaan een stervend dorp in Tessin, dat de dichterlijke naam Corippo draagt, beleven. Zij verblijven er, studeren, tekenen, fotograferen, en stellen een wonderlijk levend bericht op.... en het wonderlijkste nog, zij vinden een uitgever die hun royale middelen ter beschikking stelt om dit bericht met goede tekeningen en schitterende foto's op een passende wijze uit te geven. Wij kennen weinig boeken die zo ontwapenend spontaan en zo fris van de plank zijn.
G. Bekaert
| |
Catton rich, Daniel, Edgar Degas. - Verlag M. DuMont Schauberg, Keulen, 1959, 127 pp., 50 klpl., 30 afb., geb. D.M. 36.
Het nieuwe boek over Edgar Degas van Daniel Catton Rich, directeur van het kunstinstituut te Chicago, verschijnt in een reeks die reeds haar naam heeft gemaakt en waarvan wij de karakteristieken aangaven bij de bespreking van de vorige delen over Renoir, Gauguin, Nolde (Streven, april 1960, p. 697). Dit boek houdt zich aan de opvatting van de reeks, een verantwoorde, doch gemakkelijk toegankelijke inleiding te verschaffen tot het oeuvre van een kunstenaar van onze tijd. Het zwaartepunt ligt duidelijk in de keuze van vijftig kleurplaten, elk van een commentaar voorzien. Maar ook de vlotte inleiding die met een boeiende levensschets ook de karakteristieken van het werk aanduidt is niet te verwaarlozen. G. Bekaert
| |
Hamann, Richard, Hermand, Jost, Naturalisants. - Akademie-Verlag, Berlin, 1959, 336 pp., 69 ill.
In dit wel rijke, doch ook enigszins eenzijdige boek geven de auteurs een analyse van het Duitse naturalisme uit de tachtiger jaren zoals dit zich in de verschillende vormen van de kunst heeft uitgeleefd. Het naturalisme wordt hier niet in zijn gewone, enge betekenis verstaan. De auteurs noemen naturalisme elke onbeheerste en doorgedreven reactie op voorbijgestreefde idealen, die meteen de inzet vormt van een nieuw ideaal. De beschrijving van de afbraak van het oude en de opbouw van het nieuwe ideaal in de tweede helft der verleden eeuw is rijk gestoffeerd met uittreksels uit de contemporaine literatuur en van typische illustraties voorzien.
G. Bekaert
| |
Boeck, Wilhelm, Hap Grieshaber. - Verlag Neske, Pfullingen, 1959, 280 pp., rijk geïll., geb. D.M. 38.
Hap Grieshaber is een van de meest produktieve en inventieve grafici van vandaag. Met een ongehoorde energie bewerkt hij enorme drukplaten, zodat ze haast op sculpturen gaan lijken. De figuren en vormen die zijn wereld bevolken zijn niet nieuw. Ze komen van alle kanten opduiken. Maar zijn guts is zo dynamisch en zijn inkt zo grillig-verrassend dat alle leengoed bij hem een oorspronkelijk leven krijgt. De monografie die prof. dr. Boeck aan hem ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag wijdde is merkwaardig, zowel wat de inleidende studie (in het Duits, Frans en Engels) betreft als de uitgave zelf met zeer goede offset-reprodukties, overwegend in kleur.
G. Bekaert
| |
Roth, Eugen, Der Schrift und Druckkunst Ehr und Macht. - Carl Hanser Verlag, München, 1960, 75 pp., D.M. 9.50.
Der Schrift und Druckkunst Ehr und Macht von Eugen Roth in Reime bracht; zo luidt de volledige titel van dit geestige en geestrijke bibliofiele werkje. Het is een soort humoristische rijmkroniek, met ernstige onderstroom, over alles wat de boekdrukkunst betreft. Een uitgebreid weten slechts kon deze rijmkroniek inspireren. Roth rijmt hier een zeer instructieve geschiedenis van schrift en druk tot aan de schrijfmachine toe bij elkaar, vanaf de oertijd over de antieke wereld heen tot renaissance en nieuwe tijd. Een technisch voortreffelijk verzorgd en onderhoudend leerzaam boekje.
J. van Heugten
| |
Chi-Pai-Shih, Bambushalm und Pfirsichblüte. - Buchheim Verlag, 1959, geill., D.M. 14.80.
Wanneer men bladert in dit prachtige platenboek, dan wordt men zich nog eens helder bewust, dat het onrustige, soms zelfs angstaanjagende China van Mao-tsjetoeng, een land is met een prachtige, rijke en oude cultuur. In het fraaie boek uitgegeven door Buchheim Verlag, is een schone keuze kleuren houtsneden bijeengebracht uit de verschillende kunstateliers van Peking. Het zijn buitengewoon mooie afbeeldingen van perzikbloesems, kersenbloesems, grashalmen, diverse bloemen en
| |
| |
insekten. Wat de Japanners op dit gebied presteren, is wel bekend; dat ook in China een grote liefde voor de natuur bij de kunstenaars aanwezig is, kan men in dit boek constateren. De reprodukties van de prachtige Chinese prenten zijn meesterlijk. De druktechniek heeft hier een hoogtepunt bereikt. De tekst van Eugen Skase-Weisz is kort, maar vol bewondering voor de kunst, die hier wordt aangediend. Wanneer men een van de nobelste uitingen van de Chinese kunst wil leren kennen, moet men van dit boek kennis nemen. U zult het dan ongetwijfeld willen bezitten als ‘a joy for ever’.
C. de Groot
| |
Clergue, Lucien, Poesie der Photographie, - Verlag M. DuMont Schauberg, Keulen, 1960, 12 pp., 63 pl., geb. D.M. 29.
Het boek van de jonge fotograaf uit Arles, Lucien Clergue mag nu nog ingeleid zijn door Cocteau en vereerd met bijzondere tekeningen van Picasso, het mag nu nog zo schitterend uitgegeven zijn, eigenlijk komt het toch een beetje te laat, omdat het voortbouwt op een sentiment dat overwonnen is en fotografische requisieten aanwendt die voorbijgestreefd zijn. Clergue plaatst harlekijnen en tengere danseresjes in bouwvallige huizen, maakt composities met ledepoppen en oud ijzer, zoekt vogellijken op het strand. In enkele foto's slechts verlaat hij dit versleten programma en daar toont hij zich dan ook op zijn best, een knappe, jonge fotograaf die reeds een enkel meesterwerk voortbracht, en die veel belooft.
G. Bekaert
| |
Todd, John M., The Arts, Artists and Thinkers. - Longmans, Green and Co, Londen, 1958, 345 pp., 21 afb., geb. 35/-.
Het tweede symposium van Downside, gehouden in 1957, moet een vruchtbare gedachtenwisseling geweest zijn te oordelen naar de uitvoerige uiteenzettingen die John M. Todd hier heeft verzameld. Het symposium, dat een week in beslag nam, had zich voorgenomen een onderzoek in te stellen naar de plaats van de kunst in het menselijk bestaan. Na de merkwaardige inleiding van Alan Pryce-Jones van The Times Literary Supplement over The Freedom of the Imagination groepeerde J.M. Todd de bijdragen in vier groepen: de visie van de historicus, het getuigenis van de kunstenaar, het standpunt van de criticus, de opvatting van de denker. Wij kunnen niet ingaan op de verschillende bijdragen. Hoe uiteenlopend ze ook zijn, toch blijven ze alle eerlijk en suggereren wel enkele nieuwe gezichtspunten.
S. Heester
| |
Phleps, Hermann, Die norwegischen Stabkirchen. - Bruderverlag, Karlsruhe, 1958, 180 pp., 334 ill., geb. D.M. 38,60.
Met een merkwaardig geduld heeft de emeritus professor Phleps een leven lang de houten Stabkirchen van Noorwegen bestudeerd en, zoals hij het zelf ergens noemt, als een anatoom hun structuur ontleed. De ondertitel van zijn boek Sprache und Deutung der Gefüge zegt het trouwens duidelijk. Maar met het programma van deze titel verlaat hij ook het terrein van de zuivere anatomie. Phleps ontleedt en beschrijft niet alleen. Hij gaat ook de betekenis na van de architectonische verbindingen. Juist dit laatste maakt het boek voor de geduldige lezer boeiend en leerrijk.
G. Bekaert
| |
Geschiedenis
Wiessing, H.P.L., Bewegend portret. Levensherinneringen. - Moussaults Uitg. N.V.. Amsterdam, 1960, 536 pp., f 19.50.
H.P.L. Wiessing, een vooral in het ‘linkse’ Amsterdam overbekende figuur, heeft naar het voorbeeld van illustere voorgangers, zijn mémoires geschreven. Een tijd lang redigeerde hij de Groene Amsterdammer (later de nog groenere), tot het verzet tegen zijn uiterst linkse ideeën het bestaan van zijn blad onmogelijk maakte. Als zeer subjectief gekleurde documentatie over de eerste helft dezer eeuw, bijzonder wat de hoofdstad betreft, is het boek boeiend en belangrijk, hoewel wat heel erg anekdotisch. Wiessing is radicalist en totalitarist: de oude maatschappij moet plaats maken voor het volstrekte Marx-Leninisme. De mensonterende schaduwzijden van dit laatste ziet hij volkomen voorbij. Hij is alles behalve lieftallig voor zijn mede- of halve medestanders. Slechts enkelen steekt hij een pluim op de hoed. De S.D.A.P., en later de P.v.d.A., moeten het in hun leiders voortdurend ontgelden. Hij is blijkbaar een spoedig heetlopend, bewegelijk man, bezeten van één idee, ‘een fervent voorstander (volgens A. Roland Holst) van één-richtingsverkeer, dat - zou het wettelijk worden ingesteld - het boeiend tafreel (van het verkeer) totaal te niet zou doen. En wat zou hij zich er zelf dan al gauw vervelen!’ Hij vertelt spannend over zijn half-katholieke jeugd in den Bosch, over zijn studentenjaren etc., over zijn laatste ontmoeting met Marsman te Bordeaux. Het is een boek dat onge- | |
| |
twijfeld - met gemengde gevoelens - zal gelezen worden, ook door Henriette Adrian, zijn eerste vrouw, die helaas! wat erg zielig in de steek werd gelaten. Wij hopen innig dat voor de bejaarde schrijver de aanbeden figuur van Lenin nog door een andere, oneindig grotere figuur moge overschaduwd worden.
J. van Heugten
| |
De geschiedenis van mens en wereld. Onder red. van Prof. John Bowle. Nederl. bewerking. Geïllustreerd. - Ad. Donker, Rotterdam, 1959, 500 pp., f 35.
Een groot aantal Engelse professoren en geleerden schrijven hier de sociale en culturele geschiedenis der mensheid vanaf het optreden van de eerste mens tot op het huidige ogenblik. Het zijn allen vakkundigen, die de hun toegewezen stof beheersen en er boeiend over weten te schrijven. Het standpunt, van waaruit wereld en mensheid gezien worden, is natuurlijk, hoe objectief die visie ook is, enigszins Engels gekleurd. Het ontstaan en verschijnen van de mens op aarde wordt op natuurlijke wijze verklaard, zonder bovennatuurlijke leiding of ingrijpen, zoals ook het Christendom louter als historisch verschijnsel behandeld wordt. De hoofdredacteur Prof. Bowle, schrijft een heldere inleiding en een goed slotwoord bij het gehele werk. Zo werd dit boek een ander soort geschiedwerk dan men tot nu gewoon was; de politieke geschiedenis heeft weinig aandacht, terwijl het accent gelegd werd op het maatschappelijke, het culturele, op de beschavingstoestand der mensheid. Het boek is rijk geïllustreerd en grootscheeps uitgegeven.
P. van Alkemade
| |
Historia Mundi. Band VIII: Die überseeische Welt und ihre Erschliessung. - Francke Verlag, Bern-München, 1959, 542 pp., 10 krtn.
Bij de bespreking van de vorige delen hebben wij reeds de grote verdiensten van dit internationaal werk laten uitkomen. Deze achtste ‘Band’ gaat uitsluitend over de andere continenten en beslaat twee even lange delen. Het eerste handelt over de niet-Europese wereld, vóór haar ontsluiting door de Europese volkeren: het oude Amerika, Indië, Indonesië, China, Japan en ten slotte Afrika ten zuiden van de Sahara. Het tweede deel beschrijft deze landen vanaf het ingrijpen of koloniseren door de Europeanen. Na een inleidend hoofdstuk over de gevolgen van de Europese uitbreiding voor de overzeese volkeren, beschrijft de Gentse professor Dr. Ch. Verlinden op interessante en evocerende wijze de Portugese en Spaanse ontdekkings- en veroveringstochten. Daarop volgen vijf hoofdstukken, gewijd aan de koloniën van Portugal, Spanje, Nederland (door Dr. W.Ph. Coolhaas van Utrecht), Frankrijk en Engeland, telkens tot ongeveer de Franse revolutie. De tekst is overzichtelijk en synthetisch gehouden en geeft de aandachtige lezer een uitstekend inzicht in de geschiedenis van deze weinig bekende landen. Herhaaldelijk wijzen de verscheidene auteurs op de verdiensten van de missionarissen, ook cultureel, die zij gunstig laten afsteken tegen de andere Europeanen. De kaarten zijn goed maar te weinig talrijk. De 20 bladzijden bibliografie, de twee registers en de afzonderlijke tijdtafel zijn kostbaar. Aangezien elk deel van de Historia Mundi een gesloten geheel vormt en afzonderlijk verkrijgbaar is, zouden wij het hier besproken deel aan vele intellectuelen en aan alle geschiedenisleraren willen aanbevelen.
M. Dierickx
| |
McKisack, May, The fourteenth Century, 1307-1399 (The Oxford History of England). - Clarendon Press, Oxford, 1959, 608 pp., geb. sh. 35.
Deze geschiedenis van Engeland in de veertiende eeuw is uitgegroeid tot een biografie van Edward III. Deze Britse koning was voor de Nederlanden niet zozeer belangrijk omdat hij Philippa van Henegouwen had gehuwd, maar wel omdat hij de 100-jarige oorlog, die tijdens zijn bewind een aanvang nam, vooral vanuit de Nederlanden (en grotendeels ook óm de Nederlanden) heeft gevoerd. Om die reden is het des te meer jammer dat dit boek, hoe gedetailleerd en ‘definitief’ het in andere opzichten ook moge zijn, van een Nederlands standpunt uit gezien, geenszins kan bevredigen. Het geeft veel meer plaats aan totaal onbelangrijke details uit de Britse binnenlandse politiek van die tijd (de machtsstrijd tussen de voornaamste edelen en bisschoppen) dan aan de internationale verwikkelingen, waarin Engeland betrokken was. (Een uitzondering dient gemaakt voor veldslagen en voor de verhoudingen met Pausen en tegen-Pausen, twee onderwerpen die schr. kundig behandelt). De hele toon herinnert wat te veel aan de ‘officiële’ geschiedschrijving; zo heeft schr. het herhaaldelijk over het ‘prestige of the crown’, een begrip dat uit de negentiende en niet uit de veertiende eeuw stamt. Een goed voorbeeld van conservatieve geschiedschrijving en van een verkeerd begrepen ‘nationale’ geschiedschrijving. Haast alle bronnen, die schr. ver- | |
| |
meldt voor de geschiedenis van de Nederlanden, komen uit de school van Pirenne. Deze kritiek doet geen afbreuk aan onze eerbied voor het werk van schr., die misschien wel tien jaar heeft nodig gehad om de wetenschap te verwerken welke in dit boek wordt geëtaleerd.
M. Grammens
| |
Hagiografie
Mauduit, Jean, Saint Vincent de Paul. - Editions France-Empire, Parijs, 1960, 270 pp.
Buitengewoon levendig zijn de heilige en zijn tijd hier voorgesteld: met een eruditie, een kennis, een beslistheid, die niets ontwijken en niets onbesproken laten. Zo zien we de geniale priester aan het werk, die door gezamenlijk beoefende naastenliefde zo veel bereikte. Hij begon niet als heilige; de volksjongen van Dax was eerst een rusteloze baantjesjager, tot geleidelijk zijn hart open ging voor de mensen en voor God. En toen werd het een wonderbaar bestaan: avontuurlijk, machtig, menselijk groot en verbazingwekkend. Wij volgen hem stap voor stap, bevreemd, verrukt, soms bijna verblind, - met dit verwijt voor onze buitengewone gids: hij treedt iets te luidruchtig en een tikje overdrijvend op, zodat het stille peilen en de diepte-voor-God lichtelijk afwezig blijven. - Als voorbeeld geven wij de samenvatting van Vincents leven en arbeid: ‘Il a recueilli le dernier soupir d'un roi, pris entre ses mains et guidé l'âme d'une reine, nommé les princes de l'Eglise, sauvé de la mort quatre provinces, détourné le cours de la guerre civile, redressé celui du mouvement des idées. Quel homme a jamais exercé sur son siècle influence plus déterminante, ni plus étroitement mêlé son inspiration à celle de l'Histoire?’ (p. 260).
Em. Janssen
| |
Vandon, Elizabeth, Enfin l'Aurore, vert. S. Marot (Foi Vivante). - Edit. du Cerf, Parijs, 1960, 238 pp., ing. N.F. 8,80.
Als kind ontving El. Vandon een volslagen atheïstische opvoeding van een aanbeden vader die haar echter later diep ontgoochelde; als jonge vrouw wordt zij verleid en tot morfinomane gemaakt door een dokter aan wie zij zich toevertrouwt; na een teleurstellende poging tot onderdompelen in het genotsleven, zoekt zij heil in een psycho-analyse en vindt, eerst in de natuur, daarna in de kunst een voorlopige oplossing voor haar zielehunkeren. Maar een spontane, voor haar niet verwoordbare godservaring heeft haar jeugd getekend en blijft haar half-bewust begeleiden. In de ontmoeting met een priester komt deze ervaring tot helder bewustzijn en in het katholicisme ‘herkent’ zij de volle inhoudsrijkdom van die eerste innerlijke openbaring. ‘Rien ne me donna une impression de nouveauté’ (230). E.V. kan schrijven en haar zelfanalyse is tot uitzonderlijke helderheid verklaard. Andermaal een zeer mooi bekeringsverhaal in een reeks die reeds heel wat waardevolle titels bevat.
L. Monden
| |
Unger-Dreiling, Erika, Josafat. Vorkämpfer und Märtyrer. - Verlag Herder, Wien, 1960, 410 pp., 98 Sch., D.M. 16.50.
De kerk vereert Josafat Kunzevycz als Heilige. Hij werkte in het begin der 17de eeuw als aartsbisschop van Polozk. Kort tevoren was een groot gedeelte van Ruthenië (Ukraïne) met de Latijnse kerk verenigd en een der machtigste steunpilaren dezer vereniging was Josafat. De nietgeunieerde Ukraïners waren er echter heftig tegen gekant en voortdurend hadden er gevechten plaats. Josafat zelf werd het slachtoffer der volkswoede. De schrijfster van dit boek heeft zich jarenlang met de historische bronnen dezer periode bezig gehouden en publiceert nu een leven van Josafat. Zij volgt hierbij de oud-Slavische hagiografie, die in aansluiting bij de Bijbel een eigenaardige stijl- en schrijfmethode beoefende. Legende en historie lopen hier door elkaar. De stijl is hoogdichterlijk, vol van volkswijsheid, naïef en diepzinnig tegelijk. Een wonderlijk heiligenleven dat westerse lezers een ogenblik verbazen zal, tot de lezer zich op den duur gewonnen geeft. Een merkwaardig boek van een kundige, trefzekere hand.
J. van Heugten
| |
Bruno J.M., O.C.D., Livre de l'amour (Les Etudes Carmélitaines). - Desclée de Brouwer, Brugge, Parijs, 1960, 291 pp., ing. Fr. 150.
Pater Bruno, directeur van de zeer bekende serie Etudes Carmélitaines, brengt in dit werk een ‘document humain’ van uitzonderlijk belang. De autobiografie door Jacqueline Vincent (1880-1954) zelf opgesteld tot het jaar 1928 wordt er aangevuld door de periode tot haar overlijden door teksten gelicht uit dagboeken, brieven, mededelingen, geestelijke nota's enz. Uit het geheel leren we een vrouw kennen die in uitzonderlijk pijnlijke omstandigheden (nog zeer jong en onervaren huwde ze een
| |
| |
man (een psychopaat) die haar het ergste lijden bezorgde) met haar zwakke gestel en ijzeren wil het offer brengt van een onvoorwaardelijke trouw aan haar huwelijksbelofte en daarin langzaam openbloeit tot een overgave aan Gods wil. De menselijke aanleg en de genadewerking staan hierbij in voortdurende wisselwerking. Vooral het eerste deel is ongemeen revelerend. Het tweede deel, samengesteld uit losse nota's, laat niet meer toe met een zelfde scherpte haar evolutie te volgen. Dit is jammer, want daardoor wordt dit tweede deel - dat juist het meest belangwekkende is, - veel minder doorzichtig, en weet men bij het einde niet juist hoe de verdere evolutie van deze uitzonderlijke vrouw te beoordelen valt. Het geheel is echter boeiend genoeg. We hopen dat we te zijner tijd de volledige aanvullingen mogen krijgen om dit leven werkelijk in al zijn diepte te kunnen peilen en beoordelen.
R. Hostie
| |
Filosofie en psychologie
Balint, Michael, Angstlust und Regression, Beitrag zur psychologischen Typenlehre. - Ernst Klett Verlag, Stuttgart, (1960), 113 pp., D.M. 14.80.
Uitgaande van verscheidenlijk gekozen en beleefde kermisgeneugten, kwam de auteur langs een psychoanalytische gedachtengang tot twee polair gestelde typen: het oknophile (de mens klampt zich vast aan zijn liefdesobjecten omdat hij daarvan een bevredigende steun en beschutting ondervindt) en het philobatische (de mens zoekt de ‘thrill’ van het zich steeds weer losmaken van oude objecten en het aan zich onderwerpen van nieuwe liefdesobjecten). Deze typologie is in vele opzichten vergelijkbaar met Freud's onderscheiding van het Anlehnungs- en het narcistische type, en met Fenichel's onderscheiding van het phobische- en het contraphobische type. Terzake georiënteerden zullen deze studie met genoegen lezen en de bruikbaarheid van Balint's overwegingen in psychotherapeutische situaties ervaren.
J.J.C. Marlet
| |
Baer, G.F. en zuster Josine, Lichamelijke gebreken (Probleemkinderen, 2). - De Toorts, Haarlem; Heideland, Hasselt, 1959, 200 pp., geïll., geb. Fr. 145.
Dit is een vulgarisatiewerk bestemd voor ouders, leerkrachten en allen die zich om het lot van lichamelijk gehandicapte kinderen bekommeren. Het behandelt niet alleen het medisch aspect, maar beklemtoont de ‘persoonlijke’ noden van de gehandicapte, opdat ook de psychologische en de opvoedkundige behandeling tot de gezonde integratie van de gehandicapte in het maatschappelijk leven zou bijdragen. De uitgevers van de reeks hadden de goede idee aan het boek een lijst van instellingen en consultatiebureau's toe te voegen. De lijst der Vlaams-Belgische instellingen is echter zo onvolledig dat zij menig Vlaams lezer zal ergeren. Om maar één voorbeeld te geven: zelfs de consultatiebureau's van de Nationale Vereniging voor het Gehandicapte Kind ontbreken volledig! Deze nalatigheid is des te betreurenswaardiger daar men de uitgevers reeds bij vorige uitgaven op dergelijke tekorten heeft gewezen. Is Vlaanderen dan werkelijk een onderontwikkeld gebied in de ogen van zijn Noorderburen?
W. Smet
| |
Judges, A.V., The Function of Teaching. - Faber & Faber, Londen, 1959, 172 pp., geb. sh. 15.
Aan zeven sprekers, meestal universiteitsprofessoren, werd gevraagd de pedagogische boodschap voor te stellen en te beoordelen van zeven figuren die niet rechtstreeks tot de pedagogische wereld behoren maar er indirect een grote invloed op hebben uitgeoefend, nl. van T.S. Eliot, K. Mannheim, J. Maritain, M. Buber, S. Freud, W. James en W. Temple. Het geheel werd ingeleid door A.V. Judges. De lezing van deze spreekbeurten geeft dezelfde indruk als het volgen van een congres: het laat ideeën rijpen en uit de verwarring van de vele geconfronteerde standpunten volgt verruiming van het blikveld. Deze bundel voordrachten kan de belangstelling wekken van iemand die ter afwisseling eens een niet-formele benadering wenst van de vele problemen die met onderwijs en opvoeding verband houden.
J. Verbeke
| |
Caruso, Igor, Psychanalyse et synthèse personnelle (Textes et Etudes Anthropologiques). - Desclee de Brouwer, Brugge, 1959, 272 pp., ing. Fr. 240.
Deze studie van de Weense psychotherapeut Igor Caruso brengt niet alleen een helder inzicht in vele verworvenheden van de klassieke richtingen in de dieptepsychologie (vooral over de mechanismen van het onbewuste) maar onderzoekt tevens de totale uitbouw van de persoon. Hij wijdt dan ook zijn aandacht aan de ‘existentiële waarden’ en de mogelijkheid
| |
| |
om ze uit te bouwen in het leven. De neurose, zo meent hij, komt juist voort uit het feit dat personen er niet in slagen de waarden, die zij in zich dragen, in hun leven uit te bouwen. De taak van de ‘persoonlijke synthese’ is het juist een dergelijke uitbouw dank zij een therapie mogelijk te maken. Een dergelijke stellingname stoot op heel wat tegenstand vanwege de klassieke richtingen in de diepte-psychologie, doch zal, met de nodige nuanceringen, wel meer en meer doordringen, daar men inziet dat deze persoonlijke waarden toch immer ter sprake komen. Dat er daarbij een gevaar bestaat voor subjectieve beïnvloedingen, is zeker. Daarom moet men er op letten er afstand van te nemen. In het geheel van het hedendaagse diepte-psychologische denken bevelen we deze studie graag aan voor allen die thuis zijn in deze problematiek, want het boek is geen gemakkelijke lezing.
R. Hostie
| |
Ducot, Cl., Présence et absence de l'être (Philosophie de l'Esprit). - Aubier, Parijs; Edit. Universelle, Bruxelles, 1960, 192 pp., ing. Fr. 111.
In dit beknopte boek vindt de enigszins filosofisch gevormde lezer een oorspronkelijk doorgedacht systeem van de hedendaagse fenomenologie, zoals Heidegger die opvatte. Het is een filosofie van de inferioriteit, die zich een eigen logica tracht op te bouwen, los van elke objectieve, wiskundige of natuurkundige kenniswijze. Deze logica is ‘inconstatoire’, want de fenomenologische zijnservaringen (de echte ontologie) kan slechts worden meegedeeld bij wijze van een aansporing om zelf de fenomenologische ervaringen van het zijn, het ik, het lichaam, de anderen, de wereld, de ethiek, de esthetiek enz. mee te maken en te ervaren. De schrijver gaat echter verder dan Heidegger - tenminste de Heidegger van Sein und Zeit - daar hij in zijn fenomenologische inductie (of deductie?) doorstoot tot aan de persoonlijke God en zelfs tot de mogelijkheid van de openbaring der H. Drievuldigheid. Zo is dit boek geworden tot een christelijk georiënteerde fenomenologie, die het bestuderen waard is.
F. De Raedemaeker
| |
Moraal
Schellen, Dr. A.M.C.M., De artificiële inseminatie bij de mens (Mens en Medemens. Aspecten der sociale werkelijkheid). - Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 1960, 128 pp., f 2.95 en f 3.25.
Voor meer ontwikkelden is het van belang, dat zij zich een juist beeld kunnen vormen van wat er los en vast zit aan de kwestie van de artificiële inseminatie bij de mens. Dr. Schellen, die indertijd deze kwestie tot onderwerp van zijn dissertatie gekozen heeft (Artificial Insemination in the Human, Amsterdam enz., 1957), was wel de geschikte man om een brochure te schrijven die aan deze behoefte tot voorlichting zou voldoen. Het onderwerp wordt van alle kanten besproken, medisch, psychologisch, sociologisch, juridisch en levensbeschouwelijk. Het levensbeschouwelijke standpunt, dat schr. als katholiek t.a.v. deze kwestie inneemt (zie met name het 9e hfdst.), wordt ook voor de menselijke rede wel uitermate aannemelijk, als men de schr. gevolgd heeft in zijn beschouwingen omtrent de andere aspecten, die aan de praktijk van de artificiële inseminatie (heel in het bijzonder de donorinseminatie) vastzitten. Als enig bezwaar zouden wij naar voren willen brengen, dat de schr. het onderwerp te uitvoerig en te gedetailleerd bespreekt, en daardoor enigszins de indruk wekt dat de artificiële inseminatie bijna de ergste ramp is, die het gezin van de toekomst boven het hoofd hangt. Overigens kan de ontwikkelde lezer de schr. alleen maar dankbaar zijn, dat hij hem dit werkje geschonken heeft.
A. van Kol
| |
Bastide, Georges, Les grands Thèmes moraux de la Civilisation occidentale. - Bordas, Parijs, 1958, 280 pp.
Dit boek is het resultaat van een reeks voordrachten uitgesproken voor een gehoor van jonge mensen die zich voorbereiden op de taak van opvoeder. De bedoeling is te doen nadenken over de waarde en de zin van de menselijke persoon. Enerzijds worden de fundamentele gedachtenstromingen welke in de verschillende historische perioden de westerse mens bezielden, uiteengezet; anderzijds brengen enkele goed gekozen uittreksels uit het oeuvre der grote denkers de lezer in onmiddellijk contact met hun ideeën. Als vulgarisatie staat het boek op hoog peil; telkens wordt het essentiële levendig voorgesteld. Het geheel is georiënteerd naar een spiritualistische opvatting van de mens. F. Vandenbussche
| |
Holt, J.G.H., Het getij. Periodieke onthouding in het huwelijk. - Uitg. Dekker & van de Vegt N.V., Utrecht-Nijmegen, 1960, XII-91 pp.
De eerste uitgave van Het Getij werd
| |
| |
besproken in de 11e jrg. van dit tijdschrift, deel I, p. 406. De derde ed., die reeds drie jaar nadien verscheen, bracht niet alleen een verandering van de ondertitel maar ook in de inhoud. Vooral het 3e hfdst. verdient de aandacht: schr. geeft nl. een eenvoudiger praktijk aan, zodat degenen die van de T-methode gebruik willen maken niet meer gedurende de gehele cyclus de temperatuur behoeven op te nemen. Nieuw zijn verder het 4e hfdst. over vergelijking van T-methode en voorbehoedmiddelen, en het 5e hfdst. over T-methode als zwangerschapstest. Voor ontwikkelde lezers blijft dit boekje een belangrijke informatiebron om te weten, hoe men volgens katholieke opvatting regeling van het kindertal in de praktijk kan nastreven.
A. van Kol
| |
Etnologie
Binet, J., Le mariage en Afrique noire (Foi Vivante). - Edit. du Cerf, Parijs, 1959, 178 pp., ing. Fr. Fr. 660.
Dit werkje is een sympathieke poging om het gewoonterechtelijke huwelijk van de Afrikaanse primitieven ‘van binnen uit’ te begrijpen, en aan te tonen, welke de positieve of negatieve factoren zijn ten aanzien van het westers-christelijk huwelijk. Ofschoon het de zeer complexe gegevens van het probleem wel wat vereenvoudigt, en niet alle interpretaties van de schrijver wetenschappelijk verantwoord zijn, is het toch een verdienstelijke inleiding.
F. De Graeve
| |
Campbell, J., The Masks of God. Primitive Mythology. - Secker & Warburg, Londen, 1960, 512 pp., geïll., geb. sh. 35.
Na een inleidend hoofdstuk, dat hij veelbetekenend ‘Toward a Natural History of the Gods and Heroes’ heeft betiteld, werkt de Amerikaanse geleerde zijn onderwerp uit in vier afdelingen. ‘The Psychology of Myth’, een poging om het mythische denken te verklaren langs psychologische en psychanalytische weg, ‘The Mythology of the Primitive Planters’ en ‘The Mythology of the Primitive Hunters’, waarin hij de godsdiensten van de fundamentele beschavingstypes onderzoekt, en, tenslotte, ‘The Archaeology of Myth’, waarin hij het bewijsmateriaal van de paleolitische en neolitische tijdvakken aanvoert. Zijn laatste hoofdstuk, ‘The Functioning of Myth’, sluit aan bij het eerste, psychologische deel. Campbell is een zeer belezen man, die met hetzelfde gemak Huizinga en James Joyce citeert, als Freud of een Upanishad. Zijn werk is dan ook een spetterend vuurwerk van min of meer originele inzichten, en min of meer wetenschappelijk verantwoorde, maar altijd stimulerende denkbeelden. Jammer genoeg maken zijn naturalistische vooroordelen het hem onmogelijk, de religieuze feiten in hun ware gedaante te vatten. Godsdienst heeft voor hem geen werkelijkheid buiten de mythenscheppende menselijke geest.
F. De Graeve
| |
Varia
Dale, van, Groot Woordenboek der Nederlandse taal. - Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage, 1960, 8ste druk, aflev. 14, en 15, f 3. - per aflev.
Deze geheel opnieuw bewerkte en zeer vermeerderde druk, de achtste, van van Dale's Groot Woordenboek nadert zijn voltooiing. Wie zich op de hoogte wil stellen van de accurate betekenis, van de laatste spelling, van het gebruik etc. der Nederl. woorden kan van Dale's groot woordenboek niet missen.
R.S.
| |
Straelen, Henry van, Ou va le Japon? - Verschenen in de serie ‘Eglise Vivante’ bij Uitgeverij Castermans te Doornik. Provincialaat S.V.D. Missiehuis Teteringen, 1960, 270 pp.
De priester-schrijver en professor aan een Universiteit in Japan, H van Straelen, heeft naast zijn reeds tientallen bestaande werken in diverse talen, thans in het Frans een nieuw boek het licht doen zien over Japan. Schrijver, die bijna een kwart eeuw in Japan woont, heeft zich als doel gesteld de lezer een beter begrip te geven van de Japanse mentaliteit en daardoor tevens van de Aziatische mentaliteit in het algemeen. Op die manier poogt hij een bijdrage te leveren tot een toenadering tussen Oost en West. Alhoewel de auteur zijn boek in een tiental hoofdstukken heeft ingedeeld zijn deze in feite terug te brengen tot drie verschillende gebieden die in het boek belicht worden, nl.. de mentaliteit van het volk; het economisch en sociaal leven in het algemeen en het christelijk leven en haar problematiek in het bijzonder. In de eerste hoofdstukken krijgt men al direct een goed beeld van de levens- en wereldbeschouwing van de Oosterling, meer speciaal van de Japanner. Doordat telkens weer praktische voorbeelden wor- | |
| |
den gebruikt wordt het geheel bijzonder levendig. Bij de behandeling van het sociaal en economisch leven wordt door schrijver uitdrukkelijk en herhaaldelijk onderstreept dat Japan niet zoals sommigen menen worstelt met een demografisch probleem, dat is met de zgn. overbevolking, maar veeleer met een zuiver economisch vraagstuk, nl. dat van het beter zien te benutten van de economische potentialiteiten. In de laatste hoofdstukken, waar het Christendom aan de orde komt, behandelt schrijver de manier waarop Azië het Christendom beschouwt en de redenen waarom dit juist op zo een bijzondere manier gebeurt; de christene missie in het Oosten en de invloed op de niet-christene Japanners en tenslotte de belangrijkste problemen waarmee de huidige missie thans geconfronteerd wordt. Opvallend in het gehele boek is de nuchtere realiteit, waarmee zowel de feiten als de problemen naar voren worden gebracht. Het werk is in eenvoudig Frans
geschreven en kan worden aanbevolen aan allen die belang stellen in het Oosten en meer in het bijzonder aan hen wier interesse uitgaat naar het werk van de Kerk in dit, ook voor ons Europeanen, zo belangrijk werelddeel.
J. van Lierde
| |
Conquest, R., The Soviet Deportation of Nationalities. - Macmillan, Londen, 1960, 218 pp., geb. sh. 30.
Alhoewel de auteur, oud-student van de London School of Economic and Political Science, veeleer een specialist is inzake literatuurproblemen, verrast hij ons hier met een diepgaande studie van een weinig gekend vraagstuk, nl. dat van de deportatie van de minderheden van Sovjet-Rusland. Na een kort geschiedkundig overzicht van de Russische expansie naar Midden-Azië volgt een overzicht van het lot van enkele volksstammen, die in Sovjet-Rusland sterk werden vervolgd, w.o. de Wolga-Duitsers, de Kalmoeken en de Krim-Tartaren. De schrijver beperkt zich hierbij niet tot een geschiedkundig en politiek overzicht. Ook etnologisch worden deze volkeren besproken. Tenslotte volgen hoofdstukken gewijd aan de Russische rassenpolitiek, en de Westerse opvattingen dienaangaande. Praktisch werden uitsluitend Russische bronnen gebruikt. Jammer genoeg lijkt ons het werk te overladen. Waarom moet schrijver zo breedvoerig uitwijden over de literatuur en de kunst bij de besproken volkeren? Het gaat hier toch veeleer om een politiek vraagstuk. Daarbij is de aangifte van de bronnen ook tamelijk verwarrend. Wel kunnen de gereproduceerde kaarten veel goedmaken. Kortom een werk, dat in feite voor een groot deel bestaat uit commentaren op Russische teksten.
A. Van Peteghem
| |
Clark, Stanley, The man who is France. The story of Charles de Gaulle. - G. Harrap & Co Ltd., Londen, 1960, 204 pp., geb. 15 sh.
Dit is meer een lofrede op dan een biografie van de Franse president. Uit diens redevoeringen en publikaties worden enkel citaten aangehaald, waaruit kan blijken dat hij het juist voorhad. Nergens wordt gezegd dat de Gaulle twee keren (in 1940 en in 1958) door een revolutie aan de macht is gekomen. Wel blijkt ook uit dit levensverhaal, dat de Gaulle nooit bereid is geweest te gehoorzamen wanneer hij een bevel afkeurde. (En niet enkel wanneer een immoreel bevel werd gegeven.) Doch zodra hij over mensen gezag uitoefende, eiste hij van hen een soms haast onmenselijke tucht, en duldde hij geen tegenspraak. De laatste tijd werden een groot aantal hagiografieën van de Gaulle gepubliceerd. Het boek van brigadier Clark verschilt slechts in één opzicht van de andere; hij gelooft niet dat er ooit ernstige meningsverschillen hebben bestaan tussen de Britten en de Gaulle (al zeggen de betrokkenen, en namelijk de Gaulle en Churchill, het helemaal anders in hun memoires); de grote anti-gaullisten waren de Amerikanen Roosevelt en Hull.
M. Grammens
| |
Rohme, Reiner, Die Marionetten des Herrn. Erlebnisbericht aus Sowjetischen Gefangenenlagern. - Eugen Rentsch Verlag, Erlenbach-Zürich, Stuttgart, 1960, 357 pp., ingen. D.M. 12, geb. D.M. 15.80.
Een zeer mooi boek door een edel mens geschreven: het authentisch verhaal van een Duitse diplomaat - vanzelfsprekend onder een deknaam schrijvend - die in augustus 1945 in Mantsjoerije door de Russen gevangen wordt genomen, de gruwelen van de ondervragingen, kerkers, gevangenissen, straf- en arbeidskampen meemaakt, en, dank zij ‘de grote dooi’ na Stalins dood, op nieuwjaar 1954 weer in de vrije Duitse Bondsrepubliek arriveert. Het is een sober, zakelijk en objectief gehouden verhaal, zonder sentiment of ressentiment, en daarom des te boeiender. Bovenal treft het diep-menselijke, het vertrouwen in de kracht van de geest en in Gods bestel over deze wereld, alles gekruid met fijne humor. God leidt de
| |
| |
hele wereld en elk mensenleven, vaak door de zwaarste beproevingen; hoe zelfbewust en machtswellustig de vervolgers zich ook voordoen, zij zijn ten slotte slechts ‘marionetten van de Heer’.
M. Dierickx
| |
Leclercq, J., Du droit naturel à la sociologie, I-II. - Spes, Parijs, 1960, 160-168 pp., N.F. 10.
Met deze beide deeltjes begint een nieuwe collectie Sociologie d'aujourd'hui, onder leiding van de professoren J. Labbens (Lyon) en E. Pin S.J. (Rome). De Leuvense hoogleraar ontwikkelt er op zijn gemoedelijke toon enkele der hoofdgedachten uit zijn Introduction à la sociologie: over het ontstaan der sociologie als eigen wetenschap en over de diensten die zij andere disciplines kan bewijzen.
J. Kerkhofs
| |
Merton, Thomas, Weltliches Tagebuch 1939-1941. - Benziger Verlag, Einsiedeln, 1960, 180 S., D.M. 10.80.
Thomas Merton is, zoals men weet, Trappist in een Amerikaanse abdij en men verwacht van een Trappist geen ‘secular journal’. Dit is echter een dagboek uit de tijd, toen hij, pas bekeerd, nog in de wereld was, en werd nu gepubliceerd ten bate ener caritatieve instelling te New York. Het zijn notities en beschouwingen over omgevingen en verschijnselen, waarmee de auteur omstreeks 1940 in aanraking kwam. Merton heeft zich een zekere gemeente verworven en deze zal ook het dagboek met belangstelling ter hand nemen.
P. van Alkemade
| |
Niblett, W.R., Christian education in a secular society. - Oxford University Press, London, 1960, 132 pp., 12 s. 6 d. net.
Drinkwater, Francis H., Telling the good news. Reflections on Religion and Education. - Macmillan-Burns & Oates, London, 1960, 228 pp., 22 s. net.
Young writers, young readers. Ed. by Boris Ford. An anthology of Children's reading and writing. - Hutchinson, London, 1960, 172 pp., 15 s. net.
Deze drie boeken gaan uit van dezelfde bekommernis: hoe zal het onderwijs van vandaag zich aanpassen aan de snel veranderende vormen, en zijn gericht tot hetzelfde publiek. ouders zowel als leraren. Het boek van Professor Niblett, resultaat van een onderzoek van het Britse instituut voor christelijk onderwijs, vormt een waarschuwing en een aansporing tevens. Is het onderwijs en de opvoeding die wij geven werkelijk van christelijk-vormende waarde? Godsdienst als verplicht vak of kerkdiensten alleen zijn niet voldoende, de christelijke levensvisie moet heel onze houding doordringen, zodat wij op de eerste plaats gelovige mensen vormen. Het boek gaat in op deze kwestie voor de verschillende vakken afzonderlijk en geeft menige kostbare hint. Canon Drinkwater, een van Engeland's vooraanstaande katecheten, heeft door woord en geschrift de recente vernieuwing in de Engelse katechetiek gestimuleerd. Verschillende van zijn essays zijn gebundeld in dit boek. Achter de onderhoudende toon en de zachte humor verbergt zich een diepe bezorgdheid om de achterstand en de weinig aangepaste benadering der leerlingen, om het gebrek aan pedagogische kennis bij vele priesters en de eenzijdig-intellectuele leerstof van de katechismus. Het derde boek geeft ons eerst 'n aardige bloemlezing uit wat kinderen van 6 tot 18 jaar zelf geschreven hebben. Hierin komt de oorspronkelijke kracht der kinderlijke verbeelding naar voren, die dan, zo luidt ongeveer de stelling van de essays uit het tweede deel, bedorven wordt door populaire schrijvers van de hedendaagse jeugdlectuur als b.v. Captain Johns. Dit laatste is niet overtuigend. Het boek is voorzien van een index van goede Britse jeugdlectuur.
E. Bolsius
| |
Sarment, A. du, Claudel et le prêtre (Etudes religieuses No. 746). - La pensée catholique, Brussel, Office général du livre, Paris, 1960, 59 pp., Fr. 24.
Het petekind van Claudel brengt hier op fijnzinnige wijze en met een grootse visie op het priesterschap, de dichter waardig, de meest kenschetsende passages uit zijn werk bijeen waarin hij over dit thema spreekt.
H. Leuridan
| |
Pocket-boeken
Prisma-boeken, f 1.25.
Zinaïda SCHAKOVSKOY, Hoe ik Rusland terugzag. Vert. - Een ongewoon boeiend relaas van een aristocratische emigrée, die later in legatie-verband in Rusland terugkeert.
L.N. TOLSTOI, Verhalen. Vert. - Een zestal meesterlijke novellen van de grote schrijver.
| |
| |
Edmund CRISPIN, Moord op tournee. Vert. - Een niet bijzonder geslaagde detective van de bekende Engelse schrijver.
John DICKSON CARR, Blinde ooggetuige. Vert. - Een goede detectiveroman.
Helen WADDELL, Abelard en Héloïse. Vert. - Het aloude verhaal, door een geleerde dame in een nieuw kleed gestoken.
Leonard ENGEL, Hart-operatie. Vert. - Een nauwkeurige beschrijving van de hartoperatie van een 13-jarig meisje, spannend en instructief.
Hans REMER, Algemene muziekleer. Vert. - Een bewerking van een goede Duitse populaire inleiding tot de musicologie.
Otto Willi GAIL, De greep naar het atoom. Vert. - Een goed en helder geschreven werkje over wat men thans weet van het atoom.
P.G. WODEHOUSE, Dokter Sally. Vert. - Een nieuw opus van de bekende Engelse humorist. Voor Wodehouse-liefhebbers.
Walter LORD, De dag van Pearl Harbour. Vert. - Een boeiend relaas over de aanval der Japanners op de Amerikaanse vloot in december 1941.
H.R. HAYS, Zeden en gewoonten van primitieve volken I en II. Vert. - De Amerikaan HR. Hays vertelt hier de geschiedenis der zich ontwikkelende etnologie en schrijft over het leven en bedrijf der natuurvolken.
Mark SPADE, Zaken doen voor je plezier. Vert. - Een eigenaardig half ernstig, half humoristisch boekje over het ‘zakenleven’.
R.S.
| |
Pictura-boeken. Het Spectrum, Utrecht, f 2.25, geïllustreerd.
David CATARIVAS, Israël. - Een rijk geïllustreerd boekje over de situatie van de jonge staat met het oude volk, Israël. Daniel van DAMME, Erasmus. - In deze humanistische tijd zijn de papieren van Erasmus gestegen. D. van Damme schrijft hier een karakter- en levensschets van hem.
Jean GIMPEL, De bouw van een kathedraal. - Een instructief werkje over alles wat de bouw ener kathedraal, zoals de middeleeuwen er zo vele kennen, betreft.
Claude VAUSSON, Oostenrijk. - Een prettig leesbaar boekje over de verschillende aspecten van Oostenrijk met zijn beroemde hoofdstad.
R.S.
| |
Salamander-boeken. Querido, Amsterdam.
Prof. Dr. A. QUERIDO, Godshuizen en Gasthuizen. - Een rijk geïllustreerd overzicht van de ziekenhuizen in de loop der eeuwen. f 2.50.
Prof. Dr. Th.P. van BAAREN, Doolhof der Goden. - Een inleiding tot de vergelijkende godsdienstwetenschap die de grondbegrippen en -verschijnselen der godsdiensten beschrijft. Geïll. f 2.50.
Aar van de WERFHORST, Volcmar de Ommeland-vaarder. - Een herdruk van van de Werfhorsts veelgelezen historische roman. f 1.75.
M.H. SZéKELY-LULOFS, De hongertocht van 1911. - Eveneens een herdruk van een verhaal der bekende schrijfster over een verschrikkelijke tocht in de bergen van Sumatra. f 1.75.
Louis Paul BOON, Mijn kleine oorlog. - Een heruitgave van Boons fragmentarische oorlogsherinneringen. f 1.75.
Marianne PHILIPS, Tussen hemel en aarde. - Ook deze bundel kortere verhalen plus een langere novelle is een heruitgave van vroeger verschenen werk.
R.S.
| |
Elsevierpockets
Prof. Dr. J. PRESSER, Napoleon I en II. f 2.90 per deel. - Een uitstekend gedocumenteerd, maar zeer, zeer kritisch, bijna cynisch geschreven ‘Lebensbild’ van Napoleon.
Prof. Dr. J.J.M. TIMMERS, Gids voor Rome en omstreken. f 3.90. - Een rijk geïllustreerde en kundig geschreven handleiding voor Rome-bezoekers.
R.S.
| |
List-Bücher. München. D.M. 1.90.
Helmut THIELICKE, Zwischen Gott und Satan. - Een boekje van een Luthers predikant over de bekoring van Jesus en de ‘bekoorbaarheid’ des mensen.
Heinz SCHWITZKE, Sprich, damit ich dich sehe. - Zes ‘Hörspiele’ van verschillende auteurs met een inleiding van Heinz Schwitzke.
Thyde MONNIER, Der Glückshändler. - Een niet onaardig, doch weinig waarschijnlijk romannetje van de Franse schrijfster Thyde Monnier.
Edita MORRIS, Das Leben heisz zu lieben. - Een aardig familie-verhaal. Een beetje heidens.
R.S.
|
|