| |
| |
| |
de m 20, vervaardigd in 1920. de gietstukken muntten reeds uit door zorg voor kwalitatieve vormgeving.
olivetti. milaan,
draagbare lettera 22. ontwerp van marcello nizzoli, de kleinste maar vermaardste schrijfmachine olivetti.
giovanni pintori: affiche voor de electrische telmachine elettrosumma.
adriano olivetti.
ivrea in 1670.
camillo olivetti.
het cembalo scrivano van de piëmontese advocaat g. ravizza, ontworpen in 1855. was de eerste ernstige greep naar de oplossing van het probleem: schrijfmachine.
► olivetti san francisco. arch. cavaglieri.
| |
| |
| |
| |
| |
Adriano Olivetti, schepper van een ondernemingsstijl
K.N. Elno
‘Onderweg naar Civitas Dei’
WAT onze tijd ten toon spreidt aan desintegratie, leidt het oog soms af van zijn hoopgevende, vertrouwen-wekkende waarden. Wankelmoed in het aangezicht van de overmacht der techniek en aanstellerige mystiekloosheid als heilsleer der super-intelligenten overheersen, maar hebben het veld niet gemonopoliseerd. Misschien leeft er meer geloof - in het voortbestaan van de mens, in de superioriteit van de geest en in de veredelende uitstraling der kunst - dan steden en industriecentra, laboratoria en congressen of statistieken en opiniepeilingen ons te zien geven.
Alleszins ontmoeten we onder onze tijdgenoten enkele persoonlijkheden, vaak aan het hoofd van industriële ondernemingen, bij wie dit geloof zijn bestemming heeft gevonden in zinrijke daden. Actie en bezinning verhouden zich in hen zo gaaf en gespannen tot elkaar, dat hun werk beslissende wendingen verleent aan de cultuur en er soms hoogvlakten in bereikt waartoe de traditionele bijdragen de stijgkracht schijnen te missen.
Gaat men eens na welke bedrijven aan zulke figuren hun karakter en een bepaalde grootheid hebben te danken en waarin de harmonisering van techniek, economie, sociale verantwoordelijkheid en kunst een organische mogelijkheid blijkt, dan komt men tot een niet onaardige erelijst. In Finland: de Wärtsilä Koncernen met Gunnar Stahle, in Zweden: Orreförs Glasbruk met Johan Beyer, - twee producenten wier esthetisch gezag op het gebied der huishoudelijke waren quasi internationale geldigheid bezit. De beslagen, met schoonheid dwepende zakenman Georges Combet heeft in korte tijd van Gaz de France een modelbedrijf gemaakt. Hun exclusieve stijl krijgen de Göppinger Kaliko- und Kunstlederwerke van hun mentor dr. Herbert Müller en van de veelzijdige Arnold Bode. London Transport Executive en Container Corporation of America hebben door hun verwezenlijkingen criterium-waarde verworven in de domeinen van typografie, letter-ontwerping en vormgeving der vervoermiddelen. Een bijna historische figuur is dr. Emil Rasch die, als fabrikant van behangselpapier, reeds vóór 1928 oog had voor de boodschap welke het Bauhaus van de kunst naar de industrie en de handel overreikte. D.J. De Pree, de president van de Herman Miller Furniture Corporation, in Western Michigan, vertelt dat zijn firma zich uit de crisis van 1930 gered heeft door de overtuiging dat zij een creatieve, culturele taak in de natie had te vervullen, nl. niet zozeer meubelen verkopen als wel ‘to sell a way of life...’.
Deze en andere ondernemingen vormen de tegenpool van wat Lewis Mumford het ‘schizofrene versagen’ heeft genoemd, - het besef loos ondergààn van de willekeur in gemechaniseerde produktie of de capitulatie voor de vertechnisering van het leven. Niet minder ook van een doffe moedeloosheid welke de machine als één der mogelijke, adequaat hanteerbare hefbomen voor menselijke bevrijding een utopie acht.
| |
| |
Captains of industry? De Carlyleaanse term is zwoel van nagalmen uit een positivistische, van de essentia animae afgewende eeuw en schijnt voor de leiders van deze ondernemingen een tamelijk geringschattende definitie. Zij worden niet meer gedomineerd door de roekeloze overmoed die tijdelijke met eeuwige waarden verwart en de humane maatstaven vervangt door die van vernuft en materie. In de plaats daarvan trad een rustig begrip voor de beperktheden, een zekere tucht, maar ook een bezield, ofschoon gerelativeerd zendingsbewustzijn.
Adriano Olivetti geldt over de hele wereld als de verpersoonlijking van dit soort zaken-doen. Geen ingewijde in industriële vormgeving, bouwkunst of bedrijfspsychologie die hem niet als zodanig erkent, doch ook in de kringen van sociologie, politiek en ‘zuivere’ kunst heeft men hem als één der prominenten van onze tijd gehuldigd. Wie van hem zegt dat hij ‘meer was dan een fabrikant’, doet hem enigszins onrecht aan en kan dat alleen bedoelen als een speldeprik aan zijn vakgenoten die beneden de maat blijven. Juister is het op hem een parafrase van een beroemd bon mot toe te passen: ‘Niets dan een fabrikant, maar wèlk een fabrikant!’
Enkele maanden geleden is hij op 58-jarige leeftijd gestorven. Het doet onwezenlijk aan dat het bericht van zijn dood de smalle spanwijdte van enkele krantenregels nauwelijks overschreden heeft. Alsof wij een kans hebben gemist om even te verstillen bij het heengaan van één die ons een uitweg toonde uit onze problematiek van arbeid en produktie, levenskader en wonen, gemeenschapsleven, wetenschappelijke macht en welvaartscultus. Hebben wij van zijn suggesties voldoende bemerkt, meten wij hem al met een hem passende maat? Dat blijkt niet zo simpel voor een tijd die gewoon is met gecontingenteerde verdiensten te rekenen. Adriano Olivetti's werk was een synthese, een godsgenadig summarium waaruit géén element kan afgescheiden en op zichzelf bekeken worden.
De verregaande socialisering in zijn onderneming, de prachtige architectuur van zijn fabrieks- en kantoorgebouwen en woonwijken voor de bedrijfsleden, de fraaie vorm zijner produkten en de charme van zijn showrooms of de spiritualiteit van zijn reclame, - niets van dit alles mag men autonoom beoordelen als men enig vermoeden wil krijgen van zijn allure. Ook mag daar niet van geisoleerd worden: zijn innig contact met het universele geestesleven, zijn grote vertrouwdheid met velerlei uitingen van kunst, letteren en wetenschappen en met de klassieken, zijn flair om de juiste medewerkers aan te trekken en creatieve krachten van bijzonder gehalte uit binnen- en buitenland deel te laten nemen aan zijn werk, zijn gereserveerde maar oplettende houding tegenover de Italiaanse politiek, of, tenslotte, het helderziende en fijne spel van zijn economische strategie. Het zijn allemaal facetten van een geheel welke eerst optimaal zin verwerven door hun correlatie.
Toen men aan Egidio Bonfante, één zijner intiemste artistieke adviseurs, eens vroeg hoe het mogelijk is dat zoveel stijl in de firma tot leven kwam, zoveel cohesie tussen alle afdelingen, diensten en individuen, zodat om het even welk detail der onderneming - en niet alleen haar handelswaar - die stijl en samenhang reflecteert, luidde het antwoord eenvoudig: ‘Dat komt van Adriano Olivetti’. Het was niet het verwachte antwoord: de belichting van één of ander systeem van planning en organisatie. De daarop volgende vraag, ‘dat alle verantwoordelijken dan wel zeer geregeld, bijna stereotiep met de chef besprekin- | |
| |
gen moesten voeren?’, kreeg als glimlachende weerlegging: ‘Dat gebeurt zeer zelden. Hij behoeft voor ons niet concreet aanwezig te zijn om te weten wat we te doen hebben. Hij is een onzichtbare immer aanwezige. Zijn denken dooradert de hele onderneming’.
Wij bevinden ons hier vèr van een louter rationeel, knap uitgewerkt programma met nauwkeurige richtlijnen en instructies. Net dat ‘onvatbare’ waardoor dit ondernemingsbeleid zich onderscheidt van het wetenschappelijk ‘management’, schijnt het geheim waardoor het bedrijf de glans van een wonder heeft gekregen. Het is het fluïdum dat van de leider uitging, een gloed welke alle deelnemers tot media met een individuele kracht maakte. Was deze man niet de bescheidenheid zelve geweest, hij zou met een glimlach van dubbelzinnigheid verkondigd hebben: ‘Olivetti, c'est moi’.
Hij was niet van het ras dat langs de wal vaart. Dat bewees zijn vader, ingeniore Camillo, al van de eerste dag dat de fabriek bestond (1908): koene koers in volle zee. Het ging om de vervaardiging van schrijfmachines, een produkt dat toen reeds geen nieuwigheid meer kon genoemd worden. Maar de debutant volgde niet de twijfelachtige gewoonte welke er in zulk een geval in bestaat bevoegden aan rivalerende bedrijven afhandig te maken. Hij construeerde zijn machine op zijn eentje en schonk zijn firma meteen een augurium voor vijftig jaren: oorspronkelijkheid is veiliger.
Deze Camillo, minder don dan bijbels visionair, taaier, nuchterder en zakelijker dan zijn luidruchtige tijdgenoot Marinetti, doch even boordevol van werklust en toekomstdromen, was reeds voor zijn dood (1943) een legende: zijn eerste arbeiders leerde hij tangen, vijlen en bankschroeven gebruiken en van elk der 125 man die bij het begin van Wereldoorlog I de werkhallen bevolkten, zou hij de naam, de vrouw, de kinderen en de zorgen hebben gekend. Baard, gebaar en ingetogenheid maakten hem tot een aartsvaderlijke verschijning. Het vaderschap zelf is totaal geworden door de continuïteit van zijn visie in een juiste zoon.
Het begon in Ivrea, een plaatsje dat men, uit Milaan komend, rechts van de weg nabij Turijn ontmoet. Slechts de heuvelglooiingen voorkomen dat men het tamelijk troosteloze landschap met zijn verspreide dennen ‘Gronings’ zou noemen. Wellicht is het even schraal, - initiatief en blij vertrouwen in de arbeid konden er in elk geval vruchtbaar gedijen. Na een halve eeuw volbrengen er 7.000 mannen en vrouwen hundagtaak in een over 220.000 m2 uitgebreid gebouwencomplex, en een groot deel van hen woont er in een vriendelijk stadje van flats en eengezinshuizen, in een urbanisatie welke even zorgzaam de wasdom van de natuur als het verkeer en de zinvolle gewoonheid van het dagelijks leven bevordert, in een gevoelige architectuur die volmaakt werd met hovingen en vijvers, sportvelden en ontspanningsruimten, kindertuinen en medische centra, bibliotheken (40.000 boeken) en opleidingsinstituten.
Deze kleine natie heeft voor het proces harer verwezenlijkingen de volkomen kringloop bereikt. Alles wordt intra muros bedacht, ontworpen, uitgevoerd, gefinished en getest: een geslotenheid van bewerking, aflevering en voltooiing welke zich voltrekt van gieterij naar machinehall, van precisiediensten naar montage, van schrijnwerkerij naar emaillering, van kunststoffen- en textielafdeling naar drukkerij en verpakking, vaak werkend met een produktie-apparatuur van eigen makelij. Elektrische energie-behoefte: 10.200.000 kWu per jaar; thermische: 13.300.000 calorieën per uur uit 8.000 ton stookolie per
| |
| |
jaar. Voortbrengst-ritme: twee eenheden per minuut... In hetzelfde Aosta-dal waar patriarch Camillo eens met twintig schoorvoetende volgelingen de nevels van de werkeloosheid openscheurde, gonst thans het moederhuis van een over heel Italië en een halve wereld vertakt bedrijf. Te Turijn, Apuania, Pozzuoli bij Napels, Milaan, Glasgow, Barcelona, New York, Brussel, Parijs, Wenen, Johannesburg, Frankfurt, Buenos Aires, Bogota en Rio de Janeiro beluisteren fabrieks- en kantoorfilialen de harteklop van Ivrea.
Nochtans, soortgelijke feiten en cijfers van eendere of nog indrukwekkender ordegrootte zouden verscheidene Europese, Amerikaanse en Japanse ondernemingen ter tafel kunnen brengen. Identieke blitz-ontwikkelingen en potenties worden gesymboliseerd door namen zoals Philips, Bell, Westinghouse, Fiat, General Motors, AEG, Gevaert en andere. Er is echter één kleine schakering.
Die nuance belichaamt Adriano Olivetti door zijn groot geloof in schoonheid. Een ethisch gevoede schoonheid als levensvoorwaarde, als fundamentele verantwoording van menselijk bestaan. Vader Camillo had daar reeds op gepreludeerd toen hij zijn eerste machine, de M1, op de Wereldtentoonstelling te Turijn in 1911 presenteerde met een verklaring die men in onze dagen eerst ten volle gaat begrijpen: ‘Aan de visuele gestalte is evenzeer aandacht besteed. Een schrijfmachine mag geen salonstuk zijn, overladen met versieringen van bedenkelijke smaak. Ze behoort er degelijk en desondanks elegant uit te zien. De vorm der machine als object is dan ook met zorg bestudeerd, zodat ze in het spel van haar lijnen, van haar vernikkelde metaaldelen en haar verlakte vlakken een uiterste stadium van perfectie bereikt’.
Ingeniore Adriano, eenmaal in 1933 directeur geworden, bouwt de ideële ondergrond van deze opvatting verder uit en maakt er het handvest der onderneming van. De door Marcello Nizzoli in 1948 ontworpen ‘Lexicon’ wordt door kunstmuseums als tentoonstellingsobject en exponent van twintigste-eeuwse vormgeving aangekocht. De ‘Lettera 22’, eveneens een ontwerp van Nizzoli, verwerft op de Triennale van Milaan het onderscheidingsteken ‘Compasso d'Ore’. In 1952 worden ze, samen met andere schrijf-, reken- en telmachines en telescriptors der firma, in het Museum of Modern Art te New York geëxposeerd, en de uitbundige lof van The New York Times wordt bevestigd door vaktijdschriften zoals Architectural Forum en Interiors. Onder het dozijn geconsacreerde voorbeelden dat door promotors van de vormgevingsgedachte aan industriëlen en andere gegadigden immer opnieuw wordt voorgehouden, komt sedertdien telkens één of ander Olivetti-produkt voor, de ‘Studio 44’ of de ‘Elletrosumma’, de ‘Divisumma’ of de teleprinter T2. Vrijwel steeds goederen welke uitmunten als een tot plastische entiteit gesublimeerde vormstudie van machine-structuur, technische vervaardiging en materiaal-eigenheid.
Het op zichzelf bevallige produkt kan echter ook als een betrekkelijk enghartig commercieel doeleinde worden beschouwd, zijn verdiensten voor de gebruiker ten spijt. Het krijgt eerst een volledig-humane betekenis indien het een aspect is van een creatief-culturele ondernemingsleiding welke zich gelijktijdig in eenzelfde graad van schoonheidsliefde uitspreekt in de ruimten waarin dat produkt tot stand komt en aan het publiek wordt aangeboden, in de huisvesting van hen die het produkt maken, in de teksten en afbeeldingen welke het produkt in de aanprijzing begeleiden, en in het moreel gehalte der genegenheidsgemeenschap waarin alle bij deze produktie betrokkenen zijn opgenomen.
Binnen het verloop van een kwart eeuw zet de fabrikant dit inzicht om in een
| |
| |
Pollini, de groep BBPR (Banfi †, Belgioiso, Peresutti en Rogers), Piero Bottoni, A. Fiocchi, Luigi Cosenza, Gian Antonio Bernasconi. In samenwerking met een zestal van hen ontwikkelt hij het eerste stedebouwkundig streekplan van Italië: Ivrea en de Aosta-vallei. Hij laat hen een vakantie-oord te Marina di Massa, talloze arbeiders- en bediendenwoningen, het prachtige palazzo aan de via Clerici te Milaan, het gaaf in het landschap geïntegreerde complex te Pozzuoli bouwen. Hij ontdekt onbekende jongeren, voorbestemd om via Ivrea in twee- en driedimensionaal design bij te dragen tot het nieuwe vormgevoel: behoudens Nizzoli, Giovanni Pintori, Constantino Nivola, Renato Zvetermich, ook Herbert Bayer en Alexandre Schawinsky, beide laatsten uit de Bauhauskring, of doet een beroep op gevestigde reputaties zoals de affiche-tekenaars Savignac en A.M. Cassandre en de Zwitserse letter-ontwerper Imre Reiner. De showrooms die te Venetië, New York, San Francisco, Modena, Nottingham, Rome en in vele andere steden worden ingericht, zijn, door de originaliteit van hun lokalen en uitstalramen, het raffinement der meubelopstelling of de verrassing van een wandschildering, beeldhouwwerk of mobile, magneten in het stadsbeeld voor hen die zich plegen te verlustigen aan mooie lijnen, zuivere kleurgeving en ‘l'art de créer le vide’ (Charlotte Perriand). Folders, prospectussen en publiciteitsbiljetten, waarin vooral Pintori een onuitputtelijke verbeelding te genieten biedt, worden verzameld als kleinodiën van grafische kunst. Affiches in de straten, langs de wegen en in de trams, gebaseerd op een delicate zinspeling (een roos in een ledige inktpot; een telraam waar zich bloeiende bloesems doorheenslingeren), op bewondering voor antiek beschavingswerk (hiërogliefen, spijkerschrift, ostrakons) of op allerlei bekoringen van het eenvoudige leven (kleuterkrabbels, op de vingers tellende kinderen), getuigen er voor dat
humor, intellect, vreugdig levensgevoel, techniek en kunst verzoenbaar zijn en dat banaliteit niet noodzakelijk de reclame hoeft te tiranniseren.
Het wonderbare is evenwel dat dit alles, ontworpen en getekend door de meest uiteenlopende karakters en temperamenten, geheimzinnige en toch duidelijk waarneembare gemeenschappelijke trekken vertoont, een diepere verwantschap in de visie, een stijl. Cherchez le chef. Overal vindt ge hem aan het uitgangspunt van de realisaties, de vondsten en de sinjalen van schoonheid. Ook waar het periodieken of allerhande publikaties betreft. Was hij er zelf niet de directeur of hoofdredacteur van - zoals van Urbanistica, het architectuurtijdschrift Metron of het cultureel blad Comunità -, dan stimuleerde hij ze met ideeën en speciën (Sele Arte, Architettura). Opzienbarende tentoonstellingen van moderne en oude beeldende kunsten liet hij te Ivrea door Luciano Codignola voor personeel en bezoekers organiseren; concerten, gewijd aan de polyfonisten, en gecommentarieerde audities van jazzmuziek werden rechtstreeks door hem op touw gezet; hij liet een vermaard geworden kinematheek oprichten; tijdens voordrachten over - Faulkner, Pythagoras, Vitruvius, Spinoza, Simone Weil... - was hij zelden afwezig.
Velen hebben voorspeld, en gehoopt, dat zijn a-parlementair politiek credo, een filosofisch groots gezien en toch realistisch christelijk socialisme, hem aan het hoofd van Italië's rijksbestuur zou brengen. Men kan zich afvragen of hij, ware hij niet zo voortijdig gestorven, zulk een stap ooit gedaan zou hebben. Heeft hij met zijn industrie en zijn werk van volksopvoeding, ‘The Italian Institute for Community Centers’, niet onophoudelijk gesuggereerd hoe beleid over mensen en goederen met ethische en esthetische waardigheid wordt be- | |
| |
bond als het zich voedt met liefde, wilskracht en geloof in de geest? En heeft hij niet gemerkt dat dit nauwelijks verholen understatement door miljoenen wie het aanbelangde, slechts half begrepen werd? Waarschijnlijk heeft hij als fabrikant en als oprichter van tientallen gemeenschapscentra voor arbeiders en landbouwers meer wààr gemaakt dan hij, trots zijn leidersgaven, ooit als staatsman had mogen verhopen.
Er stonden hem als zodanig vermoedelijk nog grandioze idealen vóór ogen...
Kort vóór zijn dood verschoof hij een stuk op het economisch schaakbord dat in de U.S.A. sensatie verwekte. Hij kocht 34% van de aandelen der Underwood Corporation op. De Amerikaanse onderneming, ‘needing help in a hurry’, werd aldus van de ondergang gered en meende met eigen presidentschap en opvattingen de leidsels in handen te houden. Olivetti verving deze leiding echter onmiddellijk door een eigen staf en, naar de laatste berichten; (Time, 25 april 1960) doen vermoeden, wordt dit eertijds glorieus bedrijf welbewust verolivettiseerd. Is het lichtvaardig achter deze transatlantische flankbeweging de drang te bespeuren om ook in de Nieuwe, bij uitstek technische Wereld een positief-culturele invloed te verwerven, en niet uitsluitend economisch gewin?
Men kan daar ternauwernood aan twijfelen. Men luistere slechts naar de vurige belijdenis die hij uitsprak toen hem in 1956 in het restaurant van de Eiffeltoren de Grand Prix d'Architecture werd overhandigd: ‘Tous ceux qui oeuvrent avec une conscience sereine pour l'épanouissement de 1'architecture coopèrent non seulement à l'affirmation d'un art et d'une science, mais à un type de civilisation, qui nous tient à coeur, et qui est destiné à faire avancer la cité de l'Homme sur le chemin de la cité de Dieu’.
|
|