| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Bussche, H. Van den, De godsdienstige boodschap van de oergeschiedenis. 2de uitg. - Lannoo, Tielt, 1959, 48 pp., ing. Fr. 20.
Op bevattelijke, heldere wijze worden in vijf afdelingen de eerste hoofdstukken van de bijbel besproken. De inleiding brengt al dadelijk de nodige verheldering nopens stijl, vorm, inhoud, bronnen, bedoeling en plaats van deze verhalen. Van de eerste drie Genesis-hoofdstukken wordt een vertaling geboden en een meer gedetailleerde uitleg, vooral van het ‘paradijsverhaal’ (Gen. 2-3), dat trouwens de eerste plaats krijgt vóór het ‘Scheppingsverhaal’ (Gen. 1). Hierna volgen enkele nota's met betrekking tot de ‘Verdere Teleurgang van de Mensheid’ (Gen. 4-11) en bij wijze van samenvatting ‘doctrinele besluiten’. We ervaren in dit boekje de gezonde, bevrijdende geest die sinds een paar decennia in de katholieke exegese doorbreekt. In bestreden passages neemt S. een duidelijke stelling in, die hij trouwens terdege staaft. Telkens weer worden we getroffen door de verrassend-pittige taal - wellicht voor een schriftverklaring hier en daar wat te gemeenzaam - die het verre gebeuren aan hedendaagse toestanden raak weet te illustreren.
J. Lambrecht
| |
De Nieuwe Aarde. H.U. von Balthasar, De moderne mens op zoek naar God, 168 pp. Dawson, Chr., Europa, wezen en roeping, 222 pp. Langmead Casserley, J.V., De ontkerstening van de moderne wereld, 190 pp. Maritain, J., Wij en Amerika, 172 pp. Rahner, K., Christendom en Kerk in onze tijd, 123 pp. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1959, geb. 90 of 96 Fr.
Onder de vele studies en reportages over de U.S.A. neemt het nieuwe boek van Maritain een heel aparte plaats in. Meer dan een studie is het een met beheerste hartstocht geschreven getuigenis. Met feilloze tact slaagt de auteur er in een blijvende evenwichtspositie in te nemen tussen het objectief kritisch verslag en de bewogen liefdesverklaring. Van uit dit evenwicht tussen wijsgerig intellect en menselijke warmte dringt zijn essay tot een veel wezenlijker, innerlijker niveau van de Amerikaanse ziel door dan reportages of hautaine Europese cultuurcritici dit tot nog toe vermochten. Wij vinden hier een bevrijdende afrekening met de mythe van de materialistische, zelfzekere, zakelijke en grootsprakerige Amerikaan, die nog steeds tot de klassieke voorstelling behoort, die Europa zich van Uncle Sam gemaakt heeft. Voor de zwakke zijden van de V.S.: rassenvraagstuk, overwaardering van sexe en succes, tekort aan expliciete ideologie en gedachtelijke systematiek, die zelfs tot afkeer van het abstracte denken gaat, blijft hij niet blind. Maar hij ziet ze als de schaduwzijden in het prachtige beeld van een jong volk, nog los van de verstarrende greep van de geschiedenis en zonder een zweem van bourgeois-mentaliteit; een volk van immigranten, dat iets van zijn pelgrimsziel bewaard heeft; dat uit eigen leed heeft geleerd ook voor anderen het leven dragelijk te maken, vrijgevig en edelmoedig te zijn, goedheid te stellen boven intellect en opvoeding tot mens-zijn boven geleerdheid; dat in zijn strijd voor het bestaan eerbied heeft geleerd voor de werkelijkheid, bescheidenheid en openheid, eerlijke zelfkritiek, wantrouwen ook tegenover ijdel getheoretiseer; dat daarom het enige moderne industrieland geworden is, waar de mens zich heeft weten vrij te houden van de verslaving der techniek en van de vloek van het 25e uur. Bij het verschijnen van dit voortreffelijke nieuwe werk in de serie ‘Nieuwe Aarde’, werd heel de reeks (waarvan de vorige delen reeds vroeger in
dit tijdschrift besproken werden) in een nieuwe kaft gebonden, die de rustige degelijkheid en ernst van de reeks op artistieke en aantrekkelijke wijze uitdrukt.
L. Monden
| |
Jansen, Fons, Het huwelijk in kerk en wereld. Verkenningen voor het geweten. - Paul Brand, Hilversum, 1959, 117 pp., f 4.95.
De schrijver, wiens vorige publikaties over huwelijk en verkering alom bekend zijn, geeft in dit nieuwe boekje weer op andere wijze zijn visie op het huwelijk. Het is een geheel door het geloof geïnspireerde zienswijze, zó voorgedragen dat ze vele mensen van deze tijd in sterke mate zal aanspreken. De schrijver is eigenlijk voortdu- | |
| |
rend hardop aan het ‘praten’, zodat de lezer als vanzelf wordt meegenomen in zijn gedachtenontwikkeling en niet geconfronteerd wordt met een strak betoog. Een dergelijke wijze van behandelen, waarvan Fons Jansen de kunst bijzonder goed verstaat, heeft ook wel zijn bezwaren. Sommigen zullen gehinderd worden door een te veel aan affect, anderen door een te sterk zich afzetten tegen het verleden; een en ander leidt ook wel tot overdrijvingen Maar de voordelen winnen het zeker van de nadelen en als geheel verdient dit nieuwe werkje van Fons Jansen zeker een hartelijke aanbeveling.
A. van Kol
| |
Bossis, Gabrielle, Hij en Ik. - H. Nelissen, Bilthoven, 1959, 12 × 19, 145 pp., ing. f 4.50, geb. f 5.75.
Gabrielle Bossis (1874-1950) is een begaafde, ongehuwde française, die als schilderes, schrijfster, toneelspeelster, musicienne etc. de hele wereld doorkruist heeft. Ondanks dit verstrooiend leven heeft zij immer de genade ondergaan van een zeer verenigend leven met Christus. Vanaf 1936 heeft zij in het kort al haar samenspraken met Christus opgetekend, waarvan het eerste deeltje nog tijdens haar leven werd gepubliceerd, waarop na haar dood nog zes andere volgden. Onder leiding van Dr. B. Naaykens M.S.C. en D. Vrijdag is uit deze 7 deeltjes een bloemlezing in het Nederlands vervaardigd, voorzien van een inleiding en epiloog van P. Naaykens. Hoewel dergelijke geestelijke samenspraken natuurlijk zeer persoonlijk zijn, kunnen ze menigeen tot diepe vroomheid en innigheid stemmen en leren, hoe men met de Christus die in de ziel van iedere christen leeft, in levendig contact, ondanks al de beslommeringen van het dagelijks leven, kan treden.
P. Grootens
| |
Jedin, H., Geschiedenis van de Concilies. De twintig oecumenische concilies in de kerkgeschiedenis. - Paul Brand, Bussum, 193 pp., f 6.90.
Dit boekje geeft een uitstekend overzicht van de oecumenische concilies van de hand van Hubert Jedin, een van de beste kenners van de 15e en 16e-eeuwse kerkgeschiedenis (Concilie van Trente). Uiteraard is de behandeling van de ter sprake komende Kerkvergaderingen beknopt, de titel van het oorspronkelijke werk is dan ook ‘Kleine’ Konziliengeschichte. De schrijver is er echter uitstekend in geslaagd de ontwikkeling te schetsen van het begrip oecumenisch concilie, zoals dat thans in de Codex wordt gedefiniëerd. Over de vertaling ben ik niet erg enthousiast. Fouten, die op verkeerd begrip van de tekst berusten of onbekendheid verraden met de gangbare Nederlandse terminologie, ontsieren dit uitstekende boekje, dat om zijn actualiteit en de faam van zijn auteur ongetwijfeld vele lezers zal vinden.
M.F.A. Brok
| |
Guardini, Romano, Liefde en Licht. - Vert. 70 pp., f 3.60.
Guardini, Romano, Wonder en Teken. - Vert. Paul Brand, Hilversum, 52 pp., f 2.95.
Twee werkjes van de altijd boeiende en verhelderende Romano Guardini; het eerste bevat een aantal academische preken over de eerste brief van Johannes, bijzonder indringend en revelerend. Het tweede biedt een uiteenzetting over het wonder als wonder en een verdere over het wonder als teken. Elk ontwikkelde zal deze voortreffelijke toespraken savoereren.
J. van Heugten
| |
Marduel, H., Zie ik maak alles nieuw, vert. A. Pas. - Lannoo, Tielt-Den Haag, 1959, 288 pp., ing. F. 94, geb. F. 120.
Sinds verscheidene jaren reeds worden te Châteauneuf de Galaure in Frankrijk retraites gepreekt onder de naam: ‘Retraites de chrétienté’. In februari 1957 werd een dergelijke retraite het eerst gehouden in het Nederlands taalgebied. Deze retraites, waarop de gehele christenheid wordt uitgenodigd: leken en priesters, gehuwden en verloofden - vandaar de naam: gemeenschapsretraites - betekenden reeds voor velen een grote genade tot geloofsvernieuwing. Dit boek is de geschreven neerslag van zulk een retraite. Maar niet alleen degene, die er persoonlijk aan deelnamen zullen er deugd aan beleven. Het is voor ieder een ideaal handboek voor dieper christelijk leven geworden. Met de verrassende eenvoud en de directheid van het gesproken woord wordt naar de laatste werkelijkheid van het geloof in Christus gepeild. Daarbij wordt op een degelijke wijze gebruik gemaakt van de vernieuwde inzichten in de H. Schrift, de liturgie, het sacramenteel leven van de Kerk. Maar het merkwaardige van dit boek is, dat de lering niet louter abstract wordt voorgesteld: telkens worden vanuit de geloofswaarheden directe, praktische toepassingen gemaakt voor het christelijk
| |
| |
leven. Daarom raden we deze lectuur aan priester en leek aan als een zeer geschikt middel tot vernieuwing van eigen geloofsleven.
G. Achten
| |
Walter, Eugène, Het godsverbond gisteren en vandaag. Bezinning op de dimensies van het heil. - Paul Brand, Hilversum, 1959, 114 pp., f4.90
Dit boek is een bezinning op ons eigen geloofsleven, maar tegelijkertijd een verdieping en verbreding. Voor velen zal reeds het eerste hoofdstuk verhelderend zijn, waar onderscheid gemaakt wordt tussen ‘religieuze overtuiging’, die ook zovele niet-christenen hebben, en geloof, wat een overgave, gehoorzaamheid aan de Zich openbarende God inhoudt; waarin men tevreden is met hetgeen Hij ons openbaren wil en men niet meer wil weten. Meesterlijk en helder wordt uitgewerkt hoe de heilsgeschiedenis begint met Abraham, die geprezen wordt om zijn geloof. Abraham was één uit de velen, die toen leefden. Zijn roeping was een weldaad voor de mensheid van toen en van heden; in wezen is onze overgave dezelfde als van de Patriarch. Doch ook ons geloof, verrijkt met de vervulling van de beloften in Jesus Christus, is een weldaad voor de hedendaagse mensheid. Niemand zal het spijten, dit boekje gelezen en overwogen te hebben. Duidelijker zal ons worden onze verantwoordelijkheid inzake de geloofsgenade.
C. Minderop
| |
Connaissance (De la) de Dieu (Recherches de Philosophie, 3-4). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1959, 414 pp., ing. F. 280.
Dit boek is geen ‘tractaat’ over God. Het is een verzameling van afzonderlijke studies omtrent het mysterie van God, elk door een vakman geschreven, doch vertoont een diepe eenheid en een heldere structuur. In een eerste, speculatieve sectie wordt de Gods-vraag behandeld in het licht der actuele filosofische problemen: Pater le Blond en G. Marcel vragen zich af in hoeverre de notie van ‘oorzakelijkheid’, na de kritiek van Kant, nog bruikbaar is in de Godsleer; Pater Dubarle bespreekt de moeilijkheden welke de wetenschapsmens ontmoet op zijn weg naar God. Twee uiteenzettingen besluiten dit eerste deel: het absolute bij Bergson door M. Colin en de mystieke ervaring bij G. Bataille door Verneaux. In de tweede, historische sectie worden achtereenvolgens behandeld: Plotinos (J. Trouillard) Anselmus (P. Rousseau), de Pseudo-Dionysius (R. Roques), Malebranche (M. Guéroult). Dit tweede deel is geen bijvoegsel; het wil aantonen dat er constante en fundamentele vragen zijn die zich in alle tijden hebben gesteld, dat er op die vragen een antwoord werd gegeven dat wij niet achteloos moeten voorbijgaan. Het geheel vormt een waardevolle bijdrage op het gebied der natuurlijke Godsleer. De moeilijkheden door de moderne filosofie en door de wetenschap gesteld worden niet ontweken; het blijft ook niet bij een stellen van de moeilijkheid, er wordt een antwoord gegeven op de gestelde vragen. Het historische gedeelte stelt de grote rijkdom der westerse traditie op dit punt in het licht.
Fr Vandenbussche
| |
Maertens, Thierry, La pastorale de la Messe à la lumière de la Tradition (Paroisse et Liturgie, 32). - Apostolat Liturgique, Sint Andries, 1958, 174 pp.
De publikatie in verschillende bisdommen, hier en in het buitenland, van een directorium voor vernieuwde Misviering was voor Schr. de gelegenheid om de pastoraal van de Mis vanuit de Traditie te belichten. Een veelzijdige kennis van de historische gegevens omtrent de primitieve vormen van de eucharistische liturgie ligt aan de grondslag van een eerste deel. Daarin worden, met behulp van Jungmann's Missarum solemnia en met kritische aanwending van de recente vondsten omtrent de eucharistische viering, de grondstructuur en de huidige vormen der Misliturgie verklaard. Over bepaalde verstarde riten en gebeden heen, wil Schr. naar de oorsprong vorsen van de eucharistische gebeden en handelingen, niet uit historische overwegingen of archeologisme, maar uit pastorale bezorgdheid. Dit bewust sprekend het tweede gedeelte, waar enkele hoofdthemata van de Mis worden ontleed. Hier is de liturgist aan het woord, om in de veelzijdige ontwikkeling van een wereldbeweging, te wijzen op de mogelijkheden en op de gevaren. Het gevaar is immers niet denkbeeldig dat de vele innovaties en experimenten louter ‘Spielerei’ blijven, zo zij niet voorafgegaan en begeleid worden door een verdieping van het geloofsleven. Een derde gedeelte ontleedt en vergelijkt verscheidene diocesane directoria om er de constanten in te ontdekken: in zijn conclusie kan Schr. bevestigen dat de meeste directieven de zuiverste uitdrukkingen van de Traditie nopens de Eucharistie hebben weergegeven.
J. Vanneste
| |
| |
| |
Dugos, M., Action missionnaire en quartier ouvrier (Rencontres, 56). - Edit. du Cerf, Parijs, 1959, 256 pp., ing. Fr. Fr 600.
Deze nota's van een Dominikanerpater, volksmissionaris in vele landen van Europa, vormen geen tractaat van pastoraal-sociologie. Zij willen het grote dossier over apostolaat bij de arbeiders aanvullen met bevindingen uit de eigen rijke ervaring. Zielzorgers zullen vooral belang stellen in de beschouwingen over de wijkactie en over de simpele menselijke goedheid als voornaamste wegen die de arbeider naar de Heer voeren.
J. Kerkhofs
| |
Busenbender, W., Die Welt als Chance des Glaubens. - J. Knecht-Verlag, Frankfurt, 1959, 114 pp., geb. D.M. 7.80.
In dit boek dat als ‘een soort biologie van het geloof’ wordt aangekondigd, wil de auteur er ons van afbrengen in het geloof een voorbehoedmiddel tegen de wereld te zoeken. In haar wezenlijke ambivalentie stelt integendeel de wereld (als ‘Versuchung’) ons geloof op de proef, in deze zin dat wij ze als ruimte van en als bemiddeling tot onze christelijke zelfrealisatie aanwenden moeten, er meteen uit werend wat deze realisatie verhindert. Deze aan het geloof geboden kans dient door de mens aangegrepen te worden als een (door alle mislukkingen heen) steeds hernieuwd aanbod, terwijl hij van uit de wereld het Godsrijk helpt voorbereiden, in groeiend geloofsinzicht, gemeenschappelijke hoop, in zorg en in moed. Gaarne hadden we op sommige plaatsen deze inzichten genuanceerder uitgewerkt gezien.
C. Traets
| |
Baumann, Richard, Prozesz um den Papst. - Katzmann Verlag, Tübingen, 1958, 122 pp., gen. D.M. 7,80.
In 1946 publiceerde Baumann een brochure waarin hij met bijbelse Petrus-teksten aantoonde, dat de paus terecht een aanspraak op successie doet gelden. De lutherse Pfarrer werd ‘in den Wartestand versetzt’ in 1947 en moest zijn pastorie in Möttlingen verlaten met de belofte dat nog een definitief leerproces zou volgen. De wet en de regeling daarvoor moesten nog samengesteld worden. In 1951 was de wet gereed (zgn. Lex Baumann) en in juni 1953 werd Baumann definitief van zijn ambt vervallen verklaard bij een wel zeer aanvechtbare gang van zaken. Het sereen geschreven boek volgt in opzet de fasen van het leertuchtelijke ingrijpen, om daaromheen zijn theologische discussie met Landesbischof Dr. Haug te groeperen. Baumann had zich van het begin af gebaseerd op Die Kirche des Neuen Testaments (1932) van Haug, die wel het primaat van Petrus erkende maar niet de successie. Ondertussen Landesbischof geworden, moest hij Baumann veroordelen. In dit boekje krijgt men kort en duidelijk een inzicht in de bijbelse thesis van Baumann, zoals hij die de laatste jaren in meerdere boeken heeft uiteengezet, in verband met de Sammlung
W. Boelens
| |
Letterkunde
Ondei, M., De Grootvorstin. Roman. - Boucher, Den Haag, 1959, 250 pp.
De Grootvorstin, een roman die eigenlijk ‘De Majoor’ moest heten, is een wat flets en kleurloos verhaal, dat zich afspeelt in een gefingeerde tijd en een gefingeerde ruimte. Hoofdthema is de psychische reactie en de innerlijke ontwikkeling van de majoor, de commandant van de garde die de grootvorstin op haar paleisachtig buiten te beschermen heeft bij een volksopstand. De beschrijving van deze majoor in zijn twijfel, zijn aarzelingen en zijn toenemende innerlijke zekerheid is niet onverdienstelijk. Overigens heeft de roman te weinig achtergrond en hangt alles te veel in de lucht om de lezer sterk te boeien. Ook de enkele pikante scènes zijn daartoe niet in staat.
J. van Heugten
| |
Hoffman, Willem, De weg naar Emmaüs. Bijbels spel in drie bedrijven. - De Poorte, Antwerpen, 56 pp.
De schrijver van dit Bijbelse spel heeft rond de figuren van Judas, de Emmaüsgangers, Maria Magdalena en enkele anderen de laatste gebeurtenissen uit Jesus' leven, zijn dood en verrijzenis, tot een treffend toneelspel gegroepeerd. Hij volgt het evangelie en veroorlooft zich slechts kleine vrijheden, nodig voor zijn doel. Judas is de hoofdfiguur; hij is een Streber die slechts een werelds messias erkent en niets begrijpt van Jesus' eigenlijke wezen. Dit drijft hem tot het verraad, waardoor Jesus uitgeschakeld moet worden en hij zelf vrij spel zal krijgen. Maar alles loopt anders dan hij wenst en in wanhoop pleegt hij zelfmoord. De anderen komen langzamerhand tot het juiste inzicht, de Emmaüsgangers door ‘het breken des broods’ te Emmaüs. Een merkwaardig Bijbels spel, dat in katholieke kringen met genoegen ontvangen zal worden.
J. van Heugten
| |
| |
| |
Kleist, Heinrich von, De Prins van Homburg. - De Poorte, Antwerpen, 56 pp.
Een prozavertaling van het bekende meesterstuk van Kleist door W. Hoffman.
J.v.H.
| |
Rijssel, Jan van, Mensen in nood. - Kosmos, Amsterdam, 1959, 164 pp., f 5.90.
Voor zover mij bekend, is Mensen in nood het debuut van Jan van Rijssel. Geen onwaardig begin. Het thema van deze roman is de grote watersnood in Zeeland in 1953; waardoor het verhaal loopt van Deta van Steenderen. Mag dit verhaal ook niet al te sterk zijn, het is een middel geworden dat de schrijver ten zeerste benut heeft om de sfeer in en om het stadje Roemerswaal in die barre dagen zeer goed weer te geven. De beschrijving van het noodgetij is rustig en beheerst en mede daardoor is de indruk des te sterker geworden.
Joh. Heesterbeek
| |
De Zwerftocht van Belcampo. - Kosmos, Amsterdam-Antwerpen, 1959, 5de druk, 175 pp., f 5.90.
Gedurende acht maanden heeft de auteur een tocht door een deel van Europa gemaakt, de kost verdienend met portrettekenen. Wat hij zo al beleefd heeft op deze tocht, vindt de lezer in dit boek weergegeven. Het geheel is levendig beschreven en de note comique ontbreekt niet, evenmin trouwens als een denigrerend oordeel over personen en zaken, met name godsdienstige, waar de auteur blijkbaar geen zintuig voor heeft.
Joh. Heesterbeek
| |
Loupard, Marie Claire, Notities van een norse dame. - Boucher, Den Haag, 1959, 52 pp.
Deze aforismenachtige notities van M. Cl. Loupard werden na haar dood uitgegeven. De schrijfster bezit een uiterst luciede intelligentie en schrijft haar opvattingen en inzichten neer over alles wat haar innerlijk beroert. Deze notities zijn inderdaad origineel genoeg om een uitgave te rechtvaardigen.
R.S.
| |
Oakeshott, Michael, The Voice of Poetry in the Conversation of Mankind. - Bowes, London, 1959, 63 pp., 10 s. 6 d.
In dit moeilijk te volgen betoog tracht schr. de functie van de poëzie te bepalen in het onderlinge contact der mensen. Hij geeft hierbij aan begrippen als conversatie, contemplatie, activiteit, dood, verlangen, natuurwetenschappen enz. een inhoud die telkens een modificatie inhoudt van, of in direct verband staat met, imagining en image. Ook dit begrip geeft hij een heel specifieke inhoud. Er wordt in dit korte boek te veel geassumeerd dan dat het een overtuigende bijdrage zou zijn op een terrein dat om zorgvuldig afgewogen begrippen en termen vraagt.
W. Peters
| |
Kunst en cultuur
Casteur, Drs. H. en Smeets, Dr. A., Inleiding tot de hedendaagse schilderkunst. - Desclée de Brouwer, 1959, 340 pp., 16 klpl., 128 ill, gen. Fr. 220, geb. Fr. 270.
Een handboek als dit kan men slechts met sympathie onthalen en een eerste contact ermee reveleert de ruime instelling, de uitvoerige documentatie, het grootse opzet om een toegankelijke synthese voor te stellen van ‘de soms verwarrende wereld van de schilderkunst van heden’, beginnend met het impressionisme en zich ontwikkelend tot het tachisme. Maar een handboek stelt ongenadige eisen. Het openbaart onmeedogend elke zwakheid. Als wij bij lezing van dit boek gaandeweg streng geworden zijn dan is het niet omdat er een of andere naam in ontbreekt, niet omdat er een historische onnauwkeurigheid in voorkomt, niet omdat in de al té indrukwekkende bibliografie toch nog een belangrijk boek ontbreekt, niet omdat een bepaalde paragraaf niet te begrijpen valt, niet omdat wij het met een interpretatie niet eens zijn. Wij durven streng zijn voor dit ambitieuze handboek alleen omdat er een persoonlijke visie in ontbreekt en er daardoor geen echte synthese kon ontstaan - noodzakelijke voorwaarde om jongeren ‘wegwijs te maken’. Met persoonlijke visie bedoelen wij geenszins partijdigheid, wel het geestelijk omvatten van een of andere stroming in de geschiedenis. Slechts één voorbeeld ter verduidelijking. Op pagina 33 wordt de tweede Latemse groep o.a. gekarakteriseerd door haar ‘primaire zinnelijkheid’ (sic). Wanneer nu op de volgende bladzijde de schilders afzonderlijk worden getekend wordt deze primaire zinnelijkheid, naar ons gevoel tenminste, tegengesproken door kentrekken als ‘religieus werk’ (Servaes), ‘geestelijke inhoud’ (Permeke), ‘in hoofdzaak probleemloos trouw gebleven aan de traditionele Vlaamse religiositeit’ (De Smet), ‘intellectualistisch’ (Van den Berghe). Wij hebben het hier dan niet over de
| |
| |
juistheid van dergelijke interpretatie. Wij vragen ons alleen af hoe een onbevooroordeeld student deze verschillende begrippen tot één idee zal kunnen samenvoegen.
G Bekaert
| |
Monographien zur bildenden Kunst unserer Zeit. 1. A. Macke, 2. C. Rohlfs, 3. W. Morgner, 4. E. Mataré, 6. G. Meistermann, 7. W. Schmurr, 8. H. Campendonck, 9. W. Ophey, 10. B. Goller, 11. M. Ernst, 12. J. Thorn Prikker, 13. E. Schumacher. - A. Bongers Verlag, Recklinghausen, 1958-1959, 48-54 pp., 4 klpl., 27-30 pl., geb. D.M. 5,80.
De Monographien zur bildenden Kunst unserer Zeit, uitgegeven voor het Kultusministerium des Landes Nordrhein-Westfalen door de uitgeverij Bongers, kunnen wij best vergelijken met de reeds indrukwekkende reeks Monografieën over Belgische kunst. De Duitse reeks echter bezit een minder officieel karakter. Komt het hierdoor dat zij over het algemeen beter is verzorgd, vooral wat betreft de inleidende teksten? Internationaal befaamde namen komen voor naast zo goed als onbekende; beeldhouwers worden behandeld naast schilders; alle tendensen binnen het hedendaagse kunstgebeuren zijn vertegenwoordigd De reeks geeft een goed beeld van het actieve kunstleven in de Rijnstreek-Westfalen. Op enkele van deze monografieën zouden wij de aandacht willen vestigen omdat zij op een of andere wijze een leemte aanvullen in de kunstliteratuur. Van de drie glazeniers Thorn Prikker, Campendonck en Meistermann wordt vooral aandacht gegeven aan hun schilderkunstig oeuvre. Het is zeer delicaat, vooral in een monografie, het subtiele onderscheid aan te duiden tussen de historische belangrijkheid van een figuur en haar werkelijke artistieke waarde, vooral dan in het geval van een Thorn Prikker die een prachtig leermeester is geweest, maar die wij niet bij de grote kunstenaars kunnen rekenen. Enigszins anders ligt het bij Meistermann, ook al heeft naar ons gevoel zijn schilderkunstig oeuvre niet de waarde van zijn werk op het gebied van de glasschilderkunst. Zeer goed zijn de deeltjes gewijd aan Rohlfs, deze stille meester; aan Max Ernst, dé schilder van het surrealisme; aan Emil Schumacher, een belangrijke figuur in de jongste ontwikkeling van de Duitse schilderkunst. De uitgeverij stelt zich voor, deze reeks voort te zetten en jaarlijks een viertal deeltjes te laten verschijnen.
G. Bekaert
| |
Köhn, Heinz, Erich Heckel. - Bruckmann Verlag, München, 1959, 32 pp., 16 klpl., 16 pl., geb. D.M. 16,80.
Seiler, Harald, Paula Modersohn-Becker. - Bruckmann Verlag, München, 1959, 36 pp., 8 klpl., 24 pl., geb. D.M. 9,80.
Buchheim, Lothar-Günther, Erich Heckel. - Buchheim Verlag, Feldafing, 1957, 56 pp., 54 ill.
Opgevat zoals de kleine monografieën van Macke, Münter, Picasso, die wij reeds eerder hebben besproken, publiceert de uitgeverij Bruckmann nu een merkwaardig werkje over de boeiende figuur van de jonggestorven schilderes Paula Modersohn-Becker, merkwaardig door zijn goede keuze van illustraties, merkwaardig vooral om de uittreksels uit brieven van de kunstenares die samen met een korte inleiding aan de illustraties voorafgaan. Ook het boek van Köhn over Heckel is de aandacht waard omdat het een minder gekend aspect van Heckel's werk, zijn aquarellen, in het licht stelt. Zoals in het boekje van Buchheim over de houtsneden van Heckel, komt ook hier het grafisch talent van deze voorman van het Duitse expressionisme sterk tot uiting.
G. Bekaert
| |
Platschek, Hans, Neue Figurationen. - Piper Verlag, München, 1959, 108 pp., 32 pl., geb. D.M. 12.
Het boek van de jonge Duitse schilder Hans Platschek - aus der Werkstatt der heutigen Malerei - is als een boeiend gesprek, vitaal en ook een beetje verward en verwarrend. De auteur spreekt (of schrijft) zo vlot dat hij ons gedurende zijn monoloog niet aan het woord laat komen en ons geen kans geeft hem met opwerpingen te onderbreken. Want het is duidelijk dat men bij een dergelijk getuigenis vele vragen te stellen heeft en dat men bij het einde van het boek verlangt het gesprek voort te zetten. In zijn aforismen op het einde van zijn werk noteert de auteur zeer gevat: ‘Bilder bedeuten nur etwas, wenn der Beschauer etwas bedeutet’. Gaat dit ook niet op voor boeken?
G. Bekaert
| |
| |
| |
Wetenschap
Asser, G., Einführung in die mathematische Logik. Teil I. Artin, E., Galoissche Theorie. - Mathematisch-Naturwissenschaftliche Bibliotheek, Band 18 und 28. Teubner, Leipzig. Imp.: Meulenhoff, Amsterdam, 1959, 184 resp. 86 pp., D.M. 12.10 en D.M. 5.30.
Deze twee deeltjes zijn bedoeld als een eerste kennismaking met de behandelde onderwerpen. Het doorwerken vereist wel serieuze studie, maar veronderstelt niet veel vooraf verworven kennis. Het tweede boekje begint b.v. met 16 pagina's te besteden aan eenvoudige lineaire algebra, voordat de theorie der lichamen volgens Galois wordt behandeld; tenslotte volgen nog een kleine 20 pagina's met toepassingen. Ook het eerste boekje veronderstelt geen kennis van de geformaliseerde logica en slechts heel weinig wiskundige voorkennis. Het behandelt alleen de klassieke twee-waardige logica, en daarvan nog slechts de propositie-logica. Er worden nog twee deeltjes in het vooruitzicht gesteld, die over de praedicaten-logica zullen handelen.
P. van Breemen
| |
Overhage, Paul, Um das Erscheinungsbild der ersten Menschen (Quaestiones Disputatae, 7). - Herder, Freiburg, 1959, 108 pp., 4 pl., 6 ill., ing. D.M. 6,80.
Weinig mensen zullen in gemoede kunnen verklaren dat het hen volkomen onverschillig laat of we al dan niet moeten aanvaarden dat ‘de eerste mens’ als een volkomen aapachtig wezen op de aarde verschenen is. De auteur zet op heldere wijze uiteen tot welke positieve of negatieve conclusies de jongste ontwikkeling van de paleontologische en antropologische wetenschappen heeft gevoerd. Het blijkt dat vele kenmerken, die vroeger als evidente criteria van grotere ‘dierlijkheid’ golden, volkomen irrelevant zijn; en dat men zich vaak, bij de min of meer hypothetische reconstructies van de vroegere mensentypes, heeft laten leiden door het vooroordeel dat dit type aapachtig moest zijn. De filosofische en theologische implicaties van dit probleem worden op uitstekende wijze behandeld in de uitvoerige inleiding die Karl Rahner voor dit werkje schreef.
H. Jans
| |
Rousseau, Pierre, Man's Conquest of the Stars, vert. M. Bullock. - Jarrolds Publ. Ltd., Londen, 1959, 356 pp., geb. sh. 25/-.
A la conquète des étoiles, waarvan we hier de Engelse vertaling bespreken, is bedoeld als een voor ruimer publiek bereikbare geschiedenis van de astronomie, vanaf de Neanderthaler tot de Theorie van Lemaitre over de expansie van de wereld. De schrijver vreest niet bij iedere technische term naar een aanknopingspunt te zoeken in de cultuurschat van een gewoon intellectueel, om op deze wijze ook niet-astronomen voor de sterrenkunde te interesseren; hij is er ook in geslaagd door het opzoeken van alle soorten anekdoten en wetenswaardigheden het geheel lichter voor te stellen dan men normaal van zulke literatuur zou verwachten. Ons inziens is dit gebeurd ten nadele van de stof zelf en van een rustige historische uiteenzetting. Men krijgt de indruk alsof heel de vooruitgang van de civilisatie bestaan heeft in een strijd van de astronomie tegen obscurantistische dwingelandij van pausen en vorsten; en de grote les van de astronomie zou er in bestaan dat de mens niets anders is dan een onwaarschijnlijke fysico-chemische reactie, een produkt van mislukte antiseptie in een onmetelijke wereld van lege ruimte en miljarden agglomeraties chemische stoffen.
M. De Tollenaere
| |
Sociologie en psychologie
Montessori, M., L'esprit absorbant de l'enfant, vert. G. Bernard. - Desclée de Brouwer, Parijs - Brugge, 1959, 244 pp., ing. F. 145.
Het kind bouwt geleidelijk zijn persoonlijkheid op: voor de geboorte alleen fysisch; na de geboorte tot 3 jaar ook psychisch, door het milieu zoals het zich aan hem voordoet, met al zijn organen als het ware te absorberen; van 3 tot 6 jaar bovendien sociaal, door de vorming van een karakter en een gemeenschapsgevoel in het verwerven van de geremde psychische elementen en in het vervolmaken van de reeds verworvene; na 6 jaar door zijn plaats in te nemen in de kindergemeenschap en door de ontwikkeling van verantwoordelijkheidszin voor het geheel. Zo doet het kind zich voor wanneer het in een vrij en ordelijk milieu - vooral in de zgn. Montessorischool - de menselijke gedragingen assimileert. De opvoeder moet hierbij begrip tonen voor de nog onvolkomen uitingen en verwezenlijkingen van het kind. Hij moet het slechts helpen volgens zijn eigen behoeften en op het ogenblik dat het ernaar vraagt. Hij mag het niet voortdurend storen in zijn persoonlijke ontdekkingen. Dit zijn de grondideeën die Maria Montessori in de ze laatste definitieve synthese van haar pedagogie heeft neergelegd. Terwijl de
| |
| |
eerste hoofdstukken van dit geestelijk testament van de schrijfster opgebouwd zijn als een theoretisch traktaat, krijgen we in de laatste hoofdstukken ook een praktische kijk op hetgeen Montessori zelf de definitieve verworvenheden van haar onderwijsmethode acht. Aldus legt ze tevens de diepe basis van het systeem dat ze zo meesterlijk heeft uiteengezet in haar Pédagogie scientifique en brengt ze ook de laatste correcties aan in de toepassing ervan. Alle opvoeders die Maria Montessorie niet voldoende kennen krijgen zo een zeer synthetische kijk op haar werkwijze. Degenen die het systeem reeds bestudeerden en toepasten hebben hier het laatste definitieve stadium van haar pedagogische richtlijnen voor de leeftijd tot 6 jaar.
J. Verbeke
| |
Janse de Jonge, Dr. A.L., Anthropologie en geestelijke volksgezondheid. - Kok, Kampen, 1959, 191 pp., f 8.25.
Dit boek bevat een verzameling artikelen, die deels gegroepeerd zijn rond de anthropologie, deels rond de problematiek van de geestelijke volksgezondheid. De verdieping en verruiming door bezinning op het menselijk bestaan, die in medisch en psychologisch denken in sommige kringen te bemerken valt, vormt wel een van de belangrijkste ontwikkelingen, die deze wetenschappen doormaken. De artikelen van Janse de Jonge getuigen van deze bezinning en zijn daardoor, hoewel meer zoekend dan vaststellend geschreven, van echte waarde.
J.M. Kijm
| |
Michel, E., Der Prozess Gesellschaft contra Person. - E. Klett-Verlag, Stuttgart, 1959, 247 pp., geb. D.M. 14,80.
In deze cultuursociologische essays tracht de Frankfurter hoogleraar de rol van de verhouding tussen persoon en gemeenschap na te gaan vanuit verschillende convergerende perspectieven. In een eerste deel analyseert hij de verandering van het begrip zelf van persoon: tegenover het op zichzelf gesloten individu der liberalen - waarbij de auteur een hele excursus wijdt aan Goethe - stelt onze tijd de persoon als wezenlijk geconstitueerd en groeiend in de ontmoeting. In dat licht ziet Michel dan de zin van sexualiteit en huwelijk als een groei door de lichamelijkheid naar persoonwording met tweeën. Deze nieuwe opvatting van de persoon wordt echter in haar verwerkelijking voortdurend bedreigd door de huidige massamaatschappij met haar soms al te geestloze technische instelling. De crisis uit zich vooral op drie gebieden: in het gezin, in de devaluatie van het vaderbeeld en in het gemis aan integratie van de ouder wordende mens in de moderne samenleving. Voor elk domein geeft de auteur enkele heelmiddelen. Het werk - vrij eclectisch opgebouwd - is de meditatie van een bejaard geleerde over enkele grondproblemen van onze tijd.
J. Kerkhofs
| |
Spaemann, R., Der Ursprung der Soziologie aus dem Geist der Restauration. - Kösel-Verlag, München, 1959, 216 pp., geb. D.M. 18.50.
Gegroeid uit een thesis voor de universiteit van Münster biedt dit werk een diepgaand onderzoek van de leer van de Bonald over de verhouding van de godsdienst en de filosofie tot de gemeenschap. De conservatieve en gelovige de Bonald, voorvechter van de Restauratie, is in feite door zijn leer een wegbereider van het meest extreme positivisme. Hij herleidt de godsdienst tot een functie van de maatschappij en verheft, vóór Comte zulks uitdrukkelijk deed, de sociologie tot prima philosophia in de plaats van de oude metafysica.
J. Kerkhofs
| |
Politiek
Cowherd, R.G., The Politics of English Dissent. - Epworth Press, Londen, 1959, 242 pp., 21 shilling.
De ‘Dissenters’ hebben steeds de politieke actie tegen het conservatisme (Tories, later Conservatieve Partij) in Groot-Brittannië geleid. In dit boek wordt beschreven in welke mate de nonconformistische (d.i. niet-Anglicaanse) Britse protestanten verantwoordelijk zijn voor de liberale en humanitaire hervormingen die in het land werden doorgevoerd tussen 1815 en 1848. Nonconformisten gaan uit van het beginsel dat ‘alle mensen priesters zijn’ (aldus Fox), dat ieder individu de religieuze en de morele waarheid kan kennen zonder de tussenkomst van een kerkelijk gezagsorgaan. Hieruit volgen op politiek plan twee andere beginselen: dat alle mensen gelijk (althans gelijkwaardig) zijn, en dat de staat alles aan het privé-initiatief moet overlaten (liberalisme) zolang dit laatste niet tot misbruiken overgaat. Het eerste beginsel (‘equality’) werd reeds vanaf de zestiende eeuw voorgestaan door enige ‘dissenters’, zou de hele Engelse filosofische
| |
| |
school beïnvloeden en zich vandaar over de wereld verspreiden. Het tweede beginsel vindt zijn oorsprong in de achttiende eeuw, doch kwam pas tot zijn volle recht in de periode waarover dit boek handelt. Dit alles was slechts bedoeld als een aanduiding voor de rol die het nonconformisme in de geschiedenis van de politieke theorie heeft gespeeld (en nog speelt). In dit boek wordt concreet de invloed nagegaan van het nonconformisme op zulke hervormingen uit het begin van de negentiende eeuw als de afschaffing van de slavernij, de hervorming van het kiesstelsel, van het onderwijs, en van de armenzorg; de emancipatie van de katholieken, de verkorting van de arbeidsdag, het ontstaan van de liberale partij, enz. Het is uitgegroeid tot een belangrijke historische detailstudie, wetenschappelijk verzorgd en vlot leesbaar. Doch een goede kennis van de Britse politieke en godsdienstige geschiedenis is vereist om het boek met nut te kunnen gebruiken.
Mark Grammens
| |
Panikkar, K.M., The Afro-Asian States and their Problems. - G. Allen & Unwin Ltd., Londen, 1959, 104 pp., geb. sh. 12/6.
De ambassadeur van India te Parijs ontleedt in dit boekje enige problemen waar de nieuwe staten in Afrika en Azië mee te kampen hebben. Het is een verzameling van lezingen die schr. twee jaar geleden hield in de Sorbonne, en sedertdien is er weer heel wat veranderd: Pakistan, Birma, Soedan en Indonesië hebben afgezien van het democratische experiment waarmee zij begonnen waren; Ghana gaat de weg op van de één-partij-staat, en in Ceylon werd een Eerste Minister vermoord. Enkel India houdt nog vast aan democratische beginselen, en zelfs Nehroe zag zich gedwongen een democratisch gekozen regering in de deelstaat Kerala door een administratief bewind te vervangen. Sardar Panikkar staat wel democratie voor, doch wijst in zijn lezingen op enige elementen die de Afro-Aziatische staten in niet-democratische zin beïnvloeden, en die sedertdien de bovenhand hebben gekregen. Men kan die elementen resumeren in twee categorieën: enerzijds hebben deze nieuwe staten geen democratische traditie (doch heel scherp wijst hij er op dat de democratie in Europa ook nog heel jong is), en anderzijds geloven zij dat hun vraagstukken gemakkelijker opgelost kunnen worden door direct bestuur. Wij kunnen in een recensie niet al die problemen opsommen, doch om een idee te geven waarover het gaat, nemen wij één voorbeeld uit dit boekje (p. 64): de bevolking van India neemt elk jaar toe met vijf miljoen. Dat betekent dat de staat (of het privé-initiatief?) elk jaar onderwijskrachten moet vinden om vijf miljoen kinderen méér te onderwijzen dan het vorige jaar, - enkel maar indien het onderwijs gelijke tred wil houden met de bevolkingstoename. En dan blijft nog steeds ¾ van de bevolking van India ongeletterd. Aangezien China een oplossing gevonden heeft voor zijn problemen, is het Westen verplicht de Afro-Aziatische staten alle mogelijk bijstand te verlenen, indien men wil verhinderen dat zij door het Chinese
succes aangelokt worden tot het communisme. Sardar Panikkar heeft enige reden tot pessimisme.
Mark Grammens
| |
Varia
Dale, Van, Groot woordenboek der Nederlandse taal. Aflevering 10. Achtste opnieuw bewerkte druk. - Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage, 1959, f 3. - per aflevering.
De geleerde bewerkers en herzieners van Van Dale's woordenboek hebben het thans niet gemakkelijk, daar in het praktisch gebruikte Nederlands de geslachten over heel de linie aan het wankelen zijn en de schrijfwijze van veel woorden tweevoudig is. Daarom te meer heeft ieder, die vaak de pen voert, dit woordenboek volstrekt nodig. Deze aflevering voert de belangstellende van het woord ‘maandsom’ tot aan ‘noodvuur’.
R.S.
| |
Het wonderschone leven van Yvonne Beauvais. Naar de Franse uitgave bewerkt door J.W. Hofstra. - Urbi et Orbi, Amsterdam 224 pp.
In korte tijd is Mère Yvonne-Aimée, in de wereld Yvonne Beauvais, een beroemdheid geworden. Nog geen tien jaar dood, straalt zij reeds een wonderlijke glans uit door haar intense menselijkheid en door haar hemelse bevoorrechting. Dit is het opvallende aan haar, enerzijds een ongewone en alles over hebbende menslievendheid, anderzijds een inwerken op haar leven van transcendente machten, lichte en duistere, zoals men dat in deze tijden niet meer zou verwachten. Dit leven, nog maar een voorlopige vita, werd geschreven door zusters van Malestroit, het klooster van Yvonne-Aimée, vertaald
| |
| |
door J.W. Hofstra en ingeleid door Pater H. van Straelen S.V.D. Het definitieve leven van Yvonne-Aimée zal wegens de overvloed en uitgebreidheid der bronnen voorlopig nog wel niet geschreven worden. Wat in het bovengenoemde boek geboden wordt, is vaak verbazend, verbluffend zelfs, ook voor wie in heiligenlevens enigszins meent thuis te zijn.
J. van Heugten
| |
Scrobucha, Heinz, Sinaï. Mit Aufnahmen von G.W. Allan. - Urs Graf-Verlag, Olten en Lausanne, 1959, 125 pp., 38 Fr./D.M.
Na Siëna en Athos verschijnt thans in de serie Stätten des Geistes Sinaï. Het is een beschrijving (historie en huidige situatie) van de berg, maer nog meer en vooral van het beroemde klooster aan zijn voet, waarin Tischendorf de vermaarde codex van de Bijbel vond. Het werk is prachtig en smaakvol geïllustreerd. De tekst, waaraan evenals aan de illustrering de uiterste zorg besteed is, verhaalt de zeer ongewone lotgevallen van dit klooster, een van de oudste der wereld, dat aan het Oude Verbond herinnert, voortdurend met de Moslims te maken had, de kruistochten doorleefde en thans nog steeds een aantal monniken herbergt. In uitgestrektheid en ledental haalt het niet bij de monnikenrepubliek van de Athos, doch het is veel ouder en het bezit evenals de Athos een ontzaglijk aantal handschriften en kostbaarheden. Voor belangstellenden een prachtige bibliofiele uitgave.
P. van Alkemade
| |
Leonhard, Wolfgang, Kreml ohne Stalin. - Verlag für Politik und Wirtschaft, Köln, 1959, 646 pp., D.M. 21.80.
De schrijver van dit belangrijke boek is lange tijd in Rusland geweest en heeft de ontwikkeling der Sovjet-Unie met aandacht en studie gevolgd. Te oordelen naar zijn literatuuropgave en de verwijzingen en citaten in zijn boek heeft hij ongeveer alles wat er, vooral de laatste jaren, over Rusland geschreven is, niet alleen in Europa, doch ook in Rusland zelf gelezen. Zoals de titel zegt, behandelt hij de partijleiding van Stalins dood tot nu toe, en hij doet dit grondig. Zijn oordeel is steeds gemotiveerd en gematigd. Hij heeft de Russische grote dagbladen en tijdschriften gevolgd en leest daaruit wat een insider daaruit lezen kan. Omdat hij uiterst wetenschappelijk en nauwkeurig te werk gaat, bevat het boek een aantal hoofdstukken die de gewone lezer maar matig zullen bekoren en slechts voor studieus geinteresseerden belangrijk zijn, doch daarnaast beschrijft hij op ongewoon boeiende wijze de vele schokken die Rusland en ook de buitenwereld troffen sinds Stalins heengaan. Chroestsjef is natuurlijk de centrale, van beneden opgeklommen, figuur, die op het ogenblik een persoonscultus geniet als Stalin tien jaar geleden. Het is een bijzonder belangrijk, bijzonder geïnformeerd en bijzonder verantwoord boek over het Rusland der laatste jaren.
P. van Alkemade
| |
Dahm, P. Chrysostomus, Athos Berg der Verklärung. Text van p. Chr. Dahm en p. Ludger Bernhard. - Burda-Verlag, Offenburg-Baden, 1959, in 4o, 228 pp. met 81 gekleurde en 63 zwart-witte foto's.
Het vorig jaar verscheen er bij de Urs Graf-Verlag te Olten een prachtig werk over de Athos met prachtige illustraties en aansluitende tekst. Deze luxe-editie wordt echter nog overtroffen door het boven genoemde werk van twee Benedictijnen uit Maria-Laach. Het bevat ruim 80 prachtige kleurenfoto's van de verschillende aspecten van deze monnikenrepubliek, die, zoals men weet, gevestigd is op een schiereiland in het Noord-Oosten van Griekenland en bovendien nog een aantal gewone foto's. Met het oog op het duizendjarig gedenkfeest van de stichting van het eerste Athosklooster werd de twee paters vergund ook de liturgische plechtigheden te fotograferen. Uitvoerige beschrijvingen begeleiden het illustreerwerk. Men krijgt door deze uitgave werkelijk een levendige en blijvende indruk van deze wonderlijke monnikenwereld, die een geheel enig verschijnsel vormt en waar de tijd in zekere zin schijnt stil te staan. Wel heeft natuurlijk ook de Athos de schokken des tijds ondergaan, zo b.v. de ontkerstening van Rusland, doch de oude monachale geest heerst nog in deze als rotsnesten gebouwde kloosters en scythen. Een kleine ‘Schallplatte’ met oud-Slavische en Griekse gezangen is als bijgave in het boek ingesloten.
P. van Alkemade
| |
Eastwood, Catherine, Het afgewend gelaat. - H. Nelissen, Bilthoven, 1959, 228 pp., f 7.90.
Sinds Zuster Luc en Ik sprong over de muur schijnt het mode te worden boeken over uitgetreden nonnen te schrijven. Dit boek lijkt op Zuster Luc, wat de inhoud betreft. Alleen is het veel minder goed geschreven en de schuld wordt niet, zoals
| |
| |
in Zuster Luc, op het klooster, doch op de zuster zelf geschoven. Of C. van der Meer O.P. verstandig gedaan heeft dit weinig belangrijke boek te vernederlandsen, betwijfel ik.
J. van Heugten
| |
Duden, Grammatik der deutschen Gegenwartssprache (Der Grosse Duden, Bd. 4). - Bibliographisches Institut AG, Mannheim, 1959, 730 pp., geb. DM. 12,60.
Wie geregeld Duits leest, wie het af en toe al eens moet schrijven en spreken, beschikt graag over een hanteerbaar en volkomen verantwoord naslagwerk. De Grammatik der deutschen Gegenwartssprache voldoet uitermate aan beide voorwaarden. Door uitgebreide registers en inhoudstafel leidt het de gebruiker meteen naar de gezochte plaats. De bekende Duitse Wissenschaftlichkeit wordt ook hier gewaarborgd door specialisten. De fonetiek staat uitvoerig besproken, al is het jammer dat de Duitsers er nog steeds niet aan toe zijn het internationaal fonetisch systeem te gebruiken. Hoe fonetisch schrift van dit boek wijkt zelfs van het in Duitsland algemeen aanvaarde systeem van Siebs af. Het grammaticaal gedeelte is beschrijvend, uit het levend taalgebruik gedistilleerd, dus niet normatief. Hierin ligt ongetwijfeld een belangrijke verdienste van dit werk. Met deze spraakkunst is de Dudenreeks weer volledig bijgewerkt: na de Rechtschreibung, de Stilduden en de Bilderduden wachtte alleen nog de Grammatik op een nieuwe bewerking.
M. De Wachter
| |
Gucht, R. Vander, Les socialistes et la religion (Etudes Sociales, 29-30). - Pensée Catholique, Brussel, 1959, 112 pp., ing. Fr. 57.
Over de concrete houding, die ze tegenover het katholicisme moeten aannemen, zijn de Belgische socialisten het verre van eens onder elkander. De stellingen van Vandervelde en Destrée enerzijds, van Vermeylen en Bouchery anderzijds vertonen zeer grote verschillen, vooral wat de intentie en de strekking betreft. Dit boekje biedt een zeer heldere synthese van de huidige situatie op dat gebied. De voornaamste teksten van de socialistische leiders en van de socialistische dagbladen, vooral L'Action en La Gauche worden ontleed en besproken. De vele betekenissen van woorden als anticlericalisme, ongodsdienstigheid, antichristianisme worden zo duidelijk mogelijk omschreven. In zijn conclusies wenst de schrijver dat ‘het’ socialisme zijn stellingen betreffende de godsdienst, het christendom en het katholicisme duidelijker zou omschrijven. Over het feit dat sommige vooraanstaanden meer begrip tonen voor de stellingen van de gelovige moet ons overigens allen verheugen. Dit werkje lijkt ons zeer geschikt als leidraad voor sociale en godsdienstige studiekringen. Het herinnert aan het speciale nummer dat de Vlaamse Linie een paar jaar geleden aan hetzelfde onderwerp heeft gewijd.
F. De Raedemaeker
| |
Marcel, G., e.a., Un changement d'espérance à la rencontre du Réarmement Moral (Tribune Libre, 39). - Plon, Paris, 1959, 281 pp., Fr. 660.
Getuigenissen en andere verhandelingen over de ethische perspectieven die de Morele Herbewapening voor ons wil openen en voor diverse mensen ook inderdaad geopend heeft. Op z'n mooist hangt het ethos van deze beweging echter wijsgerig-theologisch in de lucht. Het bedreigt voortdurend zijn eigen grondslagen en concretisering, b.v. als het meent, dat iedereen zijn taak zuiver kan leren zien, wanneer hij zijn geloof, welk ook, maar consequent beleeft (208).
P. den Ottolander
| |
Kamps, K., Johannes Maria Verweyen (Credo-Reihe, 15). - Credo-Verlag, Wiesbaden, z.j., 114 pp.
Zonder enige literaire opsmuk, hier en daar zelfs bepaald stroef geschreven, is dit boekje toch het lezen overwaard. Het leven dat hier verhaald wordt is immers, in al zijn uitzonderlijkheid, een typisch voorbeeld van de geloofsconflicten bij moderne intellectuelen. De zwerftocht die Prof. Verweyen, via een vaag-religieus relativistisch monisme, de theosofie, de doctrine van Krishnamurti, en de liberaal-katholieke kerk (waarin hij zelfs priester werd gewijd), op rijpe leeftijd naar het katholicisme van zijn jeugd terugvoerde, kan op het eerste gezicht de indruk van een zekere onevenwichtigheid wekken Er waren echter in zijn zoeken twee constanten die een waarborg inhielden voor de zekerheid waarmee hij het geloof zou terugvinden, en voor de standvastigheid waarmee hij het dan, in de vervolging door het Nazisme, zou belijden: zijn onkreukbare oprechtheid, die hijzelf typeerde als een ‘innere Bereitschaft zum Umlernen’, en een eerlijke afkeer voor het op ressentiment berustende ‘renegatendom’.
F. de Graeve
|
|