| |
Boekbespreking
Godsdienst
Rijk, Dr. C.A., Bezinning op bijbelse grond. Een reis door het land van Gods keuze. - De Toorts, Haarlem, 239 pp., f 8,90.
De Warmondse schriftuurprofessor, Dr. Rijk, biedt hiermede aan zijn lezers een boek aan, dat men een geestelijke reis door het heilig land zou kunnen noemen, en dan een reis niet alleen in plaatselijke, maar meer nog in tijdelijke dimensie. Hij heeft het heilig land bezocht al reizende, doch hij bezocht het elke dag door zijn onderricht en zijn gebed en wat zich aldus in een lange periode van studie en overweging in zijn geest heeft vastgezet, zet hij nu zijn lezers voor. Het is een korte geschiedenis van Israël, van land en volk, het geheel gezien vanuit de gezichtshoek: Gods keuze. De prachtigste citaten, uit de profeten vooral en uit de psalmen, alsook uit het nieuwe testament, verlenen het boek een bijzondere ‘smaak’, die elk religieus gestemd lezer weldadig aandoet. Het werk is onder geen enkel bekend genre onder te brengen; het is een overzicht en een bezinning, het is geestelijke lectuur en tevens wetenschappelijk verantwoord. Menig lezer zal opnieuw getroffen worden door de intense schoonheid en de menselijke diepte der H. Schrift.
J. van Heugten
| |
Sterkens, L., S.J., Magnificat. Gebeden voor meisjes. - Uitgaven ‘Hoogland’, Mechelen, 1959, 216 pp., rijk geill., ing.
Dit gebedenboek brengt werkelijk wat men voor meisjes verlangen kan: fijnzinnige en kleurrijke voorstelling, grote keuze van teksten uit de heiligen en de ascetische schrijvers van naam, rijk gevoel zonder sentimentaliteit, jubel en tegelijk bezonkenheid. Met de vrij talrijke wijzigingen: weglating van teksten en vervanging door andere, heeft deze tweede uitgave nog veel op de eerste gewonnen, terwijl ook de presentatie nog verbeterd werd. Het invoegen van Nederlandse psalmen - eindelijk een gave, krachtige vertaling op klassiek eenvoudige, meestal gregoriaans geïnspireerde motieven - is een gelukkig initiatief, dat het gebedenboek ook voor de gemeenschapsviering van de Mis zeer bruikbaar maakt. Studerende meisjes en hun opvoedsters vinden hier een dankbaar en rijk gebedsinstrument.
H. Leuridan
| |
Marmion, C., Dagelijks brood. - Vlaamse Boekcentrale, Antwerpen, 1958, 460 pp., geb. F. 135.
Deze meditaties, die het verloop van het kerkelijk jaar volgen, zijn samengesteld uit fragmenten, ontleend aan de geestelijke werken van de beroemde abt van Maredsous. Het zijn geen eigelijke litur- | |
| |
gische meditaties, veeleer theologische beschouwingen over de geloofswaarheden, die de diepere onderstroom vormen van de kerkelijke feesten. Rijk aan inhoud en toch zeer eenvoudig gesteld, zijn ze voor ieder bruikbaar. Wie ze een tijd lang van dag tot dag volgt, krijgt haast ongemerkt een nieuwe theologische scholing en daardoor ook een nieuw fundament voor zijn vroomheid.
G. Achten
| |
Doornik, P.N.J. van, M.S.C., Waar staat dit in de Bijbel? - Pax, 's-Gravenhage, 1959, 196 pp., f 7,90.
‘Tekstenboekje ter verantwoording van de katholieke leer’, luidt de ondertitel van dit nuttige werkje. De hoofdtitel is in zo verre onvolledig als ook de oude Vaders en kerkelijke schrijvers als getuigen optreden. Alfabetisch gerangschikt worden de katholieke geloofspunten met bijbel en vaderteksten gestaafd, b.v. aflaat, vagevuur, eucharistie etc. etc. Een klein ‘goudmijntje’ voor velen die een, zo veel mogelijk, redelijke verklaring van wat ze geloven willen vernemen.
P. van Alkemade
| |
Grollenberg, Luc. H., Kleine Atlas van de Bijbel. - Elsevier, Amsterdam, Brussel, 196 pp., f 5.90.
In dit overvloedig en vakkundig geïllustreerde boekje, dat ons reeds door zijn talrijke foto's en afbeeldingen onmiddellijk in de Bijbelse sfeer opneemt, vertelt de schrijver ons heel in het kort eigenlijk alles wat de tegenwoordige wetenschap van de bijbel weet. Een heel leger van geleerden onderzoekt sedert jaren de bijbel en alles wat daarmee samenhangt en dit heeft onze kennis van de H. Schrift en van het oude morgenland ontzaglijk verrijkt. Ten gevolge daarvan zien wij ook vele dingen in de bijbel en de geschiedenis van Israël anders dan onze voorvaderen. Over dit alles instrueert de lezer Pater L.H. Grollenberg O.P.
P. van Alkemade
| |
Liesting, Dr. E.Th.H., S.S.S., ‘Recta sapere’. - Recollectiegedachten voor kloosterlingen. - Uitgeverij Brakkenstein. Nijmegen, 1959, 286 pp., f 6,75 en f 8,75.
Dit boek kan vele kloosterlingen helpen om, gelijk ook de bedoeling is van de schrijver, de recollectiedag te maken tot een vruchtbare en heilzame dag. De beschouwingen volgen de loop van het kerkelijk jaar en stellen het Christusmysterie voor de aandachtige lezer in een helder licht, een licht, dat voornamelijk wordt gewonnen uit de H. Schrift. Daarin bestaat juist het aantrekkelijke van dit boek. En 't kan niet anders, of de kloosterlingen zullen uit de beschouwingen grote kracht putten, juist omdat ze opgebouwd zijn uit Gods woord.
Een uitstekende gedachte van de schrijver is geweest, om een systematisch overzicht van behandelde onderwerpen te geven op 't einde van zijn werk. Men vindt hier getekend de opgang van de ziel naar God: Gods liefdevol ingrijpen door Jezus en het antwoord van de mens in geloof, hoop en liefde. Zo kan ieder het boek ter hand nemen en op de recollectiedag vinden, wat hem persoonlijk ter harte gaat en hem licht en troost schenkt. Moge dit werk inderdaad het goddelijke doen smaken en proeven. Het biedt daartoe de mogelijkheid.
A.H.
| |
Steinmann, J., Le prophétisme biblique des origines à Osée (Lectio Divina, 23). - Edit, du Cerf. Parijs, 1959, 260 pp., ing. Fr. F. 1260.
Met bewondering mag gewezen worden op de rijke produktiviteit van S.: in ‘Lectio divina’ is dit de vijfde bijdrage van zijn hand, evenveel schreef hij er in ‘Témoins de Dieu’, en in zijn inleiding kondigt hij nog twee werken aan! In de 20 hoofdstukken van deze nieuwe studie wordt de wonderbare, unieke opgang geschetst van het profetisme, tot en met Osee. Telkens een geanuceerd aangeven van plaats, tijd, context, een summier aanduiden van onderwerp, een exegese van moeilijke passussen, een karakteriseren van de profeet of van de stroming en een terugplaatsen in de profetische evolutie. Werkelijk ernstige vulgarisatie, die getuigt van meer dan gewone belezenheid en vertrouwdheid. - Toch moet enig voorbeheid gemaakt worden. De heftige en bittere inleiding ontsiert zowel het eigen werk van S. als de reeks waarin het verscheen. We vragen ons tevens af of vele lezers niet voor grote waarschijnlijkheid zullen houden wat slechts losse - dikwijls uit zeer verschillende bronnen samengebrachte - conjectuur of hypothese blijft; of de gedachtensamenhang baat vindt bij zovele en radicale tekstverbeteringen. S. heeft blijkbaar een voorliefde voor sterke affirmaties: bij nader toezien (b.v. betreffende de authenticiteit der messiaanse voorspelling bij Amos, of de interpretatie van de eerste drie hoofdstukken van Osee) blijkt al gauw de zwakke basis en rijst de twij- | |
| |
fel. Tenslotte zullen de lezers (ook de ‘vicaires de paroisse, étudiants, tous ceux qui lisent avec passion la Bible et y croient’ blz. 11) meer gediend zijn met een vraagteken en een bescheiden onzekerheid dan met een soms voorbarig doorhakken, een al te stoute keuze of stellingname.
J. Lambrecht
| |
Bacht, H., Die Tage des Hernn. I: Winter. - J. Knecht, Frankfurt, 1959, 288 pp., geb. DM 6,80.
Zoals zijn Franse voorganger: Les Jours du Seigneur, Ed. Témoignages Chrétien, Paris 1950, zal dit gebedenboek uit drie deeltjes bestaan, waarvan nu het eerste verschenen is. Men verwachte evenwel niet alleen maar een vertaling: de presentatie overtreft verre het Franse boek. Bacht is niet zo uitvoerig en zijn keuze is gedeeltelijk anders, zelfs onder de Franse meesters van het gebed. Zijn inleidingen op de tijden en feesten van het kerkelijk jaar zijn soberder en wellicht aangrijpender. Hij bedoelt ons bidden te openen op de geestelijke ruimte van heel de onzichtbare gemeenschap van de biddenden.
H. Leuridan
| |
Carré, A.M., Le vrai visage du prêtre, - Ed. du Cerf, Parijs, 1959, 172 pp., ing. Fr. F. 600.
Descalzo, J.M., Ik ben een mens, vert. M.J.L. van Nierop. - Lannoo, Tielt-Den Haag, 1959, 284 pp., ing. F. 68, geb. F. 92.
Men kan zich bezwaarlijk, over éénzelfde thema en rond dezelfde grondgedachte, twee naar stijl en toonaard meer verschillende werken voorstellen dan deze beide boeken over het priesterschap. In het eerste, de voordrachten 1959 van de Notre Dame te Parijs, wordt het klassiek theologisch traktaat over het priesterschap aan leken aangepast en in de actuele problematiek gesitueerd. Het is een ernstige, waardevolle uiteenzetting, waarin echter o.i. de grondig bijbelse vernieuwing van het traktaak over het priesterschap te weinig opgevangen werd. - Daarnaast staat het dagboek van een jong priester, die een talentvol romancier is (cf. zijn Bronnen van de droogte, in Streven, 1959 blz. 492), en die, een paar maanden slechts na zijn wijding, zijn eigen indrukken en belevenissen samen met die van zijn medewijdelingen tot een boek verwerkte. Het is een jong, Spaans uitbundig en vaak te nadrukkelijk lyrisch verhaal; het mist de voldragen rijpheid van wie het priesterschap uit lange ervaring kent en doorleefd heeft. Maar juist het onvolgroeide, het morgenlijk frisse en heftige van dergelijke jeugdervaring heeft een eigen charme. Jonge mensen vooral zullen hun eigen vragen en verlangens in zulk een getuigenis wellicht meer nabij voelen dan in een afgeronde, rijpere en rijkere theologische uiteenzetting.
L. Monden
| |
Thils, Gustave, Sainteté chrétienne. - Lannoo, Tielt, 1959, 585 pp., geb. F. 180.
Dit nieuwe boek van de Leuvense theoloog draagt als ondertitel Précis de théologie ascétique. Het heeft niet alleen de bedoeling voor seminaristen een verouderde Tanqueray te vervangen, maar wil tevens een handleiding aanbieden aan de katholiek van deze tijd, leek even goed als priester en religieus. Het uitgangspunt is niet het volmaaktheidsstreven in zijn gespecialiseerde vorm van de monastische spiritualiteit, waar priesters en leken in een gemitigeerde vorm aan deel zouden hebben, maar de nieuwheid van het genadeleven in de verlosde mens, het theologale leven van geloof, hoop en liefde. - Voor de ascetische theologie betekent dit boek ongetwijfeld een aanwinst. Het vernieuwde theologisch inzicht van de laatste jaren wordt geïntegreerd in het volmaaktheidsstreven van de christen. In een verstaanbare taal, zonder te veel technisch-scholastische termen, worden de verschillende leerpunten uiteengezet. Maar het vlotte van de spreektaal (soms treft ons de conferentie-stijl) hindert wellicht de organische structuur van het geheel: het welwillend tegemoetkomen aan een lekenpubliek heeft iets van de wetenschappelijke afwerking doen teloorgaan. - Persoonlijk zouden wij de evangelische geest veel vroeger in het streven naar de heiligheid willen beklemtonen, ook voor leken en priesters die niet in een volmaaktheidsstaat leven. Het eschatologische perspectief van het evangelische leven volgens de drie raden is ongetwijfeld een verrijking voor de ascetica, zo het in zijn effectieve verwezenlijking maar niet al te zeer voor een bepaalde groep in Gods Kerk wordt voorbehouden, zodat de affectieve gerichtheid op die waarden pas tegen het einde wordt belicht. - De bibliografie is ongemeen rijk. Maar waarom heeft geen enkele Nederlandse titelopgave of vermelding genade gevonden? Mogen we ook nog wijzen op het Franse tijdschrift Christus, dat in de vijf jaren van zijn bestaan heel wat nieuwe gezichtspunten uit dit
boek op zeer concrete en bevattelijke wijze heeft geïillustreerd?
J. Vanneste
| |
| |
| |
Daubercies, P., La condition charnelle. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1959, 268 pp.
Welke is de ethische waarde van het menselijk lichaam? Uit de studie van de H. Schrift, de Griekse filosofie en de Kerkvaders komt de auteur tot een inzicht dat wij als volgt kunnen samenvatten: Door de H. Schrift is de mens steeds als een totaliteit van ziel en lichaam opgevat. Pas in zijn betrekking tot God ontstaat voor de mens de eigenlijke morele situatie. De Grieken daarentegen zoeken de ethische beleving binnen de structuur van geest en stof, waar dan, onder een of andere vorm, de stof steeds een belemmering van het geestelijk element is. De Apostolische Vaders denken nog steeds hun moraal in de lijn van de H. Schrift, hoewel ze met de Apologeten toch reeds heel wat aan de Griekse terminologie ontlenen. Vanaf het midden der tweede eeuw merken wij een immer groeiende beïnvloeding van de Griekse zienswijze in de geschriften der Kerkvaders. Voor het wezenlijke van de christelijke ethiek volgen ze nog steeds de Schrift, maar ze gaan meer en meer het lichaam als een zondige belemmering voor het leven van de geest voorstellen. - Goed gekozen teksten illustreren deze studie, die in haar hoofdlijnen ongetwijfeld een juist beeld van de evolutie over het inzicht omtrent de ethiek van het lichaam schetst. Toch menen wij dat dit essay niet ten volle aan zijn opzet beantwoordt: recherches positives pour la théologie d'une réalité terrestre. Voor twee punten zouden wij een ernstig voorbehoud willen maken. In het bijbels gedeelte is de analyse van de termen sarks en soma onvoldoende. Wij geloven niet dat deze zo samenvallen als de schrijver het voorstelt. Verder worden noch de verrijzenis noch het huwelijk behandeld. Indien er levensdomeinen zijn die voor de christelijke visie van het lichaam beslissend mogen genoemd worden, zijn het ongetwijfeld deze twee.
A.L. Vandenbunder
| |
Liégé, P.A., Jeune homme lève-toi! - Edit. du Cerf, Parijs, 1959, 298 pp., ing. Fr. F. 870.
Deze onderrichtingen zijn bedoeld als een actuele catechese voor jonge mannen van 18 tot 20 jaar. Men merkt uit ieder woord dat zij de neerslag zijn van een jarenlange open conversatie, waarbij de priester de jeugd recht in de ogen durfde te kijken, zonder iets van zijn eigenlijke priesterlijke boodschap prijs te geven. Om een tweevoudige reden is daarom dit boek actueel: door het begrip dat eruit spreekt voor de jonge mens en zijn verlangens, zijn noden, zijn tekorten; en tevens door de persoonlijke wijze waarop de geloofswaarheden aan hem worden voorgesteld. Wij zouden deze lectuur ook willen aanbevelen aan al degenen, die een religieuze opdracht te vervullen hebben bij de huidige jeugd, en die misschien moeite hebben haar te begrijpen. Zij zullen de waarheid van het Paulus-woord erkennen, dat de auteur tot motto diende: Vermaan de jonge mannen als broeders.
G. Achten
| |
Lefebvre, George, Vie et prière. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1958, 168 pp., ing. F. 63.
Dit bescheiden boekje overtreft vele studies over het gebed door zijn innerlijkheid. Hier deelt zich een diepe gebedservaring mede, gevoed aan de zuiverste bronnen der kerkelijke traditie: Theresia van Avila, Johannes van het Kruis, Franciscus van Sales, Theresia van Lisieux. De schone citaten van deze geestelijke auteurs die de schrijver hier verzamelt zijn verwerkt tot een zeer persoonlijk inzicht in het gebedsleven. De titel geeft tot dit inzicht de sleutel: Prière et Vie. Gebed is niet op de eerste plaats oefening, maar leven: de geleidelijke openbaring binnen ons menselijk bewustzijn van de liefde der drie goddelijke Personen in ons. In korte, zeer gedachtenrijke hoofdstukken worden de verschillende kenmerken van dit gebedsleven omschreven.
G. Achten
| |
Graef, Hilda, The Light and the Rainbow. A study in Christian Spirituality from its roots in the Old Testament and its development through the New Testament and the Fathers to recent times. - Longmans, London, 1959, 414 pp., 35 sh.
De enige aanvulling die de lange ondertitel behoeft, is een enkel woord over de gevolgde methode. Schr. geeft geen overzichtelijke verhandeling over de leer van het geestelijk leven, zoals deze zich in de loop der eeuwen heeft ontwikkeld; zij heeft er de voorkeur aan gegeven een serie schetsjes te leveren van vooraanstaande geestelijke personen in Oude en Nieuwe Testament (Abraham, Moses, de Psalmist, Isaias e.a., Paulus en Sint-Jan, Origines, Dionysius de Areopagiet, Augustinus e.a., Bernardus, Bonaventura, Catherina van Siena, en enkele Duitse en Engelse mystici, de grote en kleine Tere- | |
| |
sia, Sint-Jan van het Kruis, Alphonsus Rodriguez en de Caussade). Het spreekt van zelf dat deze schetsjes niet los naast elkaar staan; schr. attendeert voortdurend op ontwikkeling. Het geheel is een leesbaar en leerzaam boek, een goed boek, zouden we zeggen, met serieuze tekorten. De gevolgde methode maakt een zekere herhaling bijna onvermijdelijk; dit is niet erg; het is echter verwarrend wanneer zulke herhalingen menigmaal lichte en nauwelijks merkbare, maar wel belangrijke betekenisverschuiving in zich verbergen. De termen bv. zoals deze door Eckhart of door Bernardus, door Augustinus of door de Caussade gebruikt worden, dekken elkaar nimmer precies. Het is iedereen bekend hoe alleen een woord al als contemplatie vele nuances vertoont; het zelfde geldt van mystiek, van spiritualiteit, van zelfkennis, e.d., woorden die in een tractaat als dit natuurlijk herhaaldelijk gebruikt worden. Een tweede tekort lijkt ons het verzuim om het begrip spiritualiteit (spirituality) scherp af te bakenen. Nog weten we niet of schr. het identificeert met geestelijk leven, of zij het in feite niet gelijk stelt met mystieke ervaring, waarbij dan gezegd moet worden dat het zeer moeilijk is op te maken waar volgens schr. echte mystiek begint. Het kan moeilijk ontkend worden dat schr. zeker geneigd is om spirituality allernauwst te verbinden met contemplatie en mystiek. Een derde
bezwaar betreft de wijze waarop schr. een zekere tweeslachtigheid in haar besprekingen van geestelijke figuren niet heeft vermeden, en deze is opnieuw te wijten aan de inhoud van spirituality: soms staat spirituality voor geestelijke ervaring, en schr. geeft dan een beeld van het innerlijk geestelijk leven van een persoon; soms staat het echter heel evident voor de leer over het geestelijk leven. Nu kan het waar zijn dat menigmaal deze twee elkaar in een bepaalde persoon dekken. Maar dit behoeft geenszins het geval te zijn. Het gevaar dreigt echter dat we nu overal niet zozeer de leer gelijk gaan stellen met de belevenis, als wel de belevenis tot een leer gaan maken. Is het ‘geestelijk leven van Abraham’ nog wel aanvaardbaar, wij moeten ons distanciëren van iedere suggestie omtrent Abraham's leer over het geestelijk leven. Niettegenstaande het vele interessante bevredigt het boek niet geheel. En hetgeen schr. over de spiritualiteit van de Geestelijke Oefeningen zegt, bewijst dat zeker op dit terrein zij zich in veel te diepe wateren heeft gewaagd.
Dr. W. Peters
| |
Mauriac, François, De Mensenzoon. Vert., 178 blz., - Foreholte, Voorhout, Brugge, Desclée de Brouwer, 1959, f 5.25.
François Mauriac is een schrijver die in zijn niet-verhalende boeken zelden tot volkomen instemming noodt; in dit mooie en treffende boekje Le Fils de l'homme echter stemt hij tot volkomen overgave. Het zijn beschouwingen en bekentenissen van de ouder geworden Mauriac, getuigenissen van zijn geloof in en liefde tot Christus, van de vreugde die hij vond als kind Gods; wat hij te zeggen heeft over Christus, over Christendom en daarmee samenhangende verschijnselen is altijd treffend en belangrijk en het geheel is a.h.w. gedrenkt in een fluïdum van ootmoedige, dankbare liefde. In een tijd, nu de angst voor de dood en het nihil in de litteraire en kunstwereld een soort modeartikel is geworden, doet deze bekentenis van een vreugdevol vertrouwen bijzonder troostend aan. Mauriac is hier volkomen genezen van alle Jansenistische en zelfs Pascaliaanse besmetting, waarvan vele van zijn vroegere werken niet geheel vrij zijn.
J. van Heugten
| |
Marlet, J.J.C., Conflict-situaties in het katholieke huwelijk. - ‘Urbi et Orbi’, Amsterdam, 1959, 26 pp., f 2, -.
Hessen, J. van, Sociale problemen rond de katholieke huwelijksopvatting. - ‘Urbi et Orbi’, Amsterdam, 1959, 44 pp., f 2,75.
In het kader van een onder auspiciën van de St. Adelbert Vereniging, afdeling Amsterdam, georganiseerde lezingencyclus over hedendaagse problemen rond de katholieke huwelijksopvatting, hielden de zenuwarts J.J.C. Marlet en de soc. drs. J. van Hessen op 13 november 1957 resp. 18 maart 1958 een tweetal voordrachten, die thans gepubliceerd zijn. Dr. Marlet somt een aantal problemen op, die zich tegenwoordig veelvuldig voordoen; belicht deze vanuit de katholieke leer, waaromtrent hij verschillende zeer behartenswaardige opmerkingen plaatst die niet zelden voorkomende misverstanden kunnen wegruimen. Drs. van Hessen beweegt zich op sociologisch niveau. In de inleiding waarschuwt hij de lezer, dat een sociologische beschouwingswijze slechts een beperkte doelstelling heeft, opdat n.l. de lezer geen foutieve conclusies uit zijn verdere beschouwingen zou trekken. Wie deze waarschuwing ter harte neemt, zal niet in verwarring geraken door hetgeen volgt, ook al kan hij niet beoordelen in hoeverre de schrijver een in alle opzich- | |
| |
ten juiste tekening geeft van de sociale problemen rond de katholieke huwelijksopvatting. Beide voordrachten, oorspronkelijk gehouden voor de St. Adelbert Vereniging, veronderstellen uiteraard goed ontwikkelde lezers.
A. van Kol
| |
Löhr, Domna Aemiliana, O.S.B., De goede week. - Vert. Romen & Zonen, Roermond, Maaseyk, 1959, 206 pp., f 7,90 en f 8,90.
Dit fijnzinnige boekje van een Benedictines uit de abdij van Herstelle aan de Weser, dat door Nederlandse Benedictijnen vertaald werd, zal voor velen een aangename verrassing zijn. Het beschrijft de kerkelijke liturgie der goede week van Palmzondag tot en met de plechtige Paasviering in de nacht van zaterdag op zondag. Het volgt die liturgie stap voor stap, H. Mis, plechtigheden en officie en dringt, beschouwend en verklarend, diep door in al de mysteries van Christus' dood en verrijzenis. Als een ‘apis argumentosa’, als ik mij zo mag uitdrukken, zuigt de vrome en geleerde schrijfster sappen uit de schriftuurtexten en uit alles wat de Paasgeheimen begeleidt. Nooit, ook in haar fijnste ontledingen, vergeet zij het grote mysterie dat zich achter en onder alle uiterlijke vormen verbergt, de zoendood en de verheerlijking van het Lam. Met vrouwelijke gevoeligheid en met een verrassend inzicht in de texten der H. Schrift ontvouwt zij de goede week- en Paasliturgie voor haar lezers.
P. van Alkemade
| |
Häring, Dr. Bern., De Wet van Christus. Een katholieke moraaltheologie voor priesters en leken. Deel I Algemeen deel. - Het Spectrum, Utrecht. Standaardboekhandel, Antwerpen, 1959, 607 pp., f 18,50.
Het is haast overbodig het spoedig befaamd geworden werk van de Duitse redemptorist Bernard Häring ‘Das Gesetz Christi’ aan te bevelen. In enkele jaren is het door vele vertalingen over de wereld verspreid. Het is een katholieke moraaltheologie, een katholieke zedeleer, grootscheeps naar opzet en uitwerking. De schrijver gaat uit van de beginregels zijner Inleiding: ‘Norm, middelpunt en doel van de Christelijke moraaltheologie is Christus. De wet van de christen is niets anders dan de persoon van Christus zelf’. Dit als uitgangspunt, norm en leidraad nemend van zijn werk, volgt hij niet het spoor der vroegere moraalboeken, die uiterst juridisch te werk gingen, doch behandelt het christelijk leven in zijn volheid vanuit breed theologisch en christologisch aspect. Zo staat het werk in het teken der nieuw gerichte theologie en der vernieuwde christelijke levenshouding, die meer nadruk legt op de volle liefde-openbaring van God dan op het formalistische, legalistische en juridische, zonder natuurlijk iets wezenlijks prijs te geven. Dit standaardwerk werd door enige Nederlandse confraters van de schrijver zorgvuldig vertaald.
P. van Alkemade
| |
Geschiedenis
Geyl, Dr. P., Geschiedenis van de Nederlandse stam. Dl. III: 1751-1798. - Wereldbibliotheek, Antwerpen-Amsterdam, 1959, 512 pp., rijk geïll., geb. Fr. 415.
Eindelijk, na 22 jaar wachten, krijgen wij het derde deel van Geyl's Geschiedenis van de Nederlandse Stam, waarvan de eerste twee delen (in eerste druk drie delen) zoveel invloed hebben uitgeoefend tussen de twee wereldoorlogen, en de geschiedschrijving in Nederland en België definitief de Grootnederlandse richting hebben doen inslaan. Met zijn diep doorzicht, zijn fijn aanvoelen van zuiver menselijke verhoudingen, zijn open oog voor nieuwe roerselen, en zijn vinnige, vaak jachtige stijl, ontwerpt Geyl hier een groots beeld van de halve eeuw die de overgang vormde tussen het Ancien régime en de Franse overheersing. Uitvoerig en vernieuwend schrijft hij over de Nederlandse Patriottentijd, en bijna even uitvoerig verhaalt hij de beroering in het Zuiden onder Jozef II, die op de Brabantse omwenteling uitliep. Beter dan de Algemene Gsechiedenis der Nederlanden laat hij de religieuze factor en de actie van kardinaal-aartsbisschop Frankenberg uitkomen in de Brabantse omwenteling. Nog een tweede punt heeft Geyl voor op de Algemene Geschiedenis: met bijzondere aandacht volgt hij alle pogingen van toenadering en van samenwerking tussen Noord en Zuid. Eén groot bezwaar moet ons toch van het hart: aan die op velerlei gebied saaie en dode tweede helft van de 18e eeuw wijdt Geyl evenveel bladzijden als aan de hele wording en bloei van de Nederlanden tot 1648 toe. Afgezien van deze onevenwichtigheid, verheugen wij ons zeer over dit IIIe Deel, dat zowel op de Patriottenstrijd als op de Brabantse omwenteling
| |
| |
digen, beoefenaars van de exacte wetenschappen, meesters en leraren. Zijn manier van behandelen houdt het midden tussen die van Broeckx en Van Elslander. Herhaaldelijk, zoals b.v. bij het omstandige verhaal van een doctorspromotie aan de Leuvense universiteit, of in het hoofdstuk over het onderwijs, belicht hij op interessante wijze het concrete, sociale milieu. Naast vele bekende platen biedt dit boek ook een deels nieuwe illustratie. Dit mooie, interessante deel doet ons met verlangen uitzien naar de laatste twee delen.
M. Dierickx
| |
Mirgeler, A., De geschiedenis van Europa, Nederl. van J. van Os. - Romen en zonen, Roermond-Maaseik, 1959, X-516 pp., geïll.
Destijds (Streven VII2, 1953-'54, 187-188) hebben wij de Duitse oorspronkelijke - dan toch twee bewegingen die op vitaliteit in Noord en Zuid wijzen - een nieuw licht liet vallen.
M. Dierickx
| |
Nostra, Flandria. Ons land en ons volk, zijn standen en beroepen door de tijden heen, o.r.v. J.L. Broeckx e.a. Deel III. - N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1959, 392 pp., rijk geïll. geb. Fr. 495.
Het derde deel van Flandria Nostra is even royaal uitgegeven als de vorige twee delen. Eerst bespreekt Dr. J.L. Broeckx de musici in hun concrete levensomstandigheden. Opvallend is dat onze wereldberoemde toonkundigen in de 15e eeuw vooral uit Henegouwen, Luik en Vlaanderen kwamen en in de 16e eeuw vooral uit Vlaanderen, Brabant en Zeeland. Eén typisch detail: ‘Zo sterk was de drang naar Nederlandse zangertjes dat zij vaak met list of geweld ontvoerd werden. Het meest treffende voorbeeld daarvan is het geval met Orlando di Lasso, die als twaalfjarige knaap, na twee vergeefse pogingen, opgelicht werd voor rekening van Ferdinand Gonzaga, vice-koning van Sicilië’ (blz. 30). Prof. Dr. A. van Elslander bezorgt een beknopte overzichtelijke synthese van de Nederlandse letterkunde in Vlaanderen, en wijkt dus af van de algemene opzet van het werk, die de concrete levenswijze van personen op het oog had. Ten slotte schreef Dr. M.A. Nauwelaerts een lang en degelijk exposé - drievierden van dit deel - over de geleerden: theologen en wijsgeren, taalkundigen en geschiedkundigen, aardrijkskundigen en ontdekkingsreizigers, rechtsgeleerden en geneeskunuitgave van dit werk zeer geprezen om haar uitgesproken Europees standpunt, haar zin voor de diepe christelijke eenheid van het avondland, de synthetische en toch betrouwbare visie van de geschiedenis van Europa sinds Pepijns zalving in 751, en om haar besef dat Europa op een keerpunt staat. De Nederlandse vertaling is met zorg verricht en leest vlot; alleen af en toe treft een minder gelukte overzetting als: ‘Die Wende des Mittelalters’ (12e-13e eeuw) door ‘De ommekeer der Nederlanden’! De twaalf kaarten werden overgetekend, de kostbare tijdtafel vertaald, de vier registers weggelaten, maar negen mooie full-page-illustraties aan het werk toegevoegd. Als synthetisch betrouwbaar overzicht van twaalf eeuwen Europese geschiedenis is dit een aangewezen
boek voor intellectuelen en zelfs voor leraren.
M. Dierickx
| |
Durme, M. van, Correspondance mercatorienne. - De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen, 1950, 286 pp., ing. F. 350.
Gerard Mercator, eigenlijk Kremer, is in 1512 te Rupelmonde geboren, studeerde te Leuven en woonde vanaf 1552 tot zijn dood in 1594 te Duisburg. Hij is met de te Antwerpen geboren Ortelius de grootste cartograaf van de 16e eeuw, ja, de grondlegger der moderne cartografie, doordat hij op zijn wereldkaart van 1569 voor het eerst de naar hem genoemde cylinderprojectie toepaste, d.w.z. dat de meridianen en breedtecirkels rechte en loodrecht op elkaar staande lijnen zijn. Het jaar na zijn dood gaven zijn erfgenamen zijn hoofdwerk, de in koper gegrafeerde Atlas uit. - Nu publiceert v. D. een twintigtal door hem gevonden brieven, de sporen die overbleven van een 150 verloren brieven, samen met de enkele brieven die in verspreide boeken of tijdschriften op vaak gebrekkige wijze vroeger waren uitgegeven. Meteen krijgen wij een veel duidelijker beeld van deze merkwaardige Vlaamse geleerde. Enkele brieven handelen over Mercators kortstondige gevangenzetting in 1544 wegens vermeend lutheranisme, en over zijn opvattingen in 1576 betreffende de transsubstantiatie en de vrije wil (doc. 109) en andere geloofspunten, maar het overgrote deel der brieven licht ons in over Mercators wetenschappelijke activiteit. De biografie van Averdunk en Müller-Reinhard van 1914, de beste waarover wij beschikken, zou thans op verscheidene punten kunnen worden verbeterd en aangevuld. Daarom zijn wij de auteur,
| |
| |
bekend om zijn markante biografie van Granvelle en publikaties over Plantijn, zeer dankbaar om zijn moeizaam opsporingswerk en de streng kritische uitgave van deze kostbare documenten.
M. Dierickx
| |
Barclay, William, Educational Ideals in the Ancient World. - Collins, London, 1959, 288 blz., 21 sh.
De bedoeling van de schrijver is te laten zien, hoe de opvoedkundige situatie was in de wereld, waarin het Christendom zijn intrede deed. Als bouwstenen daartoe brengt hij achtereenvolgens een beschrijving van de opvoedmethoden van de Joden, in Sparta, in Athene en bij de Romeinen. Daarna wordt beschreven, hoe de christenen gereageerd hebben op wat zij aantroffen en hoe zij op hun beurt hun kinderen opvoedden en onderwezen. Als handige verzameling van materiaal is het boek een aanwinst vol interessante gegevens. Zodra de auteur echter de feiten door eigen theorieën wil verklaren - wat hij overigens niet dikwijls onderneemt - is zijn betoog veelal zwak. Dan grijpt men liever terug naar de bekende werken van Jaeger en Marrou. Voor de Joodse gegevens mist men sterk de verwerking van het Hellenisme door het Diaspora-Jodendom, waaraan het boek geen aandacht schenkt.
P. van Litsenburg
| |
Sociologie
Mens en medemens-serie
Anema, M.J., De praktijk der public relations. - Spectrum Utrecht/Antwerpen, 1959, 122 pp., f 3,25, bij intekening f 2,95.
Uit de definities die de schrijver van ‘public relations’ geeft in het eerste hoofdstuk, blijkt duidelijk dat de Amerikaanse auteurs dit begrip ruimer interpreteren dan hun Nederlandse collega's. Terwijl de Amerikanen zowel het bevorderen van goede, interne betrekkingen in de onderneming als het verzorgen van goede relaties naar buiten als ‘public relations’ betitelen, zijn wij in ons land tot dusver gewend het begrip tot de laatste te beperken. ‘Public relations’ hebben in het overgrote deel in het Nederlandse bedrijfsleven alleen te maken met de externe betrekkingen en de publieke opinie. De heer Anema sluit zich echter bij de Amerikaanse opvatting aan en behandelt velerlei zaken, die in Nederlandse ondernemingen tot de taak van de personeelsdienst, sociale dienst of afdeling sociale zaken gerekend worden. Met de vlot en prettig geschreven inhoud van de hier geboden uiteenzettingen zijn wij het, in de grote lijnen, wel eens, maar bij de huidige taakverdeling in onze vaderlandse bedrijven is een belangrijk deel van het betoog (met name hoofdstuk IV) naar onze mening verkeerd geadresseerd.
Dr. F. Nuyens
| |
Arbeiders (De) en de politieke verkiezingen. Een kwantitatief onderzoek door de studiedienst van het A.C.W. - Uitgave A.C.W., Brussel, 1959, 68 pp., ing. F. 20.
De electorale sociologie breekt ook stilaan door in eigen land. De studiedienst van de Christel. Arbeidersbeweging heeft langs deze weg getracht een meer wetenschappelijk verantwoord inzicht te krijgen in de werkelijke politieke machtsverhoudingen. De gevolgde methode wijst o.m. op de grote rol der arbeiders in de C.V.P. (65% van het C.V.P.-kiezerskorps zijn loontrekkenden). Verdere onderzoekingen kunnen nog meer licht brengen en zullen wellicht enkele politieke fabels uit de wereld helpen.
J. Kerkhofs
| |
Heek, Prof. Dr. J. van, Sociale stijging en daling in Nederland. - H.E. Stenfert Kroese, Leiden, 1958, 326 pp., f 16,75.
Dit is het eerste deel van een studie inzake het mobiliteitsonderzoek, dat speciaal betreft enkele sociale lagen die verticaal gerangschikt zijn, met name naar beroepsprestige, cultuurniveau en welstand. Achtereenvolgens wordt in dit boek behandelt:
De Nederlandse beroepsprestige-stratificatie
Beroepsbeeld en beroepsprestige
Verticale mobiliteit naar enige academische beroepen
Sociale herkomst en mobiliteit van ambtenaren en tenslotte
Loopbaan en herkomst van de maatschappelijk gesteunden.
Uit deze onderzoekingen komen tal van interessante aspecten naar voren, zoals bijv.: het verschil in aanzien der beroepen naar gelang het gebied waarin de beoordeler woont, het feit dat een wijziging in de beroepenstratificatie voorafgaat aan een verandering in de sociale stratificatie, factoren welke de mate en het tempo van de promotie bepalen in
| |
| |
de departementale diensten enz. Al met al een bijzonder interessante studie, die in geen enkele boekenrij van de socioloog mag ontbreken.
Dr. J. van Lierde
| |
Chorus, Prof. Dr. A.M.J., Grondslagen der sociale psychologie. - Stenfert Kroese, Leiden, 1959, 387 pp., f 22,50.
Dat deze herdruk van het voor het eerst in 1953 verschenen werk met ingrijpende wijzigingen gepaard ging, blijkt reeds uit de omvang. De eerste druk telde 604 bladzijden, deze slechts 387. De auteur heeft getracht zich meer te beperken tot het behandelen der grondslagen, wat het boek ongetwijfeld bruikbaarder heeft gemaakt. Ondanks deze beperking komen in de dertien hoofdstukken nog zeer veel problemen ter sprake betreffende het gedrag der mensen als sociale wezens, zodat de lezer breed georiënteerd wordt in dit grote en belangrijke gebied van de psychologie.
J.M. Kijm
| |
Hunold, A. e.a., Erziehung zur Freiheit (Sozialwissenschaftliche Studien für das Institut für Auslandforschung ). - E. Rentsch-Verlag, Erlenbach-Zürich, 1959, 387 pp., ing. DM 15,-.
De vrijheid, het hoogste menselijke goed, dreigt in onze moderne beschaving, in het politieke, sociale en economische leven, verloren te gaan. Zelfs het woord ‘vrijheid’ wordt in uiterst diverse, om niet te zeggen tegenstrijdige betekenissen gebruikt: wat wij economische vrijheid noemen, noemen de communisten kapital. tirannie, en wat zij democratische vrijheid heten, noemen wij staatsdictatuur. In dit markante boek ontleden vijftien auteurs, waaronder persoonlijkheden als Hayek en Röpke, de uiteenlopende aspecten van deze veelomstreden en hevig bedreigde vrijheid. Twee elementen komen in verscheidene bijdragen terug: het christendom bracht ons de leer bij, dat elk menselijk individu onsterfelijk is en zelf verantwoordelijk voor het eigen heil, en het liberalisme deed in onze eeuwen de vrijheidsidee zegevieren in het politieke en economische leven. Zowel de christelijke als de liberale idee doordringen heel het boek. Deze grondige en veelzijdige studiën zullen er ongetwijfeld toe bijdragen dat de intellectuelen, de werkgevers en -nemers, de politici en ‘verantwoordelijken’ zich beter zouden bezinnen op het hoge ideaal van de mensen, de vrijheid.
M. Dierickx
| |
Lestapis, S. de, La limitation des naissances (Bibliothèque de la Recherche Sociale). - Spes, Parijs, 1959, 302 pp., ing. Fr. F. 1650.
De vragen omtrent betekenis en geoorloofdheid van geboorteregeling in al haar mogelijke vormen worden zelden met zin voor objectiviteit, vakkennis en demografie en voldoende theologisch perspectief behandeld. Dit werk van de Parijse specialist in familiale vraagstukken is het eerste degelijke katholieke werk ter zake. Na een uiteenzetting van de verschillende actuele richtingen (malthusianisme, marxisme, protestantse tendenzen, Islam en Hindoeisme) behandelt een tweede deel de gevolgen van een voortgezette b.c.-politiek. De derde afdeling beschrijft de katholieke houding, waarbij de schrijver terecht de grote gevoeligheid van de Kerk voor de ‘natuurlijke waarden’ beklemtoont. In een laatste deel wordt het moeilijkste aspect van de gehele problematiek onderzocht: door welke methodes kan men de actuele demografische druk verminderen? Het werk is in zijn geheel een zeer waardevolle bijdrage tot verheldering van dit steeds ingewikkelder socio-culturele domein met zijn talloze netelige morele implicaties.
J. Kerkhofs
| |
Filosofie en pedagogie
Piersol, Wesley, La valeur dans la Philosophie de Louis Lavelle, Emmanuel Vitte éditeur, Lyon-Parijs 1959, 191 pp.
De Amerikaanse filosofe, Wesley Piersol, heeft de betekenis van de ‘waarde’ in de wijsbegeerte van Louis Lavelle (1883-1951) tot voorwerp van onderzoek gemaakt. Uiteraard vond zij het belangrijkste materiaal daarvoor in het Traité des Valeurs, dat posthuum in twee delen werd uitgegeven. Doch zij heeft zich niet tot dit boek beperkt, maar door heel het werk van Lavelle heen de plaatsen opgespoord, waar over de waarde-gedachte wordt gesproken. Een accurate bibliografie aan het slot van haar boek geeft deze plaatsen precies aan. Zij bouwt haar studie in vier delen op. In het eerste deel geeft zij Lavelle's psychologie van het waarde-bewust-zijn; in het tweede Lavelle's karakteristiek van de waarde als zodanig; in het derde deel de feitelijke rol van de waarden in het concrete menselijk bestaan; in het vierde deel Lavelle's metafysica van de waarde. Deze waarde- | |
| |
volle studie wijst op een ongetwijfeld ‘actuele’ kant van Lavelle's denken, actueel ondanks alle bezwaren tegen het te antropomorfe karakter van het waarde-begrip als zodanig. Het is merkwaardig, dat de schrijfster een ander boek, van de Braziliaan T.M. Padilha, dat hetzelfde onderwerp behandelt, niet kent.
B. Delfgaauw
| |
Boxtel, Prof. Dr. J. van / Calon, Prof. Dr. P. / Ruygers, Prof. Dr. H. / Leist, Prof. Dr. Fr., Ontmoeting der geslachten. - Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1959, 71 pp., f 1,90.
Verslag van een serie voordrachten gehouden voor de Nijmeegse Wijsgerige Vereniging ‘Thaumasia’. Na een inleiding van Prof. v. Boxtel bespreekt Prof. Calon ‘De ontwikkeling in de verhouding tussen de geslachten’, waarbij de ontwikkeling tot aan de volwassenheid wordt geschetst. Prof. Ruygers handelt over ‘Sexualiteit en huwelijk’, terwijl Prof. Leist de kwestie ‘Liebe und Geschlecht’ aan de orde stelt. Een kort verslag van de discussies besluit deze publikatie.
J.M. Kijm
| |
Terruwe, Dr. A.A.A., Psychopathie en neurose. Ten gerieve van zielzorgers. - Romen & Zonen, 1959 (2e druk), 154 pp., f 6,75 en f 7,75.
De herdruk van de in 1955 voor het eerst verschenen handleiding, waarin de voornaamste verschijningsvormen van psychopathie en neurose worden beschreven, en richtlijnen worden gegeven voor de zielzorg. Een nuttig boekje over een belangrijk pastoraal probleem.
J.M. Kijm
| |
Hollenbach, J.M., S.J., Der Mensch der Zukunft. Anthropologische Besinning in der Weltwende. - J. Knecht, Carolusdruckerei, Frankfurt am Main, 1959, 452 pp., DM 17,80.
Deze studie vormt een vooral wijsgerige bezinning op het menszijn, waarin wordt uitgewerkt en aangevuld, wat in de beide voorgaande studies van deze auteur, ‘Sein und Gewissen’ en ‘Der Mensch als Entwurf’, werd begonnen. Met grote klem vestigt de auteur de aandacht op de betekenis van het persoon-zijn en van de bijzondere relaties, welke in verband met dit persoon-zijn het menselijk bestaan kenmerken. Ondanks een wat al te geladen en breedvoerige stijl dwingt dit boek waardering af door de indringende en rijke beschouwingen over een uiterst gewichtig probleem.
J.M. Kijm
| |
Wetenschap
Wlassow, N.A., Neutronen. - Deutscher Verlag der Wissenschaften, Berlin, 1959, 410 pp., 176 Abb., D.M. 28.
In 1932 ontdekte Chadwick het neutron. Sindsdien zijn vele onderzoekingen gepubliceerd over de neutronen, omdat zij een sleutelpositie innemen in de kernfysica. Het aantal publikaties zowel als het belang der neutronen rechtvaardigt de naam neutronen-fysica, die de schr. gebruikt, en waarvan hij een systematische uiteenzetting wil geven. Hij doet dit door zowel de Russische als de Amerikaans-Engelse literatuur te verwerken tot een handboek over dit onderwerp. De stof wordt rustig behandeld, niet te gedrongen en zonder al te veel veronderstellen, zodat een boek ontstaan is, waaruit men prettig kan studeren. Wel lijkt het me voor een handboek als het onderhavige een ernstig tekort, dat er geen register aan is toegevoegd. Afgezien echter van dit bezwaar verdient de schr. alle lof voor de wijze waarop hij het overzicht van de neutronen-fysica anno 1955 heeft samengesteld. Het is echter onbegrijpelijk hoe de uitgever de Duitse vertaling 4 jaar later onveranderd op de markt durft te brengen. Van de resultaten der laatste 4 jaren wordt, zelfs niet in een voetnoot, ook maar iets vermeld. Om een klein, concreet voorbeeldje te noemen: op p. 16 wordt voor de halfwaarde-tijd van het neutron nog rustig 12 ± 1,5 min. opgegeven, terwijl toch Sosnowski c.s. vorig jaar ieders bewondering hebben gewekt door de foutengrens tot 0,3 min. terug te brengen en 11,7 min. op te geven als het resultaat van hun metingen. Dergelijke eenvoudige gegevens hadden toch gemakkelijk in dit boek verwerkt kunnen worden om te voorkomen dat het verouderd is op de dag waarop het verschijnt.
P. v. Breemen
| |
Heber, Gerhard & Weber, Gerhard, Fundamentals of modern Quantum Physics, Quantum Mechanics. - Teubner, Leipzig, 1959, 138 pp., geb. DM. 7.50.
Dit is de Engelse vertaling van het eerste deeltje van een twee-delig werk over de grondbeginselen der quanten-fysica, dat door de schrijvers oorspronkelijk in het Duits werd gepubliceerd. Dit eerste deel gaat over de quanten-mechanica; het
| |
| |
tweede gaat over de veldentheorie. Schrijvers beogen niet een populair werk over de quanten-mechanica, maar een begrijpelijke inleiding in de techniek van het vak, gebruik makend van het mathematische apparaat dat daarvoor nodig is. Men staat verbaasd, dat zij het klaarspelen om in een boekje van zo geringe omvang zover in de theorie door te dringen, dat zij nog een paragraaf kunnen wijden aan de Dirac-vergelijking en een aan de theorie van Pauli over de elektronen-spin. De verklaring ligt o.a. hierin, dat de matrix-mechanica bijna helemaal terzijde wordt gelaten, dat er geen tijd wordt besteed aan toepassingen die voor de praktijk van belang zijn, en dat de Bohr-Sommerfeld-theorie heel kort wordt behandeld als een historische inleiding. Zodoende is een boekje ontstaan dat inderdaad beantwoordt aan de titel: het geeft een recht-op-het-doel afgaande inleiding in de grondbegrippen der quanten-mechanica. In dit opzicht en in het bestek van 138 pagina's is het een van de beste boeken, mij bekend.
P. v. Breemen
| |
Panow, D.J., Der Rechenstab. - Teubner, Leipzig, Imp.: Meulenhoff, A'dam, 1959, 107 pp., f 6.25.
De rekenliniaal wordt in de techniek en in de natuurwetenschap veel gebruikt. Dikwijls wordt men door een vriend of oudere collega op weg geholpen, en daarna leert men al doende. Het eenvoudige boekje van Panow zal menigeen, die op deze wijze met de rekenliniaal vertrouwd is geworden, tot de ontnuchterende ontdekking brengen, dat hij toch eigenlijk nog maar een fractie van de mogelijkheden, die dit instrument biedt, heeft gebruikt. Schr. zet helder en systematisch uiteen, wat men allemaal met de rekenliniaal kan doen. Het boekje is bedoeld als een inleiding voor het praktisch werken met de rekenliniaal. Daartoe helpen duidelijk ontworpen figuren en een aantal eenvoudige opgaven. In kleine letters wordt soms de wiskundige verklaring gegeven van het beginsel, waarop een bepaalde bewerking met de rekenliniaal berust.
P. v. Breemen
| |
Sommerfeld, A., Optik. - Akademische Verlagsgesellschaft Geest & Portig K.-G., Leipzig, 1959, 363 pp., DM. 16,50.
Toen Arnold Sommerfeld in 1953 zijn emeritaat begon, had hij 38 jaar gedoceerd, waarvan 29 aan de universiteit van München als opvolger van Ludwig Boltzmann. Zijn otium heeft hij gebruikt om zijn Vorlesungen über theoretische Physik in zes delen neer te schrijven en uit te geven, ‘als een legaat voor de jongere generatie’, zoals hij zelf zegt in het voorwoord op het eerste deel. Hij was bijna klaar met het laatste deel, toen hij op 26 april 1951 overleed tengevolge van een aanrijding door een auto. Sommerfeld was een beroemd professor en een groot didacticus; zijn 6-delig werk werd met grote dankbaarheid ontvangen. Het vierde deel handelt over de optica. Het is te gebruiken als een zelfstandig werk. Deze behandeling van de optica draagt een geheel eigen karakter. De theoreticus Sommerfeld wijdt natuurlijk veel minder aandacht aan instrumenten en experimenten dan bijv. Pohl in zijn opticaleerboek. Van de andere kant is de opbouw weer niet zo axiomatisch als Planck's leerboek der theoretische fysica. Sommerfeld maakt veel gebruik van de wiskunde, dikwijls op vrije en elegante wijze, maar de wiskunde blijft bij hem altijd een hulpmiddel om tot beter fysisch inzicht te komen. Schr. behandelt veel stof; over de geometrische optica en over de kristal-optiek spreekt hij opvallend kort; over diffractie (waarin hij zelf baanbrekend werk heeft verricht) is hij uitvoerig; hij behandelt ook nog de Cerenkow-straling en de relativistische theorie van de optica van bewegende media. Over de quanten-theorie van het licht, die hij zelf in zo grote mate hielp ontwikkelen, spreekt hij echter weer zeer kort. Zowel de wijze van behandeling als de keuze van de stof zijn niet noemenswaard veranderd in de tweede druk, die door Bopp en Meixner is verzorgd.
P. v. Breemen
| |
Priwalow, I.I., Einführung in die Funktionentheorie II. - Teubner, Leipzig, Imp.: Meulenhoff, A'dam, 1959, 194 pp., f 8.70.
Dit tweede deeltje is geheel van dezelfde opzet als het eerste, waarvan in april 1959 een recensie verscheen in deze kolommen. De stof omvat nu de stellingen van Cauchy en Picard, de residu-stelling, de theorie der Laurent-ontwikkelingen, oneindige producten en analytische voortzetting. Dat betekent dus, dat hier de belangrijkste hoofdstukken uit de functie-theorie behandeld zijn. Een derde en laatste deeltje wordt nog in het vooruitzicht gesteld.
P. v. Breemen
| |
| |
| |
Kunst en cultuur
Hubensteiner, Benno, Der Zeichner Josef Benedikt Engl. - Richard Pflaum Verlag, München, 1956, 112 pp., geïll., DM. 14.70.
Ieder volk heeft zijn sterke en zwakke zijden en doorgaans vindt het ook wel de juiste man, die vooral de zwakke zijde humoristisch weet te belichten. Dit is vaak een meer afdoende en ook opbouwender kritiek, die meer bereikt dan felle afkeuringen. Duitsland had in de vorige eeuw verschillende tekenaars, die in de ‘Fliegende Blätter’ en in ‘Simplicissimus’ de zwakheden van de Duitser op de korrel namen. Enigen van deze tekenaars waren vlijmscherp als een scheermes en bijtend als zoutzuur, b.v. Th.Th. Heine en Gulbransson. Hun kritiek werd gevreesd en soms hebben zij voor hun vrijmoedigheid zwaar moeten boeten. Josef Benedikt Engl behoorde tot de bekendste tekenaars van ‘Simplicissimus’, maar hij heeft zeker niet zozeer zoutzuur gebruikt als wel een pittig soort aluin, dat de huid na het scheren een ogenblik prikkelt, maar dan ook aangenaam verfrist. Hij was een goedmoedige Zuidduitser, die uitstekend tekenend, zijn kunst gebruikt, om de behagelijke, genoegelijke zijde van het leven van allerlei volkstypen te schetsen. Engl is niet oud geworden, 1867-1907, maar in zijn betrekkelijk korte levensduur genoot hij een welverdiende populariteit. Benno Hubensteiner heeft uit honderden tekeningen, die de kunstenaar naliet, een goede keuze gedaan. Deze keuze wordt nu, ingeleid door Hubensteiner, de minnaars van knap getekende en geestige cartoons aangeboden. De uitgever zorgde voor een fraaie druk, waardoor de tekenkunst van de bescheiden Josef Engl op rechtmatige wijze geeerd werd.
C. de Groot
| |
Walden, Nell, Schreyer, Lothar, Der Sturm, ein Gedenkbuch an Herwarth Walden und die Künstler des Sturmkreises. - K. Klein-Verlag, Baden-Baden, 276 pp., rijk geïll., geb. DM 32,-.
Belangrijker dan data en andere positieve gegevens - die in dit boek overigens niet ontbreken - is voor het begrip van een beweging als Der Sturm het laten aanvoelen van de geest, de sfeer waarin deze avant-garde rond de dynamische figuur van Herwarth Walden zich heeft bewogen. Daartoe was alleen Nell Walden, zijn vrouw en getrouwe medewerkster, in staat. Haar sterk persoonlijk gekleurd relaas waarin zij het overspannen ritme van hun gemeenschappelijke activiteit schildert, is wel het meest waardevolle van dit herinneringsboek. Naast haar herinneringen voegt Lothar Schreyer, een kunstenaar van de Sturmkreis, een piëteitsvolle, maar meer objective studie van de betekenis van Herwarth Waldens werk, als pionier en criticus. Rond deze twee bijdragen zijn een aantal uittreksels uit het tijdschrift Der Sturm en andere documenten verzameld, in een spontane ordening, welke die van Der Sturm zelf oproept.
G. Bekaert
| |
Grohmann, Will, E.L. Kirchner. - W. Kohlhammer-Verlag, Stuttgart, 1958, 140 pp., 22 × 30 cm., 35 klpl., rijk geïll., geb. DM. 39.
In voorbereiding op de standaarduitgave van zijn boek over Ernst Ludwig Kirchner, der Esprit der Brücke, heeft Will Grohmann (cfr. Streven, aug.-sept. 1959, p. 1080) een eerste schets gepubliceerd die op zichzelf reeds een volwaardige monografie vormt, zowel wat de studie als wat de illustratie betreft. Hier weer herkent men Grohmann: de fijnzinnige kenner die met een wetenschappelijke accuratesse en een rustige objectiviteit op een uiterst persoonlijke toon over zijn vrienden schrijven kan. Grohmann heeft het milieu en de sfeer waarin het werk van Kirchner ontstond van nabij gekend. Hij heeft ook gehouden van de eenzame mens die Kirchner was en hij weet de intuïtieve kennis die hij in deze persoonlijke contacten opdeed in zijn boek mee te delen.
G. Bekaert
| |
Bruckmanns Kunstkalender 1960. - Bruckmann Verlag, München, 27 klpl., 26 pl., 29 cm × 21 cm, DM 7,80.
DuMont Kunstkalender 1960. - DuMont Schauberg. Keulen, 15 klpl., 40 cm × 27 cm, DM 7,80.
De moderne kunstkalender is goed op weg om zijn oorspronkelijke functie te vergeten en nog slechts een min of meer merkwaardige bundel prenten uit te maken. Nu behoren de Bruckmann- en de DuMont-kalender zeker tot de goede in hun soort. De Bruckmann-kalender brengt wekelijks ‘voor elck wat wils’, maar dan toch met veel goede smaak samengesteld en verzorgd uitgevoerd. De DuMont-kalender met zijn vijftien grote kleurprenten heeft een aristocratischer karakter. Hij brengt een zeer mooie reeks overwegend moderne werken in een zeer fijne presentatie.
G. Bekaert
| |
| |
| |
Literatuur
Nooteboom, Cees, De zwanen van de Theems, toneelstuk in 3 bedrijven. - Uitg. N.V. Em. Querido, Amsterdam, 1959, 75 pp., f 3,90.
De titel van zijn eerste toneelstuk ontleende Nooteboom aan een krantenbericht: in de Theems is een vrachtboot met olie gezonken; er is veel olie in het water gekomen, de vleugels van de zwanen die daar zwemmen zijn er mee bedekt. Ze konden zich niet meer bewegen, ze zijn bevroren en dood gegaan. Zo verlamd en machteloos als de zwanen van de Theems zijn de mensen die de schrijver op het toneel brengt. In een oude, veel te grote villa in het Gooi wonen ze bij elkaar: Arthur Huydecooper, een stokoud sergeant-majoor die zich uitgeeft voor kolonel en leeft van zijn dromen, ver weg in het verleden; zijn dertigjarige nicht Anna speelt met hem mee, vermoeid. ‘Ik kan mijn vleugels niet meer bewegen. Jullie kunnen het al zolang niet meer. Verlamde vogels zijn we....’. Niettemin hunkert zij naar leven en vruchtbaarheid. Haar tante Ina is hard en koud, dood. Tante Celine, de vierde, telt nauwelijks mee; zij is lief, maar zij weet van niets. Een kapitein, Harry van der Meer, huurt bij hen een kamer voor zich en de vrouw met wie hij samenleeft. Hij wordt verliefd of zoiets op Anna, die op hem ingaat uit angst om alleen te blijven. Arthur verzet zich hiertegen, maar Harry bedreigt hem: hij zal Arthur's ware verleden bekend maken. Als Harry zich aan Anna vergrepen heeft, steekt Arthur hem dood. Een triest en naargeestig stuk, met enige sterke spelmomenten. Het slot is grof en onmatig. Binnen dit gegeven is wel geen andere ‘oplossing’ mogelijk, maar van werkelijke innerlijke dramatiek is hier geen sprake. Weerloos blijven de mensen achter, gillend en krijsend. De zwanen van de Theems, geschreven in opdracht van de gemeente Amsterdam, wordt gespeeld door de Nederlandse Comedie.
Huub Oosterhuis
| |
Fabricius, Johan, De heilige paarden. Roman. - Leopold, Den Haag, 409 pp., f 9.75.
Johan Fabricius vond in de autobiografie van D.K. Wielenga, zendeling-arts op het eiland Soemba, de inspiratie om dit verhaal te schrijven. In het begin dezer eeuw wist het Nederlandse gezag orde en recht op dit verre en nog primitieve eilandje te verzekeren. Om deze overgang concentreert zich de roman. Volgens de oude adat heerst nog het recht van de sterkste onder de stamhoofden en de roof van enige paarden wordt de aanleiding tot een bloedige wraak, waarbij een geheel dorp wordt uitgemoord en uitgebrand. De leider wordt dè grote rebel, die zich niet laat vangen, doch zijn zoon komt onder invloed der blanken en luidt een nieuw tijdperk in. Het is een verhaal in forse trekken en taferelen, meer in groots epische trant dan volgens het psychologische procédé. Het gaat er rauw en heidens en onverhuld toe. Geen pensionaatslectuur.
J. van Heugten
| |
The Oxford Book of Medieval Verse. Newly selected and edited by F.J.E. Raby. 1959. XIX+512 blz. Oxford. 28s.
De volkomen nieuwe uitgave van dit Oxford Book, door Raby verzorgd, is een klein meesterwerk. Na een korte, maar zeer informatieve inleiding volgt de tekst van 290 gedichten, die een volledig overzicht bieden van alle schakeringen der middeleeuwse poëzie: van de grote kerkelijke hymnen tot de Carmina Burana toe. Ofschoon de schat, waaruit geput werd, bijna onoverzienbaar is, zal nauwelijks iemand een vers missen dat hem dierbaar is, zo kundig en weloverwogen is de keus. Ruim 50 bladzijden noten zijn toegevoegd die ons inlichten over de auteurs en de aard der gedichten en summiere verklaringen geven bij moeilijke passages. Indices van de auteurs en verzamelingen, en een Index of First Lines zijn toegevoegd om het opzoeken te vergemakkelijken. Voor ieder die Latijn verstaat een heerlijke bloemlezing.
P. van Litsenburg
| |
Biografie
Standing, E.M., Maria Montessori. Leben und Werk. - Ernst Klett Verlag, Stuttgart, 1959, 330 pp., DM 17,80.
Dit uit het Engels vertaalde werk biedt na een korte biografie van Maria Montessori een uitvoerige uiteenzetting van haar ideeën en methoden. De schrijver heeft jarenlang gelegenheid gehad zich in Montessori's geest en systeem te verdiepen en geeft daarvan een heldere voorstelling. Wie meer van Maria Montessori weten wil, vindt hier zijn gading.
P. van Alkemade
| |
| |
| |
Bohne, Friedrich, Wilhelm Busch, Leben - Werk - Schicksal. - Fretz und Wasmuth Verlag, Zürich/Stuttgart, 1959, 308 pp., geïll., Fr. 28.
9 Januari 1908 stierf in het kleine Duitse stadje Mechtshausen Wilhelm Busch, de vermaarde humoristische dichter en tekenaar. In 1958 is de sterfdag van de dichter herdacht door verschillende uitgaven van zijn werken en door levensbeschrijvingen van de kunstenaar. De uitgave van zijn werk werd vergemakkelijkt, omdat in 1958 ook het auteursrecht van de schrijver verviel, waardoor men vrij kon putten uit het uitgebreide oeuvre van deze typische, merkwaardige Noord-Duitser. Een van de beste werken over deze kunstenaar is ongetwijfeld het boek van Friedrich Bohne, dat boven werd aangekondigd. Bohne is conservator van het Wilhelm-Busch-Museum te Hannover, waar reeds zeer veel documenten omtrent Busch zijn bijeengebracht: niet alleen schilderijen en tekeningen van de kunstenaar, maar ook een groot gedeelte van zijn omvangrijke correspondentie. Bohne had dus zeer veel materiaal tot zijn beschikking, om een uitvoerig, goed gedocumenteerd en verantwoord levensverhaal van de Noord-Duitser aan te bieden. Wilhelm Busch wordt ons hier voorgesteld als een begaafd, geestrijk dichter en vaardig humoristisch tekenaar. Als schilder is hij minder sterk. Zijn leven lang heeft hij gewerkt, om ook op dit gebied iets belangrijks te presteren; hij bewonderde en bestudeerde de 17de eeuwse Nederlandse en Vlaamse schilders, maar hij heeft als schilder zelf nooit bijzonder opvallende zaken geleverd. Dit is wellicht voor hem toch een teleurstelling geworden, en het is niet onmogelijk, dat dit ook een der oorzaken is van zijn pessimisme. Want deze humoristische dichter had een pessimistische levensbeschouwing, die gevoed werd o.a. door zijn lectuur van Schopenhauer. Toch behoedde zijn gezonde humor hem voor verbittering en somberheid. Bohne laat ons zeer goed de ontwikkelingsgang zien van Busch' kunst en van zijn ideëen. Wij menen evenwel dat Busch, zeker in zijn latere levensjaren, een verhevener opvatting had over het ongeziene en het leven hiernamaals, dan Bohne doet vermoeden. Er
zijn in verschillende latere gedichten van de kunstenaar uitlatingen die hoopvoller klinken, dan men van een pessimist zou verwachten. Dit wordt in deze, overigens voortreffelijke, levensschets niet voldoende beklemtoond. Het boek is fraai uitgegeven en aldus een waardige hulde aan de sympathieke kunstenaar en boeiende mens: Wilhelm Busch.
C. de Groot
| |
Mortimer, Ernest, Blaise Pascal. The life and work of a realist. - Methuen, London, 1959, 240 pp., Geïll. Bibl. Index. 21 s. net.
Het is altijd een genoegen een boeiend en intelligent geschreven boek door te lezen, en aan Mortimer's Pascal hebben wij dit genoegen mogen beleven. In het eerste en grootste deel wordt ons in geleidelijke, helder afgebakende etappes de ontwikkeling van het genie en de mens Pascal getoond. De harde werker worstelt met denkproblemen, maar meer nog met zichzelf en zijn verhouding tot God en de mensen, en zo groeit hij langzaam toe naar het besef van de ‘conversion’ op 23 november 1654, de grootheid van de mens in het licht van Gods genade. Mortimer legt met recht nadruk op het realisme van Pascal in een omgeving van puur rationalistisch denken van de ene en wantrouwend scepticisme van de andere kant, en geeft ons enkele knappe karakteristieken van personen uit Pascal's kring, terwijl ook zijn commentaar op de Lettres Provinciales uitmunt door scherpzinnigheid en evenwichtigheid. Het tweede deel behandelt in het kort enkele hoofdtrekken van de Pensées. Wij vragen ons af waarom sommige Pensées wel en sommige niet van het Frans in het Engels vertaald zijn, o.i. had men beter consequent kunnen wezen, maar dit werpt slechts een lichte vlek op een overigens onderhoudend en voornaam boek.
E. Bolsius
| |
Dessauer, Friedrich, Die Offenbarung einer Nacht. - Verlag Josef Knecht, Frankfurt am Main, 1958, 303 blz., geïll., DM 12,80.
Schrijver was leerling van het gymnasium, toen Röntgen in 1895 zijn beroemde ontdekking deed, en nog voor zijn eindexamen had hij zelf een eenvoudig Röntgen-apparaat gebouwd. Na zijn fysica-studie verdiept hij zich meer en meer in dit fascinerende onderwerp: als technicus in de vervolmaking van de Röntgen-techniek en als wetenschapper in de quantenbiologie. Voor wie Dessauer kent, spreekt het vanzelf dat hij een grote verering heeft voor de man, wiens ontdekking zoveel goeds bracht aan de mensheid. De veelzijdige Dessauer was zo in staat een boeiende en royale biografie van Röntgen te schrijven, waarbij hij
| |
| |
door persoonlijke relaties met Röntgen en diens naaste omgeving in staat was om geheel nieuwe bronnen te benutten. Hij vertelt over de jeugd van de grote ontdekker, die grotendeels in Nederland (Apeldoorn en Utrecht) werd doorgebracht. Hij vertelt met kennis van zaken over de natuurkundige onderzoekingen van Röntgen, die zich beslist niet alleen tot de door hem ontdekte stralen beperkten. Hij geeft een reconstructie van het verloop van de grote ontdekking, die des te waardevoller is, omdat Röntgen zelf de aantekeningen daarover heeft vernietigd. Hij geeft een uitleg van de fysische beginselen van de Röntgen-stralen, die ook voor een leek begrijpelijk is. Maar Dessauer spreekt ook uitvoerig over het persoonlijk leven van zijn held; over de roem en het leed, die de ontdekking aan Röntgen hebben gebracht; over de steun die Röntgen vond bij zijn vrouw, en die begrijpelijk maakt, waarom Dessauer dit boek opdroeg aan zijn eigen vrouw. Hij spreekt tenslotte over de latere ontwikkelingen die de Röntgen-stralen in de fysica hebben bewerkt, en waarbij hij zelf zo nauw betrokken is geweest. Dit alles gebeurt op een zeer persoonlijke manier, waarbij de grote ideeën, die het leven van de schrijver beheersen, kort en enthousiast naar voren worden gebracht. Zo is een boeiend boek ontstaan, dat tegelijk Röntgen eert en zijn biografie siert.
P. van Breemen
| |
Paleontologie
Laet, S.J. de, en Glasbergen, W., De voorgeschiedenis der Lage Landen. - J.B. Wolters, Groningen, Brussel, 1959, 222 pp., 48 pl., 72 ill., geb. f 16,90, Fr. 250.
Steeds meer interesseert zich de hedendaagse mens voor de voorgeschiedenis, die enorm lange periode voordat de geschreven documenten ons over het leven van de mens inlichten; in de Nederlanden is dit de hele lange periode tot aan de komst van Caesar, tweeduizend jaar terug. In deze degelijke, overzichtelijke en tevens vlot geschreven Voorgeschiedenis der Lage Landen beschrijft Prof. De Laet, hoogleraar-directeur van het Seminarie voor Archeologie van de Rijksuniversiteit te Gent de prehistorie van België en Luxemburg, en Prof. Glasbergen, hoogleraar-directeur van het Instituut voor Pre- en Protohistorie van de Universiteit van Amsterdam, die betreffende Nederland. Ons viel op dat de archeologen niet zo zeer meer steunen op de in de grond gevonden voorwerpen, maar hoofdzakelijk op verkleuringen die graven, paalgaten en funderingsgreppels in de bodem hebben achtergelaten. Dit geldt nog het meest voor Nederland, waar trouwens van Giffen deze opgravingstechniek tot een uiterste perfectie opvoerde en ze toonaangevend maakte voor West-Europa. In tegenstelling met de Algemene Geschiedenis der Nederlanden hebben we in dit boek één gezamenlijk overzicht van de voorgeschiedenis der Lage Landen in het Europees kader. Al zijn, vooral voor bepaalde perioden, de vondsten nog te schaars om een afgelijnd oordeel te vellen, toch menen de twee auteurs dat thans wel de hoofdlijnen vaststaan. Bijzonder waardeert de lezer de 88 afbeeldingen op kunstdrukpapier en de 72 kaarten en tekeningen die de tekst opluisteren en zeer verduidelijken. Een uitvoerige kritische bibliografie en een verzorgde index verhogen nog aanmerkelijk de waarde van dit geslaagde boek.
M. Dierickx
| |
Alfieri, N., Arias, P.E., Hirmer, M., Spina. - Hirmer-Verlag, München, 1958, 66 pp., 125 pl.
Dit boek, dat voorkwam op de Duitse lijst van de schoonste boeken uit het jaar 1958, brengt ons een eerste overzicht van de opgravingen welke in Spina, de belangrijkste Etruskische necropool, werden verricht en van de rijke vondsten, vooral aan Griekse vazen, die er werden opgehaald. Nereo Alfieri, directeur van het archeologisch museum van Ferrara beschrijft de ontdekking en de opgravingen; prof. Paolo Enrico Arias behandelt de gevonden Griekse vazen in een uitvoerige studie. De enkele opnamen van de opgravingen zelf niet te na gesproken zijn de foto's van M. Hirmer eveneens uitsluitend aan de Griekse vazen gewijd. Deze vormen een zeer waardevolle collectie, die hier, dank zij de vele detail-opnamen, op een uitstekende wijze worden voorgesteld.
G. Bekaert
| |
Varia
Feber, Ir. L.J.M., Opstand der rassen. - Pax, Den Haag, 1958, 143 pp., f 8,90.
Schrijver, die lange tijd in Indonesië werkzaam was, behandelt hierin enkele van de belangrijkste aspecten van het
| |
| |
rassen-vraagstuk. Alhoewel het tijdperk der koloniale overheersing is afgesloten, betekent dit nog niet dat daarmee alle problemen zijn opgelost. Integendeel, vele vraagstukken blijven bestaan en andere doemen op. En van de belangrijkste problemen, die om een oplossing vragen is de verhouding tussen de verschillende rassen onderling. Verschillende mogelijke oplossingen worden besproken. De auteur toont zich hierbij ten volle realist zoals wel blijkt 1e: uit zijn kritiek op verschillende godsdiensten en politieke stelsels die heden ten dage of in het verleden hebben gepoogd een bijdrage te leveren tot de oplossing van het rassenprobleem, en 2e: uit zijn eigen voorstellen tot verbetering van de rassenverhoudingen en de hulpverlening aan de onder-ontwikkelde landen. Tenslotte werpt de schrijver ook een blik in de toekomst. Hij gelooft niet alleen in de politieke ontwikkeling van de achtergebleven landen, maar eveneens in een economische nivellering der rassen, tengevolge waarvan de politieke en economische suprematie van het blanke ras ten einde zal lopen. Eveneens meent schrijver dat ook de geestelijke en culturele wereldheerschappij der blanken een einde zal nemen. Dit alles betekent dat de rol van het Westen in de wereld is uitgespeeld en dat van nu af aan reeds de mensheid zal moeten worden geleid door een samenspel van gekleurd en blank.
Dr. J. van Lierde
| |
Zeller, H., De dag begint. - Een werkdag is geen ongeluk. - De Vroente, Heidetrouw Kasterlee, 1958, 80-74 pp., ing. F. 40 (ieder).
Deze twee reeksen van toespraken werden bij de ochtenduitzendingen van de radio voorgedragen. Hun bedoeling is, de moderne mens licht en kracht mede te delen voor de werkdag. In dit opzicht zijn ze uitstekend geslaagd: ze werden door de Duitse luisteraars zeer gunstig onthaald. Als kernachtige geestelijke lezing kunnen we ze ook aan de lezers aanbevelen.
G. Achten
| |
Dale, van, Groot woordenboek der Nederlandse taal. Aflevering 8 en 9, 's-Gravenhage. Martinus Nijhoff, 1959.
Deze afleveringen voeren de woordenschat verder van ‘judicieus’ tot ‘maandschrift’. Geen schrijver, letter- of taalkundige, geen... puzzelaar ook zal dit kostbare boek, de grote van Dale, kunnen ontberen.
R.S.
| |
Prisma-boeken.
WALTER C. ALVAREZ, Blijf uw zenuwen de baas!
Een actueel boekje in onze zenuw-overspannen tijd.
V. GARDON CHILDE, De prehistorie der Europese samenleving. De auteur schrijft over het Europa van drie, vier duizend jaar terug, of hij het doorreisd heeft.
WERNER HOFMANN, De schilderkunst van de twintigste eeuw. Een goed overzicht over de nieuwere schilderkunst.
Dr. H.L.A. VAN WIJK, Zuid-Americaanse verhalen.
Dr. van Wijk zocht een twintigtal short-stories bijeen van schrijvers uit Spaans-America.
ROGER LANCELYN GREEN, Robin Hood.
Een boekje over de befaamde geïdealiseerde middeleeuwse verzetsman in Engeland.
GERDA WEISSMANN, Het leven alleen.
Een aangrijpend verhaal over een Joodse familie onder het Nazi-regime.
CHARLOTTE ARMSTRONG, De Albatros en andere detective-verhalen.
Zeer originele crime-stories, goed geschreven en gecomponeerd.
ELLERY QUEEN, De dertiende gast.
EDMUND CRISPIN, Het verdwenen manuscript. - Twee wat erg kunstmatig opgezette detective-verhalen.
P.G. WOODHOUSE, Borreluurtje.
WALTER LOWNIE, Het leven van Kierkegaard. - Een fris en kundig geschreven biografie.
CLARENCE BENHAM, Avontuur onder water. - Een boeiend verhaal spelend onder Australische parelduikers.
W.J. REICHMANN, Spelen met cijfers. - Een puzzle-cijfer-boekje.
CURT SACHS, Geschiedenis der muziek. - Aula-boek, f 2,50.
MICHELINI SAUVAGE, Socrates. - Pictura-boek, f 2,25. - Een boekje over Socrates en het Athene zijner dagen.
STEMPVOORT, Prof. Dr. P.A. van, De mens en ik. Een gesprek van de auteur met zijn tijdgenoten over betekenis en wezen van de mens.
BUCKMASTER, Maurice, Met de rug tegen de muur. Een beschrijving van de Engelse ondergrondse verzetsdienst in Frankrijk tijdens de oorlog.
| |
| |
FELLER, Edw., en LATTER, Alb. Onze toekomst en de kernenergie. Een goed instruerend boekje over kernenergie en de daaraan verbonden gevaren.
SPAERL, Alexander, De man die geen moordenaar was. - Een eigenaardige ‘crime-story’ zonder ‘crime’.
TEY, Josephine, De vermiste tweelingbroer. - Een goede detective.
BLAZÉ, William, Tijgers, tijgers! - Een verhaal over tijgers en over de rimboe.
PREIMER, Dr. P.J., Prisma-woordenboek der klassieke oudheid. - Wie met een naam uit de klassieke oudheid geen raad weet, vindt hier de oplossing.
R.S.
| |
Salamanderreeks, Querido, Amsterdam. f 1,75 per deeltje.
VELDE, Jacoba van, De grote zaal. Het trieste verhaal van een oude vrouw in een rusthuis.
NOOTEBOOM, Cees, Philip en de anderen. Een jongerenroman, half droom, half werkelijkheid.
SCHARTEN-ANTINK, C. en N., Het geluk hangt als een driuventros. Een herdruk van een bekende oudere roman.
KOSMANN, Alfred, De rijmende dood. Een aantal essays over de doodsgedachte bij enige bekende schrijvers.
BULTHUIS, Nico, De vergeten medeminnaar. Het merkwaardige verhaal van een man die zijn geheugen verloor.
Nachtelijke Cavalcade. Een twaalftal korte verhalen van buitenlandse auteurs.
WOUTERS, Dr. Herman, Zwart Afrika. Een korte beschrijving der stammen en volken van Afrika.
VOERMAN, Dick, en BRAASEM, W.A., De muze kent geen Babel. Een verzameling poëzie van bijna alle volken der aarde.
ELSCHOT, Willem, Lijmen en Het been. Een heruitgave van twee bekende verhalen van Elschot.
FERBER, Edna, De showboat. De roman van een theater-boot op de Missisippi.
R.S.
| |
M.C. D'Arcy, The sense of history, secular and sacred. - Faber and Faber, London, 1959, 309 pp., 30 sh.
Vooral de laatste decennieën heeft de vraag of de geschiedenis een diepere zin heeft, vele geschiedkundigen, maar ook philosophen en theologen bezig gehouden. De namen van Spengler, Toynbee, Butterfield, Geyl zijn zelfs de amateur-historicus voldoende bekend. Father D'Arcy bespreekt de theorieën van deze schrijvers, maar werpt zijn net heel wat wijder uit; hij onderzoekt wat de oude klassieke schrijvers over dit probleem dachten, hoe Augustinus een grote invloed gehad heeft in deze materie, hoe tijdens de middeleeuwen de geschiedenis beschouwd werd, hoe moderne philosophie, maar vooral moderne theologie (waarbij de namen van Barth, Tillich, en ook Teilhard de Chardin vaak vermeld worden) nieuwe visies op het moeilijke probleem hebben gegeven. Op deze wijze geeft schr. een erg interessant en nuttig overzicht van de gehele problematiek. Uit zijn heldere kritiek op verschillende theorieën en opvattingen chrystaliseert zich geleidelijk aan d'Arcy's eigen mening over de zin van de geschiedenis, ofschoon deze met grote omzichtigheid naar voren wordt gebracht. De limpiede en aangename stijl van de S. verlicht aanzienlijk de lezing van deze studie, die geenszins alleen bedoeld is voor de vak-historicus.
W.P.
| |
Herder-Bücherei: Band 33: L. Schreyer, Agnes und die Söhne der Wölfin. - 35: R. Carew Hunt, Wörterbuch des Kommunistischen Jargons. - 36: Aufrichtige Erzählungen eines russischen Pilgers. - 37: H. Berve, Griechische Frühzeit. - 38: W. Pank, Der Hunger in der Welt. - 39: E. Waugh, Helena. - 41: A. Doeblin, Der unsterbliche Mensch. - 42: R. Schneider, Verhüllter Tag. - 43: J. Reding, Friedland. - 44: G. Gunnarsson, Die Leute auf Borg. - 45: K. Schmidthues, Lob der Schöpfung. - 46: J. Leitgeb, Kinderlegende. - 47: G.K. Chesterton, Der h. Franziskus von Assisi. - 48: G. Bernanos, Die Begnadete Angst. - 49: C.S. Lewis, Christentum schlechthin. - 50: B. Marshall, Die Rote Donau. - 51: H. Jedin, Kleine Konziliengeschichte. - 52: C.S. Lewis, Perelandra. - 55: F.W. Foerster, Die jüdische Frage. - Herder-Verlag, Freiburg i/Br., ca. 150 pp., ing. DM. 1.90.
Naast een aantal werken die ook in Nederlandse vertaling bestaan: Chesterton's Franciscusbiografie (47), Marshall's Rode Donau (Vespers in Wenen) (50), Evelyn Waugh's Helena (39), Gunnarsson's Die Leute auf Borg (44), en Bernanos' Dialogue des Carmélites (48), brengt de Herder-Bücherei ons een waardevolle reeks herdrukken van bekende werken en enkele uitstekende oorspron- | |
| |
kelijke uitgaven. Bij de herdrukken noteren we twee werken van C.S. Lewis, die beslist succes hebben in Duitsland: zijn reeks radiotoespraken Mere Christianity (49) en een van zijn merkwaardige religieuze sprookjes: Perelandra, waarin een geleerde op Venus, in een nog ongeschonden paradijs een tweede zondeval verhindert (52). Daarnaast de wonderbaar mooie Aufrichtige Erzählungen eines Russischen Pilgers (36), de geestelijke autobiografie Verhüllter Tag van de onlangs gestorven, zo belangrijke en omstreden figuur Reinhold Schneider (42), de historische Agnes-roman van Lothar Schreyer (33), het eerste deel van Helmut Berve's bekende Griechische Geschichte (37), een bundeling van kritische opstellen over moderne christelijke schrijvers, verschenen in de tijdschriften Hochland, Wort und Wahrheit en Schweizerische Rundschau (45), het zelfgesprek van de oude, tot het christendom bekeerde Doeblin met zijn jongere, ongelovige ik (41) en de Kinderlegende van de Tiroolse Heimatschrijver Leitgeb (46). De oorspronkelijke uitgaven zijn stuk voor stuk waardevol: Hubert Jedin, de beste Trente-kenner van onze tijd, schrijft een beknopte geschiedenis van de oecumenische concilies, een publicatie die in het perspectief van het komende concilie zeker dankbare afname zal vinden (51); het boek van Werner Pank, Der Hunger in der Welt (38), is naast De Castro's boek
bezig een klassiek werk te worden; de oude F.W. Förster, de edele opvoedersfiguur die destijds ook bij het Nederlands publiek grote bijval vond, behandelt de Joodse kwestie (55); Josef Reding wijdt een aangrijpende reportage aan Friedland (43), het grootste Durchgangslager voor de vluchtelingen uit de Oostzone en R.N. Carew Hunt maakt ons wegwijs in het ‘kommunistische jargon’ (35).
L. Monden
| |
Stockwood, Mervyn, (Ed.), Religion and the Scientist. - SCM Press, London, 1959, 96 p., 5 sh. - Arnold, G.D., The Spiritual Crisis of the Scientific Age. - Allen and Unwin, London, 1959, 207 pp., 18 sh. - Raven, Ch.E., Science, Medicine and Morals. - Hodder and Stuoghton, London, 1959, 189 pp., 15 sh.
In het eerste van deze drie boeken wordt het conflict tussen godsdienst en moderne natuurwetenschappen besproken door enkele professoren van Cambridge. Zij waren door de tegenwoordige bisschop van Southwark aangezocht om in zijn universiteitskerk hun ideeën over dit onderwerp uiteen te zetten. De toespraken zijn zeker leerzaam, maar tevens ontstellend om de eenzijdigheid van het denken van deze geleerden. Hetgeen niet gemeten en gecontroleerd kan worden, heeft geen waarde, noch voor de wetenschap noch voor het leven van de mens. Het is dan ook geen wonder dat, waar deze professoren een conflict en een probleem zien, hun oplossing als regel gelegd wordt in het verrationaliseren van alle godsdienst. Een veel geslaagder poging om het conflict scherp te bepalen en af te bakenen, en tegelijkertijd door het aangeven van de bronnen van het conflict de weg te wijzen naar oplossing en verzoening geeft ons de tweede studie. Schr. constateert en bespreekt uitvoerig een crisis van de ratio, een crisis van het geloof, en een crisis van het leven. Een eenzijdige beklemtoning van zuiver verstandelijke kennis, een overschatten van geloof dat weinig meer is dan een a-rationeel, vaak irrationeel aannemen op gezag van een ander, in casu kerkgenootschap, een weigering om de leer van Christus los te maken van verstarde moraalregels en deze tot leven te wekken, hetgeen tegelijkertijd betekent deze haar vorm te geven in geheel nieuwe omstandigheden, hebben een breuk veroorzaakt niet alleen tussen wetenschap en godsdienst, maar tussen wetenschappelijke denkmethoden en godsdienstige denkwijzen. Vandaar de vragen van de auteur: wat moet de theologie leren van de natuurwetenschappen? wat moet de philosophie leren van de theologie? in hoeverre moeten de natuurwetenschappen leren van, en zich laten leiden door de theologie en philosophie? Het is een interessant boek; het attendeert op problemen, het stimuleert tot denken: de oplossing geeft het echter niet. Maar het zou een grote
verdienste zijn indien het de lezers op weg hielp om zelf helderheid in het probleem te verschaffen: en deze verdienste heeft het zeker. - Het derde boek beperkt zich tot de invloed van de moderne natuurwetenschappelijke ontdekkingen op de hedendaagse geneeskunst. Alvorens tot dit onderwerp over te gaan, krijgen we een vrij lange - interessant genoeg overigens - inleiding over de ontwikkeling van de geneeskunst vanaf de Grieken. Schr. is beducht dat science, waaraan de medicijnen zoveel te danken hebben, haar invloed te ver gaat uitstrekken, en dat de arts ook de denkhouding en denkwijze van de natuurwetenschapper gaat overnemen. Dan dreigt het ge- | |
| |
vaar dat de mens een object is waarop waarnemingen kunnen en moeten geschieden, maar de waarnemingen beperken zich dan te veel tot het zintuiglijk waarneembare, het meetbare dus, het controleerbare. Dan wordt de mens een lichaam, of een robot. Het boek geeft een goed overzicht van de verhouding tussen de geneeskunde en de natuurwetenschappen; jammer is dat schr. het godsdienstige niet helder weet te plaatsen, hetgeen reeds uit de keuze van het woord morals in de titel spreekt.
W. Peters
| |
Ewald, G., Der biologisch-anthropologische (existentielle) Aufbau der Persönlichkeit, mit 2 Abbildungen und 2 Ausschlagtafeln. - Georg Thieme Verlag, Stuttgart, 1959, 76 pp., DM 9,80.
Aan de hand van de ontologie van Nicolai Hartmann bouwt de auteur een schema op van de mens in zijn totale existentie, een bouwsel dat alleen door een all round neuro-psychiater zó kan worden gerealiseerd: een spelenderwijs in elkaar gelegd mozaïek van uiteenlopende aspecten en gegevenheden betreffende de mens, van biochemische en neuroanatomische tot fenomenologische en metafysische. Het is zeer wel mogelijk om op enkele punten van de redenering met Ewald van mening te verschillen, maar zijn ontwerp in grote lijnen is groots, en getuigend van ruime kennis en ervaring omtrent zijn studieobject. Ter oriëntering gaarne aanbevolen.
J.J.C. Marlet, zenuwarts
| |
Giese, Dr. Hans, Der homosexuelle Mann in der Welt. - Ferdinand Enke Verlag, Stuttgart, 1958, 254 pp., DM 26,-.
Aan de hand van een omvangrijk eigen materiaal en een nog groter enquête-materiaal beschrijft de auteur de mannelijke homosexueel, zijn gedragingen en misdragingen, zijn relaties, zijn verhouding tot het eigen lichaam, en de aan te leggen maatstaven. Zonder de gebruikelijke moraliseringen deelt de schrijver ook zijn therapeutisch standpunt mede; zijn tolerantie in deze getuigt niet van een streng principiële levensbeschouwing maar zeker wel van een milde humaniteit en van een groot begrip voor de homosexuele mens. Het onderhavige boek is een waardevolle bijdrage tot de omvangrijke literatuur over dit onderwerp en stellig de moeite van bestudering waard.
J.J.C. Marlet, zenuwarts
| |
Merton, Thomas, A secular journal. London, Hollis & Carter, 1959, 132 pp., 15 s. net.
Deze losse aantekeningen uit de jaren 1939-1941 bezitten de charme van Thomas Merton's eerste geschriften en getuigen van een gezonde en open kijk op de dingen. Heel interessant is het te lezen hoe de gemiddelde Amerikaan reageerde op de oorlog in Europa, voordat het drama van Pearl Harbour zich afspeelde. Van literair standpunt bezien zijn enkele schrandere opmerkingen over schrijvers als Joyce, en twee dialogen van de schrijver met zijn ‘alter ego’ het vermelden waard. Degenen die Merton kennen en bewonderen worden door dit boek in de gelegenheid gesteld zich een inzicht te vormen in zijn geestelijke ontwikkeling vóór zijn intrede bij de Trappisten; voor de andere lezers lijkt het ons geen belangwekkend geschrift.
E. Bolsius
| |
This is Britain. - Br. Travel and Holidays Association, London, 1959, 21 sh.
Deze ‘souvenir in pictures’ bevat een zestigtal prachtige kleurenfoto's. De rijkgeschakeerde verzameling geeft een beeld van de schoonheid van het land, de rijkdom van zijn verleden en vele merkwaardigheden van zijn bewoners nu. Het is een kostbare aanwinst voor de bibliotheek van ieder die Engeland en het Engelse volk kent en weet te waarderen.
W.P.
| |
Uitgaven De Fontein, Utrecht.
CATTO, Max, De duivel op klaarlichte dag. 231 pp. Een nogal rauw, maar goed geschreven verhaal over de uitbarsting van een vulkaan op een eilandje in de Pacific.
KENT, Simon, Veerboot naar Hongkong. 261 pp. Het relaas van een Amerikaan, die door de politie wordt lastig gevallen en zodoende gedwongen is op en neer te varen tussen Hongkong en Macao.
MÜTHEL, Eva, Voor jou bloeit geen boom. 291 pp. De schrijfster beschrijft hier de lotgevallen van haar en haar man in communistische gevangenschap wegens illegale actie. Geen lectuur voor overgevoeligen.
SCHRADER, Herbert, De slag om de hartslag. 243 pp. Een breedvoerige beschrijving van de geschiedenis der chirurgie van het hart.
Alle boeken f 4,90.
R.S.
|
|