| |
| |
| |
Godsdienstige kroniek
Lourdes: onbillijk en raadselachtig?
Dr. W. Peters
HET jaar 1954 was een officieel Maria-jaar, uitgeschreven ter herinnering aan de dogma-verklaring van Maria's Onbevlekte Ontvangenis, honderd jaar te voren. Het jaar 1958 was een Lourdes-jaar en herdacht de verschijningen van Maria aan Bernadette in 1858. In beide Maria-jaren werden er vele tridua e.d. gehouden; er verschenen talloze artikelen over Maria, er werden bedevaarten georganiseerd; Maria-congressen op grootse of wat meer bescheiden schaal vonden in binnen- en buitenland plaats. Men zou verwachten dat dit alles er toe heeft bijgedragen om de Maria-devotie een grotere plaats in te ruimen in het godsdienstig leven van de christen. Merkwaardig genoeg menen we echter het tegendeel te moeten constateren. Het komt ons voor dat het lof in mei- en oktobermaand minder bezocht wordt, dat het rozenkransgebed aan populariteit heeft ingeboet, dat de bedevaart naar allerlei Lieve-Vrouwtjes zich steeds meer gaat beperken tot een ouder geslacht, dat scapulier en medailles, ‘er uit raken’, dat de Maria-congregatie een zeer moeilijke tijd is ingegaan, enz. enz. Wij willen hiermede allerminst zeggen dat er op het terrein van de Maria-devotie zware verliezen geleden zijn, en dat de twee Maria-jaren averechts gewerkt hebben. Integendeel, we willen in dit opstel juist aantonen dat schijnbaar verlies in feite hoogst belangrijke winst betekent; en ons lijkt de beste wijze om dit duidelijk te maken enkele Lourdes-feiten nauwkeurig te bezien.
Lourdes is wat men noemt een genade-oord. Het bevreemdende is dat men vrij kapitaalkrachtig moet zijn om hiervan te kunnen profiteren. Dit geldt natuurlijk niet van de geluksvogels die in Zuid-Frankrijk wonen, en misschien ook niet van de enkelen die op rekening van een parochie of vereniging de bedevaart kunnen maken. Normaal gesproken maakt echter de katholiek uit Californië of Japan helemaal geen kans. Hij blijft verstoken van de Lourdes-voorrechten. Men zal antwoorden dat Maria ook goed is in Japan en Amerika: wij constateren het feit dat de wonderen in Lourdes geschieden, en dit niet alleen fysieke wonderen in de vorm van genezingen, maar ook de geestelijke wonderen van bekering, verdiept geloof, enz. Vreemd is ook dat bijzondere genaden geschonken worden in een bepaalde plaats: als er immers één genadeoord is, dan zal het toch wel het huis Gods zijn, vooral wanneer daar Christus wezenlijk tegenwoordig is. Toch constateren we opnieuw dat de feiten uitwijzen dat Lourdes inderdaad een oord van bijzondere genaden is. Hetgeen al evenmin erg begrijpelijk is, is dat er in Lourdes mateloos veel menselijk leed bijeen gebracht moet worden, en dat één op de zoveel duizenden genezing vindt: en de meesten gaan naar Lourdes om genezing! als doktoren alle hoop hebben opgegeven, probeert men Lourdes! Het lijkt zinloos om met zieken te sjouwen, wanneer er zo nu en dan eentje genezen wordt. Moeten we aannemen dat het Gods wil is om de stakkerds in Lourdes te verzamelen, hen daar in diepste armzaligheid te laten smeken om genezing, terwijl het resultaat buiten iedere verhouding staat? De vraag komt dan vanzelf in ons op, waarom de genezing zo zeldzaam is, zo buiten iedere proportie staat tot het aantal dat genezing zoekt. Weer een andere vraag is, waarom in Lourdes nooit een wonder gebeurt als het
| |
| |
opstaan uit de dood? Dit zou wel het frappantste zijn dat er ooit gebeuren kan, en het effect op ongelovigen maar goedwillenden zou onontkoombaar zijn. En boven al deze problemen en vragen uit gaat ons zoeken naar de reden waarom het Maria is die de bijzondere genaden meedeelt, en waarom het Maria is als Onbevlekte Ontvangenis, en niet bijvoorbeeld als Koningin des Hemels, Troost van Bedroefden, of Heil der zieken? en waarom zij zich openbaarde aan Bernadette, en niet aan een pastoor van Ars of iemand anders?
Met deze en dergelijke vragen voor ons stellen we eerst vast dat Lourdes onmogelijk méér genade-oord kan zijn dan Gods bijzondere tegenwoordigheid in eigen huis. Dit wettigt onmiddellijk de conclusie dat het weinig zin heeft om alleen naar Lourdes te gaan voor bijzondere genaden, hiervan de genezing niet uitgezonderd. Het kan wel zijn dat men uit Lourdes terugkomt als beter christen; dan zal Lourdes hiertoe aanleiding, misschien zelfs aansporing geweest zijn, maar niet oorzaak. Dit wordt onmiddellijk bevestigd door de geschiedenis van de verschijningen te Lourdes; er wordt tot Bernadette niet gesproken over genezingen of over wonderen, van welke aard ook. Er wordt door Maria over iets heel anders gesproken: en dat is boetvaardigheid. Lourdes is dan ook niet op de eerste plaats een genade-oord; Lourdes is een waarschuwing en een boodschap, en deze gelden boetvaardigheid. Welnu, hiermede vervalt direct de moeilijkheid die we de onbillijkheid van Lourdes noemden: ik verneem de boodschap van Lourdes net zo duidelijk in Japan als in Lourdes zelf; ik behoef geen verre reizen te maken om Maria's vermaan te vernemen. We hebben nu ook het wonder zijn plaats gegeven. Deze staat in functie van het wezenlijke van Lourdes. Dat het bittere ernst is met deze boodschap, dat zij echt is en van God zelf komt, wordt duidelijk gemaakt door het wonder. Waarmede andere moeilijkheden uit de weg zijn geruimd. Op de eerste plaats is het nu niet nodig dat er véél wonderen gebeuren. Nodig is dat het wonder zich herhaalt zolang de boodschap actueel is. Op de tweede plaats is duidelijk dat het wonder niet geschiedt om de zieke, maar om de gezonden. Het dient om ons te herinneren aan de waarschuwing, en aan de werkelijkheid die deze waarschuwing Gods uitlokt.
Niet alle vragen zijn opgelost. We herinneren bijv. aan die toevloed van zieken. Is dit zinloos? En we voegen er nog een vraag aan toe: is het niet hoogst bevreemdend om de arme stakkerds die naar Lourdes worden vervoerd, maand in maand uit, week in week uit, daar aangekomen te wijzen op hun plicht van boete te doen? is dat het troostwoord dat men zieken geeft? is het aan te nemen dat Maria de zieken troosten zal door hen op de plicht te wijzen van boetvaardig te zijn? Het zou een hoogtepunt zijn van tactloosheid. Inderdaad, erg vreemd, maar toch ook de wil Gods. We mogen immers uit het feit dat dit uitstallen van menselijk leed nu al een honderd jaar duurt, dat de Kerk dit alleen niet heeft tegengegaan maar tot op zekere hoogte bemoedigd, dat het wonder nog steeds nagenoeg exclusief juist in dat verzamelde menselijk leed bewerkt wordt, en niet het minst uit het feit dat groter geloof, inniger liefde en meer geduld de zich steeds vernieuwende vruchten zijn van Lourdes als vergaarplaats van pijn, verdriet en ellende, wel concluderen dat God dit alles inderdaad zo wil. Waarop de voor de hand liggende vraag volgt: maar waarom dan toch?
Om op deze vraag een antwoord te geven, moeten we ons er voor hoeden om
| |
| |
deze vele zieken, als het ware, te isoleren. We bedoelen hiermede dat we nimmer de figuur van Maria uit het oog mogen verliezen, noch die van het arme kind dat Bernadette heet. Evenmin kunnen we ons veroorloven de tijdfactor over het hoofd te zien. Lourdes is een feit van de tweede helft van de negentiende eeuw, en evenzeer van deze eeuw tot op de dag van vandaag toe. Nu merken we op dat Maria zich bekend maakt als de Onbevlekte Ontvangenis. Niet als de Onbevlekt Ontvangene. Het is bekend hoe de rechters het meisje, dat de verschijning ontving en dit woord hoorde, trachtten te overtuigen dat zij verkeerd gehoord had, of misschien zelfs hen probeerde te bedriegen; het meisje hield echter vol: de Vrouw had zich Onbevlekte Ontvangenis genoemd. Zij weet zich enkel een ontvangen, een krijgen; bijgevolg is zij ook zonder zonde ontvangen, omdat juist de erfzonde de verwringing betekent van het mens-zijn tot een bezitten in onafhankelijkheid. Maria openbaart zich als dood-arm, als niets bezittend, niets kunnend, niets zijnde krachtens en uit haar zelf. We mogen er hier al direct op wijzen dat deze waarheid op frappante wijze niet alleen geïllustreerd, maar, zo mogen we aannemen, ook beleefd wordt door de duizenden zieken die bij haar grot verzameld zijn; deze mensen zijn dood-arm, en er is geen rijkdom in de wereld die hen uit hun armoede van ziek-zijn, vaak ten dode toe, kan verlossen. De hoop ellende die zij zijn, duidt dus ook op de zwakheid en armoede van het gehele mensdom: wat kan de mens weinig, niettegenstaande al zijn prestaties op wetenschappelijk gebied. De ellende om de grot betekent dat het mensdom, dat alles maken kan tot de atoombom toe, dat zo veel weet ook, hier aan de grenzen staat van zijn weten en kunnen: hier ervaart het eigen zwakte en eigen armoede. Hier kan het mensdom, als u wilt, alleen nog maar de hand uitstrekken, in armoede en onkunde en zwakheid, om te ontvangen! en alleen God kan hier geven.
We kunnen nu de keuze van Bernadette ook beter begrijpen. Het is niet moeilijk haar nu heel dicht bij de Onbevlekte Ontvangenis te plaatsen. Het t.b.c.-patientje, uit een vervallen gezin, met weinig scholing en weinig talenten, in haveloze kleren: zij is zonder twijfel het geringe van deze aarde, dat God uitverkiest (I Kor. 1, 27). Maar deze geringheid betekent opnieuw een niets uit zich zelf hebben; zij duidt op een enkel ontvangen, en dus op diep menselijke armoede, in dezelfde zin waarin we deze ontmoeten bij Maria. Is het moeilijk, of gaan we te ver, indien we opnieuw de verzamelde zieken gesymboliseerd zien in dit meisje? Is dit arme kind, dat machteloos is in ieder opzicht, niet een symbool van het machteloze mensdom, wiens machteloosheid zich juist het sterkst openbaart in de aanwezigheid van deze ellende van zoveel blinden, kreupelen, zieken, enz.? Het mensdom is hier zo machteloos, dat het zich liefst van deze zieken distancieert: daar is niets meer mee aan te vangen.
Lourdes duurt nu honderd jaar. Het dekt de eeuw waarin de mens steeds meer meende de gehele wereld veroverd te hebben, alles te kunnen, en het buiten God te kunnen stellen. Gott is tot; ja wel, maar dan is er ook geen Gever meer. Dan kunnen we misschien nog doorteren op ons kapitaal, maar armoede en gebrek zijn onontkoombaar, en dit misschien ook in een stoffelijker zin dan wij hier bedoelen. Het mensdom is geen conceptio, geen ontvangenis; zelfs de christenen zijn dit veel te weinig. Wij zijn te zelfstandig, te veel ons eigen heer en baas; het is alleen wanneer de nood ons omringt, wanneer we aan den lijve
| |
| |
onmacht ondervinden, dat wij bidden. Dan geven we weer toe dat wij arm zijn, en dat we afhankelijk zijn van Hem, dat we moeten krijgen en ontvangen. Nog altijd blijft bijgevolg de oer-prediking voor ons een zaak van leven en dood, en de oer-prediking van Christus, ingeluid door de Doper is, dat wij in ons denken en zien moeten veranderen, dat er een ommekeer moet plaats vinden in onze levenshouding. Dit is de betekenis van het metanoeite, waarvan de vertaling luidt: doet boete. En dit is wat Maria ons te vertellen heeft, zij die armoede is, en zich openbaart aan een arm meisje, en om zich heen menselijke armoede verzamelt, om alle rijkdom en macht en kunde van de wereld te beschamen (I Kor. 1, 27).
We menen hiermede achter de vele bevreemdende raadselachtigheden van Lourdes iets van een diep geheim ontdekt te hebben. We geloven iets te begrijpen waarom het weer voor de zoveelste maal Maria is die verschijnen moest, waarom zij niet verscheen als Medeverlosseres of als Smekende Almacht of als Moeder Gods, maar als Onbevlekte Ontvangenis, waarom de groten uit de vorige eeuw als een Newman, of een Pius IX, of zelfs een don Bosco en een pastoor van Ars werden voorbijgegaan, waarom er steeds zieken zullen zijn in Lourdes, en waarom er zo weinigen zullen genezen. We menen ook enigszins te begrijpen waarom Lourdes begon in het midden van de negentiende eeuw, en waarom Lourdes nog steeds doorgaat: het mensdom heeft de boodschap en waarschuwing Gods die uit Lourdes klinkt, nog steeds nodig, en de katholieken behoren ook tot dit mensdom! Wij begrijpen ook waarom God de zieken, die Hij gebruikt om de waarheid omtrent het mens-zijn te verkondigen, helpt en beloont door hen zelf waar te maken, d.w.z. eigen armoede te laten beleven in ontvankelijkheid, in een voortdurend ontvangen van de Heer en zijn gaven. We menen zelfs het antwoord te begrijpen op de vraag: is het niet opmerkelijk dat Lourdes nimmer een gestorvene het leven hergaf? Ook hier moeten wij in beelden denken, en tekenen leren verstaan (Mt. 16, 4). Een verrijzenis uit de dood zou inderdaad een spectaculaire gebeurtenis zijn, en we nemen zelfs aan dat vele ongelovigen voor zulk een gebeurtenis het hoofd zouden buigen. Maar het zou slechts een schijnbare verheerlijking of overwinning van Lourdes zijn. Zulk een wonder zou inderdaad wijzen op Gods macht en majesteit, aan Wien alles, ook de dood, onderworpen is. Maar wat heeft dit eigenlijk met Lourdes te maken? Lourdes is geen getuigenis van goddelijke Souvereiniteit; Lourdes is een bewijs en bevestiging van menselijke zwakheid en armoede. Een verrijzenis uit de dood zou het gevaar in zich bergen dat zij, als
teken, zou duiden op de onvergankelijkheid van de mens, op zijn uiteindelijke overwinning, op een eeuwig verheerlijkt bestaan na de dood. Maar de mens behoeft hier niet aan herinnerd te worden: het zou zijn hoogmoed van alles te weten, alles te hebben en alles te kunnen, nog erger kunnen maken. De mens moet van het tegendeel overtuigd worden: van vergankelijkheid ten dode toe, van zwakheid tot niets meer kunnen toe, van armoede tot grootste stakkerigheid toe, en bijgevolg tot de vernietiging toe als God niet geeft, niet blijft geven.
We vermoeden dat er nog meer vragen omtrent Lourdes gesteld kunnen worden. We zijn echter overtuigd dat zij een antwoord vinden in hetgeen we boven omtrent dit geheim naar voren brachten. Daarbij ging het ons uiteindelijk echter niet zo zeer om het concrete antwoord, als wel om de wijze waarop we het antwoord vonden. Een enigszins kritische houding ten opzichte van concrete gebeurtenissen dwong ons om achter dit concrete een diepere zin te zoeken; een
| |
| |
feitelijk gebeuren werd een beeld van het ongeziene en ongekende. Wij zijn te veel geneigd te menen dat zakelijke gegevens onze kennis omtrent een zaak of gebeurtenis uitputten. Vaak kennen we dan weinig meer dan de buitenkant en het bijkomstige; verder blijft alles donker. Wij vertrouwen een voorbeeld gegeven te hebben hoe alles oplicht en eerst zin krijgt wanneer we hetgeen we zien, horen of meemaken, ook als beeld, teken of symbool leren beschouwen en beleven.
We keren nog even terug naar het begin van dit opstel. Het is duidelijk dat geen Maria-verering afgemeten kan worden naar bepaalde praktijken, hoe zeer de traditie deze ook geheiligd heeft. Lourdes maakt ook duidelijk wat ware verering van, en eerbied voor Maria is; het spreekt ons toe uit de keuze van Maria om deze Godsboodschap aan de wereld te doen, en uit de gehele blijvende enscenering van deze uitverkiezing en boodschap, te weten de armoede, zowel die van Maria zelf, als van Bernadette als van de talloze zieken, om nog niet te spreken van de arme vrouw die haar man, aan kanker lijdend, naar Lourdes brengt, aan de arme ouders die hun enig kind dat spastisch is, naar Lourdes dragen, aan de arme kinderen die hun doodzieke moeder in de piscine helpen, enz. enz. Maria-devotie is: zijn als zij is. Daarna komen rozenhoedje, en scapulier, en mei-maand, enz. enz. En wie zal ontkennen dat de laatste jaren een verinniging van de juiste Maria-devotie reeds zeer velen heeft aangegrepen?
|
|