| |
| |
| |
Zyrill Boldirev
Nikita Sergeëvitsj Chroestsjef
VOOR ons staat een kortgeblokte dikkerd, wiens mollige rondheid en levendigheid van gebaren tot vrolijkheid zouden stemmen, als in hem niet zo'n harde en wilde kracht huisde, die de lach op onze lippen doet besterven. Deze afstammeling van de Kozakken en mijnwerker uit het Don-bekken aan de Donetz is er nooit voor teruggedeinsd, zijn eigen leven en dat van tienduizenden anderen op het spel te zetten, wanneer het er op aan kwam, een opdracht te vervullen die hij zichzelf gesteld had of welke hem door een machtigere, voor wie hij buigen moest om vooruit te komen, was opgedragen. Hij wordt beheerst door een grenzenloze eerzucht, die zich, kinderlijk en kinderachtig, laat verblijden door uiterlijkheden of verleiden tot avontuurlijke krachtpatserijen; hij wendt graag eenvoud of lichtzinnigheid voor, maar is angstwekkend sluw; hij is een primair, maar heeft een kristalhelder, bliksemsnel verstand; tegenover vroegere vrienden en beschermers is hij trouweloos en ondankbaar, maar dan verrast ons weer zijn hartelijke goedheid; hij houdt van vrouwen en vertier maar ook van de onwankelbare trouw van zijn lieve echtgenote; in vele dingen getuigt hij van een natuurlijk goede smaak, maar van een ontstellende wansmaak in kunst en literatuur; hij is een zelfgenoegzame barbaar, maar schept een naïef genoegen in verfijnde cultuur, waarvan zijn koketteren met de westerse herenmode b.v. blijk geeft; en als we daar ten slotte bijvoegen, dat hij op een vreemde wijze schijnt aangetrokken te worden door kerk en godsdienst, terwijl hij onophoudelijk verklaart, en er ook wel van overtuigd is, met deze resten van een duister verleden volkomen te hebben afgerekend - dan krijgen we ten minste een vaag vermoeden van deze paradoxale figuur die de politieke wereldscène mede beheerst.
Deze man heeft iets demonisch. Hij wordt gedreven door een vuur, dat hem verteert; hij dreigt ons te voeren naar waar wij niet willen, naar waar hij misschien zelf niet wil. Zijn nuchter realisme herinnert aan een Sancho Panza, maar in deze erfgenaam van Oekraïnische voorvaderen uit het groot-Russische Koersk woont ook een Don Quijote. Vooral echter aan Gogols Taras Boelba moeten we denken, telkens als we horen van zijn koene politieke slagen, van zijn redenaarstalent of zijn dronken, berekend of geïmproviseerd gezwets, of als we hem afgebeeld zien op de grote ogenblikken van zijn carrière: de Sovjetafgevaardigden roepen hem uit tot alleenheerser over het rijk, en hij luistert toe, deemoedig, verwonderd; uitbundig hartelijk omarmt hij de satellietenleiders; hij breekt door politiekordons en gaat kinderen liefkozen, roept meisjes complimenten toe en eert bejaarden. De brave man zou er ons zo graag doen inlopen. Luidt zijn naam niet gewoon Chroestsjef, d.i. ‘meikever’? En zoals de dichter Wilhelm Busch ons leert: ‘Iedereen weet toch wat zulk een meikever voor een vogel is’. Maar daar ligt nu precies heel het probleem Chroestsjef: niét iedereen weet, wat voor een vogel chroestsjef is. En aan deze onwetendheid dankt hij zijn opgang.
Zijn carrière is niet in een rechte linie verlopen, maar naar het recept van de springprocessie. Het begon met de burgeroorlog van 1917. Op 17 april 1894 geboren, was Nikita Sergeëvitsj in de volle kracht van zijn jeugd toen hij uit de mijnschacht gehaald werd om te gaan vechten, eerst in het leger van de tsaar. Daarna onderscheidde hij zich als politieke commandant in de Oekraïne. In de
| |
| |
strijd om Carycin, het latere Stalingrad, trok hij voor het eerst de aandacht van Stalin. Ook Kaganovitsj leerde de bekwaamheden van deze autodidact naar waarde schatten: Chroestsjef werd naar de technische hogeschool in Moskou gestuurd. Hij was toen 35 en zou de universiteit verlaten in 1931. Daar werd hij bevriend met Malenkov, die hem opnieuw in contact bracht met Stalin. Nu kwam hij snel vooruit. In 1935 werd hij Eerste-Secretaris van de Communistenorganisatie van Moskou, spoedig daarna kandidaat voor het Politbureau en ten slotte, in 1938, Eerste-Secretaris van de Oekraïnische C.P. met een welomschreven opdracht: hij werd naar Kiev en Charkov gestuurd om de ‘nationalistische’ elementen in het Oekraïnische partijapparaat uit te zuiveren. Het genoeglijke dikkerdje voldeed daarbij aan de strengste eisen: hij zuiverde dat de stukken er afvlogen, en gaf de S.P.U.-N.K.V.D. de handen vol. Als beloning voor de bewezen diensten werd hij opgenomen in het Politbureau.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog stond hij eerst aan de leiding van de campagne die een gedeelte van Polen in de Sovjet-Unie inlijfde. Met een onmenselijke onverbiddelijkheid werden vooral de Poolse adel, de hogere burgerij en de intellectuelen vervolgd en voor een groot deel uitgeroeid. Chroestsjef stak geen hand uit om moord en doodslag tegen te gaan. Maar ook de Oekraïnische separatisten van burgerlijke of rechtssocialistische gezindheid hadden geen reden tot lachen. De werkzaamheid van de harteloze Sovjetsatraap werd door de Duitse invasie geenszins onderbroken, alleen maar in andere banen geleid. Zijn verzet tegen de binnendringende vijand verleende zijn harde energie een zekere grootheid. Hij liet de vreemde bezetter geen rust, organiseerde de partisanenoorlog, en maakte de Oekraïne rijp voor de tegenaanval van het Rode Leger. Na de herovering werd hem dan ook vanzelfsprekend de taak toevertrouwd om als een dictator de communistische orde, die door de Duitse bezetting toch wel wat geleden had, volledig te herstellen. Zoals Stalin in het Rijk, bekleedde Chroestsjef nu als Minister-president en als Eerste-Secretaris in de Oekraïne, dat met zijn 40 miljoen inwoners toch de tweede grootste der sovjetische republieken was, tegelijk de hoogste post in de staat en in de partij.
Een man, die zich zo voortreffelijk had gedragen, moest een des te snellere opgang maken, daar hij in Stalins ogen niet zo gevaarlijk was als de oosters sluwe Mikojan en Beria of de populaire generaal Zjoekov. Stalin hield de pittoreske Kozakkennazaat met zijn gezond boerenverstand, zijn oersterke onverslijtbaarheid en zijn scrupelloze brutaliteit voor een hoogst bruikbaar instrument. Hij riep hem terug naar Moskou, maakte hem opnieuw Eerste Partijsecretaris, en bij de dood van Zdanov in 1948 meteen Tweede-Secretaris van het sovjetische apparaat. Na Molotov was Chroestsjef nu, in tweede linie en samen met Beria en Malenkov, een der mogelijke kandidaten voor Stalins opvolging.
Tussen deze vier ontwikkelde zich in de jaren vijftig een onverbiddelijke strijd. Het zou fout zijn, te menen dat hier alleen persoonlijke rivaliteiten een rol speelden. Ieder van de mededingers vertegenwoordigde een verschillende methode en richting inzake binnenlandse, buitenlandse en economische politiek. Geen van hen zag de mogelijkheid, de anderen direct te overvleugelen. Integendeel, onder de diadochen ontstonden efemere afspraken én onenigheden. Doch zolang Stalin leefde, bleef dit alles voor het grote publiek verborgen.
Met Malenkov heeft Chroestsjef een heel eind van de weg samen afgelegd: van de universiteit in Moskou tot het proconsulaat in de Oekraïne. Toen Stalins einde naderde, werden zij echter rivalen en doodsvijanden. Alléén om vóór alles
| |
| |
Molotov de weg naar de opperste macht te versperren sloten zij nog eenmaal aaneen, samen met Beria die zij beiden evenzeer haatten; Chroestsjef hielp zelfs mee om Malenkov vooruit te schuiven, hij wist dat hij hem later gemakkelijk uit zou kunnen schakelen. Maar deze alliantie mag ons niet een pijnlijke episode doen vergeten waarbij Nikita Sergeëvitsj bijna zelf in de put viel waarin zijn lieve vrienden van het Politbureau hem maar al te graag hadden zien neerstorten. Toen na de oorlog de campagne in de Oekraïne haar beslag had gekregen, liep Chroestsjef enthousiast rond met een groots project: men zou steden bouwen op het platteland, daar is de lucht beter. Uitgaande van de dubbele overweging, dat men de kolchozeboeren de zegeningen der cultuur en het comfort van de grote stad niet mag onthouden, en dat de produktiemogelijkheden van een landbouwgemeenschap des te beter zijn, hoe uitgestrekter de grond en hoe talrijker de beschikbare arbeidskrachten zijn, vatte Chroestsjef de idee op van de zogenaamde ‘agropolis’. Maar de ‘oude bolsjewieken’ vonden dit al te voortvarend. Zowel Molotov als Malenkov grepen de gelegenheid aan om de positie van de fantastische Chroestsjef aan het wankelen te brengen. Maar Chroestsjef liet zich niet zo spoedig uitschakelen; tot op zekere hoogte slaagde hij er zelfs in zijn plannen te realiseren: nog vóór Stalins dood werden door samenvoeging van verschillende collectieve bedrijven de kwartmiljoen kolchozen die er in 1950 waren, tot minder dan de helft herleid.
In 1953, toen het triumviraat Malenkov-Beria-Chroestsjef Stalin was opgevolgd, kwam het er vooral op aan, een van de drie uit de weg te ruimen (Molotov scheen voorlopig veel van zijn belangrijkheid verloren te hebben). Opnieuw verbond Chroestsjef, die als Eerste Secretaris aan het hoofd stond van de hele partij, zich met Malenkov, die Ministerpresident was, en dank zij hun relaties met de legerleiding brachten zij samen Beria ten val. Aanvankelijk kwam dit vooral Malenkov ten goede, maar op den duur zouden Chroestsjefs grotere bekwaamheid, zijn sluwheid en vooral het feit dat hij de partijleiding in handen had, het pleit winnen. Chroestsjef liet Malenkov - en later is duidelijk geworden hoe goed hij wist wat hij deed - een programma uitwerken dat gedoemd was tot mislukking: naar buiten coëxistentie, naar binnen voorrang van consumptiegoederen op zware industrie en bewapening. Propagandistisch had het programma natuurlijk kwaliteiten, voor het buitenland zowel als voor de eigen bevolking. Maar het buitenland gaf zijn wantrouwen niet op, en in het binnenland werd door de nieuwe koers de landbouw ontredderd. Chroestsjef keek vergenoegd toe, hoe Malenkov in steeds grotere moeilijkheden raakte. Eind 1954 werd het duidelijk dat hij gewonnen had. In het begin van de herfst had hij belangrijke onderhandelingen met China tot een goed resultaat gebracht. Op de bijeenkomst te Moskou, van de Sovjetregeerders met de leiders van de volksdemocratieën, begin december, stond hij in het middelpunt. Nu begon hij zijn offensief tegen Malenkovs economische politiek en binnen weinige maanden behaalde hij de zege. Op 8 februari 1955 ving het voorspel aan van Chroestsjefs rode tsarendom. Dat Boelganin Malenkovs plaats innam als Ministerpresident is, nu we het van op een afstand zien, slechts een tussenspel geweest. Van zijn collega-met-het-puntbaardje had Chroestsjef niets te vrezen: hij zou hem niet te hoog laten komen en zich bij de eerst passende gelegenheid van hem
ontdoen.
De gevaren welke de nieuwe dictator te bestrijden had, lagen elders: aan de ene kant China, aan de andere kant Molotov, Kaganovitsj, en de andere rancuneuze ‘ouden’: Malenkov en de populaire maarschalken, vooral Zjoekov.
| |
| |
Zakelijk sloeg Chroestsjef een koers in die niet zo veel verschilde van die van Malenkov. Ook Nikita spiegelt hardnekkig het droombeeld van de coëxistentie voor; wel beklemtoont hij het belang van de zware industrie, maar niet minder de noodzaak om de levensstandaard op te voeren; met woorden en beloften is hij overigens niet spaarzaam, maar achter zijn woorden staat zijn ijzeren wil en zijn beslistheid om de sovjetburgers tot harde en straf georganiseerde arbeid te bewegen. Alle middelen hebben dit doel voor ogen: hij belooft snoep-goed en luxe, maar laat ook zweepslagen uitdelen; hij voert een kalmerende propaganda, viert de al te strakke teugels, laat levensmiddelen uitreiken, en slaagt er vooral in, een indrukwekkende lijst van technische topprestaties voor te leggen. Bij dit alles worden de vier doeleinden van het systeem op gelijke wijze in het oog gehouden en bevorderd: wetenschappelijk-technische hegemonie op de belangrijke gebieden van de bewapening; modernisering van de landbouw; suprematie over Amerika in de wereldpolitiek; overwinning van het communisme over heel de wereld. Een vijfde doel wordt hierbij verzwegen: verzekering van de voorrang boven het angstwekkend grote China, dat door een ontijdig oorlogsavontuur of door overijlde realisaties alles in de war dreigt te sturen.
Vooral op twee gebieden is Chroestsjef grotendeels geslaagd: op dat van de technische wetenschap en op dat van de diplomatie. Ruslands recente technische prestaties dwingen ieders bewondering af, en de Russische diplomatie heeft in de laatste tijd op alle belangrijke punten zegepralen geboekt. In het Verre Oosten, in het Midden-Oosten, in Afrika en in Latijns Amerika, ja zelfs in vele Europese landen slaagt een hypocriete vredescampagne erin het weerstandsvermogen van vele intellectuelen en van velen in de midden- en arbeidersklasse uit te hollen.
Chroestsjefs buitenlandse politiek is uiterst doelbewust en consequent, al wisselt ze verrassend snel van stootrichting, van druk- of lokmiddel. In vijf jaar tijd heeft ze verschillende stadia doorlopen. Daar waren om te beginnen de pas-de-deux, die hij met zijn secondo-ballerina Boelganin danste op het gladde parket van de westerse en Aziatische paleizen. Alle begin is gemakkelijk. In zijn eerste galavoorstellingen op de internationale scène hoefde hij slechts enkele vooroordelen weg te wuiven en in Belgrado viel de verloren zoon Tito hem om de hals; hij deed de grommende Molotov even ‘da, da’ zeggen en dit dadaïsme werd in het Belvédère te Wenen, bij de ondertekening van het Oostenrijkse staatsverdrag, begroet als een verder bewijs van een verheugende wijziging in de gezindheid van de Sovjet-groten; Adenauer drukte hij in het Bolsjoï-theater in Moskou ontroerd de hand, nadat de Montecchi en de Capuletti de schadelijke gevolgen van een hardnekkige erfvijandschap hadden voorgedanst; op kousevoeten ging hij zich vroom buigen voor de nagedachtenis van Gandhi, hij betoverde Nehru en bracht daarna de koning van Afghanistan in verrukking, en het jaar daarop, in 1956, verscheen hij zelfs aan het Britse Hof met hoge hoed en morning coat, wat op geen enkele foto kon vastgelegd worden. Daar gebeurde zelfs iets wat aan Nikita's portret niet mag ontbreken. Toen de koningin haar exotische gast persoonlijk door het paleis leidde, viel diens blik op een schilderij, dat de staatslieden en monarchen op het Congres van Wenen voorstelde. En plotseling kwam er op het gelaat van de Rus, die tot dan toe erg onder de indruk scheen te zijn, een opgeluchte lach: ‘Daar, onze keizer!’, riep hij blij uit, wijzend op Alexander I.... Deze schreeuw uit het onderbewuste kan men vergelijken met de wonderlijke gesprekken welke Chroestsjef zo vaak voert over godsdienst en O.L. Heer. Stalin zou nooit de tsaar, en nooit geloofskwesties
uit verborgen diepten
| |
| |
hebben opgehaald. Maar Stalin was dan ook maar een Georgiër, voor wie de U.S.S.R. slechts het rijk van zijn gerealiseerde politieke ideeën was, zoals Frankrijk voor een Napoleon Buonaparte. Chroestsjef daarentegen is een Rus.
Dit laatste mogen we nooit uit het oog verliezen, willen we Chroestsjefs buitenlandse politiek begrijpen. Daaruit spruiten immers de pan-slavische tendensen, die deze politiek zo vaak karakteriseren, en vooral is daaruit de onverbiddelijke nadruk te verklaren waarmee Moskou de strategisch belangrijke posities verdedigt in dat Midden-Europa, dat voor de U.S.S.R. nu eens een waardevolle voorpost of uitvalstelling, dan weer een gevaarlijke veiligheidsgordel is.
Militaire en machtspolitieke overwegingen waren het welke Chroestsjef eind 1956 ertoe bewogen, de coëxistentie met de Angelsaksers, die door de Conferentie der Vier in juni 1955 te Genève zo goed op weg was geraakt, en de sympathie van de meeste communistische intellectuelen op het spel te zetten. Het enge partijbelang zou hem de interventie in Hongarije hebben afgeraden: een gewapend optreden was beter op zijn plaats tegen de oktoberrevolutie in Polen. Chroestsjef aarzelde niet, het odium van de bloedige Hongaarse onderdrukking op zich en op zijn land te nemen: het verlies van het Donaubekken zou Yougoslavië geïsoleerd, Tsjechoslowakije wankelend gemaakt en Polen in zijn opstand gestijfd hebben. De militaire risico's waren in Hongarije overigens miniem, terwijl in Polen een langere oorlog en groter verliezen te voorzien waren. In Polen gaf Chroestsjef dan maar liever toe, overtuigd dat het voorlopig prijsgegeven terrein spoedig zou teruggewonnen worden.
Zijn taktiek werd met succes bekroond. In de loop van 1957 breidde zich over Hongarije een kerkhofrust uit en uit de ruïnen bloeide aarzelend en schuchter nieuw leven op. In Polen raakte Gomulka opnieuw onder het oude juk. In het Westen vergaten de intellectuelen van de partij en de pacifistische meelopers al heel gauw de Hongaarse episode. Het neutralisme werd gevoed door de schrik voor een atoomdood die in de kleuren van een Breughel werd afgeschilderd. Gevoed ook door een vijandschap tegenover de V.S., verspreidde het zich over heel het Westen: in West-Duitsland, Frankrijk, Italië, en vooral in Engeland, waar Mac Millan door zijn ijveren voor coëxistentie en een topconferentie zijn electorale overwinning van de herfst 1959 voorbereidde.
Sedert het begin van 1959 heeft Chroestsjef zijn positie in de wereldpolitiek nog kunnen verbeteren door twee omstandigheden. De eerste viel buiten zijn macht: de dood van Foster Dulles. Alle logenstraffingen ten spijt heeft Washington sindsdien de politiek van het ‘containtment’, welke zelf gevolgd was op de mislukte politiek van het ‘roll back’, vervangen door de nieuwe Herterformule van het ‘co-survival’. De tweede omstandigheid was Chroestsjefs dreiging betreffende Berlijn, een van zijn zeer handige zetten op het politieke schaakbord. Hij verkreeg dat eerst Mikojan, dan hij zelf naar de V.S. kon gaan; daarna, dat op grond van de resultaten van de gesprekken in Camp Davis, die waarschijnlijk verder reiken dan wat er van bekend is gemaakt, Eisenhower toestemde in een topconferentie. Met Mac Millan had hij al een gunstig contact gehad bij diens bezoek aan Moskou. Het moeilijkst van al zou het contact zijn met het Frankrijk van de Gaulle.
Vooral twee hinderpalen waren daarbij te overwinnen: de Gaulle's nauwe verbinding met Adenauer, welke steunt op hun gemeenschappelijke opvatting van een Frans-Duitse samenwerking tússen het Sovjet-blok en de Angelsaksers; en ten tweede de massieve steun welke de Russen en de Satellieten hadden ver- | |
| |
leend aan de Arabieren en met name aan de Algerijnse vrijheidsstrijders. Eén enkele twistappel is er tussen Parijs en Bonn: het diametraal tegenover gestelde standpunt inzake de Oder-Neisse-grens. Terwijl de Gaulle het Russische standpunt, dat ook het Poolse is, verdedigt, wijst Adenauer dit - ten minste in het publiek - volledig af. Maar dit meningsverschil is niet in staat om de belangengemeenschap van deze beide nabuurlanden te verbreken. Chroestsjef probeert nu het Franse volk en zijn leiders te prikken, door hun steeds weer de herinnering aan de jongste wereldoorlog voor te houden, en door de bezorgdheid wakker te houden voor het wederoplevend nazisme in de Bondsrepubliek. De hulp aan de Algerijnse onafhankelijkheidsbeweging heeft hij afgeremd, het Kremlin wil zich van de extremisten distanciëren en zou zich graag opwerpen als de enig mogelijke bemiddelaar tussen regering en rebellen. In hoe ver dit alles bij de recente ontmoeting van Chroestsjef met de Gaulle praktische gevolgen heeft gehad, is op het ogenblik dat wij dit schrijven, niet te voorzien. Nog minder weten wij wat de topconferentie in mei zal brengen. Maar hoe ze ook afloopt, één ding staat vast: dat ze er gekomen is, is reeds een geweldige triomf voor Chroestsjef.
Daarmee is echter nog niets gezegd over de grootste moeilijkheid waarvoor Chroestsjef zich gesteld ziet: de geweldige aanspraken van China. Deze Oost-Aziatische vriend en rivaal móest hij wel steunen in zijn ontzaglijke opgang, hij móest machines leveren en industriële uitrusting, technici en professoren, militaire deskundigen en wapens, en geld, en alles wat maar denkbaar was. Maar nu is de reus zelfstandig geworden en hij vergenoegt er zich niet mee, zijn eigen opvattingen er op na te houden, maar wil in een nabije toekomst in de communistische alliantie de eerste viool spelen. Reeds nu doorkruist Peking niet zelden de mooiste plannen van Moskou. De Chinezen kijken met een scheel oog naar de top-conferentie en naar de Russisch-Amerikaanse toenadering. In tegenstelling tot het Kremlin hebben zij hun aanvallen tegen Tito niet opgegeven en zij moedigen andere satellieten, met name Bulgarije, Albanië en Tsjechoslowakije, aan om verder de Yougoslavische ketter te bestrijden. Ook de gebeurtenissen aan de Indiase grens, en de activiteit welke Chinese agitatoren in Noord-Afrika ontplooien, zijn er niet naar om Chroestsjef te verblijden. Reeds tweemaal is hij te Peking tussenbeide gekomen. Voor zover we kunnen zien, zonder veel succes. Het wordt voor hem een uiterst hachelijke opgave, op topconferenties voor een, minstens voorlopig oprechte, coëxistentie te ijveren en daarbij de vreesaanjagende en gevreesde bondgenoot, met zijn 650, weldra 700 miljoen arbeids- en oorlogsslaven, plus de 50 miljoen Noord-Koreanen, Mongolen en Vietnamezen in bedwang, laat staan vredelievend gestemd te houden.
Dit is voor Chroestsjef echter niet alleen het kernprobleem van zijn buitenlandse politiek: China is ook een belangrijke factor in Ruslands binnenlandse politiek. Alle oude stalinisten, al zijn openlijke of bedekte tegenstanders kijken op naar Peking. Elke maatregel welke hij treft, wordt getoetst aan wat China doet. Toen daar de volkscommunes als giftige paddestoelen uit de grond begonnen te schieten, stond Chroestsjef maar één ding te doen: vóór de stalinisten ze als voorbeeld konden stellen voor Rusland, ze brandmerken als overijlde en mislukte experimenten en er zijn vroegere droom van de ‘agropolis’ tegenover stellen. Wordt in China een bovenmenselijk, of een ondermenselijk verzaken aan alle levensgenot gepredikt, dan stelt Chroestsjef daar met klem een snelle verbetering van de levensstandaard tegenover.
Zijn successen op dit laatste gebied verzekeren hem overigens de aanhankelijk- | |
| |
heid der massa, veel meer dan welke ideologische verklaring ook. Ongetwijfeld krijgen de mensen meer en beter te eten dan tien jaar geleden en zelfs dan vóór de oorlog. Ook kleding, woning en loon zijn verbeterd. Waarmee nog niet gezegd is, dat alles nu goed is. Doch de sovjet-mensen zijn weinig gewend en van het buitenland blijven ze hermetisch afgesloten. Zij stellen zich tevreden met hun lot, velen vinden het leven in Rusland aangenaam, niet weinigen vinden het heerlijker dan waar ook ter wereld. Als men hun vertelt van Amerikaanse of Zwitserse boeren en arbeiders die een auto bezitten, televisie, een wasmachine, een koelkast, lachen zij: propagandasprookjes of kapitalistische overdrijvingen! ‘En wat zou dat, zeggen de verstandigsten, over enige jaren zijn wij ook zo ver; de materiële welstand is toch niet alles (eigenaardige inconsequentie bij deze Marxisten), en als wij dan al minder overvloed hebben, in ruil daarvoor zijn wij geen slaven van het kapitalisme’. De duizenden hulde-brieven, welke Chroestsjef ontvangt, zijn niet ingegeven door vrees, door de politie of door vleierij. Hij is werkelijk populair geworden.
‘Nikitenko, schreef hem een boerenvrouw, u mag ik zo wel aanspreken. Want gij zijt de eerste, sinds Lenin, van wie wij weten dat hij werkelijk voor ons zorgt. Nooit zouden we het aangedurfd hebben, Stalin Pepi te noemen’. Zulk een brief maakt Chroestsjef, de boerenzoon, trots: hij voelt weer de soliede grond onder zijn voeten en de naïeve genoegdoening van de man die het ver gebracht heeft en steeds weer beklemtoont - zoals op zijn reis door Amerika - hoe laag hij begonnen is. Zijn populariteit wordt verhoogd doordat hij, in tegenstelling tot zijn voorgangers, zijn eigen familie voor het voetlicht der openbaarheid brengt. Met zijn zes jaar jongere vrouw Nina, is hij 42 jaar geleden gehuwd; zij is een lerares van beroep, ziet er uit als een vriendelijke huisvrouw, bescheiden, taktvol; zij kent wat Engels, en zij is het geweest die voor Nikita, de proletariër, de wereld van kunst en literatuur heeft geopend. Van zijn drie dochters is de oudste (42) werkzaam in de chemische industrie, de jongste (22) studeert in de rechten; de andere (31) is getrouwd met de hoofdredacteur van de Izvestija, Aleksej Adzubej. Eén van zijn twee zonen, Leonid, is in de oorlog gesneuveld; zijn jongste zoon Sergej (26) is ingenieur.
De Chroestsjefs zijn huiselijke mensen en in hun comfortabele neo-classicistische datsja, die temidden van een prachtig park ligt en aan de smaak van een West-Duitse grootindustrieel schijnt aangepast, of in hun heerlijke residentie aan de Zwarte Zee, genieten zij een goedbewaakt geluk, ver van alle profane nieuwsgierigheid. De pronkzalen van het Kremlin betreedt Chroestsjef alleen bij feestelijke gelegenheden, zijn werkkamers dagelijks. De brave echtgenoot - wiens amoureuze avonturen hem door zijn vrouw grootmoedig werden vergeven -, de zorgende vader, de lieve opa: dit alles behoort veeleer tot het beeld van de vlijtige en handige man uit het kleine volk die het tot de hogere burgerij heeft weten te brengen, dan van een communistisch dictator. Doch men mag zich niet laten bedriegen door deze idylle. Vadertje Nikitenko, de alom geliefde Papa Chroestsjef, de modelhuisvader, is tegelijk de ‘Grote Broeder’, die met ontelbare ogen overal in het hart en het gemoed van zijn onderdanen kijkt, en wee, als daar iets verdachts schuilgaat! Voor zijn partners van de coëxistentie is hij de wolf in schapenvacht, die opeens hard kan toebijten als hij geprikkeld wordt of gewoon als de appetijt het hem ingeeft. Mét hem in vrede samenleven is nauwelijks minder riskant dan tégen hem werken. De andere drie groten op de topconferentie zullen dit wel gauw bemerken.
|
|