| |
Boekbespreking
Godsdienst
Malmberg, S.J., Mag. Dr. F., Eén lichaam en één geest. Nieuwe gezichtspunten in de Ecclesiologie. - Theologische Bibliotheek, Het Spectrum, Utrecht; N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1958, 326 pp., f 17.50.
Dit boek geeft geen volledige Kerkleer maar beschouwt wel in drie hoofdstukken de centrale aspecten ervan en raakt daarbij allerlei andere thema's aan, zowel uit de kerkleer als uit de verdere theologie. Malmberg weet hoe elk theologisch thema met alle andere samenhangt en zijn boek is de weerspiegeling van deze overtuiging. We aarzelen daarom ook niet het naar zijn inhoud een veelzijdig boek te noemen, dat getuigenis aflegt hoezeer de schrijver ervan thuis is in de gehele theologie. Maar dit ‘thuis zijn’ bestaat niet alleen in een kennis van de theologische literatuur. Hij is thuis in zijn vak met zijn persoonlijk denken, dat zonder een eenmans-avontuur te zijn - voortdurend is hij in gesprek met andere theologen uit heden en verleden - toch in een intense zelfwerkzaamheid stoutmoedig eigen wegen durft gaan. Zonder enige twijfel betekent dit boek dan ook een belangrijke bijdrage tot de verdieping van de theologie over de Kerk. Het eerste hoofdstuk handelt over de Kerk als het Lichaam van Christus. Het is een belangrijk stuk geschiedenis van de theologie omtrent dit thema. Het biedt een klaar omlijnd en rijk gevuld inzicht in het
| |
| |
lichamelijk karakter der Kerk. Het tweede hoofdstuk bezint zich op de leer over Christus' Heilige Geest die het Mystieke Lichaam bezielt. Het laatste hoofdstuk houdt zich bezig met de eenheid van de Kerk met haar godmenselijk Hoofd uit kracht van de H. Geest. De in de vorige hoofdstukken gewonnen inzichten worden hier verder doorgetrokken en vooral wordt uitvoerig ingegaan op de moeilijke leer over de insluiting van mensheid en Kerk in Christus. Het boek is kennelijk de vrucht van een hele theologische loopbaan, waarin juist het thema van de Kerk in heel zijn literatuur en al zijn raakpunten de schrijver en zijn gelovig denken heeft bezig gehouden. Geen vraag gaat hij uit de weg en van het antwoord dat hij geeft is steeds veel te leren. De beslissende inzichten waartoe hij gekomen is werken overal door, zodat het geheel van het boek ondanks de vele details een synthese moet heten. Bijzonder overtuigend en consequent is het inzicht uitgewerkt dat de lichamelijkheid der Kerk zelf tot de volle gestalte der christelijke genade behoort. Tegenover een dergelijk machtig stuk theologie brengt men slechts aarzelend een woord van kritiek naar voren. Toch was de lezing van dit boek vaak een mengsel van bewondering en bedenkingen. De zinnen zijn overladen, een blijkbare voorkeur voor het vreemde woord en voor de paradoxale zegging bemoeilijkt het begrip van de vaak toch al duizelingwekkende beschouwingen; aanhalingen in vreemde talen binnen de tekst werken onaangenaam, en te zamen met een vaak haast juichende toon schaadt dit alles de eenvoud die de inhoud gemakkelijker toegankelijk had kunnen maken. Ook wat de inhoud betreft schuwt de schrijver het paradoxale niet. Waar het gepaard gaat met zeer ver en spits doorgevoerde speculaties, deed het ons meermalen het al te paradoxale vermoeden, zij het dan ook met de bijgedachte dat de redenering ons misschien slechts te machtig was. Want dit moeten we erkennen: ook waar bezwaren rijzen tegen de opvattingen van de
schrijver, merkt men steeds te doen te hebben met iets dat lang doordacht is. Zeker is de schrijver soms te optimistisch. En wat betekent eigenlijk: de aan het geloof eigen logica, de theologica, deelname aan de logica van de mensgeworden ‘Logos’ in de Kerk? Op twee plaatsen brengt de schrijver kritiek uit op door theologische apriori's bepaalde exegetische verklaringen van de Schrifttekst. In diepzinnige beschouwingen ondermijnt hij het betreffende theologische apriori. Maar ook wanneer hij hierin gelijk zou hebben, blijft het nog de vraag of hij met name de tekst: ‘de Heer is de Geest’ niet te veel laadt met de metaphysische inhoud van zijn beschouwingen over het ineen-zijn der goddelijke personen. Ondertussen mogen we met de schrijver ook de uitgever dankbaar zijn, dat deze rijke en sterke vak-wetenschappelijke studie in ons Nederlandse taalgebied is kunnen verschijnen.
Al. van Rijen
| |
Huyts, Drs. J.H., Bonekamp, Drs. A.L.M. en Vaessen, Dr. M.L.J., Oriëntaties over gewetensvorming. - Uitg. Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1959, 56 pp., f 1.50.
Dit boekje uit de serie ‘Geestelijke volksgezondheid’ bevat de inleidingen, gehouden op de studiedag van de Kath. Centrale Vereniging voor Geestelijke Volksgezondheid op 29 oktober 1958: Drs. J.H. Huyts, Gewetensontwikkeling bij het schoolkind; Drs. A.L.M. Bonekamp, Pedagogisch gezag in de gewetensvorming; Dr. M.L.J. Vaessen, Niet-efficiënte en onwaarachtige gewetensvorming. Stuk voor stuk belangrijke beschouwingen, die iedereen die iets met gewetensvorming te maken heeft, het nodige kunnen leren. De studie van Drs. Bonekamp heeft ons het meest geboeid. Wij hebben als theoloog deze opstellen gelezen, niet als psycholoog. Mogelijk is dat de reden, dat wij bepaalde fundamentele omschrijvingen gemist hebben: wat is eigenlijk geweten? wat echte moraliteit? Wij hadden graag geweten, wat de psycholoog hierover te zeggen heeft. Nu het antwoord op deze vragen ontbreekt, blijft voor de niet-insider een en ander iets teveel in het vage; en menen wij enige concrete aanwijzingen - geen private Biecht voor de kleintjes; onderscheid tussen groot en klein kwaad eerst bij de rijpere jeugd - niet al te definitief te mogen nemen. Ook zouden wij willen opmerken, dat een rustige objectieve lezing van het Evangelie duidelijk maakt dat Christus de zedelijkheid wel degelijk in geboden en verboden fundeert. Zelfs wordt de liefde een ‘nieuw gebod’ genoemd. Kan het ook anders, waar toch het geweten steeds een innerlijk verplichtend waarde-oordeel uitspreekt; welke verplichting veruitwendigd wordt in het gebod. Zeker, de motivering van dat gebod is dan uiteindelijk de liefde. Maar Christus' woord lijkt duidelijk: ‘Wie mijn geboden heeft en ze onderhoudt, hij is het die mij liefheeft’. Het feit, dat lezing vein
| |
| |
dit boekje dergelijke gedachten naar boven werkt, bewijst zijn waarde voor lezers, die de eigen terminologie van de psycholoog enigszins kunnen assimileren.
S. Trooster
| |
Bless, H., Inleiding tot de pastorale psychopathologie. - J.J. Romen & Zonen, Roermond-Maaseik, 1959, 208 pp., geb. 12. -, ing. f 10.50.
In 1958 gaf pastoor Bless een Inleiding tot de pastorale psychologie uit en reeds het volgend jaar kwam zijn Inleiding tot de pastorale psychopathologie van de pers. Deze Inleiding betekent een algehele omwerking van schrijvers Pastoraal Psychiatrie, waarvan de eerste ed. in 1935 en de derde ed. in 1947 verscheen. Het was de bedoeling van de schr. om zijn boek, dat toch vooral voor zielzorgers bestemd is, werkelijk te maken tot een hulpmiddel voor de pastorele leiding van psychische patiënten; dit in tegenstelling met zijn vroeger werk, dat eerder een soort psychiatrie in zakformaat was. En in deze bedoeling is schr. zeker geslaagd. Zijn nieuwe boek bestaat uit drie delen, waarvan eigenlijk alleen het tweede deel in de titel wordt aangeduid. Het begint nl. met een kort overzicht van de conflictpsychologie, dat het eerste deel vormt, en het eindigt met een (wederom korte) beschouwing over sociale psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg, als derde deel. Het tweede deel, waarin de psychopathologie ter sprake komt, is het uitvoerigst. Achtereenvolgens worden hier behandeld de psychopathologische verschijnselen en ziektebeelden, het neuroseprobleem in de zielzorg, moderne psychotherapie, psychotische patiënten, psychopathen, psychopathologia sexualis, en pastorale verzorging. De vele ervaring, waarover de schr. beschikt, stelt hem in staat in dit tweede deel talrijke wijze adviezen te geven, waarmede iedere zielzorger gebaat zal zijn. Het is echter jammer, dat de bespreking van het neuroseprobleem, mede in verband met schr.'s uiteenzettingen over de verdringing, vooral in psychiatrisch opzicht niet erg bevredigend is.
A. van Kol
| |
Haes, P. De, Op aarde als in de Hemel. - Beyaert, Brugge, 1959, 324 pp., ing. Fr. 135.
Een aantal beschouwingen over Gods Wil, de Voorzienigheid, de H. Drievuldigheid, Christus en de christelijke existentie, blijkbaar afzonderlijk ontstaan, heeft de auteur tot een stevig boek samengebundeld. Hij gaf het de titel van één der meditaties: ‘Op aarde als in de hemel’. En het is inderdaad een Leitmotiv van heel het boek, dat Christus de kloof tussen hemel en aarde definitief heeft overbrugd, dat aarde en hemel samen het ene Rijk Gods vormen, en dat dit leven de blijde verwachting en de groei is van onze eeuwige vereniging met God. Zoals men van een eminent theoloog mocht verwachten, heeft Prof. De Haes zijn beschouwingen gegrondvest op een stevige doctrine. Hij heeft evenwel de klip van de stroeve wetenschap zorgvuldig omzeild, door een vlotte, naar onze smaak zelfs wel eens te populaire voorstelling.
Frank De Graeve
| |
Montjuvin, J., Panorama van de Bijbelse Geschiedenis, vert. P. Wertenbroek. - Ed. l'Ecole, Parijs, 1959.
Dit uit het Frans vertaalde panorama biedt in kleur en lijn op een twee meter lange band de schematische weergave van de Bijbelse Geschiedenis met een naar de tijdsduur evenredige verdeling. Tevens wordt op smallere, parallel lopende banden verwezen naar de voornaamste gebeurtenissen uit die geschiedenis der buurstaten. In zijn overzichtelijkheid en aanschouwelijkheid zeer geschikt voor het onderwijs. Voor de schrijfwijze der namen volgde de vertaler die van de Nieuwe Vertalingen van het Nederlandse Bijbelgenootschap, echter niet consequent. Jammer ook dat in die namen enkele storende fouten te lezen staan. We betreuren deze dubbele slordigheid.
J. Lambrecht
| |
Aster, O.F.M. Cap., P. Gentilis, Een volk ontdekt Christus. De katholieke missie onder de Bataks op Sumatra. - Uitgeverij Foreholte, Voorhout; Uitgeverij Desclée de Brouwer, Brugge, 1959, 222 pp., f 6.90.
Pater Aster is een boeiende verteller; dat heeft hij reeds bewezen in zijn boek over de missie van Borneo. Maar wat hij vertelt is gedegen en verantwoord. De Rheinische Missionsgesellschaft heeft vanaf 1861 vruchtbaar gewerkt onder de Bataks en een flinke kern degelijk protestants gevormd. Het verkeerd toegepaste artikel 123 heeft echter tientallen jaren de katholieke missie geweerd, totdat Mgr. Brans O.F.M. Cap. in 1924 vrijmoedig en stoutmoedig de barrière wist te doorbreken. Pater Aster begrijpt de bevolking; hij kent ook de moeilijkheden waarmee de zending te kampen had en heeft; hij waardeert hun werk. Maar met rechtvaardige trots ver- | |
| |
haalt hij ook het moeizame werk van zijn confraters en van fraters en zusters. In nog geen 40 jaren is hier een missiegebied ontstaan, wat gezien de intelligentie van de Bataks van groot belang zal worden voor heel Indonesië. Dit historisch verantwoorde boek leest als een roman.
C. Minderop
| |
Meer, F. van der, Paasmorgen. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1959, 53 pp., geïll., f 4.50.
Hoe wetenschap ook kunst kan zijn bewijst Prof. van der Meer in zijn prachtig boekje Paasmorgen. Hij vergelijkt hier het altaarluik van Rogier van der Weyden, voorstellend Christus' verschijning aan Maria op Paasmorgen, met een feestikoon, genaamd Anástasis. In een fraai proza geeft de bekende kunsthistoricus fantasierijke variaties op een klassiek thema in de kunst. Zijn grote kennis van de liturgie en de kunstgeschiedenis zorgt, dat deze fantasie geen onverantwoorde sprongen maakt. Al lezend en genietend verwerft men nu tegelijk een boeiend stukje wetenschap. De schone uitgave van het Spectrum maakt dit werkje tot een vreugdevol paasgeschenk.
C. de Groot
| |
Liesting, G.Th., Recta Sapere. - Eucharistisch Apostolaat, Lommel, 1959, 286 pp.
Dit boek bevat zeven en twintig meditaties ingedeeld in ongelijke reeksen volgens de liturgische jaarkring. Het is bedoeld voor kloosterlingen, maar kan even goed aan priesters en leken dienst bewijzen. De ascetische leer en raadgevingen zijn gebaseerd voornamelijk op de H. Schrift die aanhoudend wordt geciteerd en vaak wordt het Oude Testament in zijn profetische en spirituele zin aangewend. Ook de liturgische gebeden van het missaal worden veelvuldig aangehaald. De schrijver hanteert een kloeke, klassieke taal. Men zal niet zonder geestelijke vrucht deze gewijde teksten en passende beschouwingen lezen en bemediteren.
F. De Raedemaeker
| |
Kerugma, reeks cahiers ten dienste van de prediking, Heilig Verbond. - Redactieadres: Dominicanerklooster, Zwolle. Uitgeverij N.V. Gooi en Sticht, Hilversum, 1960, 101 pp., f 2.85.
Wederom een geslaagd nummer van de Kerugma-reeks. Meesterlijk goed is het hoofdstuk van P. Meyers over ‘Mysterie van vruchtbare intimiteit’. Niet alle preken zullen bij iedereen aanslaan, doch ze zijn wederom zo, dat ze gedachten losslaan. De redactie zal dit wel de hoofdzaak vinden en beter dan slaafs na-spreken.
C. Minderop
| |
Kane, G.L., Waarom ik naar het klooster ging. Een serie authentieke memoires onder redactie van G.L. Kane. - Uitgeverij Sint-Willibrordus, voor België: Overijse B, voor Nederland: Deurne N.B., 1959, 211 pp.
Een beetje jammer is, dat de uitgevers deze memoires enigermate aankondigen als een tegengif van de boeken van zusters, die over de muur springen en dergelijke, waaraan toch al een onevenredig grote belangstelling in de pers gegeven is. In geen enkel beroep zal men veel waarde hechten aan het oordeel van mislukkelingen. Dit boek heeft een positief doel. De redacteur G.L. Kane, Directeur van het werk voor roepingen en religieuse vorming in het bisdom Antigonish in Nova Scotia, is de mening toegedaan, dat er talrijke nuttige boeken en brochures over roeping bestaan, maar dat de meeste te algemeen en te abstract zijn. Hij meent dat er behoefte bestaat aan concrete verslagen, die de toepassing van de theologische beginselen verduidelijken en de werking van Gods genade in de individuele ziel openbaren. In korte hoofdstukken komen 23 zusters van verschillende congregaties en werkkring aan het woord. Wij menen dat de redacteur inderdaad geslaagd is. Een wijde verspreiding zal, dunkt ons, een middel zijn voor vele meisjes om Gods roepstem te onderkennen.
C. Minderop
| |
Lackmann, Max, Katholische Einheit und Augsburger Konfession. - Verlag Styria, Graz-Wien-Köln, 1959, 224 pp., geb. D.M. 9,80.
Lackmann, luthers theoloog van de hoogkerkelijke Sammlung, zet voor katholieke theologen uiteen hoe ze zich op positieve wijze met de reformatorische theologie moeten verstaan. Niet uitsluitend een houding van distantie tegenover een heresie, maar vooral een houding van solidariteit vanuit het bewustzijn van gemeenschappelijke schuld aan de kerkscheiding en vanuit de overtuiging dat in de Reformatie autochtoon-christelijke visies leven die een verrijking van de Catholica kunnen betekenen. De R.K. Kerk mag niet afwachten tot de afgescheiden broeders terugkeren, doch dient zelf contact op te nemen en wel via de Confessio Augustana, welke historisch en ‘inhoudelijk’ het
| |
| |
dichtste bij de Catholica staat. In het derde hoofdstuk doorloopt Lackmann de artikelen der C.A., aangevend hoe de reformatoren binnen de R.K. Kerk willen blijven blijkens hun afwijzen der oud-christelijke heresiën, aangevend hoe hun ‘nieuw-katholieke visies’ in wezen een herleving betekenen van oud-christelijk gedachtengoed tegen scholastieke dorheid. Op deze achtergrond worden tenslotte uitvoerig de anti-roomse en anti-katholieke visies der C.A. belicht op hun ontstaan en doorwerking. Tegen een ‘vermenselijking’ van Gods heilswerk in het horizontale-ambtelijke vlak gaan de reformatoren vrijwel uitsluitend de verticale direct-goddelijke werking beklemtonen met verwaarlozing van de menselijke medewerking. In dit systematisch betoog past Lackmann de beschouwing in, welke hij reeds in Ein Hilferuf aus der Kirche ontwikkelde, over de hoofdoorzaak der Reformatie: een onvolledige Christologie. De mensheid van Christus staat meer in tegenspraak dan in samenwerking met Gods transcendente genade. Een zeer belangrijk boek voor interconfessionele toenadering. In geen van zijn boeken heeft Lackmann zo zuiver de wezenlijke betrokkenheid der Reformatie op de Catholica aangegeven: ‘Ein Korrektiv, dem der Gegenstand entschwindet, an dem es Korrektiv sein soll, verliert Existenzberechtigung und Sinnhaftigkeit’ (p. 185). Aan liefdevolle correctie willen wij ons niet onttrekken.
W. Boelens
| |
Augustinus, s., Oeuvres de S. Augustin. La Cité de Dieu, I-V: Impuissance sociale du paganisme, vert. G. Combès (Bibliothèque Augustienienne). - Desclée de Brouwer, Brugge - Parijs, 1959, 872 pp., geb. F. 330.
Het is een hele onderneming de Civitas Dei uit te geven. De lezing van het werk vraagt enige eruditie en bovendien interesse voor de cultuur uit het laat-Romeinse tijdvak. Een uiterst leesbare vertaling komt echter de inspanning verlichten, want ook het doormaken van dit monumentaal werk van 22 ‘boeken’ is een onderneming. Inleiding en een deel der nota's zijn van de hand van wijlen G. Bardy. Waardevolle nota's werden ook toegevoegd door Thonnard, de Veer en Folliet. Hun aantekeningen vormen vaak een volledig artikel over een bepaalde Augustiniaanse kwestie. Op de inleiding volgen een goede bibliografie, de vertaling van enige Rertractationes, en de brief aan Firminus. De boeken 1-5 in het eerste van vijf bandjes, worden nog met speciale inleiding en bibliografie voorzien. - Precies omdat dit werk van Augustinus zo tijdgebonden is - het behandelt immers authentieke kwesties - is het een kostbaar document voor wie waarlijk in nood zit, om de zin van het huidig tijdsgebeuren voor het eigen geweten en bewustzijn verwerkt te krijgen. Strekt de heilsgeschiedenis zich niet uit ‘usque ad praesentia tempora?’ ‘At ego in tempora dissilui...’ maar ik ben door de zonde in de temporaliteit verloren geraakt en begrijp de zin der gebeurtenissen niet meer’ (Belijdenissen). Vanuit die nood zal men wellicht de moed vinden om in dit lang en breed geschreven cultuurmonument (‘prolixitas’ was een kwaliteit in de Ve eeuw) kracht tot persoonlijke reflexie te putten.
H. Meddens
| |
Hildebrand, D. von, Reinheid en maagdelijkheid, vert. B. Hageman. - Lannoo, Tielt, 1959, 212 pp., ing. Fr. 62, geb. Fr. 86.
Meer dan dertig jaar geleden verscheen de oorspronkelijke uitgave van dit boek Dat het nu nog vertaald wordt bewijst hoe actueel het werk bleef. Meer nog, weinig boeken vermochten zoals dit, door te dringen tot het mysterie waarop de reinheid en de maagdelijkheid steunt en vermochten tegelijkertijd in een sluitend wijsgerig betoog deze visie uit te drukken. Na een omschrijving van de zinnelijke sfeer, tekent S. de reinheid als ‘dat staan voor God en de overgave aan de glans van Zijn aangezicht’. Speciaal wordt gehandeld over de houding van de reine mens in het huwelijk. De tweede verhandeling onderscheidt eerst de godgewijde maagdelijkheid in haar eigenheid van de andere vorm van maagd-zijn en toont daarna aan hoe de maagdelijke staat werkelijk het bruid-zijn van Christus bewerkt. Wij wensen dit werk een ruime spreiding vooral op het ogenblik dat reinheid en maagdelijkheid ook door de Christenen dreigen miskend te worden. S. wist zinnelijkheid en huwelijk terug te plaatsen in het juiste evangelische perspectief en dat is wel de grootste verdienste van dit zeer schone boek.
L. Braeckmans
| |
Guardini, R., Van Advent tot Epifanie, vert. A Th. Monshouwer. - Lannoo, Tielt, 1959, 112 pp., ing. Fr. 38, geb. Fr. 62.
De titel van dit nieuwe Guardini-boekje in de reeds indrukwekkende serie die Lannoo publiceerde, schijnt op een gesloten
| |
| |
en afgeronde liturgische verhandeling te wijzen; in werkelijkheid zijn het losse preken, geselecteerd en gebundeld door de Vlaamse uitgever. Wie de grotere werken van Guardini kent, zal hier geen nieuwe visies of ontdekkingen zoeken: wel een rustig mediterend door elkaar weven van vele vertrouwde thema's.
L. Monden
| |
Bernhart, J., Heilige und Tiere. Neuaufl. - Verlag Ars Sacra-J. Müller, München, 1959, 240 pp., geb. D.M. 10.80.
Dit is een merkwaardig origineel boekje, waarin niet alleen een groot aantal legenden van heiligen-in-hun-omgang-met-dieren werd samengebracht, maar waarin tevens gepoogd wordt in een veertigtal blz. de christelijke en theologische draagwijdte van deze vertellingen te omschrijven.
Henk Jans
| |
Lesage, Robert, Liturgische Gewänder und Geräte. - Paul Pattloch Verlag, Aschaffenburg, 1959, 131 pp.
Dit bescheiden werkje van de bekende Parijse ceremoniarius behandelt de verschillende objecten die van ver of van nabij met de katholieke eredienst verbonden zijn. De auteur duidt van deze voorwerpen of gewaden de historische ontwikkeling en de symbolische betekenis aan en geeft de voornaamste kerkelijke voorschriften daaromtrent.
S. Heester
| |
Leppich, J., God tussen oude en nieuwe goden (Heilige Onrust, 7). - Lannoo, Tielt, 1959, 232 pp., 8 pl., ing. Fr. 55, geb. Fr. 80.
Lebret, L.J., Hier ben ik, Heer, vert. J.H.P. Jacobs (Heilige Onrust, 8). - Lannoo, Tielt, 1959, 216 pp., ing. Fr. 55, geb. Fr. 80.
Een reis om de wereld in 80 dagen biedt nauwelijks gelegenheid voor een grondig vertrouwd raken met de talloze problemen die men ontmoet; hoogstens voor een tasten van de alomaanwezige dominanten in de wereldproblematiek. Men zoeke dan ook in de reismeditaties van Leppich geen uitgebalanceerde, voorzichtig geschakeerde inzichten in toestanden en ontwikkelingsprocessen. Eerder een beklemtonen van enkele grote menselijke en goddelijke dominanten in de huidige wereldverhoudingen, die hij in het scherpe zwart-wit van een met liefde doorzinderde, maar felle aanklacht de West-Europese christenheid in het gelaat slingert. De inleiding van Lebret's meditatieboek en de vaderteksten over het gebed die hij er als slot aan toevoegt bevreemden een beetje door hun rustige ernst in de wat goedkope sensatie van de ‘Heilige Onrust’-reeks. De gebeden zelf zijn in de trant van Quoist, met iets minder sprankelende inspiratie en iets meer bezonkenheid.
L. Monden
| |
Kunst en cultuur
Escher, M.C., Grafiek en tekeningen. - J.J. Tijl N.V., Zwolle, (1959), 63 pp., geïll., f 13.90.
Wanneer men voor de eerste keer een prent van Escher ziet, kan het gebeuren, dat men er aanvankelijk ietwat onwennig tegenover staat. Het gevaar bestaat, dat men de artistieke waarde ervan onderschat en de prent gaat zien als b.v. een fantastische meetkundige constructie of een origineel gesteld stereometrisch probleem. Men doet dan ongetwijfeld te kort aan de bedoeling van de kunstenaar. Toch ligt de tekortkoming van de beschouwer enigszins voor de hand. Escher bedoelt heel wat meer te geven dan, wat men misschien zou kunnen noemen, een soort van artistieke wiskunde, maar het kan nodig zijn dat wij geholpen moeten worden, om zijn bedoelingen te begrijpen. In dit boek komt de kunstenaar zelf ons tegemoet. Een veertigtal prenten uit vele jaren van zijn artistieke werkzaamheid zijn hier bijeengebracht en door de kunstenaar van een commentaar voorzien. Nu men op deze wijze de diepere bedoelingen, die Escher met zijn prenten heeft, leert kennen, kan ongetwijfeld de waardering voor zijn werk nog toenemen. Escher heeft een zeer persoonlijke kijk, ook op zaken, die wij menen volledig te kennen, en bovendien is hij een voortreffelijk graficus. Hij beheerst vele grafische technieken, waarin hij somtijds een virtuositeit laat zien, die bij een eerste contact de artistieke waarde schijnt te verdringen. Maar tenslotte stelt zijn groot vakmanschap hem toch ook juist in staat, zijn diepste ontroering op overtuigende wijze aan ons over te dragen. De verzameling prenten in dit fraai uitgegeven boek kan u hiervan overtuigen.
C. de Groot
| |
Rooij, Mr. A.J.J. van, Nederlandse kerkbouw op een keerpunt. - Uitg. De Toorts, Haarlem, 1959, 95 pp., geïll., f 6.90.
De auteur van dit boekje bespreekt in een negental hoofdstukken de tendensen en
| |
| |
stromingen onder Katholieken en Protestanten omtrent een nieuwe vormgeving in zake kerkbouw. ‘De kerk als dominant in het stadsbeeld heeft plaats moeten maken voor een zielzorgcentrum, dat aansluiting zoekt bij het woonmilieu’. Overeenkomstig deze constatering heeft men afgezien van het middeleeuwse dom- of tempelidee en zich aangepast aan de huidige noden en behoeften. Een nieuwe sacrale stijl is er nog niet ontstaan; het blijft nog bij tasten en zoeken. Mr. van Rooij geeft van deze nieuwere pogingen een goed overzicht, althans van de voornaamste en siert de tekst met gelukkige illustraties. Afbeeldingen van oudere kerken beklemtonen de continuïteit der katholieke traditie.
P. van Alkemade
| |
Albinski, Dr. M., De onderwijzer en de cultuuroverdracht. - van Gorcum, Assen, 1959, 122 pp., f 10.50.
Niet alleen wordt op de school getracht de kinderen iets te leren maar ook wordt geprobeerd ze een levenshouding mee te geven. Hoe de onderwijzers te werk gaan om de kinderen op te voeden in de volledige zin van het woord, welke factoren bij deze cultuuroverdracht een rol spelen en dergelijke is voorwerp geweest van een onderzoek dat in een zevental West-Europese landen, waaronder Nederland en België, is uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek, dat plaats had in de vorm van een gestratificeerde steekproef bij een driehonderd tal onderwijzers, worden in dit werk weergegeven. Voor allen die zich in theorie of in praktijk bezig houden met de pedagogie kan kennisname van deze West-Europese confrontatie ongetwijfeld van nut zijn.
Dr. J. van Lierde
| |
Wendt, Herbert, Het begon in Babel. Vert. - Uitg. Mij W. de Haan N.V, Zeist; Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1959, 320 pp., 150 foto's, f 13.50 en Fr. 200.
‘De ontdekking der volken’ luidt de ondertitel van dit boek, dat een onnoemelijke hoeveelheid wetenswaardigheden bevat op etnologisch gebied. Wendt is een onderzoeker en popularisator die uitermate boeiend over zijn wetenschap weet te schrijven. Het is echter moeilijk een overzicht over de inhoud van dit boek te krijgen, dat niet met Babel, doch met Athene begint en vandaar de lezer over Afrika naar Babel voert. Daarna springt de auteur over naar Oost en West, naar Zuid en Noord en behandelt volk na volk en cultuur na cultuur zonder dat er veel van een redelijke overgang of samenhang te bespeuren valt. Bijna heel de mensheid krijgt zodoende wel haar beurt en over alle etnologische verschijnselen weet de schrijver interessant te vertellen, doch een grotere overzichtelijkheid zou het werk ten goede komen. Het boek is rijk en verhelderend geïllustreerd.
P. van Alkemade
| |
Nolthenius, Hélène, Muziek in de kentering. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1959, 32 pp., f 1.90.
Dit prijs-bekroonde essay bevat een geestige en zeer ter zake kundige beschouwing over de muziek, hoofdzakelijk in de Romeinse keizertijd, doch met voortdurende uitzichten op het Hellenisme en de Oosterse wereld, alsook op het huidige muziekwezen en de huidige cultuur. Voor belangstellenden een uitermate instructief boekje.
R.S.
| |
Lange, Kurt, Vreemdeling tussen dier en God. Vert. - Uitg. Mij. W. de Haan, Zeist; Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1959, 246 pp., geïll., f 13.50, Fr. 175.
De titel van dit boek wordt enigszins verduidelijkt door de ondertitel: Het raadsel van de mens in het licht van oude cultuurperioden. De onlangs overleden Kurt Lange is de schrijver van een groot aantal boeken op archeologisch en kunsthistorisch gebied. Hij is een vulgarisator op grote schaal en op behoorlijk niveau. Hier laat hij vooral de oude Mesopotamische, Egyptische en Mediterrane culturen aan ons oog voorbijtrekken. Ook de pre-historie, de neger- en Zuid-Amerikaanse culturen vallen onder zijn aandacht. Zoals vaak het geval is met boeken over etnologie, pre-historie en oude culturen zijn de vragen, de twijfels en onzekerheden groter dan de antwoorden en bevestigingen. Dit is nu eenmaal het noodlot van wetenschappen die hun onderzoek in schemer en duisternis moeten verrichten. Het is echter boeiend gezelschap Kurt Lange te volgen in zijn beschouwingen, reflexies, gissingen en vermoedens omtrent de mens in zijn worsteling om het licht.
P. van Alkemade
| |
Propos et Présence. 1. Fernand Léger. 2. Gustave Courbet. - Ed. Gonthier-Seghers, 1959, 54 pp., 12 klpl.
Men mag zich niet laten afschrikken door de zoveelste boekenserie over kunst, want Propos et Présence brengt iets nieuws:
| |
| |
een confrontatie van het werk en de ideeen van een schilder. Wij gaan niet helemaal akkoord met Pierre Seghers, die de reeks verzorgt, als hij zegt dat het de kunstenaar is die ons beter dan wie ook in zijn kunst binnenleidt, maar wij waarderen daarom niet minder dat hij ons de ideeënwereld van een kunstenaar ontsluit door meestal moeilijk te bereiken of volledig onbekende teksten te publiceren, tesamen met een inleiding, een biografie in data, een bibliografie, en een kleine bloemlezing van wat tijdgenoten over het werk dachten. De auteur bewees vroeger reeds hoe goed hij thuis is in de literatuur van en over kunstenaars. Wij wensen dat hij zijn reeks waardevolle monografieën moge voortzetten. Is het om zijn ruim interesse te tonen dat de eerste twee delen respectievelijk aan Léger en Courbet werden gewijd?
G. Bekaert
| |
Weiler, Clemens, Alexej Jawlensky. - Verlag M. DuMont Schauberg, Keulen, 1959, 291 pp., 36 klpl., 80 pl., 524 ill., geb. D.M. 56.
De auteur begint zijn boek over Jawlensky met een citaat van Marianne Werefkin: ‘Il n'y a pas d'histoire de l'art, il y a l'histoire des artistes’. Ook al is deze uitspraak eenzijdig, toch is het zo dat men een kunstwereld het gemakkelijkst binnentreedt langs de persoonlijkheid van de kunstenaar. Nu overdrijft ook de auteur van dit prachtige boek wel een beetje en hecht hij naar ons gevoel te veel belang aan de figuur van de Russisch-Duitse schilder Jawlensky. Het blijft niettemin waar dat hij erin geslaagd is ons een zeer persoonlijk en diepgaand beeld te schetsen van deze kunstenaar en ons door hem heen een heel stuk geschiedenis van de moderne schilderkunst te laten meeleven. De auteur zoekt immers de eigen persoonlijkheid van de kunstenaar te benaderen vanuit de wisselende omstandigheden waarin deze was verwikkeld en waarin zijn jeugd, de kunstenaarsgroep van ‘die blaue Vier’, met Feininger, Kandinsky en Klee, de vriendschap vooral met de intelligente barones Werefkin een grote rol hebben gehad. Zoals wij van DuMont nu al gewoon zijn, is deze monografie schitterend uitgegeven en bevat een overvloedige illustratie. Deze laatste omvat niet alleen een reeks uitmuntende kleurplaten, maar ook een catalogus van Jawlensky's schilderijen, die 787 nummers bevat, waarvan het merendeel in kleinformaat zijn gereproduceerd. Een voorbeeldige monografie.
G. Bekaert
| |
Vogt, Paul, Christian Rohlfs, Aquarelle und Zeichnungen. - Verlag Aurel Bongers, Recklinghausen, 1958, 220 pp., 23 klpl., 50 ill., geb. D.M. 36.
Zoals de auteur in zijn inleiding opmerkt is men inderdaad enigszins verwonderd dat hij zijn boek als bijtitel meegaf Aquarelle und Zeichnungen, als men toch sinds lang uitziet naar een goede monografie over deze eenzame schilder, nu reeds meer dan twintig jaar verliepen sinds hij stierf. Maar deze beperking van de titel is wat misleidend omdat de auteur, een neef van de kunstenaar, tenslotte meer biedt dan hij in zijn titel belooft en ons als het ware de figuur van Rohlfs volledig uittekent in zijn tekeningen en aquarellen. De aquarel is naast de houtsnede het zeer geliefde uitdrukkingsmiddel van de Duitse schilder van vandaag. In deze beide technieken heeft ook Rohlfs ons gedurende zijn lange en steeds evoluerende levensloop (1849-1938) zijn beste werk geschonken. De ernst en gedegenheid van Vogt's studie wordt nog benadrukt door een uitgebreide bibliografie (vooral artikelen) en een volledige catalogus van de aquarellen (ongeveer 1700), chronologisch gerangschikt.
G. Bekaert
| |
Burvenich, J., Giulietta Masina en het geluk (Humanitas, 23). - Lannoo, Tielt, 1959, 152 pp., ing. Fr. 35.
Het onrecht dat Federico Fellini in de titel wordt aangedaan, wordt in het boekje zelf hersteld: het gaat wel degelijk over zijn films, hoezeer die ook getekend zijn door een niet weg te denken samenwerking met zijn echtgenote, Giulietta Masina. Pater Burvenich heeft met een niet blinde, maar integendeel bijzonder helderziende liefde hun beider ziel in hun werk bloot gelegd. De velen die van de Fellini's houden, zullen dit boekje op prijs stellen. Maar zij zullen betreuren, dat het taalkundig niet beter werd verzorgd, en dat een overdreven aantal drukfouten de tekst ontsieren.
Frank De Graeve
| |
Schäfer-Ast, Albert, Kraaz des Jahres. - Buchheim Verlag Feldafing OB. B. 1955, geïll., D.M. 2.80.
Het interessante boekje met tekeningen van Albert Schäfer-Ast verscheen al geruime tijd geleden, maar het is de moeite waard om het nu nog eens hartelijk aan te bevelen. Schäfer-Ast begeleidt de schoonheid, maar ook de kuren van de wisselende jaargetijden met een reeks humoristische tekeningen, die bewijzen, hoe hij de
| |
| |
vreugde en teleurstellingen van het dagelijks leven sportief en ook dankbaar weet te incasseren. Hij verdient hiermede een plaats tussen de uitstekende humoristische tekenaars, waarvan Duitsland er verschillende telt. Graag wordt dit aardige, goed uitgegeven boekje aanbevolen.
C. de Groot
| |
Snow, C.P., The two Cultures and the Scientific Revolution. - Cambridge University Press, 1959, 52 pp., 3 s. 6 d.
Het uitgangspunt van deze lezing, door de bekende literator Snow te Cambridge gehouden, is de kloof tussen de wereld der exacte vakken en die der artes. Daar Snow science studeerde aan de Universiteit, maar in feite met de artes zijn boterham verdient, meent hij een bijdrage te kunnen leveren om de kloof te overbruggen. Wij kunnen over het voorgestelde bouwwerk niet enthousiast zijn; in tegendeel, we vinden het alarmerend. Het onderwijs zal nog meer ruimte moeten vinden voor de natuurwetenschappen: anders raken we onherroepelijk achterop in de industriële revolutie, die nog steeds aan de gang is. Dat een teveel aan exacte vakken mogelijk een verontmenselijking van de geest van de mens met zich mee brengt, ontgaat de schr.
W. Peters
| |
Literatuur
Daisne, Johan, De neusvleugel der muze. - Boekengilde De Clauwert, Leuven, 1959, 392 pp., Fr. 145 (leden: Fr. 80)
Daisne is een van onze talentvolle schrijvers omdat hij zijn inwendige horizon ruim-menselijk tracht te houden, en omdat zijn verbeeldingskracht een hoog creatief vermogen bezit. Maar zijn jongste roman is in meer dan één opzicht een teleurstelling geworden. Memoires van drie filmcongressen worden hier gebundeld als ‘Een roman van de film’. Maar heeft Daisne hier werkelijk een roman geschreven? Is de veelheid van het materiaal gerijpt tot een imaginaire eenheid? Personages die als maar filmtheorieën en filmgeschiedenis spuien, volstaan toch niet om een roman te vormen. Maar roman of geen roman het is zelfs geen ‘groot’ boek. Daisne vertoont sporen van een algemeen ziekteverschijnsel in onze letterkunde: het tekort aan inwendige vernieuwing. Wel zoekt hij naar vormvernieuwing: dit boek zou neo-classicistisch zijn, maar waarin dit zou verschillen van het vroegere magisch realisme, is ons niet duidelijk: beide vertolken tenslotte een romantisch realisme. Daisne zelf zegt dat hij de vormgeving ‘op grote golflengte’ heeft willen afstemmen, d.w.z. door een draad te spinnen van het ene hoofdstuk naar het andere, en niet meer tussen al de paragrafen van zijn boek. Deze vormvernieuwing is wat ons het meest hoop geeft voor de komende produktie van Johan Daisne.
M. De Wachter
| |
Verbeeck, René, De dichter H. Marsman. - De Beuk, Uitg. Broekman en de Meris, Amsterdam; De Bladen voor de Poëzie, Lier, 1959, 174 pp., f 8.90.
René Verbeeck heeft een uitstekende studie geschreven over het gehele poëtische werk van Marsman. Hij volgt Marsman chronologisch vanaf de vroegste gedichten tot Tempel en Kruis en tracht telkens de verzen te verklaren uit de psychische situatie en structuur van de dichter. Zo werd dit werk tevens een psychische analyse en doorlichting van de mens Marsman. Veel van het duistere uit de verzen der eerste periode wordt hier helder en verstaanbaar. Marsman treedt naar voren als een weinig melodieus en lyrisch, meer als een voluntaristisch, stug, dramatisch gespannen dichter, wiens zelfbewuste heersershouding sterk door Nietzsche beinvloed werd. Het eigen katholieke standpunt van Verbeeck blijkt uit heel het boek. Zijn oordeel over en inzicht in Marsmans wezen en poëzie getuigt echter van een bewonderenswaardige objectiviteit.
J. van Heugten
| |
Kelk, C.J., Leven van Slauerhoff. - P.N. van Kampen N.V., Amsterdam, 1959, 263 pp., f 14.90.
C.J. Kelk is in de gunstigste situatie geweest om een leven van de dichter Slauerhoff te schrijven. De bronnen werden hem als-het-ware in de schoot geworpen, hij was jarenlang bevriend met de dichter en is zelf dichter en schrijver genoeg om Slauerhoff te verstaan. Zodoende is er een voortreffelijke biografie ontstaan, waarin Slauerhoff vooral als mens tastbaar naar voren treedt met al zijn goede en kwade eigenschappen. Kelk waardeert hem ten volle zonder echter in adoratie of verfraaiing der werkelijkheid te vervallen. De dichter Slauerhoff komt in dit boek minder naar voren. Kelk volgt in zijn biografie niet de strikt chronologische volgorde, maar beschrijft in een lang eerste hoofdstuk de figuur van Slauerhoff en wel zo dat hij ten voeten uit getekend
| |
| |
voor ons staat. Slauerhoff kende geen enkele religieuze binding, doch leidde, zoals heden ten dage zo vele intellectuelen, een volkomen diesseitig leven, waaraan Christus volstrekt vreemd is. Dit geeft de ontevreden, gekwelde zwerver die hij was, iets troosteloos.
J. van Heugten
| |
Gheorgiu, Virgil, Bedel niet om wonderen. Roman. Vert. - Uitg. Mij. Pax, Den Haag, 1959, 2de druk, 235 pp., f 8.90.
De Roemeen Gheorgiu is zijn opzet, om n.l. steeds romans te schrijven, waarin een menselijke wantoestand gehekeld wordt, trouw gebleven. In dit boek is het de achteruitzetting der negers, waartegen dit boek protesteert. De auteur kleedt dit protest in een allerwonderlijkst en fantastisch verhaal, dat ondanks de vele onwaarschijnlijkheden tot het einde blijft boeien. Aan de werkelijkheid, de waarschijnlijkheid zelfs gemeten, is de roman onmogelijk. Zo is het wel niet denkbaar dat een halve stad mijneden aflegt tegen een neger, ook niet in de U.S.A. Door zijn typische karakterisering, zijn korte, filmische beschrijving, zijn vruchtbare verbeelding weet Gheorgiu echter een sterke illusie te wekken. Ook is het niet waarschijnlijk dat vier zeer jonge Rijnlanders zich als evangelisten gaan vestigen onder een kannibalenstam. Zo is er veel onmogelijks in het boek. Maar Gheorgiu maakt het enigszins aanvaardbaar.
J. van Heugten
| |
Donker, Anthonie, Het schip dat gij bouwen zult. - Em. Querido, Amsterdam, 1959, 173 pp., f 8.75.
Wanneer een christen hoort spreken van zondvloed, roept dit woord voor hem allereerst - en meestal alléén - het bijbelse verhaal op; Donker doet in het onderhavige werk ons kennisnemen van velerlei zondvloedverhalen zoals deze bij verschillende volken werden (resp. worden) aangetroffen. De auteur vangt zijn werk aan met ons op de machtige schildering van de zondvloed door Michel Angelo in de Sixtijnse kapel te wijzen waarbij hij ons opmerkzaam maakt op het van het bijbelverhaal afwijkende dezer voorstelling. Bijzondere aandacht heeft de kunstenaar nl. gewijd aan het individu in deze ramp; een zekere tegenstelling dus met het bijbelverhaal waarin aan het individu geen aandacht besteed wordt. Na deze picturale inleiding beschouwt de schrijver het zondvloedverhaal zoals dit in het Gilganesj-epos beschreven staat. Naast punten van overeenkomst wijst Donker bijzonder op de geheel andere geest die deze passage eigen is; met name benadrukt hij de plastische, uitvoerige beschrijving in dit epos in tegenstelling tot het beknopte, zakelijke relaas van de bijbel. Het verhaal van Deukalion en Pyrrha wordt onder de loep genomen, terloops Atlantis besproken, waarna bijzonder de aandacht gevestigd wordt op het latijnse gedicht van bisschop Avilus (± 500) waarin een machtige beschrijving van de ondergang der mensen is uitgebeeld. ‘Een dichterlijk visioen’ van grootse allure volgens Donker. Vondel en Milton passeren de revue; in de tijd van de romantiek wordt meer aandacht geschonken aan het detail, en met name ook aan de dieren. Het boek sluit met citaten van Vondel, Milton, en andere, oudere en nieuwere schrijvers. Een mooi stuk vergelijkende literatuur is hiermede gegeven waarvan de lezer met groot interesse kennis neemt. Het boek is verlucht met verscheidene voorstellingen van ark en zondvloed uit oude en nieuwe tijd.
Joh. Heesterbeek
| |
Langgässer, Elisabeth, Gesammelte Werke. Bd. 4. Gedichte. - Claassen-Verlag, Hamburg.
Na de drie grote romans heeft de Claassen-Verlag thans, in één deel, Elisabeth Langgässer's verzamelde gedichten gepubliceerd. Haar poëtische produktie is niet erg groot geweest, wat te meer verwondert, daar zij eerst jaren na de publikatie van haar eerste gedichtenbundel proza begon te schrijven. Het voer ons liggende boek telt, mét het voorwoord van 20 pagina's, slechts 224 bladzijden en bevat de bundels Der Wendekreis des Lammes (1925), de Tierkreisgedichte (1935), Der Laubmann und die Rose (1947), de onvoltooid gebleven en tot op heden ongepubliceerd gebleven bundel Metamorphose, plus een aantal losse gedichten. De laatste groep is de omvangrijkste. Deze gedichten ontstonden tussen 1924 en 1929. Het zijn de overgangsgedichten; uit de tijd dus toen Elisabeth Langgässer zich haar geloof voor het eerst bewust begon te worden. Er valt bij E.L. een duidelijke samenhang tussen haar poëzie en proza waar te nemen. Zo sluiten b.v. de Tierkreisgedichte geheel aan bij haar eerste kleine prozawerken; Proserpina en Triptichon des Teufels en bij haar eerste grote roman Gang durch das Ried. Der Laubmann und die Rose is duidelijk in de tijd van haar Unauslöschliche Siegel ontstaan en de Metamorphose-gedichten, toen zij aan haar Märkische Argonautenfahrt werkte. ‘Lees vooral... het gedicht Mer-
| |
| |
kur (uit de Tierkreisgedichte) dat nog eenmaal de gehele Proserpina bevat, het gedicht Mars (uit dezelfde bundel), dat een poëtische vertolking van de gelijknamige novelle uit de bundel Triptichon des Teufels wil zijn’, zo schreef zij op 3 juli 1934 aan Karl Thieme. Soortgelijke opmerkingen vindt men ook bij
herhaling in haar brieven van 1940-1947. Het christelijke mysterie-gedicht als christelijk natuurgedicht was het wezen van E.L.'s pogen; een pogen dat steeds opnieuw opgenomen en op haar mogelijkheden beproefd werd. Met elke nieuwe poging kwam zij haar doelstelling nader. Intussen echter staat achter elke nieuwe poging de persoonlijke geschiedenis en persoonlijke problematiek van de dichteres. Het christelijke Daseinsentwurf is de grote verandering, de metamorfose. Zonder de geschiedenis van dit haar christelijk Daseinsentwurf zal men noch haar gedichten, noch haar romans kunnen begrijpen (zie Streven, juli 1959, p. 979). In 1949 uitte zij het voornemen Die Tierkreisgedichte, Der Laubmann und die Rose en die Metamorphose-gedichten onder de titel Metamorphosen samen te vatten, om daarmee aan te duiden, dat dit woord voor haar ‘het Woord’ zonder meer was: de verandering door de genade. Naast de verschillende reeds bestaande (3 Duitse en 1 Italiaanse) proefschriften, is er thans ook een Amerikaans en een Nederlands proefschrift over deze uiterst belangrijke Duitse schrijfster en dichteres in voorbereiding.
Henk van Gelre
| |
Tomasi de Lampedusa, Guiseppe, De Tijgerkat. Siciliaanse roman. Vert. - van Loghum Slaterus, Arnhem, 1959, 227 pp.
Boven genoemde, hertog van Parma en prins van Lampedusa, liet bij zijn dood het manuscript van Il Gattopardo na, een roman over zijn voorvader, die hier Fabrizio, prins van Salina, heet. Het is een merkwaardig boek, cynisch en erotisch, getuigend van een groot talent en een grote intelligentie. Een aristocraat schrijft hier, in meer dan sierlijke, in rococostijl over mensen en dingen die hem dierbaar zijn en zijn geheugen blijven beheersen. Is zijn stijl allersierlijkst, zijn blik is scherp en reëel, zowel voor Sicilië als voor de Sicilianen. Het is het Sicilië van honderd jaar terug, toen het met het opstrevende koninkrijk Savoie-Sardinië verenigd werd. De Tijgerkat is het wapen der Salina's en het is of de auteur zelf zijn mensen observeert met de scherpte, de achterdocht en de grimmigheid van een tijgerkat. En toch, ondanks zijn onverbiddelijke scherpte, voelt men ook weer de sympathie van de schrijver voor deze uitstervende generatie en voor het onveranderlijke Sicilië.
J. van Heugten
| |
Wais, Kurt, An den Grenzen der Nationalliteraturen, vergleichende Aufsätze. - Walter De Gruyter & Co., Berlijn, 1958, VI-415 pp., D.M. 27.-.
Voor Wais zijn grenzen geen scheidingslijnen maar raakpunten, waar de literaturen elkaar als door osmose beïnvloeden. M.a.w. hij neemt een reële grond aan voor de comparatistische studie der nationale literaturen en probeert aan te tonen dat in het letterkundig leven geen ruimtelijke afstand bestaat, evenmin als distanciëring in de tijd. Hij waarschuwt nochtans voor het gevaar van een ‘unhistorisch aktualisierender Blick’ (p. 68). In voortreffelijke analyses toont hij een verwantschap aan tussen de nationale typen van dramaturgie, tussen grote dichters als Keats en Mallarmé, en tussen de nationale beoefening van een genre als de naturalistische roman. Merkwaardig lijkt ons het essay ‘Schillers Wirkungsgeschichte im Ausland’: Dostojevski in de Gebroeders Karamazov, Ibsen in zijn drama's, zelfs de modernen (met name Sartre) vertonen duidelijk Schillers invloed. Even fijnzinnig worden de internationale trekken der grote lyrici getekend. S. verklaart de achterstand van de 19e-eeuwse Duitse lyriek doordat zij geen oog en gevoel had voor het tragische, terwijl Frankrijk in dezen een bloeiperiode kende. Slechts in George en vooral in Rilke is er weer voeling tussen beide landen. Verder vindt men hier essays over Ibsen, Hamsun, Calderon, enz. Een lang essay over de verhouding der oud-Oosterse en Europese mythen besluit het werk. Het geheel vormt een belangrijke bijdrage tot de vergelijkende letterkunde.
M. De Wachter
| |
Jones, David, Epoch and artist. Selected Writings, ed. by Harman Grisewood. - Faber, London, 1959, 320 pp., 25 sh.
Jones is een origineel en onafhankelijk schilder; hij is ook een zeer onconventioneel schrijver. Het onconventionele heeft betrekking op vorm en inhoud van zijn geschriften. Wat de vorm betreft, zal de lezer moeten wennen aan een vreemde, willekeurig aandoende punctuatie, en aan heel veel woorden van Jones' eigen maaksel, terwijl hij nu niet bepaald een vlotte, pleizierig lezende stijl heeft. Dit geldt nog
| |
| |
meer van zijn gedichten, die doen denken aan het onregelmatige vers van Eliot of Pound. Wat de inhoud betreft, stelt Jones' geoccupeerd zijn met kunst en sacrament, met teken en symbool, met godsdienst en mythe en dergelijke onderwerpen, en dit verwoord in een geheel eigen idioom, zware eisen aan de lezer. In deze bloemlezing zijn bijeengebracht enkele autobiografische schetsjes, enige opstellen die de kunst als onderwerp hebben, en een paar historische beschouwingen. Bijna in alles wat hij schrijft treedt naar voren de invloed van het wilde land van zijn geboorte, Wales, met diens lange geschiedenis, alsook zijn kritisch bewonderende liefde voor de Katholieke Kerk, met haar rijke kunst op allerlei gebied, waartoe hij als jongeman van vijf en twintig toe trad, een jaar of drie na het einde van de eerste wereldoorlog. Als inleiding tot de persoon en de ideeën van deze schilder-schrijver is deze uitgave bijzonder interessant en waardevol.
W. Peters
| |
Tompkins, J.M.S., The Art of Rudyard Kipling. - Methuen, London, 1959, 277 pp., 25 sh.
Het is niet de bedoeling van schrijfster een inventaris op te maken van de verhalen, verhaaltjes en gedichten die Kipling schreef. Wel wordt deze indruk gewekt, doordat zij de lezer als het ware het vertrek binnenleidt waar zo goed als alles is uitgestald, netjes geordend, voornamelijk in chronologische orde. Zij verdeelt het meubilair dan in acht collecties, en begint hierover erg onderhoudend te praten. Zij houdt er geen diepgaande literaire of psychologische beschouwingen op na, noch verlaat zij het vertrek om een stuk meubilair van een andere artist ter vergelijking er bij te halen. Zij stelt zich tevreden met de vraag te beantwoorden wat en hoe Kipling schreef, waarbij zij het waarom natuurlijk nimmer geheel buiten beschouwing kan laten. Voor wie Kipling kent en waardeert, is dit een interessant boek: wie niet verder kwam dan de Jungle Books en Kim zal veel van de inhoud niet waarderen.
W. Peters
| |
Filosofie en psychologie
Visser, M.S.C., B.J.J., Parapsychologie. Paragnosie - Parergie. Feiten en hypothesen. - Romen & Zonen, Roermond, Maaseik, 1959, 352 pp., f 17.75.
In deze op grondige kennis van de betreffende literatuur steunende studie heeft de auteur de paranormale verschijnselen op het terrein van waarneming en handelen geordend en kritisch geschikt, waarna hij een overzicht heeft gegeven van de verklaringshypothesen. In het geven van verklaringen zijn de parapsychologische publikaties gewoonlijk zwak. In dit boek treffen wij een kritisch denken aan, dat beïnvloed is door wijsbegeerte en theologie. De auteur meent de paranormale verschijnselen te moeten toeschrijven aan een oervermogen tot waarnemen en handelen, dat nog niet aan gedifferentieerde organen is gebonden. Op deze wijze is sterk de nadruk gelegd op het primitieve karakter van de paranormale verschijnselen: het is echter niet duidelijk, dat een verschijnsel als telepathie in deze hypothese een bevredigende verklaring zou kunnen vinden. De voorzichtige en openhartige discussie, waarin ook religieus getinte verschijnselen worden betrokken, verdient waardering en bekendheid vooral bij hen, die in zielzorg voor volwassenen betrokken zijn.
J.M. Kijm
| |
Linschoten, Dr. J., Op weg naar een fenomenologische psychologie. De psychologie van William James. - Bijleveld, Utrecht, 1959, 238 pp., f 12.90.
Deze studie over de psychologie van William James is voor een belangrijk deel een bezinning op de grondslagen der fenomenologische psychologie. Hierdoor hebben deze beschouwingen een duidelijk wijsgerige inslag gekregen. In een zorgvuldig aftasten van de gedachten, welke door James werden ontwikkeld, wordt duidelijk gemaakt, hoe bij hem een voorbereiding op de fenomenologische psychologie is te vinden. Men kan dit onderzoek waarderen als een bijdrage tot de geschiedenis van de psychologie; van groter belang nog lijkt het ons, dat hier een poging is gedaan om de fenomenologische psychologie in verband te brengen met oudere psychologische studies. Het gevaar van een versplintering in een te scherpe tegenstelling der onderscheiden benaderingen van de psychologische problematiek is immers voortdurend actueel. Het komt ons voor, dat het werk van Linschoten waardevolle mogelijkheden voor synthese onder de aandacht brengt.
J.M. Kijm
| |
| |
| |
Berg, Dr. J.H. van den, Het menselijk lichaam. Een metabletisch onderzoek. - G.F. Callenbach, Nijkerk, 1959, 239 pp en 10 illustraties, f 14.90.
In dit boek wordt een begin gemaakt met een metabletische studie over het menselijk lichaam. De auteur bespreekt de verandering in beleving van de lichamelijkheid, welke zich voltrekt door en manifesteert in de opkomst van anatomie. Het onderwerp wordt vooral betrokken op de zich veranderende beleving van leven en dood. Met grote vaardigheid en eruditie weet de auteur de verschijnselen te doen spreken. Zijn zoeken brengt hem tot een samenhang, waarvoor hij zelf geaarzeld heeft, een samenhang namelijk tussen de genoemde veranderingen en het optreden van de grote pestepidemieën. De grootste waarde van dit boek lijkt ons te liggen in de originele belichting van de betekenis van de dood, een thema dat reeds geruime tijd in het Westers denken actueel is, maar dat slechts moeilijk in zijn volle betekenis begrepen wordt. Vanaf het begin wordt dit onderwerp aangeduid als fundamenteel voor de medische praktijk. Het is weer een boek geworden vol flitsende gedachten en in frisse stijl, zoals wij dit kennen uit de vroegere publikaties van v.d. Berg. Door de beperking tot één thema is het grondiger en harmonischer geworden dan Metabletica.
J.M. Kijm
| |
Kwant, Dr. R.C., Wijsbegeerte van de ontmoeting. (Serie Mens en Medemens). - Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1959, 120 pp.
Het betoog van dit boekje gaat uit van het inzicht, dat de mens het eerst en het meest vertrouwd is met de medemens. Deze overtuiging, welke in onze dagen zozeer leeft, heeft gevolgen voor het maatschappelijk, wetenschappelijk, zedelijk en godsdienstig leven. De auteur opent na een uiteenzetting van de grondgedachte enkele perspectieven op de genoemde aspecten van het bestaan. Door zijn eenvoudige opzet zal dit boekje ook voor hen, die niet wijsgerig geschoold zijn, met vrucht gelezen kunnen worden. Het biedt een belangwekkende uiting van actuele opvattingen.
J.M. Kijm
| |
Buchheim, K., Logik der Tatsachen. - Kösel-Verlag, München, 1959, 296 pp., geb. DM. 14.80.
Wanneer een werk over de logica der feiten handelt en inzicht in het geschiedkundig wezen van de Schepping beoogt, krijgt na 22 jaar een herdruk, die een van de meest bewogen tijdperken van onze menselijke historie komt overbruggen, heel zijn betekenis. Karl Buchheim schrijft los en intuïtief, nu en dan met aforismen, over de verhouding van menselijke en Goddelijke Logos in de geschiedenis. Aan de hand van grote historische figuren uit het filosofisch denken: Kant en Klages, Heidegger en Aristoteles, Herakleitos en Protagoras, Descartes en Leibniz wordt het probleem op levendige en aanschouwelijke wijze bediscussiëerd: of er naast de gewone, inheemse logica van het denken ook niet een logica van de zich ontwikkelende geschiedkundige werkelijkheid te onderkennen valt. Hegels opvatting, die de identiteit van beide vormen van logica afkondigde, bleek onhoudbaar te zijn en dreef naar het communistisch materialisme. Daarom wou Ludwig Klages in zijn irrationalistische strijd tegen de vijandige ‘geest’ het laatste woord geven aan mythe en symboliek. Men hoeft evenwel niet tot deze hopeloze uitweg zijn toevlucht te nemen, want ook in de werkelijkheid van de geschiedenis kan men de logos aan het werk zien. Op voorwaarde dat, naast het logisch beginsel van de contradictie, ook het beginsel van de voldoende reden of ontische oorzakelijkheid wordt benadrukt. Dit laatste deed Leibniz van uit het Christelijk geïnspireerd standpunt van zijn ‘Theodicée’. Hij was een wegbereider, die onze moderne mentaliteit op weldoende wijze uit het eenzijdig logisch-mathematisch ruimtedenken zal helpen verlossen, waarin sedert Kant de wetenschap opgesloten werd. Een wetenschap van het wezen der dingen, in hun concreet-bestaande ontwikkeling, hebben we dringend nodig: in een lange, historische dialoog met de meest vooraanstaande denkers van onze cultuur heeft S. ons daarvan op boeiende wijze overtuigd.
A. Poncelet
| |
Geschiedenis
Pirenne, Henri en Jacques, Histoire de l'Europe. Tome I: Des invasions au XVIe siècle. - Iconographie rassemblée par J. Stiennon et G. Despy, La Renaissance du Livre, Brussel, 1958, 319 pp., 32,5 × 24,5 cm., rijk geïll.
In 1948-1952 publiceerde La Raissance du Livre een prachtige uitgave in vier grote delen van de Histoire de Belgique van H. Pirenne, geïllustreerd met 25 platen. Nu is het haar bedoeling op dezelfde manier een vierdelige Histoire de l'Europe van vader en zoon Pirenne uit te geven. De laatste drie delen zullen een samenvatting zijn van het bekende pas verschenen werk van
| |
| |
Jacques Pirenne Les Grands courants de l'histoire universelle. Het voor ons liggend eerste deel werd door Henri Pirenne, de grootmeester der Belgische historiografie, geschreven toen hij, gedurende de eerste wereldoorlog, in een Thurings dorp was geïnterneerd. Indien geniale geschiedschrijvers erin slagen bepaalde trekken van het verleden juist te vatten en voorgoed vast te leggen, is dit o.i. gebeurd in de Histoire de l'Europe van Henri Pirenne Zeker, talrijke details zouden nu anders worden voorgesteld, en de al te sterke klemtoon op het economische zou nu verzwakt worden ten voordele van de sociale en culturele geschiedenis, terwijl het typisch religieuze van de middeleeuwen aan de liberale Pirenne is ontsnapt. Maar door de synthetsche verwerking van het overvloedige materiaal, door de forse, heldere stijl en de kunstvolle uitbeelding blijft deze Histoire de l'Europe nog steeds een meesterwerk. De rijke illustratie is met zorg gekozen en mooi gereproduceerd. Talrijke kleinere en full-pageplaten, naast vijf grote kleurenplaten, brengen alle aspecten van het bewogen middeleeuwse leven voor ogen; vele platen zijn ons bekend, maar vele zijn nieuw en echte vondsten om de tekst tot zijn volle waarde te doen komen. Een paar fouten: onder de plaat op p. 17 staat San Comesdin voor San Cosmedin, terwijl de plaat op p. 93 is omgedraaid, zodat een krijger met de linkerhand een zwaard zwaait, en de teksten, zoals ‘Gregorius VII moritur’ slechts in een spiegelbeeld te lezen zijn. Overigens verdient de rijke illustratie alle lof. De kaarten zijn een zo mooi boek niet waardig. Deze geslaagde inzet doet ons met verlangen uitzien naar de volgende delen, des te meer daar geschiedenissen van Europa zeldzaam zijn, en een geïllustreerde tot nog toe niet verscheen.
M. Dierickx
| |
Garrone, Mgr, e.a., La vie de l'Eglise sous Pie XII (Recherches et Débats, 27). - Fayard, Parijs, 1959, 252 pp., 5 N.F.
Dit boek geeft geen biografie van Pius XII, ook geen overzicht van de Kerk onder zijn pontificaat, maar behandelt de voornaamste aspecten van het leven van de Kerk gedurende dit twintigjarig pontificaat. Mgr. Garrone en Daniel-Rops schrijven in lovende stijl over Pius XII als herder en als paus. Mgr. Davis exponeert de theologische verworvenheden, die alle op de eerste helft van dit pontificaat teruggaan. In het bespreken van de encycliek Humani Generis beperkt Lacombe zich te veel tot het filosofisch aspect en verwaarloost het natuurwetenschappelijke. Dumont constateert dat op gebied van oecumenisme het pontificaat van Pius XII eer een teruggang betekent op de vorige pontificaten, terwijl Lyonnet duidelijk laat uitkomen hoe Pius XII de hypotheek die, sedert de crisis van het modernisme, op de exegese drukte, heeft gelicht. Op missiegebied deed Pius XII een flinke stap vooruit in het organiseren van de autochtone kerken, terwijl hij de opdracht van de katholieke leken samenbalde in de krachtige woorden consecratio mundi, wijding van het profane leven. Ook over de richtlijnen van Pius XII betreffende de liturgie en de sociale kwesties, de internationale problemen en het strafrecht krijgen wij interessante exposés te lezen. Dit is ongetwijfeld het beste tot nog toe verschenen boek over de diepe werking en de wereldwijde invloed van Pius XII. Eigenaardig is dat als aanhangsel een overigens interessant debat van vier specialisten over de religieuze roeping is opgenomen, naar aanleiding van het veelbesproken boek en de uiteenlopend beoordeelde film ‘Zuster Luc’.
M. Dierickx
| |
Maix, Kurt, De adelaar van Ahura. Vert. - Pax, 's-Gravenhage, 1959, 320 pp., f 12.50.
Kurt Maix heeft op zijn beurt en op zijn wijze het leven, en vooral de krijgstochten, van Alexander de Grote beschreven. Hij gaat daarbij niet kroniekachtig en gedetailleerd historisch te werk, doch tracht Alexander te verstaan vanuit, ik zou haast zeggen, een mystiek gezichtspunt en verhaalt zijn leven onder deze belichting. Vandaar de titel en de eigenaardige stylering van het boek. Ahura hoort thuis in de Perzische Zoroaster-godsdienst. De geschiedenis van deze wonderlijke veroveraar, Alexander, die niet verder kon omdat zijn troepen weigerden, is altijd boeiend en bekorend, zelfs al wordt zij verteld op de een beetje aanstellerige toon van Kurt Maix. Het boek is royaal uitgegeven en voorzien van een groot aantal illustraties.
P. van Alkemade
| |
Schuver O.S.B., Domna Ursula Maria, De Reus op de St. Jorisberg. Flitsen uit het leven van de grote Metropoliet Graaf Andreas Szeptyckyj van Galicië. - Uitgeverij de Forel, Rotterdam, 1959, 456 pp., f 13.50.
Geboren in 1865, in 1898 bisschop van Stanislawiw, in 1900 Metropoliet van Galicië; overleden in 1944. Een veel bewo- | |
| |
gen leven, aanvankelijk gedragen door het apostolische verlangen om de vereniging van de schismatieke kerken van de Oekraine en van Rusland met Rome te bewerken. Het is allerwaarschijnlijkst, dat Leo XIII, die zeer bewust de overgang naar Rome wilde vergemakkelijken, in Graaf Szeptyckyj de ideale bemiddelaar zag. In de eerste jaren na de eerste wereldoorlog was Mgr. Szeptyckyj overtuigd, dat de tijd rijp was; hij heeft zich vergist. God's wijze Voorzienigheid heeft het gespleten Oekrainsche volk eerst duizenden martelaren willen geven door de woeste ingrepen van Polen en later door de inlijving bij Rusland. Pius XII en Johannes XXIII hebben beiden aangedrongen het proces voor de zaligverklaring van Mgrr. Szeptyckyj te beginnen. Deze ‘belijder’ heeft een martelaarsleven gehad naar ziel en lichaam. Bij zijn begrafenis was een vertegenwoordiger van de Sovjet-regering aanwezig en Chroestsjef als president van de Oekrainse sovjetrepubliek, die namens Stalin een krans legde op de sarkofaag. Dit boek is van belang voor hen, die meer willen weten over de hereniging der kerken en de moeilijkheden daaraan verbonden. Zij vinden er op de eerste plaats waardevolle documenten.
C. Minderop
| |
Dessauer, F., De zaak Galilei en wij, vert. W. Meyveldt (De Christen in de tijd, o.l.v. G. Achten, nr. 3). - Patmos, Antwerpen, 1959, X-98 pp., ing. Fr. 40.
De auteur is erin geslaagd het wezenlijke van deze, reeds zo vaak behandelde ‘oude geschiedenis’, op verantwoorde en bevattelijke wijze aan de moderne lezer voor te stellen. Zijn oordeel over de houding van de Kerk in deze kwestie is ons inziens rechtvaardig en genoeg genuanceerd. De zaak Galilei herinnert, beter dan welke theoretische beschouwing ook, aan de grote verantwoordelijkheid van de theologen in het leven van de Kerk van hun tijd: hun verplichting, niet alleen het geformuleerde dogma te herhalen, maar de mogelijke nieuwe visies op de mens en de wereld in dat dogma te integreren.
Henk Jans
| |
Kirkpatrick, Sir Ivone, The inner Circle. - Macmillan & Co Ltd., Londen, 1959, 285 pp., geïll., geb. sh. 25.
Schr. was een van de belangrijkste diplomaten die hun stempel drukten op de recente diplomatieke geschiedenis: vóór de oorlog was hij rechterhand van de Britse ambassadeur te Berlijn, daarna werd hij achtereenvolgens hoofd van de afdeling voor Duitse zaken van het ‘Foreign Office’, Brits Hoge Commissaris te Bonn, en permanent onder-secretaris van het ministerie, d.i. leider van de administratie van het Foreign Office. Met alle vooraanstaande internationale figuren van deze tijd, van Paus Pius XI tot Chroestsjef. kwam hij in persoonlijk contact. En nochtans ontgoochelen deze memoires; er staat geen enkele revelatie in, werkelijk geen woord dat enig belang heeft voor de diplomatieke geschiedenis en dat men nog niet wist. De Suez-crisis van 1956 b.v. wordt op dezelfde wijze behandeld als een commentator voor internationale zaken in een obscure provinciale krant zou doen De auteur was betrokken in al de besprekingen die leidden tot het ‘München-akkoord’ van 1938, maar nergens in dit boek vertelt hij iets over de inhoud van die besprekingen. Wij lezen enkel in welke gemoedstoestand Hitler zich bevond, welke spijzen de dictator nuttigde, en dat de telefooncentrale van München niet voor haar taak berekend was. Met anekdoten staat dit boek vol, maar die anekdoten, hoe plezierig zij soms ook lezen, zijn zelfs niet belangrijk genoeg om iets substantieels aan de reeds bekende ‘petite histoire’ toe te voegen.
Mark Grammens
| |
Sociologie
Groenman, Sj., e.a., Het sociale leven in al zijn facetten, dl. III. - Van Gorcum, Assen; Standaard, Antwerpen, 1959, pp. 1024 à 1519.
Met de publikatie van dit derde deel is de eerste ‘reader’ over de sociologie in ons taalgebied voltooid (zie: Streven, 1959, p. 604). In deze bundel verzamelde studies worden de diepere problemen, die ontstaan bij het onderzoeken van de sociale werkelijkheid, uitvoerig behandeld: de kennissociologie, het normaliteitsbegrip, de sociale afwijkingen, de toegepaste sociologie en tenslotte het waardeprobleem in de sociale wetenschappen. Prof. J. van Doorn verrijkte de bruikbaarheid van het boek met een drempelwoordenregister en leverde aldus een degelijke bijdrage tot de opbouw van een sociologisch begrippenapparaat. Uiteraard is een uitgave als deze meer bedoeld voor wie zich expliciet met sociale studies bezig houden.
J. Kerkhofs
| |
| |
| |
Calvez, J.-Y. en Perrin, J., Eglise et société économique (Théologie, 40). - Aubier, Parijs; Edit. Universelle, Brussel, 1959, 578 pp., ing. F. 188.
Deze studie is het resultaat van een lange samenwerking van een twintigtal Franse jezuïeten. Zij bedoelden een systematische voorstelling te geven van de sociale gedachte der Pausen vanaf Leo XIII. De auteurs hadden eerst een tweeledig werk bedoeld waarbij een deel geheel aan het historisch situeren der pauselijke teksten zou gewijd worden. De ontoegankelijkheid van vele documenten en de omvang van de taak heeft hen tot deze beperking gedwongen. Al blijft deze ontbrekende studie onmisbaar, de aangeboden synthese is door overzichtelijkheid en volledigheid enig in haar soort. - Na een samenvatting van de algemene verhoudingen tussen de Kerk en de profane gemeenschap worden alle grote onderwerpen uitvoerig behandeld, zo b.v. de verhouding tussen liefde en rechtvaardigheid, de eigendom, de arbeid en het kapitaal, de onderneming in een nationale en internationale economie, de klassenstrijd, enz. Een interessant hoofdstuk is gewijd aan het corporatief systeem als eigen project van de Kerk. Wellicht had de internationale sociale leer van Pius XII iets meer naar voor mogen komen. Telkens opnieuw tonen de auteurs hoe door het woord der Pausen de Kerk aangeeft in welk geloofsperspectief de steeds wisselende sociale werkelijkheid dient benaderd te worden, volgens welke waardeschalen sociale hervormingen uitgewerkt moeten worden. De auteurs leggen hiermee een getuigenis af voor de volwassenheid en de ongeëvenaarde rijkdom van de sociale leer der Kerk, die telkens opnieuw in de homo economicus het kind Gods wil doen groeien.
J. Kerkhofs
| |
Varia
Deuren, Karel van, De bittere liefde van Georges Brassens (Humanitas, 24). - Lannoo, Tielt, 1959, 112 pp., ing. Fr. 35.
Van de moderne chansonniers is de onbehouwen, en toch kwetsbaar-gevoelige Brassens beslist de grootste en waarachtigste dichter. Van Deuren schetst van hem een vlot en sympathiek, maar wel wat oppervlakkig portret. Het boekje is over het algemeen keurig geschreven, maar men moet een paar akeligheden uit het Amerikaanse journalisten-jargon voor lief nemen.
Frank De Graeve
| |
Pire, Dominique, Leven en gesprekken. Vert. - Paul Brand, Hilversum; Office de Publicité, Brussel, 1959, 204 pp., f 7.90 en Fr. 120.-.
Hugues Vehenne heeft Pater Dominique Pire O.P., die in 1958 de Nobelprijs voor de vrede ontving, weten te bewegen om zijn leven en zijn werken te vertellen en dit in dit boekje vastgelegd. Wie zich hiervoor interesseert, leze dit boekje dat naast de levendige conversatie van Pater Pire een overvloed van foto's bevat. Naast Pater Werenfried, die in Nederland meer bekend is dan de Waal Pater Pire, heeft deze laatste op zijn wijze op grote schaal bijgedragen tot leniging van de nood van ontelbare ontheemden in Midden-Europa.
P. van Alkemade
| |
Vianney, J.B.M., Brieven van de heilige pastoor van Ars, met een schets van zijn leven door Maxence Van der Meersch, vert. J. Os. - Lannoo, Tielt-Den Haag, 1959, 276 pp., geb. Fr. 100.
Wanneer men eenmaal aan een mens, het zij nu een heilige, gehecht is dan krijgt het kleinste detail dat men over hem kan vernemen zijn betekenis, ock al zegt het op zichzelf niet zo heel veel. Dit is het geval met de schamele bedelbrieven van de heilige pastoor van Ars die door Mgr. Trochu werden verzameld en van aantekeningen voorzien en door Lannoo in een voorbeeldige uitgave worden aangeboden. De boeiende biografie van de heilige door Maxence Van der Meersch geeft aan deze uitgave der brieven haar eigenlijke zin.
S. Heester
| |
Zischka, A., In Azië dreunt de wereld, vert. J.H. Schmitz. - Nederlands Boekhuis, Tilburg; De Goudvink, Antwerpen, 1959, 350 pp., 30 ill., geb. Fr. 195.
Dit boek hangt een indrukwekkend beeld op van de weergaloze economische revolutie in China, Siberië en Tibet. Het is een typisch Zischkaboek. Slordig geschreven, blijkbaar met meer haast dan toeleg gecomponeerd, boeit het toch van de eerste tot de laatste bladzijde, door de ‘flair’ waarmee het typische feit wordt voorgesteld.
Frank De Graeve
| |
| |
| |
Detective Pockets. De Bezige Bij, J.M. Meulenhoff, Amsterdam, f 1.75.
Erle Stanley Gardner, Het geheim van de zinkende eend. Het geheim van de gemaskerde lokvogel. Het geheim van de dartele gokker. Het geheim van de eenzame erfgename. Het geheim van de verdoofde verdachte. Het geheim van de luie minnaar.
Zes boeiende en streng gebouwde detectiveromans, waarin de advokaat-speurder Peter Mason ongelooflijke triomfen viert.
| |
Salamander-reeks. Querido.
B. MAJORICK, Ontwerpen en verwerpen. - Een vrij uitvoerig en rijk geïllustreerd werkje over industriële vormgeving. f 2.50.
Hans van STRATEN, Proza en poëzie van 1880 tot 1920.
Adriaan MORRIËN, Proza en poëzie van 1920 tot heden.
Twee zeer bruikbare bloemlezingen, waarvan vooral de eerste een sterk persoonlijk stempel draagt. ‘Tachtig’ wordt thans heel wat ongunstiger gezien dan voor enige decennia. Het tweede boekje verzamelt gedichten vanaf van den Bergh en Marsman tot en met de vijftigers.
R.S.
| |
Aula-boeken. Het Spectrum.
Drs. H.H. MALLINCKRODT, Latijns-Nederlands woordenboek. - Een vrij uitvoerig en handig latijns-nederlands lexicon.
Robert FRUIN, Tien jaar uit de 80-jarige oorlog. - Een heruitgave van het beroemde geschiedwerk van Fruin.
Arnold HAUSER, Sociale geschiedenis van de kunst. - Een kunstgeschiedenis vanaf het vroege christendom tegen de achtergrond van het maatschappelijk leven.
J.A.A. van DOORN en C.J. LAMMERS, Moderne sociologie. - Een stoutmoedig en vrij uitvoerig werk (368 pp.) van twee vrij jonge sociologen over de sociologie van vandaag. Een rijke annotatie en literatuuropgave stelt de lezer tot verdere studie in staat.
| |
Prisma-boeken. Het Spectrum.
D.L. DAALDER, Mythen en Sagen uit het oude Europa. - Een verzameling oude volksverhalen en sagen uit West-Europa.
Ngaio MARSH, Moord aan boord. - Een goed en boeiend geschreven detective.
James A. COLEMAN, Relativiteitstheorie voor de leek. - Een helder en populair boekje over de relativiteitstheorie.
P.G. WODEHOUSE, Gevleugelde varkens. - Een grappig verhaal in de bekende Wodehouse-trant.
Daria OLIVIER, Uit liefde alleen. - Een historische roman uit het Rusland van kort na 1800.
Hans MÜLLER-ECKHARD, Kinderen vragen begrip. - De schrijver-psychiater schrijft hier begrijpend en afdalend over het kind.
Kierkegaards redevoeringen. Vert. door Dr. H.A. van MUNSTER. - Een tiental predikaties van de Deense auteur, met een inleiding.
Herbert KÜHN, De ontplooiing der mensheid. - Een boekje over de mensheid in het begin harer historie.
C.F. VON WEIZSÄCKER, Het tijdperk der atoomenergie. - Dit werkje handelt in hoofdzaak over de invloed van het atoomtijdperk op de mens.
John WYNDHAM, De getekenden. - Een zogenaamde ‘science-fiction’, een roman die speelt in een gefingeerde wereld.
Edmund CRISPIN, Alias Mr. Datchery. - Een goed geschreven crime-story, zich afspelend op een Engels dorp.
Sigrid UNDSET, Uni Hjelde. - Een tweedelig verhaal van liefde, scheiding en terugkeer.
| |
Pictura-boeken.
Pierre PETIT, Verdi. Vert. - Een rijk geïllustreerd werkje over de bekende Italiaanse meester.
D. AUBIER en M. TUNON DE LARA, Spanje. Vert. - Twee ingewijden schrijven hier over dat maar half Europese land, Spanje.
Alain HUS, De Etrusken en hun beschaving. Vert. - Voor belangstellenden een interessant werkje over dat tot voor kort nog haast onbekende volk in midden-Italië, de Etrusken.
Herbert KÜHN, De kunst van het oude Europa. Vert. - De Duitse historicus Herbert Kühn geeft in dit boekje een overzicht over de plastische kunst van Europa vanaf de Oertijd tot ongeveer Karel de Grote.
R.S.
|
|