| |
Boekbespreking
Godsdienst
Braun, Heinrich Suso, Die Sacramente. Radiopredigten. - Tyrolia-Verlag, Innsbruck, Wien, München, 407 S., D.M. 11. Braun, Heinrich Suso, Selig seid Ihr. Radioansprachen zur Bergpredigt. - Tyrolia-Verlag, Innsbruck, Wien, München, 97 S., D.M. 4.80.
De bekende Oostenrijkse Capucijn, H.S. Braun, is een gevierd radio-spreker voor Oostenrijk en Zwitserland. Zijn geestelijke toespraken hebben ook in boekvorm veel succes. Het zijn voortreffelijke populaire uiteenzettingen, die de katholieke theologie - in dit geval die van de sacramenten - in frisse, beeldrijke taal behandelen. Ook als Zondagspreken in onze kerken zouden ze een uitstekend figuur maken. In de Nederlanden zijn ze, meen ik, nog weinig bekend. Wie op zoek is naar frisse, aansprekende en niet oppervlakkige geestelijke lectuur, vindt hier zijn gading. Die Sacramente zijn reeds een zevende boekdeel en werden door zes andere voorafgegaan. Het tweede boekje Selig seid Ihr bevat toespraken over de Bergrede en ademt eenzelfde frisse, evangelische geest.
J. van Heugten
| |
Miller, M. and Miller, Lane, Encyclopedia of Bible Life. - Black, London, 493 pp., 40 sh.
Deze populaire encyclopedie is niet alfabetisch ingedeeld, maar behandelt in een twintigtal hoofdstukken de achtergrond van het bijbelse leven; landbouw, dieren, kledij, stad en dorp, muziek, transport, enz. worden zeer overzichtelijk onderverdeeld in kleine paragrafen, terwijl een vrij complete inhoudsopgave het geheel tot een bruikbaar naslagwerk maakt. Zeventienhonderd onderwerpen worden in het kort besproken, terwijl een tweehonderdvijftig foto's, die buiten de tekst geplaatst zijn en helaas van niet al te goede kwaliteit zijn, en enkele kaarten, de tekst nader verduidelijken. We hebben hier te maken met een van oorsprong Amerikaans werk, waarvan de eerste uitgave waarschijnlijk
| |
| |
een twintigtal jaren geleden verscheen. Deze ‘revised edition’ vermeldt de belangrijke vondsten van de Dode Zee-documenten en zal dus wel uit de vijftiger jaren dateren. Nadere aanduiding verschaft dit interessante en bruikbare boek hieromtrent niet.
W. Peters
| |
Aspirations nationales et missions. Rapports et comptes rendus de la 28e sem. de Missiol. Louvain 1958 (Museum Lessianum. Sect. Missiol., 37). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1959, 240 pp., ing. Fr. 140.
De 28ste missiologische week van Leuven nam het brandend probleem over de houding der missies t.a.v. de nationale verlangens tot onderwerp. Naast getuigenissen over de concrete toestanden in India, Ceylon, Japan, de Philippijnen, de Arabische wereld en verschillende gebieden van Afrika, behandelde het inleidend referaat de grond van het probleem. P. de Soras wees op de gevaren waaraan een eng nationalisme blootstaat, zowel vanwege het moederland als vanwege de kolonie. Hij tracht een juiste bepaling van het nationalisme te geven als een ‘samen willen leven wegens gemeenschappelijke doelstellingen’, en wijst op de noodzakelijkheid voor elke gemeenschap om open te staan voor de internationale gemeenschap. In het slotreferaat behandelt P. Masson de delicate positie van de vreemde missionaris in de jonge gebieden en omschrijft op genuanceerde wijze de houding van de inlandse clerus t.a.v. de politiek. Minister Scheyven hield een pleidooi voor technische en financiële hulp aan de onderontwikkelde gebieden en G. Espéret wees op de taak van de christenleek in de missiegebieden t.a.v. de nationalistische stromingen.
H. De Decker
| |
Bacht, H., Die Tage des Herrn, II: Frühling. - J. Knecht, Frankfurt/M., 1959, 316 pp., geb. D.M. 6,80.
Het tweede deeltje van dit ‘brevier voor de moderne christen’ verschijnt juist op tijd: gebeden voor de periode van aswoensdag tot en met de octaaf van Pinksteren en de heiligenfeesten van maartjuni. Zoals elk goed gebedenboek leert men ook dit pas volop waarderen in de dagelijkse omgang. Onze ervaring met het eerste deeltje gedurende de voorbije maanden, rechtvaardigt ten volle wat wij er in het novembernummer over schreven en daarom menen wij dit tweede evenzeer te mogen aanbevelen.
H. Leuridan
| |
Literatuur
Breedveld, Walter, De witte zwaluw. Roman. - Nijgh & van Ditmar, Den Haag, Rotterdam, 1960, 238 pp.
Met De witte zwaluw heeft Breedveld zich aan een merkwaardig en ongewoon thema gewaagd: de eigenaardige vriendschap tussen een eenzaam zonderling en een echtpaar, een vriendschap die toevallig ontstaat naar aanleiding van een autoaanrijding. Het echtpaar heeft een sterk pathologisch aangelegde zoon, die over deze vriendschap, vooral die met zijn moeder, zo verbitterd wordt dat hij de zonderling laat vermoorden. Breedveld, die een uitstekend verteller is, heeft met dit thema een hoge greep gedaan, een greep, die misschien alleen Dostojefski volkomen gelukt zou zijn. Geheel natuurlijk verlopend en volstrekt overtuigend is de roman niet geworden, hoeveel goede dingen er ook in voorkomen. Het verhaal speelt in Amsterdam en rond de Brabantse hoofdstad, welk laatste terrein het geliefkoosde gebied van Breedvelds boeken is. De auteur heeft zijn roman in verschuivingen opgebouwd zó dat om beurten het verleden en het nu van de hoofdfiguur, de zonderling namelijk, beschreven wordt.
J. van Heugten
| |
Valk, Maps, Mijn vriendin Jacoba. - Querido, Amsterdam, 1960, 110 pp., f 4.90.
Een psychologisch verantwoorde, goed geschreven novelle. Het verhaal speelt zich af op een meisjeskostschool, dit vrouwelijke wereldje, waar de aard der dochters van Eva zich in duizend facetten manifesteert. Hier wordt een meisje de favoriet van een nogal viriele Engelse lerares. Tenslotte gaat het meisje een licht op over het geprononceerd mannelijk optreden der lerares, en dit is het einde der vriendschap. Maps Valk heeft haar verhaal smaakvol en kunstig opgebouwd en de aan goede novellen niet rijke Nederlandse literatuur met een vermeerderd.
J. van Heugten
| |
Maanen, Willem G. van, Taal noch teken. Roman. - Querido, Amsterdam, 1960, 204 pp., f 8.90.
Een merkwaardige roman die, ondanks zwakheden, van een meer dan gewoon talent getuigt. De intrige is origineel. Een schrijver van toneelstukken, die zijn roem
| |
| |
overleeft heeft, lijdt aan een slepende kwaal en denkt dat zijn einde nabij is. Zijn dochter vraagt een gewezen acteur haar vader nog eens te komen opzoeken om zijn schrijverstrots weer een enkele maal te doen opleven. De acteur voert nu een bedrijf op uit een der stukken van de zieke, dat sterke raakpunten heeft met de huidige situatie van schrijver en spelers.... en de zieke grijpt plotseling een mes en doodt een der spelers als deze uit zijn rol valt. In de gevangenis schijnt de dader zelfmoord te plegen. Dit wonderlijke relaas duidt de auteur meer met sobere middelen aan dan hij het psychologisch uitwerkt. Hij laat veel te raden over aan de lezer; maar hij bezit iets van het magisch vermogen veelzeggend aan te duiden. Van Maanen schreef reeds meerdere originele romans en hij lijkt mij op weg een onzer beste romanciers te worden.
J. van Heugten
| |
Dullemen, Inez van, De schaduw van de regen. - Querido, Amsterdam, 1960, 200 pp., f 7.90.
In De schaduw van de regen heeft Inez van Dullemen een drietal stukken verzameld, die alle de weemoed van 's mensen eenzaamheid tot onderwerp hebben. Vooral de eerste twee spelen zich af in ‘de schaduw van de regen’. De schrijfster is er minder op uit haar figuren en hun lotgevallen scherp realistisch uit te beelden dan wel de deiningen van hun gemoedsleven in allerlei fazen weer te geven. Een waas van weemoed en medelijden hangt er om deze mensen. Het derde stuk verhaalt van een bon-vivant die met zijn auto naar Saloniki reist en een jong echtpaar laat meeliften. De levensgenieter raakt onder de indruk van dit optimistisch en zorgeloos levende tweetal. Inez van Dullemen tast naar het mysterie van de innerlijke ontmoeting van mensen onderling.
J. van Heugten
| |
Demedts, André, Vaarwel. - Desclée De Brouwer, Brugge, 3e dr., 1959, 60 pp., ing. Fr. 48.
De weemoed die het hele oeuvre van Demedts beheerst, kan niet beter worden omschreven dan door dichters eigen woorden: ‘Ik was in mezelf verdeeld, / tussen de jongen en de man / die ik eens was en toch nog blijf, / die ik reeds was en nog niet worden kan’. Die blijvende hunkering naar de levensvolheid der jeugd, die onherroepelijk voorbijgleed, wordt nu geconfronteerd met de dood. Zij zal het laatste vaarwel inluiden. Nu reeds wil Demedts, alles ten spijt, afscheid nemen. Zo verzoent hij zich met de dood als met de opperste bevrijding uit de verscheurdheid. Niet zozeer om de taalkracht en de muziek bekoren deze verzen, veel meer door de oprechtheid van toon, de brede ritmische ademgolf en de onafgebroken hunkering naar wat heel schoon is en heel zuiver. Velen zullen deze verzen dankbaar beluisteren.
J. Du Bois
| |
Gils, Gust, Anoniem 20e eeuw. - Ontwikkeling, Antwerpen, 1959, 48 pp. - Vaerewijck, Willy, Het snavelrecht. - id., 1959, 54 pp. - Pernath, Hugues, De adem ik. - id., 1959, 48 pp.
Drie bundels die samen kunnen besproken worden, omdat zij van gelijke strekking zijn en dezelfde tekorten vertonen. Deze dichters willen atonaal schrijven, maar atonale poëzie ontaardt licht in gemaniëreerde Spielerei, als zij eenmaal van haar diepere, existentiële grond wordt afgesneden. Vaak dient het genre alleen maar om het gebrek aan poëtische vormgeving te verdoezelen. Wat duidelijk het geval blijkt te zijn bij Gils. Deze schrijver, die aansluit bij de experimenten van Marcel Wauters, weet zijn nuchtere, bittere, doodgewone spreektoon niet tot krachtige zegging op te voeren. Ook Vaerewijck speelt verstoppertje, meer met zichzelf wellicht dan met de lezer. De handige truc om door inversie de zinbouw te vernieuwen, is te doorzichtig om geloofwaardig te worden. H. Pernath lijkt nog de meest getalenteerde, maar zijn verzen behoren tot een reeds achterhaalde tijd. De experimentele klok wordt door deze bundels jaren teruggezet.
J. Du Bois
| |
Hoeven, Jan van der, Te woord staan. - Ontwikkeling, Antwerpen, 1959, 40 pp.
Dichten is voor van der Hoeven scheep gaan naar het land van het woord, waar het nog jong en levendig zichzelf openbaren kan als in een eerste lente. Vandaar de verrukking die uit deze verzen spreekt. Als een kind dat de wereld opnieuw ontdekt, neemt S. het woord ter hand, draait en keert het om, laat het glanzen in het licht, keurt zijn kleurenweelde en tracht het in zijn vers in te bouwen. Soms vervalt hij wel in procédés, in reine Spielerei, zoals het associatief voortdichten: De huizen sterven / langzaam en / langzamerhand in hand / uit hun geluiden uit. Elders echter getuigen eenvoud en rustige loop van het ritme van zijn poëtisch kunnen. De dichter, of beter gezegd: de gedichten zijn nog te veel met zichzelf begaan. zij
| |
| |
behoren tot een soort poëtische puberteit. Indien deze dichter rijker en rijper wordt en zijn al te enge thematiek verbreekt, zullen zijn verzen ons niet alleen meer eventjes verblijden, maar ons blijvend aanspreken.
J. Du Bois
| |
Ernstman, Dr. J.P.A., De Griekse Tragedie (Volksuniversiteits-bibliotheek, 2e reeks, no. 64). - Erven F. Bohn N.V., Haarlem; Standaard, Antwerpen, 1959, 192 pp., f 8.50 en B. Fr. 135.
Op bevattelijke wijze zonder geleerd apparaat geeft de auteur, classicus en bekend om zijn voordrachten over dit onderwerp, een gedetailleerd beeld van het Griekse toneel voornamelijk in de tijd der drie grote tragici. De oorsprong der tragedie zoekt hij in de Dionusosliturgie en de dithyrambe zonder de door recente auteurs hiertegen ingebrachte bezwaren te vermelden. Daarna volgen uitvoerige bijzonderheden over spelers, kostumering, regie, theater en publiek. Het grootste deel van het werk is terecht gewijd aan een typering van Aischulos, Sophokles en Euripides en een beschrijving van de van hen bewaarde tragedies. Schrijvers begeesterde belangstelling doet hem de nuchtere realiteit wel eens uit het oog verliezen. Men brengt de oudheid niet nader tot de moderne mens door haar te idealiseren.
M.F.A. Brok
| |
Poetry of the Netherlands in its European context 1170-1930, illustrated with poems in original and translation by Theodoor Weevers, Professor of Dutch Language and Literature in the University of London. - University of London, The Athlone Press, 1960.
Wat Prof. Weevers met de titel van zijn boek teveel schijnt te beloven, trekt hij al dadelijk terug in het voorwoord, waar hij zegt, dat hij slechts een greep zal doen uit de geschiedenis van de Nederlandse letterkunde. Deze greep wordt, zoals hij zelf aangeeft, bepaald door enige van zijn vroegere publikaties, die in dit boek, onveranderd of bewerkt, werden opgenomen. Achtereenvolgens beschrijft Prof. Weevers de plaats van de Nederlanden in de Middeleeuwse poëzie, het Middeleeuwse drama, de literatuur uit de Renaissance en de verdere ontwikkeling tot en met de Beweging van Tachtig. Een afsluitend hoofdstuk handelt over de idee van ‘Holland’ in de Nederlandse Letteren. Het tweede gedeelte van het boek bevat metrische - soms tevens berijmde - vertalingen van Nederlandse poëzie. Opvallend is, dat de vertalingen uit dichters die het soepele vers van Wordsworth, Keats en Shelley het dichtst benaderen, ook het best zijn weergegeven in de taal waarin die dichters hun voorbeelden en inspiratie zochten. Mede om dit tweede gedeelte is het boek vooral waardevol voor het Engelse publiek, waaraan in kort bestek een overzicht wordt geboden van de hoogtepunten in de Nederlandse poëzie. De Europese verbondenheid van het Nederlands literair leven en streven, die helaas maar incidenteel behandeld wordt - namelijk alleen dan wanneer de schrijver kan putten uit een van zijn vroegere publikaties -, blijkt in de Middeleeuwen te bestaan in een invloed uitoefenen én ondergaan, in de Renaissance daarentegen meer in een invloed uitoefenen en in de Beweging van Tachtig in een invloed ondergaan. Het blijft echter jammer, dat het boek te haastig door de geschiedenis moest benen. Daardoor zijn enkele figuren onbehandeld gebleven, die we slechts node hebben gemist. Soms ook vonden we een dichter te vlak geïnterpreteerd, zo bijvoorbeeld Boutens. De liefhebber van de vaderlandse letteren en de vakman zullen echter hun plezier beleven aan het
boek, omdat het enige kwesties van literaire afhankelijkheid uit de doeken doet en menig boeiend inzicht geeft in de ontwikkelingsgang van de Nederlandse literatuur.
P. Jong
| |
Beer, E.S. de Ed.), The Diary of John Evelyn. - Oxford Un. Press, London, 1959, 1307 pp., 30 sh.
Het dagboek van John Evelyn (1620-1706) heeft, naast dat van Samuel Pepys, een plaats gevonden in de Engelse literatuur. Als student te Oxford begint hij aantekeningen te maken, maar verzuimt niet om de leemte der eerste twintig jaren aan te vullen met gegevens van anderen en eigen herinnering: zodoende bestrijkt het dagboek praktisch het gehele, lange leven van deze mens. De belangrijke historische gebeurtenissen als b.v. de moord op Charles de Eerste, de Restoratie, de brand van Londen, de komst van de Hollandse Stadhouder, en voordien de nederlaag in de eerste Engelse Zeeoorlog uit onze geschiedenisboeken, worden besproken; een vrij gedetailleerd verslag wordt gegeven van zijn buitenlandse reizen, waarvan de eerste Evelyn naar ons eigen land voerde; hij blijkt zich bijzonder te interesseren voor de schilderkunst en de architectuur, terwijl ook de wonderlijke mensen en dieren die men in een circus pleegt te zien,
| |
| |
zijn volle belangstelling hebben. Hij is sober wanneer hij over zijn gezin te schrijven komt: maar een goed verstaander heeft hier aan een half woord genoeg, en een enkele keer zijn zulke sobere woorden van een klassieke schoonheid. Evelyn was een vroom man, zoals blijkt uit zijn trouw kerkbezoek, uit het gebed dat hij bij iedere volgende verjaardag in zijn dagboek opneemt, uit de notitie die hij maakt van de aanhoorde preek. Alleen hier heeft de uitgever het dagboek ingekort: Evelyn schreef veel meer neer van de preek dan hier wordt weergegeven. Deze wetenschappelijke uitgave is een voortreffelijk stuk werk, een kostbaar bezit voor zowel de letterkundige als de historicus en voor iedereen voor wie het verleden niet dood en voorbij is. Een index van ruim drie honderd vijftig kolommen verhoogt de waarde en bruikbaarheid van dit boek, waarvan bovendien de prijs beslist aan de erg lage kant ligt.
W. Peters
| |
Helwig, Werner, Raubfischer in Hellas. Roman. - Jakob Hegner, Köln und Olten, 1959 210 S., D.M. 4.80.
Deze bijzondere roman, bijzonder door inhoud en stylering, verdient meer dan gewone belangstelling. De fabel is de visserij met dynamiet van een groepje vissers in een verloren baai aan de voet van de Pelion in Griekenland. Een vriend uit Hamburg bezoekt zijn Oostenrijkse vriend, die zich met die vissers vermengd heeft en geheel de hunne is geworden. Het verhaal is boeiend, uiterst pregnant en plastisch geschreven, en met penetrante kracht van overtuiging. Doch de schrijver wil meer dan een spannend verhaal. Hij stelt het geciviliseerde westerse leven tegenover een leven dat drijft op instinctieve krachten en tendensen, met de slotsom dat dit laatste geen bevredigende levensbasis vormt en geen toekomstmogelijkheid biedt. Hij schreef zijn boek onder het Hitlerregime en koos deze vorm, omdat hij slechts zo gehoor zou kunnen vinden. Taal en inhoud zijn beide even lapidair en oorspronkelijk. Een roman zoals er slechts enkele in een decennium geschreven worden.
J. van Heugten
| |
Trevor, Meriol, Shadows and Images. - MacMillan, London, 1960, 273 pp., 15 sh.
Het is geen geringe opgave om het gehele leven van Newman te verwerken in een roman, waarin hij zelf niet eens de hoofdpersoon is. De dood van zijn zusje Mary, zijn succes als student en later als dominee te Oxford, het beruchte Tract 90, zijn bekering, het Achilli proces, het herstel van de hiërarchie, het schrijven van een boek als The Development of Christian Doctrine, de mislukking van de Ierse Universiteit, de botsing met Manning, de kardinaalshoed, zijn dood, en vele andere gebeurtenissen vinden hun plaats in deze betrekkelijk korte roman, met iets van een geniale vindingrijkheid. Hoofdpersoon in de roman is een domineesdochter, die een katholiek huwt, daarna zelf katholiek wordt en met een onopdringerige toevalligheid herhaaldelijk in contact komt met Newman. Het leven en het karakter van deze vrouw blijven de lezer fascineren, hetgeen verklaart waarom de roman nimmer de indruk wekt van een tour de force te zijn.
W. Peters
| |
Pocketsalamanderreeks. Querido, Amsterdam.
E. BRETON DE NIJS, Vergeelde portretten. Uit een Indisch familie-album. - Een uit Dichtung und Wahrheit bestaand relaas van een Indische (toen nog ‘Indische’) familie. Zeer onderhoudend geschreven.
Humphrey D. COBB, Op het veld van eer. Vert. - Herdruk van een bittere, wrange oorlogsroman uit de eerste wereldoorlog.
R.S.
| |
Prismaboeken. Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1960, f 1.25 per deel.
F.J.M. LAVER, Elektriciteit en elektronica. Vert. - Een populair werkje dat ieder nieuwsgierige zal bevredigen.
Werner von BRAUN en Willy LEY, De verovering van het wereldruim. Vert. - Wie belang stelt in ruimtevaart en reizen naar de maan, vindt hier zijn gading.
R.H. BARROW, De Romeinse en de Westerse beschaving. Vert. - Een boeiende beschrijving van het Romeinse volk en zijn invloed op de latere eeuwen.
Jacob BURCKHARDT, De cultuur der Renaissance in Italië. 2 deeltjes. - Een heruitgave van het beroemde werk van Burckhardt, waarin hij de Renaissance beschrijft als de ontdekking van het individu.
Compton MACKENZIE, Monster gezocht. Vert. - Een humoristisch verhaal rond het bekende Loch-Ness-monster.
Dorothy L. SAYERS, Zwaar vergif. Vert. - Een spannende detective, waarin Lord Peter weer eens triomfen viert.
| |
| |
| |
Elsevier-Pockets. Elsevier N.V., Amsterdam, Brussel.
Dr. M.J. VERMASEREN, Mithras de geheimzinnige god. - Een wetenschappelijk relaas over de in het late Romeinse rijk binnengedrongen Perzische god Mithras. f 1.50.
Dorothy FARNUM, De godin van oud-Zuilen. - Een biografie van de bekende Bella van Zuylen, een grootheid uit de tijd van het ondergaande ancièn régime! f 1.50.
Dr. Mr. H. van den BERGH, Pruiken, Schelmen en Koketten. - Een nogal pikant relaas van het Italië der 18de eeuw, Italië in zijn schijnschone vervaltijd. f 2.90.
Manuel van LOGGEM, Mozes in Egypte. Roman. - Een goed geschreven fictie van Mozes, die, terwijl farao Ichnaton de zonnegodsdienst tracht in te voeren, Israël tot de Jahweh-cultus opleidt, f 1.50.
| |
Phoenix-pockets. W. de Haan N.V. en N.V. Standaard-boekhandel.
Dr. Anne BERENDSEN, Het meubel. - Een rijk geïllustreerde vrehandeling over ‘het meubel’ sinds de Renaissance. Een facet der cultuurgeschiedenis.
Drs. H. van PRAAG, Pedagogiek in theorie en praktijk. - Dit werkje biedt een goed overzicht over wat de titel zegt. Het is voorzien van veel foto's. De schrijver wil meer humor in de opvoeding brengen. Prof. Dr. I.M. van der VLERK en Prof. Dr. Ph.H. KUENEN, Logboek der aarde. - Een ‘geschiedenis’ van de aarde (ongeveer), van de oudste diersoorten tot aan het verschijnen van de homo sapiens. Geïllustreerd.
Dmitri MEREJKOWSKI, Het leven van Leonardo da Vinci. - Een herziene herdruk van het bekende werk van de Russische auteur. Geïllustreerd.
R.S.
| |
Kaysef, W., Die Wahrheit der Dichter (Ro-Ro-Ro, 87). - Rowohlt-Verlag, Hamburg; De Intern. Pers, Berchem, 1959, 162 pp., ing. Fr. 30.
Het is soms moeilijk in de letterkunde om de draagwijdte van woorden als mystiek, geloof, waarheid enz. te onderkennen. K. schetst in dit werkje verschuivingen van het begrip waarheid in de Duitse letterkunde van de 16e eeuw tot heden. Tot in de 18e eeuw geloofde men in een vast bestaande waarheid, meestal de christelijke waarheid. Daarna ontstond het bewustzijn van de fictionaliteit in de letterkunde: Goethe onderscheidde een epistemologische en een ontologische waarheid, en bracht enig inzicht in het esthetische. De 19e eeuw corrigeerde deze opvatting door niet meer te spreken over de Wahrheit der Dichtung, maar over de Wahrheit der Dichter. De modernen hebben het waarheidsbegrip nog verengd tot wat zij noemen de ‘individualpsychologische Echtheit’. Een rijke bloemlezing - met o.m. een onuitgegeven tekst van Herder - stelt de lezer in staat om zelf de uitspraak der literatoren te vergelijken met Kaysers interpretatie.
M. De Wachter
| |
Hiebel, Fr., Christian Morgenstern. - A. Francke-Verlag, Bern, 1957, 241 pp., geb. Zw. Fr. 15.80.
Morgensterns verzen getuigen van een levensgevoel dat voor ons tot een nauwelijks voorstelbaar verleden behoort. Deze omvattende studie is dan ook welkom: leven, persoonlijkheid, algemene exegese van het werk. In dit werk zegeviert de kracht van een innerlijk leven over de uiterlijke moeilijkheden, maar vooral over de ontbindingsatmosfeer van zijn tijd. Sterk beïnvloedbaar, en daarom niet gemakkelijk tot een reeks invloeden te herleiden, zeer religieus, zelfs mystiek in aanleg, en daarom niet gemakkelijk voor confessionele lezers te duiden. Terecht stelt S. hem, in contrast met George of Rilke, als een echte religieuze natuur voor, die van uit het pantheïsme en een later persoonlijk beleefde Godsvereniging, tot de genadewereld van de centraal beleefde Christus komt, hetgeen hem redt voor het esthetisme, dat zijn hele generatie bedreigt. Dit onderwerp is echter zeer delicaat, en een grondiger studie van deze christelijke elementen en hun juiste betekenis ware zeker niet ongewenst.
A. Deblaere
| |
Emrich, W., Die Symbolik von Faust II. - Athenaeum-Verlag, Bonn, 1957, 484 pp., geb. D.M. 28.
Deze lijvige studie gaat uit van de symboliek in Faust II, om eigenlijk de symboliek in heel Goethes werk te behandelen: Faust II is er immers de bekroning van. Een onuitputtelijke mijn van gegevens, verklaringen met bewijs, relaties met Goethes activiteiten op alle gebieden, toespelingen op zijn wetenschappelijke kennis, op zijn persoonlijke wisselende levensinzichten en ervaringen. Alleen voor de verklaring van het slot, Fausts redding, zal de aandachtige lezer S.'s uiteenzetting niet overtuigend vinden: hij blijkt
| |
| |
een christelijke exegese te moeten afwijzen, omdat ze niet overeenkomt met de gereformeerde leer. Ware S. even goed op de hoogte geweest van de christelijke leer over genade, liefde en mensenwerk, als over de Goetheliteratuur, dan had zijn oordeel wellicht genuanceerder geklonken. Daar de 1e uitgave van dit boek weldra onvindbaar was, zal deze 2e zeer welkom zijn, niet alleen voor vakmensen, maar voor alle literatuur- en Goethe-liefhebbers. Een monumentale summa, en een betrouwbare voorbereiding tot de eigenlijke esthetische interpretatie.
A. Deblaere
| |
Hoffmann, E.T.A., Poetische Werke, II. - W. de Gruyter, Berlijn, 1958, 320 pp. geïll., D.M. 22.
Dit deel bevat de roman Die Elixire des Teufels. Realistische generaties hadden voor een dergelijke spook- gruwel- en bloedroman slechts misprijzen. Maar het is duidelijk, dat H. vanaf de aanvang zijn dubbelganger en de incestueuze machten in een erfelijk belast geslacht als zeer reëel opvat: de romangestalten zijn de projecties en symbolen van de geheime dubbele persoonlijkheden in 's mensen verscheurde wezen. Onze tijd heeft meer oog voor deze psychologische ondergronden, en herstelt zelfs de romans noirs weer in ere. Voor hem is de monnik Medardus, met zijn dubbelganger, met zijn mengsel van mystiek en wreedheid, van religieus fanatisme en sexuele uitspattingen, van behoefte aan reinheid en liefde, die de dood van het beminde wezen heimelijk als bezit geniet, niet zo irreëel. Onze tijd heeft ook meer zin voor de macabere humor van de roman: Medardus wordt als braaf monnik weer in zijn klooster opgenomen, hij is immers ‘normaal’; en zoals ieder ander wordt hij slechts door liefde en genade gered: hetgeen niet meer de zwarte humor zegt, maar H.'s diepste overtuiging, de zekerheid die zijn eigen leven redde.
A. Deblaere
| |
Kunst en cultuur
Seuphor, Michel, Die Plastik unseres Jahrhunderts. - Verlag M. DuMont Schauberg, Keulen, 1960, 372 pp., 411 ill., geb. D.M. 56.
Wij zijn blij tesamen met het artikel van Michel Seuphor, dat elders in dit nummer wordt gepubliceerd, zijn standaardwerk over de moderne beeldhouwkunst te mogen voorstellen. Na zijn baanbrekend werk over de abstracte schilderkunst heeft de Antwerpenaar M.S. (ps. voor F. Berckelaers) met oneindig veel toeleg en geduld een synthetisch woordenboek van de moderne beeldhouwkunst sinds Rodin samengesteld, dat in vele opzichten een merkwaardig werk is geworden. Na de overzichten o.a. van C. Giedion-Welcker, E. Trier, C. Gertz, W. Hofmann, Ch. Wentinck maakt S. als het ware een bestand op. De grootste helft van het boek is een synthetische studie over de beeldhouwkunst in de verschillende landen, de andere helft bevat alfabetisch geschikte biografieën van 431 moderne beeldhouwers. Beide delen zijn uitstekend geïllustreerd. Om de opvatting van M.S. over de moderne beeldhouwkunst te leren kennen verwijzen wij naar zijn artikel. Het boek geeft vanzelfsprekend een meer genuanceerd en rijker uitdrukking ervan, maar het deelt ook in de vrij sterke eenzijdigheid van sommige beweringen, die al te scherp zijn geformuleerd om nog juist te zijn. Voor wie S. kent en weet wat hij precies met die beweringen bedoelt zijn ze aanvaardbaar. Wie deze maatstaf niet bezit moet hem haast noodzakelijk verkeerd interpreteren als hij op de rustige afgewogenheid van de moderne sculptuur een al te hel licht laat vallen ten nadele van de schilderkunst. Verder mag men in dit boek niet op de eerste plaats een nieuwe historische interpretatie van het fenomeen van de moderne beeldhouwkunst zoeken, wel een verzameling boeiende annotaties van iemand die in de moderne sculptuur levenswaarden heeft ontdekt. En dit is toch wel het voornaamste. Het boek verschijnt ook in het Frans en het Engels.
S. Heester
| |
Boeckler, Albert, Deutsche Buchmalerei. - K.R. Langewiesche Nachf. H. Köster Königstein i. T., 1959, 160 pp., 140 pl., geb. D.M. 12.80.
Salmi, Mario, Italienische Buchmalerei. - Hirmer Verlag, München, 80 pp., 99 ill., 97 klpl., geb. D.M. 84.
De heruitgave van de twee ‘Blaue Bücher’ over Duitse middeleeuwse boekverluchting is een merkwaardig werk geworden. De dubbele inleiding stamt van de beste kenner Albert Boeckler. Hij deed de (bijzonder goede) keuze van de platen en schreef er de notities bij. Het boek bezit niet het luxe-karakter van vele hedendaagse uitgaven, maar overtreft vele
| |
| |
daarvan in wetenschappelijke nauwgezetheid, overvloed aan materiaal en zorgvuldige uitvoering. Deze tegenstelling gaat echter niet helemaal op voor het boek van Mario Salmi over de Italiaanse boekverluchting. Dit is inderdaad een luxueuze uitgave, maar van een hoge wetenschappelijke standing. Zij werd opgemaakt ter gelegenheid van de grote Romeinse tentoonstelling, gewijd aan de historische ontwikkeling van de Italiaanse miniatuurkunst, in 1953-1954. In een zeer geserreerde inleiding schetst prof. M. Salmi, die voor deze tentoonstelling verantwoordelijk was, de historie van deze tak van het Italiaanse kunstpatrimonium die tot nog toe en ten onrechte slechts matig interesse wekte, en zeker nog niet in een dergelijk gestoffeerd overzicht werd behandeld. Haast elk besproken werk wordt ook met een of andere afbeelding eruit geïllustreerd in de kleinere zwart-witre-produkties in de tekst of in de kleurplaten van meestal groot formaat. De reprodukties zijn over het algemeen wel verzorgd maar blijven toch beneden de kwaliteit van die uit het boek van Boeckler.
G. Bekaert
| |
Hofmann, Werner, Henry Moore. - Fischer Bücherei, Frankfurt a.M., 1959, 104 pp., 70 ill.
Dit ‘Buch des Wissens’ is als het ware een gevulgariseerde samenvatting van de twee grote boekdelen die David Sylvester wijdde aan de geschriften en de werken van de grote Engelse beeldhouwer Henry Moore. Onze medewerker Werner Hofmann schreef voor dit boek een korte, maar substantiële inleiding en bezorgde de rijke aantekeningen bij de platen.
G. Bekaert
| |
Gerhard, H.P., Welt der Ikonen. - Verlag Aurel Bongers, Recklinghausen, 1957, 226 pp., 90 ill., 23 klpl., geb. D.M. 24.50.
De auteur stelt zijn boek over de ikonen zeer bescheiden voor als was het alleen bedoeld voor het Duitse niet-gespecialiseerde publiek, dat met buitenlandse publikaties niet vertrouwd is. De waarde echter van de synthese die hij naar voren brengt is niet aan deze grenzen gebonden. Zeer breed opgezet begint de auteur zijn studie met een overzicht van de beeldenverering bij Joden en Grieken en in het vroegste Christendom; behandelt daarna de ikonenkunst in Byzantium, de Balkan en Rusland; in een drietal aanhangsels spreekt hij over de verhouding van ikoon tot kerkruimte, over de techniek van de ikonenschildering, over de verschillende scholen en de mogelijkheid van hun datering. Het is waar dat H.P. Gerhard wel niet veel nieuwe gegevens naar voren brengt. Maar op bepaalde ogenblikken is het een grote verdienste het vele uiteenliggende samen te brengen tot een overzichtelijke eenheid. Een betere inleiding tot de wereld van de ikonen kennen wij niet.
G. Bekaert
| |
Snyder, Geerto, Bauten im Werden. - Bruckmann Verlag, München, 1960, 71 pp., 38 ill.
Van Prof. Dr. G.A.S. Snyder, van wie Streven in het jongste maartnummer de bijdrage over het Arnolfini-huwelijk mocht publiceren, verscheen een kleine, doch zeer boeiende monografie over de bouwwerf gedurende vijfduizend jaar met de sprekende titel Bauten im Werden: Baustellen aus fünf Jahrtausenden. Alleen een prof. Snyder kon op het idee komen om een dergelijk onderwerp vanuit de kunst-, of liever vanuit de cultuurgeschiedenis te benaderen. Hij alleen verstaat het een dergelijke massa uiteenliggende en op het eerste gezicht soms nietszeggende documenten (waaronder ook enkele grote kunstwerken) in een organische eenheid tot leven te brengen. Hoewel hij zich haast uitsluitend houdt bij een beschrijving van de documenten die hij ter illustratie uitkoos, toch groeit het opstel boven die beschrijvingen uit tot echte cultuurhistorie die ons, al lijkt het langs een nevenpoortje, met de mens zelf en zijn sociale situatie gedurende die vijfduizend jaar geschiedenis in contact brengt.
G. Bekaert
| |
Kayser, W., Das Groteske, seine Gestaltung in Malerei und Dichtung. - Gerhard Stalling Verlag, Hamburg, 1957, 228 pp., 28 zwart-wit reprod.
Kayser besluit dit boek met de bescheiden opmerking, dat hij slechts een poging heeft willen ondernemen om het fenomeen van het groteske te belichten en door enkele wegwijzers de rijke gebieden aan te duiden. Die bescheidenheid eert de schrijver, maar geeft toch te weinig de rijkdom van dit boek weer. Want het is waarlijk een goudmijn aan inzicht en synthetisch verwerkt materiaal. Dit materiaal wordt uitvoerig aangegeven op twintig bladzijden werknota's. K. volgt het fenomeen vanaf de Renaissance tot op onze dagen, in de produktie van Italië, Duitsland, Frankrijk, Engeland. Ons cultuurgebied wordt voor- | |
| |
treffelijk vertegenwoordigd door analyses van Breugel, J. Bosch en James Ensor. De illustraties voltooien de bruikbaarheid en waarde van dit werk.
M. De Wachter
| |
Wetenschap
De actualiteit der wetenschappen. Interfacultaire voordrachten in 1957 gehouden aan de Vrije Universiteit. - Uitg. J.H. Kok N.V., Kampen, 91 pp.
Deze voordrachten vertolken de behoefte van de moderne wetenschapper om de enge kaders van zijn gespecialiseerd vakgebied te doorbreken, en zich ook open te stellen voor de verworvenheden van de andere wetenschappen. Prof. Dr. J. Waterink belicht in een eerste lezing de actualiteit van de theologie. Deze immers ligt volgens hem als wetenschap in de volste zin vervlochten in de geestelijke, culturele en praktische problematiek van het heden. De theoloog is niet louter toeschouwer in het wetenschappelijk bedrijf, maar heeft krachtens eigen onvervreemdbare roeping het licht der Openbaring te laten schijnen op de andere terreinen van wetenschapsbeoefening. Prof. Mr. P.J. Verdam confronteert de tijdsgeest met het recht door te tonen hoe de rechtswetenschap door haar essentiële verbondenheid met de rechtstoepassing hiermede behoed wordt voor al te theoretische aberraties. Het recht heeft de actualiteit te beoordelen, te stimuleren en af te remmen. Door dit regelen en beoordelen van de actualiteiten richt de rechtswetenschap deze tevens, en bepaalt zo mede of de maatschappij christelijk zal zijn of niet. Prof. Dr. J. Booij beschrijft de actualiteit van de neurobiochemie aan de hand van de merkwaardige ontwikkeling van de psychiatrie. Hij toont hoe agentia van zuiver materiële aard het psychisch leven op markante wijze kunnen beïnvloeden, om daaruit af te leiden de nauwe relatie tussen biochemisch patroon en psychische structuur. Prof. Dr. P. Groen spreekt over de verantwoordelijkheid van de natuurwetenschapper tegenover de samenleving. Het explosieve karakter van de technische ontwikkeling, mede te danken aan de natuurwetenschappelijke uitvindingen, tesamen met de menselijke neiging tot totalitaire exploitatie van de natuur beangstigen het christelijk specifiek natuurwetenschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel. J.W. de Pous, Econ. Drs., vraagt zich als econoom af of het proces van inkomensvorming en inkomstenbesteding in onze huidige maatschappij
geen ernstige belemmeringen zijn voor de van God gekregen cultuuropdracht. Daartoe schetst hij achtereenvolgens de onderhoudstheorie van Ricardo, de grensproduktiviteitstheorie, de monopolistische concurrentie, de inflationistische loon- en prijsontwikkeling en ten slotte de gecoördineerde loon- en prijspolitiek, ze tevens aan een kritische en ethische beschouwing onderwerpend. Deze serie lezenswaardige opstellen verschaffen ons een gelovige visie op de mogelijkheden die genoemde wetenschappen bieden om de moderne mens aan te spreken.
Ch.
| |
Macke, W., Quanten. - Akademische Verlagsgesellschaft Geest & Portig K.-G., Leipzig, 1959, 495 pp., D.M. 29.50.
Dit leerboek der quantenmechanica vormt het tweede deel van een zesdelig leerboek der theoretische fysica, dat door Macke wordt geschreven. Het is een uitgebreid leerboek op het niveau van de kandidaten-colleges der Nederlandse universiteiten. De keus van de onderwerpen en de volgorde van behandeling wijkt af van wat men in de bestaande leerboeken op dit gebied gewoonlijk vindt; de relativistische quantenmechanica wordt niet gegeven, omdat schr. daaraan zijn zesde en laatste deel zal wijden. De behandeling zelf van ieder onderwerp is minder compact dan men in de Amerikaans-Engelse boeken gewend is. Schr. geeft liever wat te veel dan te weinig uitleg. Hij doet het echter op een overzichtelijke en didactisch verantwoorde wijze. Men kan aan het boek goed merken, dat schr. lang college heeft gegeven over dit vak. Schr. gaat nooit in op de wijsgerige problematiek, die de quantenmechanica oproept. Zijn formuleringen doen echter vermoeden, dat hij zich distantiëert van de Kopenhaagse School. Het is te betreuren, dat schr. nooit literatuurverwijzingen geeft, behalve de vermelding van een 8-tal algemene werken op de laatste pagina. Met name ook als naslagwerk zou dit boek veel gewonnen hebben, als schr. hier enige aandacht aan had besteed. Tenslotte: de uitgave is fraai verzorgd.
P. van Breemen
| |
Conservatisme en Progressiviteit in de Wetenschap. - J.H. Kok N.V., Kampen, 1959, 84 pp., f 3.90.
Dit boekje bundelt 5 interfacultaire voordrachten, die van 17 tot 21 februari 1958 aan de Vrije Universiteit te Amsterdam werden gehouden. Zij beogen aan de stu- | |
| |
denten enig denkbeeld te geven van de werkwijze en de problemen van andere dan hun eigen faculteiten, alsmede het inzicht te verdiepen in de betekenis van de beginselen der V.U. voor de verschillende vakwetenschappen. Zij confronteren ons inderdaad met een universiteit, die een eenheid, een universitas, vormt, doordat zij het voorrecht heeft een levensbeschouwing te bezitten, waarin de verschillende speciale wetenschappen organisch hun plaats kunnen vinden. Dit doet weldadig aan. Ieder der 5 colleges laat uitkomen, hoe de reformatorische principes de plaats bepalen, die aan de onderhavige wetenschap toekomt, en die haar opneemt in een groter geheel. Het ligt voor de hand, dat de sprekers hun standpunt uiteenzetten aan de hand van enkele concrete problemen uit hun vakgebied. Allen eindigen zij met het getuigenis, dat zij in hun geloof de kracht vinden om het dilemma conservatisme-progressiviteit te overstijgen. De theoloog Nauta behandelt enkele voorbeelden van vermeende progressiviteit en van star conservatisme in de geschiedenis van de reformatorische theologe. De vraag naar het criterium voor een juiste progressiviteit beantwoordt hij (helaas) niet, maar hij geeft slechts een drietal kanttekeningen, die tot het antwoord kunnen bijdragen. De chemicus Hoijtink beschrijft de verdeeldheid in de chemie, waar anorganische, organische en fysische chemie náást elkaar werken. Hij bezweert ons, om de scheidsmuren neer te halen, door te stoelen op een fysische theorie (de quanten-mechanica), die breed genoeg is om heel de chemie vruchtbaar te inspireren. Hij waarschuwt tenslotte kort tegen de gevaren van positivisme en pragmatisme enerzijds, en van de dialectisch-materialistische natuurfilosofie anderzijds. De filosoof Vollenhoven behandelt in een al te compact college hoe rationalisme
en irrationalisme worden overstegen door de wet. Wie niet uit andere bron reeds op de hoogte is van de zgn. wetsfilosofie, zal veel moeite hebben dit betoog te volgen, laat staan te onderschrijven. De econoom Thierry houdt een boeiende en interessante voordracht over de oude en de moderne bedrijfsleiding; hij is concreet en spreekt ook niet-vakgenoten aan. Zijn opmerkingen zijn vaak kostbaar. Tenslotte behandelt de medicus Michaël vooral de eerbied voor het leven als conservatief principe der geneeskunde. Het valt op, dat schr. veel aandacht besteedt aan het standpunt van de Katholieke Kerk; hij spreekt er irenisch en waarderend over. Daarom is het des te meer te betreuren, dat hij op p. 78 zegt: ‘bij vrij zeker.... levensgevaar een vrouw te steriliseren wordt van R.K. standpunt veroordeeld’, want dit is onjuist. Bij de opmerking op p. 70, dat Paus Pius IX (niet Pius X) in 1867 verklaarde, dat het embryo van het ogenblik der ontvangenis af, als een menselijk wezen moet worden erkend, zou een bronvermelding mij uitermate dierbaar zijn, omdat het mij voorkomt, dat hier meer nuance geboden is. Mogen deze kleine rechtzettingen de waardering van de recensent voor het hier gebodene uitdrukken.
P. van Breemen
| |
Kamke, E., Differentialgleichungen. - Akademische Verlagsgesellschaft Geest & Portig K.-G., Leipzig, 1959, I: 666 pp., II: 243 pp., D.M. 36.80 en D.M. 16.-.
Het boek van Kamke is een zeer omvangrijk werk over differentiaalvergelijkingen met een zeer beperkte doelstelling. Het doel dat schr. zich stelt is n.l. heel direct op de praktijk gericht: hij wil de differentiaalvergelijking oplossen. Existentie-bewijzen b.v. komen praktisch niet ter sprake. Daarom zal dit boek de moderne mathematicus ten enen male niet aanspreken. De man echter, wiens wiskundige belangstelling zich beperkt tot het oplossen van de vergelijking, die hij tegenkomt, zal met dit boek wel tevreden zijn. Na eerst de algemene oplossingsmethoden voor de algemene differentiaalvergelijking en voor de rand- en eigenwaarde-problemen te hebben behandeld, wijdt schr. verder het grootste deel van zijn boek aan een verzameling van ong. 1500 differentiaalvergelijkingen met hun oplossingen, keurig in lexicografische volgorde gerangschikt. Het tweede deel volgt hetzelfde ritme voor de partiële differentiaalvergelijking van de eerste orde; hier wordt een lijst van ong. 300 opgeloste vergelijkingen geboden. Hiermede is het voor en het tegen van dit boek wel voldoende getekend. In het voorwoord vermeldt schr. nog dat alle oplossingen gecontroleerd zijn! Om het u maar gemakkelijk en veilig te maken! Jammer dat de bijlagen uit latere edities langzamerhand niet in de tekst zijn opgenomen.
P. van Breemen
| |
Priwalow, I.I., Einführung in die Funktionentheorie III. - Teubner, Leipzig. Importeurs: J. Meulenhoff, Amsterdam, 1959, 188 pp., f 13.55.
Dit derde en laatste deeltje is in dezelfde stijl geschreven als zijn beide voorgan- | |
| |
gers, die resp. in april en december 1959 in dit tijdschrift werden besproken. Ook hier is de rustige, soms breedsprakige docent aan het woord, die geen moeite spaart om de zaken zo helder mogelijk uiteen te zetten, en er ook niet voor terug schrikt om hetzelfde nog eens met andere woorden te herhalen. Het is een stijl, die wij in onze leerboeken niet zo gewend zijn, maar die met name door mensen die op zelfstudie zijn aangewezen, zeer gewaardeerd zal worden. De inhoud van dit derde deeltje wordt vooral gevormd door enkele grepen uit de theorie van de elliptische functies en van de conforme afbeelding. De hoofdstukken sluiten met een aantal vraagstukjes ter oefening.
P. van Breemen
| |
Baranow, W.I., Radiometrie. - Teubner, Leipzig. Importeurs: J. Meulenhoff, Amsterdam, 1959, 422 pp., f 33.-.
Dit werk over stralingsmeting is vooral bedoeld voor geologen, mineralogen, etc. Zij vinden in dit boek vermoedelijk alles wat zij over radiometrie ooit eens zullen willen naslaan. De fysische gegevens en theorieën over de radioactieve straling en het radioactieve verval worden op degelijke wijze behandeld, waarbij de lezer ook een mathematische formulering niet wordt bespaard. Daarna wordt de meting van de radioactieve straling eerst theoretisch behandeld, terwijl vervolgens de in de praktijk gebruikte apparaturen uitvoerig worden beschreven (met schema's van de gebruikte elektronica). Een apart hoofdstuk dat expliciet handelt over radioactiviteit en geologie, en een hoofdstuk over veiligheidsmaatregelen bij het werken met radioactieve straling ronden de tekst af. Tot slot volgen uitgebreide tabellen met vele en veelsoortige gegevens voor de praktijk. Alles bijeen vormt dit boek een gedegen en uitvoerig naslagwerk voor mensen, die de techniek van de stralingsmeting toepassen bij hun wetenschappelijk werk.
P. van Breemen
| |
Varia
Wernink, S.J., Dr. J.H.A., Woonwagenbewoners. - van Gorcum & Co, Assen, 1959, 230 pp., f 12.50 en f 14.50.
Dit sociologisch onderzoek van een marginale groep, zoals de ondertitel luidt, is een dissertatie. De schrijver heeft de woonwagenbevolking onderzocht en wel die groep, die uit rasechte Nederlanders bestaat, doch terzijde der gewone samenleving, reizend en trekkend en in woonkampen leeft. Hij heeft de voornaamste aspecten dezer bevolkingsgroep onder de loep genomen en kwam tot de conclusie dat zij cultureel bij de overige bevolking achterstaat, aan een zeker gevoel van minderwaardigheid tegenover de burgerij lijdt, moreel zeker niet ongunstig afsteekt bij de overige bevolking en sterke onderlinge verbondenheid toont. Merkwaardig is dat over geheel het land dit volkje voor 85 procent katholiek is. De laatste tijd wordt er van hoger hand door kerk en regering veel zorg aan deze mensen besteed. Het is een curieus boek dat menig belangstellende interesseren zal, ook doordat het onderhoudend geschreven is.
P. van Alkemade
| |
Oorlog en vrede. - Dekker & van de Vegt, Utrecht, Nijmegen, 1960, 191 pp., f 8.-.
De studenten van Veritas te Utrecht hebben de lezingen, die een aantal prominente figuren op het congres in mei 1959 over ‘oorlog en vrede’ hielden, thans gebundeld doen verschijnen. In het oktobernr. van Streven 1959, p. 79, heeft B.J.Th. Ter Veer een uitvoerig verslag van dit congres en deze conferenties geplaatst. Wij verwijzen naar deze bespreking en bevelen ‘Oorlog en vrede’ gaarne aan alle belangstellenden aan.
R.S.
| |
Dale, van, Groot woordenboek der Nederlandse taal. 8ste druk, aflevering 12. - Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage, f 3 per afl.
Deze 12de aflevering bevat de woorden van ‘oprichtingsakte’ tot ‘platvorm’. Zulk een aflevering doorbladerend beseft men de Sisyphusarbeid om geen enkel Nederlands woord aan de aandacht te laten ontsnappen.
R.S.
| |
Ferrier, Anne, Waren ze maar groot! Vert. - Foreholte, Voorhout; Desclee de Brouwer, Brugge, 1959, 207 pp., f 6.50.
Een Engelse huisvrouw, moeder van tien kinderen, vertelt hier over haar ervaringen met een opeenvolgende schaar van baby's. Zij schrijft hierover met lichte, oergezonde humor en zij spot met al dat overgecultiveerde, dat een normale gezinsuitbreiding en een gezond gezinsleven in de weg staat. Geen boek met hoge pretenties, maar prettige lectuur op een regenachtige dag.
J. van Heugten
|
|