| |
| |
| |
De studie van Internationale Zaken als een wetenschap
Mark Grammens
DE studie van internationale zaken is misschien de jongste aanwinst van de groep der wijsgerige wetenschappen, die kunsten, letteren, wijsbegeerte, theologie, geschiedenis, politiek, economie en sociologie omvat. De meeste universiteiten beschouwen internationale zaken nog niet als belangrijk genoeg om er een apart programma voor op te stellen, maar beperken zich veelal tot het inschakelen van één cursus in een ander programma, dat dan in het beste geval ‘diplomatieke wetenschappen’ heet. Hier en daar leggen genootschappen zich toe op de beoefening van deze nieuwe wetenschap.
Zelden is tot nog toe een poging ondernomen om haar object precies te omlijnen. Wel heeft men er een vaag idee van, wat zij allemaal behelst, en men geeft gaarne toe dat dit niet weinig is. Maar wanneer zij dan al als een studie erkend wordt met een eigen discipline, dan blijft het nog moeilijk te zeggen wat er al dan niet toe behoort. Een ‘encyclopedie’ van deze wetenschap opstellen zou pionierswerk vergen.
Dikwijls verstaat men onder de term ‘internationale zaken’ wat eigenlijk onder het begrip ‘diplomatie’ thuishoort: de vakkennis van de ambtenaar die zich toelegt op de betrekkingen tussen zijn regering en de vreemde kanselarijen, - of de speciale vakkennis van de ambtenaar van een internationaal lichaam. Al te dikwijls denkt men aan ‘geschiedenis’ als ‘diplomatieke geschiedenis’ en het verloop van de inter-staatse betrekkingen in het verleden, met uitzondering van gewapende conflicten. Ten slotte, niet enkel de gewone man maar een groot aantal intellectuelen denken onmiddellijk aan het hoofdartikel buitenland in hun dagblad, wanneer iemand internationale zaken in het gesprek brengt; voor hen is er tussen de wetenschap en het krantenartikel geen verschil.
De wetenschap der internationale zaken heeft wel de diplomatieke vakkennis en de diplomatieke geschiedenis nodig als hulpwetenschappen, zij kan ook aanleiding geven tot een goed krantenartikel (al is dat een uitzondering); maar toch is zij nog iets anders. Misschien is het juist zo moeilijk om het eigen terrein van deze wetenschap te omschrijven, omdat zij gebruik moet maken van heel wat meer hulpdisciplines dan de meer conventionele wetenschappen. Naar gelang het gezichtspunt van waaruit men de wetenschap der internationale zaken bekijkt, komt zij dan dikwijls voor als niet veel méér dan de hulpwetenschap die zij heeft gebruikt, en wordt zij er mee geassimileerd.
| |
| |
Vele hulpwetenschappen zijn nodig. Diplomatieke vakkennis natuurlijk op de eerste plaats: men moet weten hoe de internationale betrekkingen gevoerd worden, en men moet de ‘diplomatieke taal’ beheersen. Ook diplomatieke geschiedenis is een welkome en noodzakelijke hulpwetenschap, ja geschiedenis zonder meer. Hoe wil men een inzicht krijgen in de hedendaagse internationale problemen zonder de geschiedenis van het Britse imperium te kennen, zonder die van de Monroe-doctrine te hebben bestudeerd, zonder veel te weten van de Franse Revolutie, het nationalisme in Europa, en zo meer. Godsdienstgeschiedenis en kunstgeschiedenis kunnen soms hulp bieden, en in het algemeen mag men wel vaststellen dat wie zich op internationale zaken toelegt nooit een te grote historische onderlegdheid kan bezitten. Hetzelfde geldt voor de politieke doctrine. Niet alleen is een grondige kennis van het marxisme in al zijn facetten (leninisme, stalinisme, titoïsme, gomulkisme, chroestsjevisme) vereist om om het even welk aspect van de Russische buitenlandse politiek te bestuderen, maar het gaat niet op de Indiase buitenlandse politiek te beschrijven zonder de politieke filosofie van de Indiase staatslieden en denkers die Nehroe zijn voorafgegaan te kennen. Dat daarnaast de aardrijkskunde onontbeerlijk is, spreekt weer vanzelf. Evenzeer het volkenrecht. Nog vanzelfsprekender, een serieuze kennis van de belangrijkste wereldtalen. Maar nog méér is nodig: economie, economische filosofie, internationale financiën, budget-lezen, fysica, elektronica, psychologie. Om de moderne defensiepolitiek te bestuderen is meer kennis van wetenschap nodig dan van militaire geschiedenis!
Wanneer men al die vele hulpwetenschappen opsomt krijgt men wel een indruk van de uitgebreidheid der kennis die nodig is nog vóór men aan de eigenlijke wetenschap kan gaan beginnen, en men leert er ook wel uit, hoever het terrein van de wetenschap zich maximaal uitstrekt. Maar het karakteristieke van de wetenschap, dat waartoe de hulpwetenschappen slechts bijdragen, is daarmee nog niet gegeven. Dat karakteristieke element, dat de wetenschap van de internationale zaken onderscheidt van alle andere wetenschappen, zouden wij willen noemen: de internationale politieke actualiteit. Zij heeft tot doel die internationale actualiteit wetenschappelijk te bestuderen en daarover tot wetenschappelijk verantwoorde conclusies te komen. Wat de wetenschap der internationale zaken onderscheidt van de journalistieke benadering, is dat de eerste de politieke actualiteit tot voorwerp neemt van een wetenschappelijk onderzoek, terwijl de journalistiek haar taak volbrengt wanneer zij de actualiteit zelve brengt. Een journalistieke interpretatie van de actualiteit beperkt zich tot het geven van een commentaar op een concreet gebeuren. Een goed journalist is iemand die in zijn commentaar
| |
| |
de journalistieke techniek beheerst, niet iemand die een wetenschappelijke studie over internationale zaken schrijft. Wanneer een journalist zo'n wetenschappelijke studie schrijft, doet hij dat niet als journalist maar omdat hij daarnaast nog ander werk verricht, dat dan wetenschap heet. Als journalist moet hij vandaag commentaar geven op wat gisteren is gebeurd, en dat heeft met wetenschap niets te maken.
Men moet het onderscheid tussen beide goed kennen. Wij staan even langer bij de journalistiek stil, omdat zij veel schuld heeft aan de verwarring die er bestaat omtrent internationale zaken als een wetenschap. Wanneer een redacteur buitenland in zijn dagblad ooit eens een artikel heeft gepubliceerd dat als een wetenschappelijke studie kon doorgaan, zijn al zijn commentaren daarom nog geen wetenschap geworden. Op het verschil te wijzen tussen journalistieke techniek en wetenschap der internationale zaken, is belangrijk genoeg geworden, sinds journalisten de gewoonte hebben aangenomen encyclopedieën, jaarboeken, enz., te gebruiken bij het schrijven van hun commentaren. Als de Eerste-Minister van Afganistan naar Moskou reist, komen zij voor den dag met een mooie tekst over een eeuw Russisch-Afgaanse betrekkingen of iets van dien aard; het artikel maakt een heel goede indruk, maar is samengelezen uit enkele gespecialiseerde encyclopedieën voor wereldaangelegenheden, het hoofdartikel van The Times, een correspondentie van de New York Times en de ‘background’ die gegeven wordt door Russische, Engelse en Amerikaanse informatie-diensten. Morgen kunnen zij met hetzelfde brio een commentaar brengen op de Argentijns-Canadese betrekkingen, overmorgen over de economische moeilijkheden van Ceylon. Dat dit allemaal geen wetenschap is, weten wij wel, maar het doet vaak zo eminent geleerd aan, dat wij toch in de val lopen. Na enkele jaren krantenlectuur krijgt men dan de indruk dat de wetenschap der internationale zaken toch maar een gemakkelijk kunstje is, waarvoor een journalistieke opleiding ruim volstaat. Wij hebben een redacteur-buitenland gekend, die van een reis van tien dagen over Rome, Athene, Ankara en Kaïro terugkwam met een geleerde reeks artikelen over de diplomatie van Italië, Griekenland, Turkije en de Verenigde Arabische Republiek. Dat is natuurlijk het goed recht van een redacteur,
maar zulke als wetenschap aangediende journalistiek maakt het hen die zich écht om wetenschap bekommeren zo moeilijk om te doen aanvaarden dat zij maanden nodig hebben om de buitenlandse politiek van een klein land oppervlakkig te bestuderen. Bovendien hebben in de laatste jaren vele journalisten de gewoonte aangenomen om ook boeken te schrijven, waarmee zij de wetenschap telkens weer een klap in het gezicht geven. Wij denken hier heel concreet aan de ‘Suez-expeditie’ van 1956 en de
| |
| |
politieke gebeurtenissen die er mee samengingen. In alle talen kwamen journalisten voor den dag met hun relaas over die belangrijke politieke crisis; te Londen alleen verschenen een twintigtal van die pamflet-boekjes (en wij kennen ze zeker niet allemaal). Maar een breed-opgezette wetenschappelijke studie over ‘Suez’ is, bij ons weten, nog niet gepubliceerd. Hoe zou men er tijd en geld voor vinden, wanneer toch alle auteurs die het er over hadden, voorgaven ‘wetenschappelijk verantwoorde’ boeken te schrijven? Met dit alles willen we echter hoegenaamd niet beweren, dat een journalist niet een wetenschappelijke studie over ‘Suez’ schrijven kan. Hij kan het mogelijk wel, maar dan als wetenschappelijk auteur. En dat is een veel moeilijker werk.
Wie ‘Suez’ immers wetenschappelijk wil behandelen, moet een grondige kennis bezitten van de geschiedenis der imperiale strubbelingen van Engeland en Frankrijk in het Midden-Oosten, van het Arabisch nationalisme, van het Suezkanaal zelf, en van de Israëlisch-Arabische betrekkingen. Hij moet een goed jurist zijn, die de volkenrechtelijke problemen in verband met de Kanaalzone beheerst. Hij moet een soliede kennis bezitten van de ideologische achtergrond, waarbij nationalisme, imperialisme, anti-kolonialisme en panarabisme komen kijken. In internationale handel en internationale financiën moet hij een expert zijn. En ten slotte moet hij met wetenschappelijke ernst de politieke gegevens uit de crisis-tijd zelf doornemen en schiften: de machtsverhoudingen in de wereld, de invloed van de Hongaarse crisis (en waarom die gelijktijdigheid?), de binnenlandse politieke verhoudingen in Israël, Egypte, de andere Arabische staten, Frankrijk, Engeland, de Verenigde Staten en Rusland, de psychologische invloed van het nationalisme in Frankrijk en van het anti-München-complex in Engeland, enz. Hij zou niet alleen de Britse en Franse kranten van die tijd moeten raadplegen, maar ook de Egyptische en de Pravda. Behalve de wetenschappelijke onderlegdheid van de auteur, vergt het schrijven van zulk een studie nog tijd! Dat wordt dan ook het best ondernomen door een groep of genootschap.
Elk probleem dat verband houdt met de internationale politieke actualiteit behoort tot onze wetenschap, zolang men het behandelt vanuit een internationaal-politiek oogpunt. Het probleem van de grens die gesteld wordt aan de ‘territoriale zee’ b.v. kán men internationaal-politiek behandelen, en dan behoort de studie tot de wetenschap der internationale zaken; maar men kan ook het historisch verloop van de kwestie of haar volkenrechtelijke positie bespreken, en dan komt men in andere wetenschappen terecht. In elk geval zal men geschiedenis en volkenrecht nodig hebben om de ‘territoriale zee’ internationaal-politiek te behandelen, doch de nadruk zal toch vallen op de politieke ver- | |
| |
wikkelingen, de standpunten van de verschillende regeringen (merkt u het verschil? in een volkenrechtelijke studie zouden deze haast niet ter sprake komen, maar in plaats daarvan zou men met jurisprudentie uitpakken), de mogelijke oplossingen, enz. Een probleem uit de internationale actualiteit hoeft dus niet noodzakelijk tot de wetenschap der internationale zaken te behoren; het doet dit slechts wanneer de onderzoeker zelf zich op het standpunt van de internationale politiek plaatst.
Behoren daartoe ook binnenlands-politieke problemen van vreemde landen? Op zichzelf beschouwd, nee. Doch wanneer die binnenlandse politieke aangelegenheden belangrijk zijn voor de internationale politiek, dan zeker. Om die reden zijn studies over de machtsverhoudingen in het Kremlin haast altijd welkom. Wat democratische landen betreft, moet men weten in hoever druk wordt uitgeoefend op een regering, hetzij door het bestaan van een vinnige oppositie, hetzij door de aanwezigheid van verschillende tendenzen binnen de regeringspartij of -coalitie. Voor economische studies geldt hetzelfde. Het is nuttig te weten, welke factoren Diefenbaker in Canada aan de macht gebracht hebben, en hoe het precies staat met Canada's uraniumproduktie, omdat dit bij draagt tot een beter begrip van Canada's positie in de wereld.
Niet het studieobject en niet het standpunt waarop men zich plaatst, maar de gebruikte middelen drukken een typische stempel op de wetenschap der internationale zaken. Zij zijn het die een heel eigen discipline vergen. Immers, actualiteitsvragen bespreken is niet moeilijk, maar de gegevens van de actualiteit oordeelkundig ziften en op verantwoorde wijze bewerken.... dat is wat anders! Alle hulpmiddelen ten spijt, zijn het toch die gegevens waarmee men trachten moet op juiste wijze een politiek gebeuren of een politieke evolutie weer te geven. En er staat werkelijk meer kaf dan koren op ons veld.
Behalve de boven besproken hulpmiddelen uit andere wetenschappen, en behalve de private ‘inside information’ (die in vele gevallen opheldering kan brengen), kan men twee soorten gegevens onderkennen: de officiële literatuur en de rest. Tot de eerste groep behoren de diplomatieke nota's die openbaar werden gemaakt, verhandelingen van bijeenkomsten en congressen, parlementaire verslagen, officiële communiqué's van regeringen, verklaringen van partijbesturen, stenografische nota's van persconferenties, en dergelijke meer. In sommige landen verrichten persagentschappen het werk van voorlichtingsdiensten, zodat hun ‘commentaren’ tot de semi-officiële documenten mogen gerekend worden (Rusland en Joegoslavië b.v.).
Dat men zich hoofdzakelijk op deze documenten moet baseren, is vanzelfsprekend, maar zij kunnen lang niet volstaan. Voor ‘de rest’
| |
| |
moeten wij ons behelpen met andere publikaties, hoofdzakelijk kranten, maar ook tijdschriften, pamfletten, boeken over politieke actualiteit, enz. Hier is echter de grootste voorzichtigheid geboden. Een vreemdeling die in de periode van de ‘Suez-crisis’ één Engelse krant las, kon de indruk krijgen dat het hele Britse volk achter Eden stond of dat Eden geen enkele volgeling meer had; het hing er alleen van af, wélke krant de buitenlander las. Dit voorbeeld maakt duidelijk, dat een student die de Britse politieke verwikkelingen uit de ‘Suez’-tijd wil onderzoeken, álle belangrijke Britse kranten moet napluizen. Maar in andere gevallen is dat niet zo vanzelfsprekend, en toch even waar. De enige Argentijnse krant die, tot haar inbeslagname door Peron, in Europese redactiekantoren en gespecialiseerde bibliotheken kwam, was La Prensa. Wie toen een studie wilde schrijven over de Argentijnse politiek, had ter beschikking officiële documenten, La Prensa en de Noord-Amerikaanse kranten die een regelmatig correspondent in Buenos-Aires onderhielden. Zowel La Prensa als de Noord-Amerikaanse kranten waren anti-Peron. Aangezien andere partijen onder het Peron-regime hun stem niet konden laten horen, bezat de Europese student enkel documenten over de regeringspolitiek, maar geen commentaren daarop, en enkel officieuze gegevens over de radicale oppositie in Argentinië, maar geen documenten over de ware aard van die oppositie. Wanneer zulk een wanverhouding bestaat, begint men er beter niet aan.
Met publikaties uit landen waar geen persvrijheid bestaat, moet men zo mogelijk nog omzichtiger tewerk gaan dan met onze dagbladen. Wat een krant die onder een dictatuur verschijnt schrijft, is niet altijd ‘regeringspolitiek’, en soms is het heel moeilijk uit te maken wat precies opgedragen werd te schrijven, en wat niet. Mogelijk wordt de pers slechts gebruikt om een ‘proefballonnetje’ op te laten, maar het kan ook zijn dat de krant (soms door over iets niét te schrijven) de zienswijze vertolkt van een bepaalde groep binnen het totalitair bestuur, en dan komt het er op aan te weten of die groep aan de macht is of niet (of gedeeltelijk, of enkele van de ministeries beheert, enz.). Zelfs in dictaturen worden ‘partijdige’ opinies geuit in kranten.
In landen welke zich over een vrije pers mogen verheugen, geven ook zogenaamd regeringsgezinde kranten soms informatie op een wijze die niet helemaal met de verlangens van de regeerders overeenstemt. Men zegt wel dat de Daily Telegraph de krant is van de conservatieve partij in Groot-Brittannië, en de Daily Herald het orgaan van de travaillistische oppositie, maar dat wil lang niet zeggen dat alles wat de Daily Telegraph en de Daily Herald schrijven of verzwijgen, de instemming heeft van het conservatieve kabinet resp. de uitvoerende raad van de
| |
| |
Labour Party. Bepaalde Britse kranten genieten de reputatie dat zij ‘goed ingelicht’ zijn over alles wat het Nabije Oosten aangaat. Zo is de Daily Mail ongetwijfeld goed op de hoogte van Arabische politiek: zij heeft een twintigtal redacteuren en reporters die in de streek verblijven of er geruime tijd verbleven hebben, en te Londen zelf beschikt zij over goede inlichtingsbronnen. Maar genoemde krant wil ook bijdragen tot het behoud en de versteviging van bepaalde Britse belangen in het Nabije Oosten. Soms valt dit doel samen met de politiek van het Foreign Office, en dan is de Daily Mail een heel nuttige bron; maar heel dikwijls staat de krant belangen voor die door de regering werden prijsgegeven of waarvoor zij op dat ogenblik minder belangstelling heeft, en dan zal de berichtgeving van de krant tendentieus zijn. In dit laatste geval kan de onderzoeker enkel van haar gebruik maken om b.v. op het bestaan van een bepaald niet-officieel belang te wijzen.
Met dit laatste voorbeeld komen wij tot de belangrijkste en ongetwijfeld de moeilijkste opdracht van de student die de wetenschap der internationale zaken wil beoefenen. Hij kan zich niet beperken tot de officiële gegevens (behalve wanneer zulk een beperking zijn doel is, zoals b.v. het geval zou zijn wanneer men uitdrukkelijk wil schrijven over ‘De Officiële Politiek van het Staatsdepartement in verband met de Erkenning van Communistisch China’, maar dan kan men beter een collectie documenten publiceren). Hij moet in grote mate gebruik maken van allerlei informaties waar hij de betrouwbaarheid niet van kent. Zijn eerste taak zal dan zijn, die betrouwbaarheid na te gaan, met alle middelen welke de wetenschappelijke discipline hem meegegeven heeft: analogie, precedent, contradictie, enz. De waarde van elke bron moet worden getest. In oudere wetenschappen is zulks niet of althans in mindere mate nodig: over de bronnen zelf zijn autoritatieve werken gepubliceerd, waarop men mag vertrouwen. Zulke werken bestaan, wetenschappelijk gesproken, niet voor internationale zaken. Dat de Daily Mail een conservatieve krant is, zal men heel gemakkelijk kunnen constateren, maar dat zegt nog niet veel. Zoals we boven reeds zeiden, is deze krant doorgaans een goede bron voor de studie van problemen in het Midden-Oosten, maar dit is niet altijd het geval. Hoe kan men uitmaken, wannéér de bron betrouwbaar is en wanneer niet? Men zou een aparte studie moeten maken van de wijze waarop de krant in de laatste vijftien jaar de gebeurtenissen van het Midden-Oosten gerapporteerd heeft; nagaan op grond van wat thans als feit bekend staat, in wélke gevallen de krant verkeerd was; trachten een tendens te ontdekken in die verkeerde berichtgeving (b.v. alleen verkeerd wanneer een welbepaald Brits petroleum-belang in het gedrang kwam, - wij weten het niet, dit
| |
| |
is maar een voorbeeld), en aldus ontdekken hoever de betrouwbaarheid van de bron juist reikt. Daarbij moet men dan nog bedenken dat een krant haar politiek kan wijzigen. Zulk detailwerk verrichten is onmogelijk zolang de wetenschap der internationale zaken zich niet in de universiteiten als een aparte discipline kan laten gelden, en daardoor in staat gesteld wordt schijnbaar nutteloos monnikenwerk te leveren in het belang van latere onderzoekers.
Zodra men op de verzamelde bronnen een min of meer wetenschappelijke ‘stempel’ heeft gedrukt, kan het ziftingswerk beginnen. Behalve wanneer de studie tot doel heeft een verzameling te zijn van teksten, moet men de gaatjes van de zeef liefst vrij groot maken. Er wordt zoveel gezegd en geschreven dat men enkel het essentiële (soms ook het meest typische) bewaart. De feiten moet men kennen. De meerderheid der commentaren vallen door de zeef. Welke criteria zal men daarbij aanleggen? Hoofdzaak is dat men het onderwerp van zijn studie nauwkeurig gepreciseerd heeft: enkel wat er rechtstreeks of onrechtstreeks mee in verband staat, blijft behouden. Verder kan men ook herhalingen ontberen. Soms echter niet: indien men heeft ontdekt dat een krant een bepaald bericht vóór alle anderen gaf, kan het interessant zijn heel nauwkeurig de berichtgeving van de anderen (dus herhalingen) na te gaan om te ontdekken in hoever zij hun berichtgeving op de krant met de primeur gesteund hebben.
Ten slotte komt men door nauwkeurige bronnenstudie, door het afwegen van de ene bron tegen de andere, door een goede kennis van een massa details en door zorgvuldig gebruik van de hulpwetenschappen, tot een juist inzicht in het bestudeerde probleem, voor zover men de internationale gebeurtenissen inderdaad door studie kan leren kennen. Wordt men later door een onthulling tegengesproken, dan is dat niet zo erg: indien men zijn werk zorgvuldig heeft verricht, bewijst het feit dat de onthulling tegen de conclusie van de schrijver indruist, uitsluitend dat de betrokken staatslieden (zij die ‘wisten’) heel goed hun masker bewaarden, - en dit feit op zichzelf kan voor latere onderzoekers weer van enorm belang zijn: zonder de vergissing van hun voorganger zouden zij steeds geneigd zijn de vroegere feiten in het licht van de recente onthulling te zien. In vele gevallen zal de conclusie waartoe men na lang zoeken gekomen is, een vraagteken blijven, maar ook dat vraagteken heeft een wetenschappelijke waarde. Indien iemand thans b.v. trachtte te ontdekken welk belang het bezoek heeft dat Premier Macmillan in februari 1959 aan Moskou heeft gebracht, zou hij heel waarschijnlijk tot zo'n vraagteken moeten besluiten, doch latere onderzoekers kunnen dan, zonder zelf nog al het voorbereidend werk te moeten doen, uitgaan van
| |
| |
het gegeven dat men een jaar na dat bezoek tot geen vaststaande conclusie kon komen, en over vijf jaar, wanneer men er meer over zal weten, zal dit als heel kenschetsend beschouwd worden.
Aan de hand van gecontroleerde bronnen geeft men in de thesis zelf een zo waarheidsgetrouw mogelijk relaas van de feiten. Dat is een deductief werk. Kan men daar dan van uitgaan om een toekomstbeeld op te hangen? Indien alle factoren in acht genomen worden, ja. Bij voorbeeld: uit het verloop van de Brits-Amerikaanse betrekkingen sedert ‘Suez’ kan men aantonen dat de Britse regering in het Midden-Oosten geen politiek meer zal voeren die indruist tegen de belangen van de Amerikaanse politiek in dat gebied, indien zich een gelijksoortige toestand zou voordoen als in november 1956, indien die betrekkingen niet door gebeurtenissen in andere delen van de wereld worden bemoeilijkt, indien de Republikeinen aan het bewind blijven, en nog een tiental andere ‘indiens’. Een opsomming van de voorwaarden waarin een toestand zich zal bestendigen of zich zal wijzigen kan uiteraard groot belang hebben voor hen die beroepshalve de dagelijkse actualiteit volgen.
Doch een relaas volstaat niet, met welke technische vaardigheid het ook moge opgesteld zijn. Wanneer men de Amerikaans-Chinese betrekkingen bestudeert zal men niet alleen een antwoord zoeken op de vraag waarom de Verenigde Staten de Volksrepubliek weigeren te erkennen, maar tevens op de vraag of het uitblijven van die erkenning gerechtvaardigd is. Daartoe gaat men niet uit van een politiek apriorisme (dat behoort tot de politiek als vak, of tot een zekere soort politieke journalistiek), maar in laatste instantie van een moreel apriorisme. Men bestudeert internationale zaken omdat zij een menselijke wetenschap zijn, omdat men over de internationale zaken zich een oordeel wil vormen dat steunt op een concrete kennis van de feiten, omdat men m.a.w. het goed en het kwaad in de internationale politiek wil leren onderkennen. In vele gevallen zal het zeer moeilijk vallen dit te doen, en haast altijd zal men moeten wijzen op de verschillende aspecten van een probleem.
De onderzoeker kan opbouwend werk verrichten, indien zijn studie niet slechts bijdraagt tot een betere kennis van wat, in de internationale politiek, ‘is’, maar ook van wat ‘hoort’. Het volstaat niet, kolonialisme af te keuren, men moet alle feiten onderzoeken, en op grond daarvan een oordeel uitspreken. Misschien komt er dan ooit nog eens een doctrine der internationale betrekkingen, waarvan de stelregels door de volkeren in dezelfde mate aanvaard worden als die van de democratische doctrine uit de verwante politieke wetenschap.
|
|