| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
GROTE dank is Europa verschuldigd aan de op 16 oktober ll. in het Walter Reed hospitaal te Washington overleden Amerikaan George C. Marshall. Hij werd in april 1939 door president Roosevelt benoemd tot stafchef van het Amerikaanse leger op een ogenblik, dat de V. St. eigenlijk geen leger hadden en de tweede wereldoorlog op komst was, waarin de V. St. zich niet afzijdig zouden kunnen houden. Dank zij zijn talenten als militair, organisator en diplomaat wist hij in de kortst mogelijke tijd een leger op te bouwen, dat in staat bleek de Nazi-troepen totaal te verslaan. Hij zag echter ook in, dat een militaire bevrijding niet voldoende was; Europa zat economisch volkomen aan de grond en zou zo rijp zijn voor een communistische overheersing. Als minister van buitenlandse zaken hield hij op 5 juli 1947 aan de universiteit te Harvard een rede, waarin hij het European Recovery Program, beter bekend als het Marshall-plan, lanceerde en pleitte voor een consequente Amerikaanse hulp bij het economisch herstel van Europa. Toen dit plan door het Congres werd aanvaard, kon er hier eerst werkelijk sprake zijn van wederopbouw. Speciaal ons land heeft veel te danken aan het initiatief van gen. Marshall. Als op het ogenblik onze produktie een hoog peil heeft bereikt, de financiën gezond zijn en grote waterbouwkundige werken kunnen worden uitgevoerd, is dit mede een gevolg van de doorvoering van het Marshall-plan. Europa zal tegenover Marshall en het Amerikaanse volk, dat een zware last op zich nam, zijn dankbaarheid moeten blijven tonen door een uiterste inspanning om eigen krachten te versterken. Dit kan alleen door een grote samenwerking, waarop ook Marshall reeds aandrong.
Tegen veler verwachtingen behaalden de conservatieven o.l.v. Macmillan bij de verkiezingen in Engeland een meerderheid. Voor de derde achtereenvolgende keer - een uitzonderlijke gebeurtenis in de Engelse parlementaire geschiedenis - hebben zij de regering in handen, nu zelfs met een grotere meerderheid dan in de vorige periode. Verwachtte men, toen Macmillan de verkiezingen uitschreef, een overwinning, tijdens de verkiezingscampagne groeide de hoop der labours en vlak voor 8 oktober wist eigenlijk niemand meer wat er zou gebeuren. Procentsgewijs behaalden alleen de liberalen winst, terwijl zowel de conservatieven als de labours (resp. ½ en 2,6%) achteruitgingen. Tengevolge van het toegepaste districtenstelsel bleven de liberalen echter staan op zes zetels, terwijl de conservatieven er 23 wonnen en de labours er evenveel verloren. Macmillan heeft nu ruim honderd zetels meer in het Lagerhuis dan de labours. Hij blijkt met zijn leuze: vrede en welvaart, het Engelse volk goed te hebben aangesproken. Het was dan ook te verwachten, dat hij weinig veranderingen in de samenstelling van zijn kabinet zou aanbrengen. Een van de belangrijkste wijzigingen is waarschijnlijk, dat Reginald Maudling bevorderd is tot minister van economische zaken. Dit zou n.l. kunnen wijzen op een enigszins veranderde houding van Engeland t.o.v. de Europese samenwerking; in deze richting wijst ook de uitlating van Macmillan kort na de verkiezingen, dat Engeland, dat tot voor kort niets voelde voor een nauwere aansluiting bij de Euromarkt en, toen
| |
| |
het de onderhandelingen over de vorming van een vrijhandelszone verbonden met de EEG zag mislukken, zelfs overgegaan was tot de oprichting van een kleine vrijhandelszone tussen Engeland, de Scandinavische landen, Oostenrijk, Zwitserland en Portugal, nu weer vol goede moed onderhandelingen wil openen met het Europa van de Zes. Ziet ook Macmillan in, dat als hij welvaart belooft aan zijn volk, deze niet kan worden verwezenlijkt, tenzij hij erkent, dat Engeland in Europa ligt?
Het is volkomen logisch, dat Macmillan in zijn overwinning de goedkeuring door de meerderheid van het Engelse volk ziet van zijn buitenlandse politiek. Hij beschouwt zichzelf door zijn bezoek aan Moskou in februari als de voorbereider van het gesprek tussen Eisenhower en Chroestsjef in Camp David in september jl. en wenst nu binnen zeer korte tijd te komen tot een topconferentie van de grote vier. Hij heeft dit reeds laten blijken tijdens de verkiezingscampagne, maar de V. St. lieten weten, dat er nog geen datum bepaald was; zij wilden kennelijk de uitslag van de Engelse verkiezingen afwachten, want na de conservatieve overwinning was Eisenhower ook van mening, dat een topconferentie spoedig kon volgen. In Bonn had Audenauer aanvankelijk bezwaren tegen deze haast; deze bleken echter te zijn verdwenen na persoonlijke brieven van Eisenhower en Chroestsjef aan de bondskanselier; wel blijft hij bezwaren koesteren tegen de bespreking van de kwesties Berlijn en Duitsland, daar hij bang is, dat er in de bestaande atmosfeer te vlot concessies aan Rusland zouden worden gedaan ten nadele van Duitsland; volgens hem moet er slechts gesproken worden over ontwapening, waarbij dan de plannen van Chroestsjef en Sellwyn Lloyd, die minister van buitenlandse zaken is gebleven, ter sprake kunnen worden gebracht. Adenauer weet, dat hij geen deel zal nemen aan de topconferentie en haar hoogstens als adviseur zal kunnen bijwonen; wel heeft hij zijn steentje bijgedragen tot het welslagen der bijeenkomst door te erkennen, dat zijn land voor de door Duitsland begonnen en verloren oorlog zal moeten betalen. Ook zullen er pogingen gedaan moeten worden om alle tegenstellingen in het W. Kamp te overwinnen; in verband hiermede is het aangekondigde bezoek van Adenauer aan Londen op 17 november van betekenis.
Een groter struikelblok voor een spoedige topconferentie is gen. de Gaulle. Hij voelt er niets voor om als te verwaarlozen vierde man aan een gesprek deel te nemen; hij wil behandeld worden als de gelijke van Engeland en fungeren als leidende mogendheid op het vasteland. Om deze rol te kunnen spelen moet Frankrijk over eigen kernwapens beschikken en zou er een einde moeten komen aan de Algerijnse oorlog. Geen van beide moeilijkheden kan Frankrijk op korte termijn oplossen. In het openbaar heeft de Gaulle een beter argument voor uitstel: hij eist een grondige voorbereiding en eigenlijk herhaalt hij hiermee een verlangen, dat vroeger herhaaldelijk van Amerikaanse zijde werd geuit. Tot deze grondige voorbereiding rekent de Gaulle waarschijnlijk ook een persoonlijk onderhoud met Chroestsjef. De laatste heeft de uitnodiging om naar Parijs te komen aanvaard, maar er is nog geen datum vastgesteld. En natuurlijk moet er aan de topconferentie een overleg tussen de W. grote mogendheden vooraf gaan. President de Gaulle heeft het pleit voorlopig gewonnen, want na een wereldreis van Eisenhower, waarbij hij o.a. India en Pakistan zal bezoeken, zal het W. top-overleg op 19 december te Parijs plaats hebben; onmiddellijk na de Nato-vergadering, die eveneens te Parijs zal bijeenkomen. Onder de kleine Nato-landen gaan er nu echter stemmen op om beide conferenties tegelijkertijd te
| |
| |
houden om de mogelijkheid te scheppen ook de kleine landen in het overleg te betrekken; de oorspronkelijk voorgestelde volgorde zou te veel wijzen in de richting van een soort directoraat van de groten in de Nato, zoals de Gaulle vroeger - zonder succes - heeft voorgesteld. In geen geval zal de top dit jaar nog bereikt worden, maar of het nu mei of juni zal worden, zoals de Gaulle wenst, staat nog te bezien, daar Chroestsjef reeds herhaaldelijk heeft laten horen, dat hij de voorkeur geeft aan een bijeenkomst in de herfst of winter. En ook met zijn mening zal men rekening moeten houden.
De Gaulle's plan voor de oplossing van het Algerijnse vraagstuk is intussen niet veel verder gekomen. Na een debat van enkele dagen in de Nat. Vergadering werd het op 16 oktober met grote meerderheid goedgekeurd; het heeft echter ook geleid tot onenigheid in de partij van premier Debré, terwijl verschillende vooraanstaande Fransen hun afkeuring over de Alg. politiek van de regering openlijk uitspraken. Dit laatste deed ook maarschalk Juin, die daarvoor een terechtwijzing ontving met de mededeling, dat hij en het leger zich buiten de politiek hadden te houden. Een al dan niet gefingeerde aanslag op de liberale senator Mitterand veroorzaakte vrees voor een complot tegen de regering en leidde tot huiszoekingen bij aanhangers van rechtse organisaties en tot arrestaties. De angst voor een nieuwe dertiende mei schijnt nog niet geweken te zijn. De besprekingen over een wapenstilstand zijn nog niet op gang gekomen, daar Ferhat Abbas nog aan zijn eisen vasthoudt.
In Florence kwam 23 oktober het partijcongres der Democrazia Christiana bij elkaar. Dit is verreweg de grootste politieke partij in Italië, maar dit vindt gedeeltelijk zijn oorzaak in een negatieve factor; er zijn veel kiezers, die hun stem op de D.C. uitbrengen, alhoewel zij het eigenlijk met haar politiek niet eens zijn; zij doen dit alleen, omdat er geen democratisch alternatief is. Het is duidelijk, dat dit de innerlijke kracht der D.C. niet ten goede komt. De voornaamste groepen zijn die van de links-geörienteerde Fanfani en de rechtse groep van premier Segni met daarnaast enkele kleinere meer of minder rechtse of linkse groepen. Na bijna een week van debat heeft de groep Segni de meerderheid verkregen in het partijbestuur; praktisch zijn de kleine groepjes verdwenen en staan de grote tegenover elkaar met 68 en 46 zetels. Het is voor Italië en Europa te hopen, dat er een toenadering tussen beide groepen zal plaats hebben, daar onderlinge onenigheid kan leiden tot winst voor de Nenni-socialisten of voor de communisten onder Togliatti.
In het Midden-Oosten blijft de situatie hachelijk. In Irak wordt het regiem van premier Kassem voortdurend bedreigd; nog steeds probeert hij een neutrale positie in te nemen tussen de communisten en de aanhangers van Nasser. Door de laatsten werden enkele pogingen gedaan om de macht in handen te krijgen, maar zij bewerkten tot nu toe alleen, dat Kassem - zonder het zelf te willen - meer op de eersten moest gaan steunen. Meer en meer rekent men erop, dat de communisten Kassem op zij zullen zetten en dit zal de VAR niet over haar kant laten gaan. Niet alleen Nasser houdt rekening met de noodzakelijkheid om in Irak in te grijpen om het uit communistische handen te houden, ook koning Hoessein van Jordanië sprak forse taal; zelfs was er een bericht, dat de vorsten van Jordanië en Saoedi-Arabië besprekingen hadden gevoerd. Zou dit moeten betekenen, dat Hoessein via Saoed bij Nasser in de pas wil komen? Israël waarschuwde, dat het een Egyptisch ingrijpen in Irak niet zou dulden.
Ook voor premier Nehroe schijnt de tijd van neutralisme voorbij. Hij kan niet
| |
| |
blind blijven voor de herhaalde grensoverschrijdingen door de Chinezen. Alle mooie woorden ten spijt dringen deze langzaam verder binnen in India. Zijn politiek van niet ernstig nemen ondervond hevige kritiek bij de leden van zijn eigen Congrespartij; zelfs een deel van de communistische partij in India vond, dat er krachtiger moest worden opgetreden tegen de Chinese invallen. Nehroe heeft nu aangekondigd de grenzen met alle beschikbare middelen te zullen verdedigen. Als hij dit werkelijk wil zal het voor India nuttig zijn de geschillen met Pakistan op te lossen en in te gaan op de voorstellen van president Ayub om een gezamelijke verdediging van Voor-Indië op te bouwen. Daar Pakistan via een defensieverdrag met de V. St., het lidmaatschap van de SEATO en van de CENTO (het vroegere pact van Bagdad) nauw met het W. is verbonden, zou ook India op deze wijze meer W. geöriënteerd worden. Vooralsnog is deze stap voor Nehroe te groot.
| |
Nederland
Er is op het ogenblik in ons land een interessante kwestie aan de orde. Reeds verleden jaar deed dr. Berghuis, voorzitter van de ARP, een oproep om te komen tot een beter samenspel tussen de Christelijke partijen. Het heeft wel enige tijd geduurd, maar op de buitengewone partijraad van de KVP heeft prof. Romme nu ook hierover gesproken. Hij knoopte aan aan de noodzakelijkheid om bij de komende verkiezingen voor een Europees parlement een gemeenschappelijk Christen-democratisch program op te stellen en vroeg zich af of iets dergelijks ook niet in nationaal verband zou mogelijk zijn; de vorming van een CDU, zoals bv. in W. Duitsland, achtte hij gezien de historische ontwikkeling ‘nog’ niet mogelijk.
Het A.R.-dagblad ‘Trouw’ erkende spoedig daarna, dat samenwerking ook op nationaal terrein niet kon uitblijven, al zal deze in het Europese vlak meer kansen hebben. Opnieuw sprak dr. Berghuis over deze kwestie op het partijconvent der A.R. De mogelijkheid om te komen tot een nationaal gezamenlijk program achtte hij niet aanwezig; wel pleitte hij voor onderling overleg om zo meer de nadruk te leggen op het gemeenschappelijk standpunt t.a.v. bepaalde vragen; voorlopig is echter voor hem het naaste doel te komen tot een grotere samenwerking tussen de twee protestantse partijen. De CHU heeft tot nu toe de kwestie nog niet openlijk behandeld, zodat haar zienswijze nog niet bekend is.
De commissie Werkelijke Diensttijd Dienstplichtigen, ingesteld op 31 maart 1958, heeft haar rapport klaar. Zij is van oordeel, dat verkorting van de diensttijd noodzakelijk is; dit zou echter niet kunnen geschieden voor 1962 en dan nog alleen als voldoende vrijwilligers kunnen worden aangetrokken. Met dit laatste zou in '60 kunnen worden begonnen, waarna men zich in '61 een oordeel zou kunnen vormen over de vraag of en hoeveel de diensttijd verminderd kan worden. Om voldoende vrijwilligers te krijgen zal het nodig zijn, dat het Ned. volk een financieel offer brengt in de vorm van een verhoging van de wedden der vrijwilligers; bij een verkorting met twee maanden raamt men de hogere uitgaven op 86 miljoen gulden. In geen geval mag i.v.m. de internationale toestand de vermindering plaats hebben ten koste van de paraatheid in Nato-verband. Als de Amerikaanse plannen om te bezuinigen op hun uitgaven voor hun leger in Europa maar geen roet in het eten gooien.
J. Oomes
| |
| |
| |
België
De regering Eyskens is aan een beslissend keerpunt gekomen. Ofwel zal ze blijk geven van doortastendheid en autoriteit; dan zal ze wellicht bepaalde groepen van de openbare mening tegen de borst moeten stoten, maar het algemeen welzijn dienen door de grote vraagstukken van de hedendaagse politiek in België definitief op te lossen. Ofwel zal ze die groepen naar de ogen zien, en dan zal ze vervallen in het ‘beheren, niet regeren’ van de gewezen regering Van Acker. Het eerste zal moeilijker zijn dan het tweede, maar o.i. politiek lonender; ons volk is de demagogie voorbij. Maar hoe zal de regering kiezen? Zal ze voor alle vraagstukken over haar meerderheid kunnen blijven beschikken? De contactcommissie schijnt steeds goede resultaten te boeken en dhr Eyskens zal wellicht rond 10 november een verklaring over de politiek voor het nieuwe jaar afleggen. Er is dus nog hoop gewettigd.
In oktober echter maakte het beleid een tamelijk aarzelende indruk. De economische en sociale toestand was niet al te schitterend: werkloosheid en index blijven stijgen, de landbouw verkeert ingevolge de lange droogte in een moeilijke positie, van alle standen gaan revendicaties uit en de ACV-betoging van 10 oktober lijkt een soort betogingspsychose te hebben geschapen. Het publiek reageerde ook heftig op de onhandige aankondiging van nieuwe indirekte belastingen. Wijst dit op een wankel vertrouwen in de regeringspolitiek, het wijst vooral op een groot tekort bij onze bewindvoerders: het tekort aan informatie verstrekken. Regeren in een moderne demokratie is regeren voor en met de openbare mening; betekent dit dat de regering daarvan afhankelijk is? Het betekent, dat de regering voor de openbare mening voortdurend rekenschap moet afleggen, dat ze de maatregelen die ze nodig acht, moet uitleggen en verantwoorden, dat ze desnoods het klimaat voor bepaalde maatregelen moet voorbereiden. Dit heeft de regering Eyskens nog onvoldoende begrepen, van individuele ministers als de heren Van den Boeynants en Vanaudenhove afgezien. Als ze in haar grote politiek wil slagen, moet ze op dit stuk beslist het roer omgooien.
Het was op 15 oktober, na de kabinetsraad, naar aanleiding van een mededeling over de begroting dat minister Van Houtte nieuwe belastingen aankondigde. Hij verklaarde dat de gewone begroting in evenwicht zou zijn op 111,5 miljard, en dat de buitengewone ongeveer 25 miljard zou bedragen, waarvan 5 voor Congo. In die omstandigheden dienden 3,2 miljard nieuwe inkomsten gevonden: minister Van Houtte haalde ze uit taksverhogingen op benzine, stookolie, cargas en uit een verhoging van de weeldetaks. De minister had natuurlijk verzachtende omstandigheden; de hypotheek van de verkwistingspolitiek van de regering Van Acker laat zich nog gevoelen; nieuwe uitgaven waren nodig voor de uitvoering van het schoolpact, voor landsverdediging, voor Kongo, voor de aanpassing der salarissen aan de index, uitgaven die onvermijdelijk waren. De openbare mening bekommerde zich daarom niet, temeer daar enkele dagen nadien ook de posttarieven opsloegen, en het veto van de regering nodig was om iets dergelijks bij de spoorwegen te verhinderen. Ze sprak zich met klem tegen die diverse verhogingen uit; het Nationaal Comité van de CVP zelf betreurde de wijze waarop deze verhoging werd doorgevoerd; de liberale fractievoorzitter Janssens viel de fiscale politiek hevig aan. Intussen bleek in de boezem
| |
| |
van de regering zelf meningsverschil te bestaan. De Eerste-minister achtte de inkomsten onderraamd. De minister van Financiën en die van Landsverdediging lagen in conflict betreffende de bijkomende uitgaven voor het leger (wel zeer onpopulair). Dit alles liep, veertien dagen later, op een wijziging in de houding van de regering uit. Alleen de verhogingen op benzine en cargas zouden behouden blijven, de uitgaven voor landsverdediging verminderd worden. Alles zal nu afhangen van het ritme der economische heropleving waarop men gespeculeerd heeft.
Het knelpunt van de belgische politiek lag echter niet in het binnenland. We bedoelen evenmin het merkwaardige plan dat door minister Wigny ontwikkeld werd om de totstandkoming van de Europese markt te bespoedigen. We bedoelen Kongo.
Men herinnert zich dat de socialisten hadden aangedrongen op de bijeenroeping van het parlement teneinde eventueel hun vertrouwen aan de nieuwe minister De Schryver te kunnen schenken. De regering ging hierop niet in. Minister De Schryver verklaarde zich wel bereid, op 13 oktober voor de parlementaire commissies een verklaring af te leggen. De socialisten waren hiermee niet tevreden en boycotten die commissievergaderingen. De minister was echter zo handig, zijn verklaring aan de voorzitter van de BSP mede te delen. Tevens werd aangekondigd dat de Kamers zouden bijeengeroepen worden tegen 3 november. Intussen legde minister De Schryver op 16 oktober voor de openbare mening van Kongo en het moederland een uitgebreide verklaring af, die voornamelijk een preciese timing behelsde voor het totstandkomen der instellingen (twee kamers en een uitvoerende macht tegen augustus 1960 - uitwerking van een ontwerp-grondwet tegen het einde van de legislatuur), een dringende oproep tot de Kongolezen bevatte om toch aan de a.s. verkiezingen deel te nemen, en last not least een aanzienlijke financiële hulp van België aan Kongo beloofde. Ook werd de bestendige dialoog met Kongo aangekondigd. Voor Belgische oren was die verklaring werkelijk uitstekend en overtuigend in haar argumentatie voor de verkiezingsdeelname. Maar de Abako sprak er zich onmiddellijk tegen uit, noemde ze kolonialistisch en eiste onmiddellijke onafhankelijkheid. Op het kongres van de MNC, richting-Lumumba voerde deze laatste een uitzonderlijk heftige taal. Hij proclameerde de burgerlijke ongehoorzaamheid en, al beweerde hij zich alleen tegen Brussel en niet tegen de Belgen te richten, en alle gewelddaden af te keuren, zijn taal had tot gevolg dat Stanleystad in beroering kwam. Het waren, na de gevechten in Kasai tussen Lulua en Baluba, weer ernstige incidenten: de Belgische bladen spraken van 20, de franse van 70 doden. Lumumba werd aangehouden en velen vragen zich af of men hem daarmee niet een
dienst heeft bewezen. De andere richting van de MNC, met de heren Kalonji, Ileo, Ngalula, Adula, congresseerde te Elisabethstad. Deze richting keurde de gewelddaden af en sprak zich conditioneel voor verkiezingen uit. Haar voorwaarden: vooraf een ronde tafelconferentie, ernstige controle, geen deelneming van blanken aan de verkiezingen voordat de kongolese nationaliteit is vastgelegd, toepassing van het algemeen stemrecht bij de verkiezingen.
Op 3 november zou dan het kamerdebat over Kongo beginnen. De socialisten zouden zich liever reticent betonen. Zij zouden hoe langer hoe meer van een tripartite gaan dromen en hun medewerking duurder wensen betaald te zien. Die tripartite lijkt echter in de politieke realiteit weinig of geen kans te hebben, afgezien van de principiële bezwaren die ertegen bestaan.
L. Deraedt
|
|