| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
KORT voor het begin van zijn laatste jaar als president van de V. St. heeft Eisenhower een grote wereldreis gemaakt, die hem in 19 dagen voerde langs elf Europese, Aziatische en Afrikaanse hoofdsteden. Tijdens de besprekingen met de diverse regeringsleiders kwam vanzelfsprekend steeds de situatie in de wereld aan de orde, maar daarnaast besprak men overal met de president de eigen moeilijkheden. Of deze laatste nu van economische of militaire aard waren, steeds kwam het neer op dezelfde vraag, die dan ook direct of indirect werd gesteld: geef ons grotere financiële hulp. Het is te begrijpen, dat men zich in de V. St. afvraagt, of deze lasten, die praktisch alleen door hen gedragen worden, niet te zwaar zijn geworden en dus zoekt naar mogelijkheden om ook anderen een grotere bijdrage te doen leveren.
Zijn reis voerde hem eerst naar Rome, waar hij op 3 december arriveerde. Italië is met Turkije een der weinige bondgenoten, die hun goedkeuring hebben gehecht aan de vestiging van bases voor Amerikaanse raketten op hun grondgebied; in ruil hiervoor wil het niet geheel buiten het overleg tussen de Groten worden gehouden; het vond hiervoor reeds steun bij de Gaulle en ook Eisenhower schijnt genegen te zijn Italië een voornamere plaats te geven dan aan de andere Nato-leden.
In Ankara liet premier Menderes een waarschuwend geluid horen; de huidige ontspanning tussen O. en W. mag in geen geval leiden tot vermindering van de waakzaamheid; de ontspanning zou dan wel eens een gevaar kunnen zijn voor de W. eenheid, waardoor er weer snel spanning zou ontstaan. Speciaal Turkije zou zich in dit geval ernstig bedreigd gevoelen. Met president Ayoeb van Pakistan, de volgende gastheer van Eisenhower, drong hij aan op versterking van de Cento - het vroegere pact van Bagdad - door een grotere deelname van de V. St., maar beiden kregen te horen, dat er nog geen sprake kon zijn van een nauwere binding. In Karatsji zijn ook de grensgeschillen tussen Pakistan enerzijds en Afghanistan en India anderzijds en de Chinees-Indische moeilijkheden besproken. Het is aannemelijk, gezien de vroegere houding van Ayoeb Khan, dat hij er bij Eisenhower op heeft aangedrongen Nehroe te overtuigen van de noodzaak tot samenwerking tegen de Chinese dreiging; het geschil over Kasjmir zou dan eerst via onderhandelingen tot een oplossing moeten worden gebracht.
In de Afghaanse hoofdstad Kaboel is Eisenhower slechts enkele uren geweest. Hier overtreft de Russische hulp de Amerikaanse verre en bovendien is het Russische resultaat veel meer spectaculair; de koude oorlog woedt hevig in dit neutrale koninkrijk en het zal de president tot nadenken hebben gestemd, dat hij omgeven door door Rusland geleverde Migs landde op een door Russen en met Russisch geld aangelegd vliegveld.
In New Delhi wachtte hem evenals overal elders - ook in Kaboel - een enthousiaste ontvangst. Had Eisenhower steeds in zijn redevoeringen de nadruk gelegd op het thema: Vrede in Vrijheid en Vriendschap, hier sprak hij ook over Veiligheid; psychologisch juist t.o. Pandit Nehroe verklaarde hij bovendien, dat
| |
| |
een oorlog zo verschrikkelijk zou zijn, dat dit middel nooit zou mogen worden gebruikt om te proberen een kwestie op te lossen. Ook deed hij geen poging om India in een van de bondgenootschappen te betrekken, maar stelde zich tevreden met te proberen het wantrouwen van Nehroe tegen het W. weg te nemen. Het ogenblik was hiervoor gunstig. Niet alleen tengevolge van de Chinees-Indische spanningen van de laatste tijd; ook omdat de V. St. kunnen wijzen op de geweldige economische hulp, die zij vanaf 1950 aan India hebben verleend zonder politieke tegenprestaties te eisen. Nehroe heeft deze hulp ook in de toekomst dringend nodig, wil hij zijn vijfjarenplannen verwezenlijken en hij zal zeker geprobeerd hebben de voortzetting, liefst in nog grotere mate te verzekeren. Of er ook over militaire hulp is gesproken is niet bekend. India wenst zeker geen openlijke militaire steun, alleen al om te voorkomen, dat Mao over provocatie zou gaan spreken. Aangaande de kwestie Kasjmir heeft ook Nehroe verklaard dat zij op vreedzame wijze moet geregeld worden.
Via Perzië - waar de laatste tijd een acute grenskwestie met Irak is ontstaan over het gebied bij de rivier Shatt-al-Arab, dat vlak bij het belangrijke Perzische oliecentrum Abadan ligt - en Griekenland ging Eisenhower na enkele dagen rust naar Tunesië. I.z. de Algerijnse kwestie verklaarden Eisenhower en Bourguiba, dat het aanbod van de Gaulle aan de Algerijnen redelijk was. Tevens maakte de Tunesische president van de gelegenheid gebruik om aan te dringen op grotere Amerikaanse financiële hulp, waarop hij een ‘veelbelovende’ reactie mocht krijgen.
In de Algerijnse kwestie zelf is enige verandering te constateren. Op 23 december werd bekend gemaakt, dat de ‘voorlopige Algerijnse regering’ had plaats gemaakt voor een ‘militaire Algerijnse regering’ o.l.v. Krim Belkacem, die vice-premier en minister van oorlog was in de voorlopige regering. Daar deze zich steeds heeft verzet tegen elk compromis - in tegenstelling met Ferhat Abbas - verwacht men een intensivering van de strijd. Hiertegenover staat de opvatting, dat Belkacem actief aan de strijd heeft deelgenomen en de Gaulle's aanbod geldt voor ‘de mannen, die vechten’ en niet voor ‘ambitieuze personen’, zodat door het optreden van Belkacem de mogelijkheid tot onderhandelingen zou zijn vergroot.
Na zijn bezoek aan Tunesië ging Eisenhower naar Parijs voor een conferentie met de Gaulle, Macmillan en Adenauer van 19-21 december. Hier was op 15 december een vergadering begonnen van de ministerraad van de Nato ter voorbereiding van bovengenoemde W. topconferentie. De Nato-conferentie begon slecht. Enkele dagen tevoren had de Am. chef-staf, generaal Twining, op een besloten vergadering het feit gekritiseerd, dat enkele Nato-leden niet de vereiste prestaties leverden; hij doelde hiermee duidelijk vooral op Frankrijk, dat zich blijft verzetten tegen de integratie van de Franse militaire macht in Nato-verband. Deze kritiek is uitgelekt en Frankrijk voelde zich geraakt. Men moet de opmerkingen van Twining zien in verband met het feit, dat men in de V. St. meer en meer gaat inzien, dat hun bijdrage voor de Europese defensie, gevoegd bij alle andere lasten, die zij te dragen hebben, te zwaar gaat worden; gezien de groeiende economische welvaart vindt men het dan ook redelijk, dat de W.-Europese landen zelf een grotere bijdrage voor hun defensie - en dat niet alleen - leveren en men vindt het onbegrijpelijk, dat er hier verzet is tegen maatregelen, die eigenlijk logisch voortvloeien uit de vorming van een gezamenlijke verdediging. Er werd gesproken over een reeds lang bestaande crisis in de Nato, die nu
| |
| |
te voorschijn kwam. De secretaris-generaal van de Nato, Spaak, ontkende het bestaan van een crisis, maar dat hangt ervan af wat men er onder wil verstaan. Natuurlijk wil niemand hier de Nato laten springen; ook de Gaulle niet; hij weet heel goed, dat Frankrijk de Nato net zo hard nodig heeft als de Nato Frankrijk. Het gaat slechts om de vorm van de Nato. De Gaulle wenst zelfs wel integratie, als deze maar geschiedt op de wijze, die hij voor ogen heeft. Nog altijd probeert hij te komen tot een directoraat van de W. grote drie, waarbij Frankrijk als de leidende mogendheid van continentaal Europa kan optreden. Lukt dit, dan is er voor hem geen enkel bezwaar de Franse militaire macht te integreren, want dan houdt hij toch zelf de leiding. Op de een of andere manier zal hier een oplossing moeten worden gevonden en deze zal ook wel gevonden worden, alleen zal het - als de internationale dooi aanhoudt - nog wel enige tijd duren. Er zal hierbij rekening moeten worden gehouden met de noodzaak, dat Europa in elk geval uit eigen middelen voor zijn defensie moet betalen, wat het betalen kan. In dit verband zal men zich tevens moeten beraden over een grotere economische samenwerking; er zal dus een einde moeten komen aan de moeilijkheden tussen de zes en de zeven; op initiatief van de W. grote vier zullen nu pogingen worden gedaan om te komen tot een grote vrijhandelszone eventueel met toevoeging van de V. St. en Canada. Daarna kan ook de kwestie van gezamenlijke hulp aan de onderontwikkelde gebieden ter sprake worden gebracht.
Behalve dat er opnieuw aangedrongen is op raadpleging der kleine Atlantische landen, is er weinig bekend over het Nato-beraad i.v.m. de topconferentie. Iets meer over het resultaat van de bijeenkomst der W. grote vier. Niet over de voorstellen, die aan Chroestsjef zullen worden gedaan, doch wel over de agenda. Adenauer heeft moeten toegeven, dat over Berlijn gepraat zal worden, maar dit zal gebeuren in samenhang met de gehele Duitse kwestie. De Gaulle had reeds gedaan weten te krijgen, dat de bijeenkomst met Rusland eerst in het komende voorjaar zou worden gehouden, doch moest aan Macmillan toegeven, dat er een reeks topconferenties wordt gehouden, die zal beginnen in Parijs en vervolgens in de verschillende hoofdsteden zal worden voortgezet. Verder staan algemene ontwapening en de betrekkingen tussen O. en W. op de agenda, terwijl elk van de deelnemers nieuwe punten kan toevoegen.
Na enig heen en weer gepraat is men toch nog spoedig met Rusland tot een akkoord gekomen over de datum, 16 mei a.s. In de V. St. is de voorbereiding voor de presidentsverkiezing dan druk aan de gang. Nu Rockefeller, gouverneur van de staat New-York, zich als kandidaat heeft teruggetrokken, is men aan republikeinse zijde gauw klaar; als enige kandidaat geldt n.l. de tegenwoordige vice-president Nixon. De democraten zullen in juli op hun conventie beslissen wie het tegen Nixon moet opnemen; er worden nog steeds vijf namen genoemd w.o. de reeds tweemaal verslagen Adlai Stevenson en de katholiek John Kennedy. Hopenlijk zullen de V. St. zich op de topconferentie niet laten leiden door overwegingen van binnenlands politieke aard i.v.m. de presidentsverkiezingen. Dit zou niet alleen nadelig zijn voor Europa maar ook voor de V. St. zelf.
Na een kort bezoek aan Madrid, dat niet tot de Nato hoort, maar wel zeer nauw met de V. St. verbonden is en eigenlijk een onmisbare schakel vormt in de verdediging van W.-Europa, - de verbetering van de economische toestand van Spanje was een der hoofdbestanddelen van het gesprek - en Marokko keerde Eisenhower 22 december terug naar de V. St.
Ook de Sovjet-Russische premier was op reis; van 29 november tof 7 december
| |
| |
was hij in Hongarije ter gelegenheid van het 7e congres der Hongaarse communistische partij. Hier verklaarde Kadar, dat de Russische troepen niet om Hongaars-binnenlands-politieke redenen maar tengevolge van de internationale situatie Hongarije niet konden verlaten; het Hongaarse volk was sterk genoeg om zelf elke contra-revolutionaire poging te onderdrukken. In een adem verklaarde Kadar ook, dat er geen sprake kon zijn van de invoering van een meer-partijenstelsel, daar dit zou leiden tot contra-revolutie. Ook de V.N. bespraken de toestand in Hongarije; zij konden weinig anders doen dan hun spijt uitspreken over het feit, dat sir Leslie Munro, belast met het instellen van een onderzoek naar de gebeurtenissen in Hongarije, daar niet werd toegelaten. Toch was de behandeling nuttig, zeker nu men zoveel spreekt over de Chroestsjef van Camp David, dezelfde, die het Russische leger bevel gaf de Hongaarse opstand in november 1956 te onderdrukken.
In W.-Duitsland bestaat groeiende ongerustheid over het optreden van antisemitische elementen; men vermoedt de neo-nazistische Deutsche Reichs-Partei achter deze wandaden, alhoewel zij elke schuld ontkent. Het overgrote deel van de bevolking reageerde scherp, drong aan op strenge bestraffing van iedere schuldige en op verbod van de D.R.P.
Het jaar 1960 zal niet alleen aan Cyprus de onafhankelijkheid brengen, maar ook aan verschillende Afrikaanse gebieden n.l. Kameroen, Nigerië, Togoland en Somaliland, vermoedelijk gevolgd door de Mali-federatie (Frans-Senegal en -Soedan) en Kongo. Eigenlijk is alleen Nigerië economisch in staat zich te handhaven. Overal kunnen onderlinge geschillen tussen de stammen leiden tot versplintering en kan de economische chaos een vruchtbare bodem vormen voor extreme richtingen. Een weinig hoopvol perspectief.
| |
Nederland
Behalve de reeds lang slepende onderhandelingen met W.-Duitsland, waarbij de grenscorrecties en de belangen van Delfzijl een grote rol spelen, voert Nederland periodiek onderhandelingen met de V. St. over landingsrechten voor de K.L.M. in Californië. Begin 1960 zullen er weer besprekingen gevoerd worden, maar de verschillende uitlatingen aan Amerikaanse zijde laten weinig ruimte over voor hoop op succes.
Afgelopen maand verscheen het verslag van de commissie van onderzoek i.z. onwettige censuur in Ned. Nieuw-Guinea. Het was erg duidelijk; het O.M. zelf deed mee aan schending van het grondwettig vastgelegde briefgeheim; de voornaamste oorzaak zag men in het feit, dat het O.M. tevens als inlichtingendienst optrad; geadviseerd wordt beide functies van elkaar te scheiden; tevens wordt aanbevolen op te treden tegen de voornaamste schuldigen.
Vlak voor Kerstmis hakte de Ned. regering een knoop door. Na veel wikken en wegen besloot zij voor de luchtmacht een, nog niet bekend, aantal starfighters aan te schaffen. Onmiddellijk reageerde men in België met de opmerking, dat de beslissing wel een beetje vroeg kwam; er was sprake geweest van een gezamenlijke keuze. Ook Frankrijk, dat hoopte, dat zijn ‘mirage’ zou gekozen worden, is niet erg gelukkig met deze beslissing. Tevreden waren Fokker en Aviolanda, die de toezegging kregen ‘in ruime mate’ bij de produktie te zullen worden ingeschakeld.
J. Oomes
| |
| |
| |
België
Het zwaartepunt van de politieke evolutie lag andermaal in de Kongo-politiek. Het bezoek van de kartelleiders aan Brussel, waar ze zeer talrijke besprekingen hadden met de ministers De Schryver en Scheyven alsook met de verschillende politieke partijen, leek aanvankelijk op niets anders dan een mislukking uit te lopen: het kartel bleef de ronde-tafelconferentie voor de verkiezingen eisen, de regering gaf echter niet toe. Toen de socialistische volksvertegenwoordiger Housiaux n.a.v. deze mislukte gesprekken interpelleerde, gaf minister De Schryver te kennen dat, hoewel de verkiezingen normaal zouden doorgaan, hij toch akkoord ging met de inrichting van een ronde-tafelconferentie onmiddellijk nadien, en met vervroegde provinciale en algemene verkiezingen bij algemeen stemrecht. De ministeriële woorden waren nog niet koud, of de minister vertrok opnieuw naar Kongo, op 16 december, ditmaal om de Koning op een zestiendaagse studiereis te begeleiden. Dit onverwachte en spectaculaire initiatief werd nogal verdeeld onthaald: sommigen vroegen zich af of die reis, in geval van mislukking, de positie van de monarchie niet in het gedrang zou brengen. Van mislukking was echter geen sprake. Klaarblijkelijk was de verklaring van 15 december van minister De Schryver erin geslaagd, de zwarten opnieuw te overtuigen van de oprechte goede wil van België en het eerlijke voornemen Kongo zo spoedig mogelijk in 1960 naar de onafhankelijkheid te leiden. De verkiezingen grepen overal op de voorziene data plaats, zonder incidenten, en onder hoge opkomst, behalve dan in Beneden-Kongo waar de gevolgde boycot van de Abako de grote macht van deze beweging bewees. In de gewoonterechtelijke centra waren het algemeen de inlandse hoofden die het wonnen. Maar in de steden deed zich overal de invloed van de nationalistische partijen gevoelen. Te Luluaburg behaalde Kalondji een persoonlijk succes, te Stanleystad won de M.N.C. van de nog steeds opgesloten Lumumba het pleit met een
verpletterende meerderheid. De gematigde P.N.P. die wel erg bewezen had onder Belgische voogdij te staan, was de grote verliezer van de Kongolese verkiezingen. Van beslissend belang voor het verdere verloop van de Belgisch-Kongolese verhoudingen was het congres van de kartelpartijen te Kisantu. Kasavubu won het van de meer radicale Abako-elementen; de gedachte van de onafhankelijke Bakongo-staat werd afgewezen; die van een federatie van zes republieken (de huidige provincies) in een Unie van Republieken van Centraal Afrika werd aanvaard; de kartelpartijen besloten deel te nemen aan de Ronde Tafelconferentie die in januari te Brussel zou doorgaan. De bruggen zijn dus niet opgeblazen; de onafhankelijkheid zal haar definitieve vorm vinden dank zij de samenwerking tussen Kongolese en Belgische afgevaardigden, en sommige waarnemers zijn van oordeel dat het bewustzijn bij de Kongolezen is toegenomen, dat ze het niet zonder België kunnen bolwerken. Dit is wel een heel belangrijk resultaat van de Kongo-politiek in december, waarvoor de eer toekomt aan de tevens ferme en soepele politiek van minister De Schryver.
In België zelf nam generaal Jacques de Dixmude ontslag als hoofd van het comité der stafchefs. Hij werd enkele dagen later vervangen door generaal Cumont. Minister Gilson bewees ook tijdens de interpellatie over de militaire politiek, de touwtjes stevig in handen te hebben, en toonde overtuigend aan dat de verantwoordelijkheid voor de militaire lasten ligt bij de vorige linkse regering en de door haar aangegane verbintenissen.
| |
| |
C.V.P.-volksvertegenwoordiger Verroken interpelleerde de regering over haar voornemen een talentelling te houden. De Eerste-Minister antwoordde dat de bedoeling was, de wetgeving vooraf te wijzigen. Het vertrouwen in de regering werd slechts gestemd na uitdrukkelijke verklaringen van C.V.P.-kamerleden tegen de talentelling, en nadat gebleken was, dat deze verzetshouding ook gedeeld wordt door Vlaamse persoonlijkheden uit de linkse partijen. In de intussen opgerichte commissie voor het onderzoek der taalvraagstukken wordt de C.V.P. van Waalse zijde echter vertegenwoordigd door onverzoenlijke Waalsgezinde elementen.
Nadat senator Rolin verklaard had geen bezwaar te hebben tegen de vrijlating van sommige politieke gevangenen, werd op Kerstdag een clementiemaatregel toegepast op Elias en Hellebaut. Alles samen zouden een twintigtal gedetineerden van deze maatregelen hebben genoten.
Op sociaal gebied werd in de Kamer het wetsontwerp op de sluiting der ondernemingen goedgekeurd, en stelde minister Servais zijn ontwerp voor de sanering van de ziekteverzekering definitief voor. Eerste-minister Eyskens ontving herhaaldelijk syndicale afvaardigingen, en ging niet in op het socialistische voorstel tot voorbereiding van een sociaal-economische conferentie. Het A.B.V.V. bevestigde daarop zijn 24 uren-staking die op 29 januari zou plaatsvinden. Het A.C.V. zal aan de sociale toestand op 9 januari een speciaal congres wijden. Wat de ambtenaren van de openbare diensten betreft, werd een salarisaanpassing in het vooruitzicht gesteld. Het vraagstuk van het gewaarborgd weekloon blijft echter nog hangende. De regering kondigde de aanstaande prijsvermindering van hoogspanningselektriciteit aan. Minister Segers maakte de resultaten kenbaar van zijn saneringspolitiek bij de spoorwegen. Tal van ministers wendden zich trouwens tot de openbare mening: het begon met minister Van Houtte, de Eerste-minister volgde op spectaculaire wijze, minister Meyers besloot de reeks met een uiteenzetting over zijn familiaal programma.
De Belgische Socialistische Partij hield haar statutair congres op 12 en 13 december. Voorzitter Collard sprak zich uit tegen iedere gedachte aan een tripartite, maar zorgde er toch voor dat de deur voor eventuele regeringsdeelneming van de B.S.P. steeds open blijft. Einde december werd weer gewag gemaakt van zekere contacten tussen C.V.P. en B.S.P., die enige ongerustheid in liberale kringen zouden hebben gewekt.
L. Deraedt
|
|