| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Ghoos, Jozef, Liefde voor het leven. - K. Beyaert, Brugge, 1959, 120 pp., ing. Fr. 39.
Enkele maanden geleden hield S. tijdens de godsdienstige uitzendingen van de Belgische radio, vier zeer gewaardeerde lezingen over het christelijk huwelijk. Ietwat breder uitgewerkt verschijnen ze nu in boekvorm. Een eerste deel bespreekt het wezen van het huwelijk met zijn dubbel fundament: roeping tot wederzijdse naastenliefde en roeping tot vruchtbaarheid en tot opvoeding van de kinderen. Hoe de echtgenoten deze tweevoudige opdracht zullen verwezenlijken in steeds groter wordende liefde, in kuisheid, vruchtbaarheid en in een waarachtig christelijk leven, ontwikkelt S. in het tweede deel. Het boek bevat tenslotte twee aanhangsels, een eerste waarin de gehuwden een leidraad vinden bij de voorbereiding van de biecht, een laatste waarin een gynecoloog, Dr. J. Caudron, in het kort handelt over de mogelijkheid van periodieke onthouding. Gaarne bevelen wij dit vlot en oprecht geschreven boek aan, omdat het duidelijk aantoont hoe het huwelijk tot in zijn meest menselijke aspecten, van God een heiligende waarde ontving, en hoe de soms zwaar aangevoelde verplichtingen, die met het huwelijk samengaan, elk gezin doen binnentreden in het verlossingsmysterie.
L. Braeckmans
| |
Guardini, Romano, Levend geloof, vert. A.U.M. van Leeuwen. - Lannoo, Tielt-Den Haag, 1959, 127 pp., ing. Fr. 48, geb. Fr. 72.
R.G. spreekt ons hier over het geloof, ‘niet zozeer over zijn van God afkomstig mysterie als wel van datgene dat wij ervan in onszelf en anderen ervaren kunnen’. Daarmee gaat de aandacht van dit werkje voornamelijk uit naar de psychologie van het geloof - een psychologie trouwens die, zoals steeds bij G., wordt bekeken in het licht van de volle dimensies die het menselijk existeren aanneemt -: naar het ontstaan van dat geloof en zijn ontwikkeling door levensgroei en handelen heen, in liefde en hoop; naar de verscheidenheid der ‘geloofsgedaanten’ volgens temperament en religieuze aanleg; naar de plaats die het kennen en ervaren hierin inneemt, alsmede de kerkelijke gemeenschap in dogma en sacramenteel leven. De laatste bladzijden over doopsel en eucharistie brengen duidelijk naar voren wat alle hoofdstukken van dit fijnzinnig en verhelderend boek doortrekt: hoe in en door het menselijk beeld van het geloven heen, zich de mysterievolle ontmoeting tussen de levende en levenbrengende God en de in vrije deemoed ontvangende mens onthult.
C. Traets
| |
Levie, Jean, La Bible, parole humaine et message de Dieu (Museum Lessianum. Sect. Biblique). - Desclée de Brouwer, Parijs-Leuven, 1958, XII-346 pp., ing. Fr. 195.
Een zeer nuttig boek, dat op tijd komt. De bijbelse beweging, die een grondige vernieuwing van vele problemen heeft meegebracht, veroorzaakt in sommige geesten een zekere verwarring. Hier vinden we dan ook een veilige gids, die begrijpelijk maakt waarom de hedendaagse exegese in een zo veranderd klimaat plaats heeft. Het eerste deel geeft een zeer leerzaam overzicht van de ontwikkeling der Bijbelstudie sinds honderd jaar: enerzijds een tableau van de vele opgravingen en ontdekkingen in het Nabije Oosten, waardoor het historisch cultuurmilieu van de Bijbel voor ons concrete gestalte heeft gekregen; anderzijds een korte geschiedenis van de bijbelkritiek en van de ontwikkeling der katholieke exegese daartegenover. Het tweede deel beschrijft de twee fundamentele aspecten van de Bijbel, die ook zijn paradox uitmaken: zijn diep menselijke kanten en dus ook zijn onvolmaaktheden (b.v. voor de moraal van het Oude Testament), maar tevens ook het feit dat God door al die boeken tot de mensen spreekt, om hun geleidelijk zijn heilsplan te openbaren. Uiteraard is dit boek op de eerste plaats bestemd voor priesters: het zal hen doen inzien dat de vooruitgang van de hedendaagse exegese de rijpe vrucht is van een hele eeuw moeizame inspanning; de ontleding van de voornaamste kerkelijke documenten hieromtrent zal hun ook tonen dat de Kerk deze beweging niet alleen goedkeurt doch ook gestadig blijft leiden. De verdere ontwikkeling van heel deze beweging kan men dus met rustig vertrouwen tegemoetzien.
I. de la Potterie
| |
| |
| |
Loew, Jacques, Journal d'une mission ouvrière 1941-1959 (Rencontres). - Edit. du Cerf, Parijs, 1959, 476 pp.
Dit dossier behelst dertien jaar arbeid als priester-dokwerker en achttien jaar zielzorg bij het onderproletariaat van Marseille. In een serie rapporten aan het Romeinse Staatssecretariaat, aan bisschoppen en ordesoversten deelt de grote Dominikaan zijn ervaringen over een stuk Europees missieland mee. De analyses van de grondige ontkerstening zoals die tot uiting komt in de godsdienstpraktijk, de sacramentele magie, de totale scheiding tussen priester en volk, enz. zijn ontstellend. Zelfs de natuurlijke religiositeit schijnt verdwenen (tegen de opvattingen van Rosier). Doorgezet godsdienstonderricht van volwassenen is de enige uitweg.... maar dan moet gezorgd dat die ‘aankomt’. Daartoe moet de parochie tegelijk missie zijn. Loew verwerpt elke scheiding tussen beide. Hij onderstreept de diepere reden van de mislukking der experimenten van priester-arbeiders: een tekort aan theologische vorming. Het dossier bevat ook de statuten van de ‘Mission ouvrière Saints-Pierre-et-Paul’, resultaat van het jarenlang zoeken om het transcendente van het christendom bij de concrete nachristelijke mens te brengen. Alles klinkt hier gedurfd en evenwichtig, bovennatuurlijk en nuchter. Voor wie bezorgd is omdat haast de helft der gedoopte katholieken geen reëel contact meer hebben met de Kerk liggen hier perspectieven te over.
J. Kerkhofs
| |
Comblin, Joseph, La résurrection. Essai. - Edit. Universitaires, Parijs-Brussel, 1959, 224 pp., ing. Fr. 75.
De auteur noemt zijn werk een essai, en als zodanig mag het inderdaad geslaagd heten. Getroffen door de kentering die sinds enkele jaren zowel in het liturgisch leven als in het theologisch denken is opgetreden in verband met een vernieuwde aandacht voor het Paasmysterie, poogt de auteur vanuit de verrijzenis de geschiedenis van het heil in het leven van de Kerk te herdenken. Terecht vraagt hij meer aandacht voor het Boek der Openbaring van de apostel Johannes, dat veel meer is dan een mysterieuze, onduidelijke beschrijving van waarheden die we elders in het Nieuwe Testament veel scherper en juister geformuleerd zouden vinden. Dit boek ontsluiert juist de diepste betekenis van de verrijzenis: het doorbreken van een nieuwe dimensie, waardoor nu reeds de geschiedenis van de Kerk en van haar gelovigen boven de begrenzing (en de wanhoop) van het louter historische uitreikt. Dat vele punten slechts even werden aangeraakt, dat de algemene lijn van het betoog wel eens onduidelijk wordt, was wellicht onvermijdelijk, waar het een van de eerste pogingen geldt de nieuwe inzichten in de gevestigde theologie te verwerken.
H. Jans
| |
Gelin, Albert, L'âme d'Israel dans le livre (Je Sais-Je Crois, 65). - A. Fayard, Parijs, 1958, 126 pp., ing. Fr. Fr. 350.
Op een zeer suggestieve wijze ontwerpt dit boekje van de Lyonnese Schriftverklaarder Albert Gelin een beeld van de Oud-testamentische vroomheid, zoals het rechtstreeks uit het gewijde Boek oprijst. Terecht wordt de nadruk gelegd op het uitzonderlijk belang van het Verbond: de zedeleer, het gebedsleven, de Messiasverwachting, het missioneringsideaal, ja zelfs de ideeën over het hiernamaals zijn niet te begrijpen zonder een voortdurende referentie aan dat grondgegeven. Het slothoofdstuk over de ‘homo biblicus’ tekent deze laatste als de mens van het ‘verbond’, d.i. van de liefdevolle aanvaarding van de goddelijke aanspraak. Telkens weer is de vakkundige lezer verrast door de overvloed en de degelijkheid van de informatie (voor ieder hoofdstuk wordt een substantiële bibliografie geboden). Sommige uitlatingen zijn zeer raak, b.v. over het praktisch monotheïsme in de tijd vóór de ballingschap of over de ineenstrengeling van natuurlijke en religieuze waarden in de ‘messiaanse goederen’, of over het gemis aan biografisch interesse in verband met de grote persoonlijkheden. Op andere punten kan men het met S. niet eens zijn, b.v. wanneer hij van de koning gewaagt als van een ‘geboren priester’, of al te veel teksten onder de door hem bestudeerde categorie der ‘armen van Israël’ onderbrengt.
J. De Fraine
| |
Sih, Paul. De Confucius au Christ, vert. F. Weyergans (Eglise Vivante). - Casterman, Doornik, 1959, 184 pp., ing. Fr. 75.
Weer een bekeringsverhaal: en alles behalve banaal. Na een bewogen diplomatieke carrière, die hem met de hele wereld in contact bracht, heeft deze man de weg naar de katholieke kerk gevonden van uit de oude Chinese wijsheid, die hij niet heeft kunnen of willen verloochenen. On- | |
| |
uitroeibaar is bijvoorbeeld het beeld van Kuan-Yin in zijn gemoed geprent, de innemende godin van het boeddhisme, in wie zelfvergetenheid en erbarmen zich incarneerden: de innige eerbied die hij voor zijn vrouw ook thans heeft is daar niet vreemd aan, ‘op haar lippen vind ik de glimlach terug van Kuan-Yin’. De Bijbel heeft hem pas voor goed en diep aangegrepen in de heerlijke Chinese vertalingen van Dr. Wu: en de vanzelfsprekendheid waarmee Mevr. Wu zich aan haar talrijke familie toewijdt ontlokt hem de bedenking ‘dat in China de priesters bekeerlingen maken, de christen moeders echter christenen’. Voortdurend treffen ons in dit boek dergelijke fijnzinnige opmerkingen en details die getuigen van menselijke adel en cultuur.
H. Jans
| |
Baciocchi, J. de, La vie sacramentaire de l'Eglise (Foi Vivante). - Edit. du Cerf, Parijs. 1959, 240 pp., ing. Fr. Fr. 660.
Tegenover het groeiend interesse van de leken voor de theologie kan men een zekere tendens onderkennen bij de moderne theologen om hun klassieke handboeken te schrijven zonder enig schools of technisch apparaat, maar als vlot leesbare en handige boekjes. Dit werkje mag als goed voorbeeld gelden voor deze opvatting. Men vindt er de volledige leer in van de R.K. Sacramentenleer, met een voldoende inzicht in de leer van de Schrift en van de geschiedenis, met een bevredigende openheid voor de actuele verworvenheden van een vernieuwde theologie. Ons trof vooral de leer van het Vormsel, van het Priesterschap. In de algemene Sacramentenleer hadden wij een grotere kennis gewenst van de rijkere inzichten van de moderne theologie op dit punt, al werd deze leer zonder twijfel met succes gezuiverd van elke vorm van ‘mechanisme’, wat nog te gemakkelijk onze gewone prediking en catechisatie blijft besmetten. Er ontbreekt een ruimere opvatting over de rol van het geloof in elk Sacrament.
P. Fransen
| |
Montcheuil, Yves de, L'Eglise et le monde actuel. 2e éd. (Bibliothèque de l'homme d'action). - Ed. Témoignage Chrétien, Parijs, 1959, 192 pp., ing. Fr. Fr. 500.
In deze vijftien korte voordrachten wordt een degelijke theologie van de actie in eenvoudige vorm voorgehouden, telkens naar aanleiding van een welbepaald probleem (burgerlijke opvoeding, verzet tegen propaganda, antisemitisme, enz.). Een helder boekje, dat 15 jaar na de eerste uitgave dank zij de stevige doctrine van de auteur nog immer actueel blijft.
J. Kerkhofs
| |
Geschiedenis
Vermeersch, A. en Wouters, H., Bijdragen tot de geschiedenis van de Belgische pers 1830-1848 (Bijdragen, 4). - Nauwelaerts, Leuven, 1959, 154 pp., ing. Fr. 175.
Sinds België in 1830 onafhankelijk werd, heeft de pers, wier vrijheid in de grondwet was opgenomen, in dit land een belangrijke rol gespeeld. Nog steeds beschikken wij niet over een geschiedenis van de pers in België - evenmin als andere landen - en deze studie noemt zich bescheiden Bijdragen tot een dergelijke geschiedenis. De auteurs hebben als einddatum 1848 genomen omdat toen, onder druk van de revoluties in het buitenland, de zegelbelasting op de kranten, die de prijs soms 40% verhoogde, werd afgeschaft: voortaan zouden de kranten heel wat meer afnemers en lezers vinden, en begint meteen een nieuwe periode voor de pers. De auteurs betrekken niet alle kranten in hun onderzoek omdat vele slechts een lokaal belang hadden of weinig invloed. Zij geven echter een interessante geschiedenis van zes katholieke en vijf liberale kranten, waarnaast zij ook één unionistische, één orangistische en twee radicale kranten onderzoeken. Deze studie leert ons heel wat over het ingrijpen van de koning en van de bisschoppen, en over de invloed van bepaalde personen en groeperingen. Door het beter kennen van de eigen geest en richting van deze kranten zullen de historici nauwkeuriger de waarde kunnen bepalen van de artikelen en berichten in deze kranten.
M. Dierickx
| |
Wansem, C. van der, Het ontstaan en de geschiedenis der Broederschap van het Gemene Leven tot 1400 (Univ. Leuven. Publikaties op het gebied der geschiedenis en der filologie, 4e reeks, dl. 12). - Nauwelaerts, Leuven, 1958, XII-221 pp., ing. Fr. 280.
In de talrijke werken over de Moderne Devotie was men tot nog toe vluchtig heengegleden over het ontstaan en de oudste geschiedenis van de Broederschap van het Gemene Leven. Deze studie be- | |
| |
staat eerst uit een grondig onderzoek van de bestaande bronnen, speciaal van de Consuetudines der Broeders die nog bewaard zijn. Voor onze lezers is het tweede en grootste deel belangrijker en werkelijk interessant. De eigenlijke stichter der Broederschap is Geert Groote, die Florens Radewijns aanraadde een vicarie bij de Sint-Lebuïnuskerk te aanvaarden en zich priester te laten wijden. Zo kon Geert Groote over het Vicariehuis beschikken, er een scriptorium vestigen om boeken te copiëren, fundaties voor verscheidene priesters aanvaarden en er een apostolaatscentrum van maken. Na de dood van Geert Groote in 1384, wordt Florens Radewijns de grote organisator van de Broederschap van het Gemene Leven, die veel op een kloostergemeenschap leek, maar dit feitelijk niet was, en nu een lekeninstituut zou heten. Wél is merkwaardig dat deze Broeders, niet-kloosterlingen, het volle kloosterleven zeer hoog achtten, het klooster van reguliere kanunniken te Windesheim stichtten en er voortdurend kandidaten heen zonden. Ook over het geestelijk leven der Broeders en hun werkzaamheid te Deventer en elders, geeft de auteur belangwekkende bladzijden. Hij sluit zijn studie af met de dood van Florens Radewijns in 1400, kort voor de bisschoppelijke goedkeuring in 1401. Deze studie is een markante bijdrage voor de betere kennis van het ontstaan der Moderne Devotie.
M. Dierickx
| |
Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden. - Nijhoff, 's-Gravenhage; De Sikkel, Antwerpen, deel XIII, 1958-1959, 368 pp., f 19, Fr. 285.
Naast een jaarlijks congres en naast de pas voltooide Algemene Geschiedenis der Nederlanden, vormt dit driemaandelijks tijdschrift de levende band tussen de historici van de Lage Landen. Deze jaargang bracht ons een bijdrage van R. van Uytven over de kloosterstichtingen en de stedelijke politiek van Godfried I van Leuven (1095-1139), een artikel van Dr. Hugenholtz met nieuwe gegevens over de graafschappen Holland en Zeeland in 1281, een studie van Dr. B.A. Vermaseren over een boek van een Basels jurist betreffende de opstand der Nederlanden, en ten slotte twee interessante artikelen over de 19e eeuw: M. Hartgerink-Komens zet onjuiste ideeën recht over de rol van Amsterdam en Rotterdam bij het aanleggen van het Rijnspoor (1830-1856), terwijl A. Vermeersch een belangwekkend inzicht geeft in de houding van de Belgische pers tegenover het pauperisme in Vlaanderen (1845-1848). Onder de andere studiën vermelden wij een aantekening van Mgr. Post, die besluit dat de uitgave van het autografe handschrift van de Navolging van Christus door Thomas a Kempis het auteurschap van deze laatste aanmerkelijk steunt. Behalve tal van recensies zijn zeker de twee lange kronieken met een bespreking van nagenoeg alle studiën over de geschiedenis der Nederlanden in het afgelopen jaar van groot belang. Dit tijdschrift is onontbeerlijk voor al wie op de hoogte wil blijven van de stand der geschiedvorsing betreffende de Lage Landen.
M. Dierickx
| |
Brandt, Prof. Dr. C.D.J., Geschiedenis van de tweede wereldoorlog (Phoenix pocket no. 15). - W. De Haan, Zeist; Standaard, Antwerpen, 1959, 141 pp., enige krtn., 50 ill.
Prof. Brandt, sinds 1947 hoogleraar in de 20ste-eeuwse geschiedenis aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, tevens bekend om zijn wekelijkse radio-voordrachten over actuele gebeurtenissen, geeft ons in deze Phoenix-Pocket een overzicht van de tweede wereldoorlog. Vele opkomende jongeren hebben deze wereldschokkende gebeurtenis niet bewust meegemaakt, terwijl de ouderen, door de propaganda, de censuur en bovenal het tekort aan de nodige tijdsafstand, slechts een zeer onvolledig en dan nog verdraaid beeld hebben van wat zij angstig en hongerig meeleefden. Brandt vertelt zakelijk, objectief, sereen en toch jachtig; je wordt gedragen door het tempo van de voortijlende oorlog met zijn telkens nieuwe verrassingen. Meer dan een lezer die het boekje ter hand neemt, zal het slechts neerleggen wanneer hij het eind van deze werkelijk fantastische geschiedenis heeft gelezen. Verscheidene duidelijke kaarten en 50 deels totaal nieuwe illustraties dragen aanzienlijk bij tot het vollediger begrijpen en intenser beleven van de gebeurtenissen.
M. Dierickx
| |
Standen en landen. XV. - Nauwelaerts, Leuven, 1958, XII-171 pp., ing. Fr. 150.
De periodieke reeks Standen en Landen (Anciens Pays et Assemblées d'Etat) heeft tot doel het ontstaan en de ontwikkeling na te gaan van de standencolleges in de Zuidelijke Nederlanden, de voorlopers van de parlementaire vertegenwoordiging in onze dagen. Dit doel wordt zeer
| |
| |
ruim opgevat. Het XVe Deel bevat o.a. drie studiën over Kamerijk, een studie van M. Dumont over de brieven van de Boergondische hertogen, een voordracht van A. Darquennes S.J. over een bevoegdheidsconflict voor de Raad van Brabant in 1694, en een bijdrage van R. Warlomont over de rechterlijke provinciale raad van Luxemburg tussen 1531 en 1795. Ten slotte is er een interessante studie van Leo van Hommerich over het federaal karakter van de staten van het hertogdom Limburg en de landen van Overmaas, d.w.z. Dalhem, Valkenburg en Hertogenrade.
M. Dierickx
| |
Standen en Landen. XVI. - Nauwelaerts, Leuven, 1958, 167 pp., ingen. Fr. 150.
In tegenstelling met Deel XV van deze reeks, vormt Deel XVI een gesloten geheel. De zes bijdragen handelen alle in zekere zin over de Blijde Inkomst. L. Van Puyvelde schrijft over de Blijde Intrede van Ferdinand van Oostenrijk te Antwerpen in 1635 en Rubens' deelname aan de versiering, terwijl L. Lebeer de gedenkpenningen bespreekt die bij de inhuldiging van Filips V en Karel VI geslagen werden. P.A. Geurts behandelt het beroep op de Blijde Inkomst in de pamfletten uit de tachtigjarige oorlog, J.W. Bosch speurt naar de sporen van de Blijde Inkomst in de hervormingsplannen van het strafproces op het einde van de XVIIIe eeuw, terwijl A. Vranckx de Blijde Inkomst van 3 januari 1356 vergelijkt met ons publiek recht en aldus haar actuele waarde aantoont. De langste studie evenwel, van bij de 60 bladzijden, is van de hand van de bekende rechts- en geschiedkundige Guido Van Dievoet, en handelt over keizer Jozef II en de Blijde Inkomst, tot aan de definitieve afschaffing van deze laatste in 1795 ten tijde van de Franse revolutie; deze auteur geeft ook een overzicht van alle bijvoegsels bij dit beroemd charter sinds 1356. Ware het niet wenselijk nu ook eens een kritische uitgave te bezorgen van het beroemdste charter der hele Lage Landen, met alle wijzigingen en bijvoegsels tot aan zijn afschaffing?
M. Dierickx
| |
Reinhold, Peter, Maria Theresia. - Insel-Verlag, Wiesbaden, 1958, 358 pp., geb. D.M. 19,80.
Een geslaagde biografie van een markant historisch personage schrijven veronderstelt veel dor kritisch onderzoek, een synthetische visie, een diep-menselijk medeleven met de held (in) en ten slotte de begaafdheid van een kunstenaar. Deze biografie van Maria Theresia mogen wij geslaagd heten. De auteur, die tevens publicist, geleerde en rijksminister van de Weimar-republiek was, heeft in de pijnlijke na-oorlogse jaren, toen hij in Oostenrijk een toevlucht had gevonden, deze sinds lang ontworpen levensgeschiedenis van de grote Maria Theresia geschreven, als een ereschuld aan het land dat hem een toevlucht bood. Men voelt het hele boek door de sympathie van de auteur voor de sympathieke koningin. Uitstekend laat hij haar zuiver menselijke, warme, vrouwelijke eigenschappen uitkomen, en tevens haar koninklijk bewustzijn, haar karaktersterkte en haar onbuigzaamheid. Dat zij wel eens koppig kon zijn, met de jaren meer heerszuchtig werd en aan haar prachtlievendheid hoge bedragen offerde, verbergt de auteur allerminst. Wij zullen niet beweren dat Reinhold een hoogstaand wetenschappelijk werk heeft geschreven: daartoe ontbreken de bronnenstudiën en de kennisname van tal van werken; ook behandelt hij bepaalde problemen niet: b.v. dat von Kaunitz de te zwakke koningin herhaaldelijk ompraatte om de invloed van de staat op de Kerk te vergroten, wat later jozefinisme zou worden, of haar niet fraaie rol bij de opheffing van de Jezuïetenorde. Maar wél schreef hij een vlot leesbare, interessante, over het geheel genomen betrouwbare biografie van deze grote vorstin, die veertig jaren een der grootste staten bestuurde en moeder was van zestien kinderen.
M. Dierickx
| |
Brinton, Crane, Ideeën en Mensen tot aan de renaissance. Deel I. Ned. bewerking door M.C.W. Wegeling. - Servire, Den Haag; De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen, z.j., 232 pp., geb. per deel f 13.75, Fr. 180.
Zoals wij reeds in de bespreking van het vroeger verschenen tweede deel schreven (Streven, XI, 1957-1958, p. 899-900) richt deze professor van Harvard zich ook in dit eerste deel tot de doorsnee-intellectueel. Hij praat of keuvelt prettig, onderhoudend over de grote ideeënstromingen vanaf de Grieken tot het einde der middeleeuwen, en concentreert zijn uiteenzettingen meestal om de concrete personen. Al is het exposé wel eens oppervlakkig, toch heeft het werkelijk als vulgarisatie grote verdiensten. In het hoofdstuk over het christendom (p. 120-157) is Brinton's
| |
| |
standpunt het volgende: ‘In dit boek willen wij een poging wagen het christendom van buitenaf te beschouwen, vanuit een standpunt dat het bestaan van het bovennatuurlijke ontkent, hoewel vanzelfsprekend niet de realiteit der menselijke aspiraties naar het bovennatuurlijke’ (p. 120). Dit brengt mee dat bepaalde uitspraken over Christus, Paulus, de Eucharistie, de paus, enz. voor een katholiek onaanvaardbaar zijn. Trouwens ook in andere hoofdstukken, zoals wanneer hij over de joodse bijdragen tot de latere klassieke cultuur spreekt, heeft de auteur uitlatingen die van zijn ‘niet-offensief scepticisme’ (p. 88) getuigen. De vertaler, een protestant, distancieert zich van de auteur, maar heeft gemeend het boek geen andere strekking te mogen geven dan de schrijver eraan gaf (p. 120 noot).
M. Dierickx
| |
Geschiedenis der mensheid, samengesteld door A. Randa. In het Nederlands bewerkt o.l.v. Dr. O. Noordenbos. III. Europa Ve tot XVIIIe eeuw. - De Bezige Bij, Amsterdam; N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1958, XX + pp. 758-1224, geïll., geb. Fr. 450.
De lof die wij dit groots geschiedkundig werk bij de bespreking der eerste twee delen hebben toegekend (Streven X, 1956-1957, p. 907 en XII, 1958-1959, p. 98) moeten wij herhalen. Bij ons weten is dit de meest vernieuwende wereldgeschiedenis, zowel door het betrekken der hele wereld in de geschiedschrijving als door het beklemtonen van de primauteit van godsdienst en cultuur op politiek en oorlogen. Terwijl het eerste deel de oer- en voorgeschiedenis en de oudheid behandelt en het tweede de boeddhistische oecumene, het messiaanse tijdperk, het oosters christendom en de islam, is dit derde deel gewijd aan Europa van de 5e tot de 18e eeuw. Het vervalt in twee perioden: De heerschappij van de Kerk (de Duitse tekst noemt dit deel: Das Gottesreich) en de heerschappij van de mens, met als cesuur ongeveer 1300. Het volgende deel zal dan de periode van de heerschappij van de machine (19e eeuw) en de heerschappij van de mens (20e eeuw) omvatten. Ook in dit derde deel behandelen de auteurs eerst de godsdienst, daarna de cultuur en het maatschappelijk leven en ten slotte in kleinere tekst op twee kolommen kroniekachtig de politieke geschiedenis met veel datums en namen. Tal van mooie kaarten en full-page-illustraties verluchten het werk. Jammer dat bijna de helft der kaarten en ook enige illustraties uit de Duitse tekst niet zijn overgenomen. De indeling heeft ook wel nadelen. Zo horen wij eerst spreken van het Westers schisma, 1378-1417 (blz. 914 en weer blz. 1080-1081), daarna over de pausen van Avignon, 1305-1378 (blz. 1076-1077) en ten slotte over de strijd van Filips IV de Schone tegen Bonifatius VIII, 1296-1303 (blz. 1687). Het zeer beknopte hoofdstuk over de Nederlanden tot 1555 werd gelukkig herschreven en bijna dubbel zo lang gemaakt (blz. 886-887), de hoofdstukken echter over de onafhankelijkheidsoorlog 1555-1648 (blz. 1151-1152) en de Republiek der Verenigde Nederlanden van 1648-1795 (blz. 1197-1199) werden bijna letterlijk uit het Duits
vertaald. Wij betreuren dat de Nederlandse bewerkers het niet nodig geoordeeld hebben een te betreuren leemte in de Duitse tekst, namelijk het weglaten van de geschiedenis der Zuidelijke Nederlanden in de 17e en 18e eeuw, door een eigen hoofdstuk aan te vullen. Deze tekorten ontnemen slechts weinig aan de eminente waarde van deze groots opgezette en katholiek doordachte wereldgeschiedenis.
M. Dierickx
| |
Stratmann, F., Die Heiligen in der Versuchung der Macht. - J. Knecht, Frankfurt. a.M., 1958, 504 pp., geb. D.M. 17.80.
Het uitvoerige vijfde en laatste deel van Stratman's groot werk Die Heiligen und der Staat verschijnt onder de titel Die Heiligen in der Versuchung der Macht. Terwijl de eerste vier delen slechts reikten van Jesus Christus tot Paus Nicolaas I in de 9e eeuw, omspant dit deel de hele periode van de 9e tot de 20e eeuw. De verhouding van Kerk en staat is een der meest prangende kerkelijk-politieke problemen, ook in onze dagen, en voortdurend verschijnen er nieuwe studiën over. Stratmann kwam op de gelukkige idee even na te gaan, hoe de heiligen concreet die moeilijkheden oplosten. Zo zien wij in dit deel de houding van de pausen Gregorius VII, Pius V en Pius X en van heiligen als Thomas Beckett, Bernard van Clairvaux, Catharina van Siëna, Jeanne d'Arc en Thomas Morus, of nog van heiligverklaarde vorsten als keizer Hendrik II en koning Lodewijk IX. Met een vertrouwen gevende openhartigheid wijst de auteur ook op de zwakke kanten of zelfs vergissingen van deze heiligen, maar dat zij bij het zoeken naar een bevredigende oplossing van verwarde politieke proble- | |
| |
men wel een bijzondere leiding van de H. Geest genoten, kan men, na lezing van dit boek, moeilijk ontkennen.
M. Dierickx
| |
Couturier, C., S.J., Chine où vas-tu? Bilan de la révolution chinoise (1900-1957). (Coll. Omnes Gentes). - Editions Fleurus, Paris, 1958, 267 pp., Fr. Fr. 855.
De collectie ‘Omnes Gentes’, waarvan dit boek het eerste deel is, wil, in een reeks studiën, de ontmoeting van de grote apostolische stroming met de nieuwe toestanden van onze tijd van naderbij onderzoeken. Dit interessante boek geeft eerst de halve eeuw voorgeschiedenis, en daarna een uitvoerig exposé van de verwezenlijkingen der Chinese revolutie sinds haar triomf in 1949. Met een rijke keuze van exacte gegevens uit Chinese bronnen, schetst de auteur, een specialist van de Oosterse kwesties, de werkwijze van de Chinese communisten, het opdrijven der produktie, de collectivisering van de landbouw, het strakke regime, de vervolging van de Katholieke Kerk, ten slotte de kortstondige bloei van de ‘Honderd Bloemen’. Wie iets beter wil begrijpen wat in dat immense continent, even groot als Europa en meer bevolkt, aan het gebeuren is, zal hier een veilige informatie vinden.
M. Dierickx
| |
Gil, S.J., Joseph, The Council of Florence. - Cambridge University Press, 1959, 453 pp., 47 sh. 6 d.
Het komende Oecumenisch Concilie zal naar alle waarschijnlijkheid bijzondere aandacht vragen voor de droevige scheiding tussen de Oosterse Kerken en de Katholieke Kerk. De scheiding gaat terug tot de elfde eeuw, ofschoon de kiem van vervreemding reeds veel vroeger gevonden wordt. In de vijftiende eeuw worden serieuze pogingen ondernomen en het Concilie van Florence bracht in 1437 de hereniging tot stand. Helaas was zij van korte duur; binnen twee decaden was het moeizame werk van hereniging met onvruchtbaarheid geslagen. Een idee hoe moeizaam dit werk in feite was geeft ons dit fors opgezet en even fors uitgevoerde werk. Ofschoon de wetenschappelijke eisen die aan zulk een studie gesteld moeten worden, bij wijlen de vaart van het boeiend verhaal wat vertragen, blijft lezing ook voor de leek in het vak, die zich interesseert voor de geschiedenis, leerzaam en zeer verrijkend. De lezer worden de ogen geopend voor het, geenszins altijd stichtend, leven van de Kerk in de vijftiende eeuw; hij wordt ingeleid in de theologische controversen tussen Oost en West, en hij ontmoet prelaten en theologen in al hun grootheid, soms ook kleinheid, als mens en christen. Men onderschatte de laatste verdienste van deze studie niet: schr. is er in geslaagd om de hoofdpersonen van zijn verhaal als echte mensen van vlees en bloed te laten optreden: het geeft zijn boek een levendigheid die een onvergetelijke indruk achterlaat.
W. Peters
| |
Ollivier, Albert, Les Templiers (Coll. Le temps qui court, no. 10). - Editions du Seuil, Parijs, 1958, 189 pp., geïll.
In dit rijk geïllustreerde, vlot geschreven en handig boekje geeft de auteur een interessant overzicht van de hele geschiedenis van de geestelijke ridderorde der Tempeliers, vanaf haar stichting in 1119, na de eerste kruistocht, tot haar opheffing door de zwakke Paus Clemens V in 1312 en de dood op de brandstapel van de laatste grootmeester Jacques de Molay in 1314. De bedoeling van de auteur is eigenlijk niet een geschiedenis van de Orde te schrijven als wel een onderzoek naar de waarheid van de zware beschuldigingen tegen de Orde, die aanleiding gaven tot haar opheffing, en tot de zware veroordeling door het tribunaal van Filips IV de Schone. Men beschuldigde de Tempeliers van sodomie, van het vereren van een afgod met baard, van het weglaten van de consecratiewoorden in de Mis, en ten slotte van het verloochenen van Christus en het bespuwen van het kruis bij de opname in de Orde. Al deze zware misdaden werden door Tempeliers bekend, maar bij zo'n vreselijke folteringen dat één hunner uitriep: Vraag mij om te bekennen dat ik God heb gedood en ik zal ook dat bekennen! Na onderzoek van de historische achtergronden en een toetsen van het waarheidsgehalte der gemaakte hypothesen, besluit de auteur dat geen enkele van deze zware aanklachten stand houdt, al erkent hij wel dat de Orde der Tempeliers haar vroegere geest en haar reden van bestaan grotendeels had verloren.
M. Dierickx
| |
Ganshof, Fr.-L., La Belgique carolingienne (Coll.: Notre Passé). - La Renaissance du Livre, Brussel, 1958, 176 pp., 1 kaart.
De grootmeester van de geschiedschrijving der middeleeuwen in België, Prof. Ganshof, bezorgt ons hier een echt juweeltje. Met een verbazende kennis, steunend
| |
| |
op veertig jaren studie, in een heldere taal, overzichtelijk en toch met tal van concrete details, ontwerpt hij een beeld van ‘België’ ten tijde van de Karolingers. De naam ‘België’ dekt eerder de ‘Belgische ruimte’, d.w.z. dat Frans-Vlaanderen en de andere randgebieden van België, in zover zij toen een geheel uitmaakten met wat we nu België noemen, in het onderzoek zijn betrokken. Chronologisch overspant de auteur de periode tussen 751, de koningskroning van Pepijn de Korte, en 888, het uiteenvallen van het Karolingisch rijk. Na het belang te hebben aangetoond van de invallen der Noormannen op de feodale structurering van onze gewesten, behandelt de auteur achtereenvolgens de machtsuitoefeningen en de rechtspraak, het leger en de financiën, landbouw, nijverheid en handel, de Kerk en de kunsten. Een merkwaardige kritische uiteenzetting van tien bladzijden over de bronnen en studiën betreffende de Karolingische periode in ons land besluit dit degelijk en interessant historisch exposé.
M. Dierickx
| |
Gruner, Erich en Eduard Sieber, Weltgeschichte des 20. Jahrhunderts. - Eugen Rentsch Verlag, Erlenbach-Zürich, 1958, 332 pp., 35 pltn., 8 krtn., D.M. 12.50.
Dit vijfde deel van een nieuwe wereldgeschiedenis, die ook als handboek in het secundair onderwijs gebruikt zou kunnen worden, omvat de periode van de eerste wereldoorlog tot nu. Uit het feit dat in de laatste halve eeuw Europa zijn hegemonie verloren heeft en het koloniaal tijdperk achter de rug is, hebben de auteurs terecht de gevolgtrekking gemaakt, dat het nu eens uit moest zijn met de Europese geschiedschrijving: hele hoofdstukken zijn gewijd, niet alleen aan de U.S.A. en de Sovjet-Unie, maar ook aan de opkomende Aziatische en Afrikaanse volkeren. Een tweede verheugend kenmerk is dat de sociale, economische en culturele geschiedenis een ruime plaats krijgt naast de politieke. Ten slotte verduidelijken de acht eenvoudige kaartjes het politiek gebeuren, terwijl de 35 met zorg gekozen en mooi gereproduceerde platen de hoofdpersonen en feiten levendig voorstellen. In deze samenballing van een enorm feitenmateriaal zijn vanzelfsprekend enige fouten geslopen. Zo bevat b.v. de zin ‘Trotz der Gleichberechtigung der flämischen mit der französischen Sprache nahm der flämische Nationalismus unter den Wirkungen der Hitlerpropaganda zeitweise zu....’ (blz. 154) twee fouten van formaat.
M. Dierickx
| |
Gobry, Ivan, Franz von Assisi in Selbstzeugnissen und Bilddokumenten (Rowohlts Monographien, nr. 16). - Rowohlt, Hamburg; De Internationale Pers, Berchem-Antwerpen, 1958, 174 pp., geïll., ing. Fr. 35.
Dit handige boekje is een kleine Summa over Sint-Franciscus en zijn stichting. Op een prettig geschreven levensschets van de Poverello van Assisi volgt een typering van de geest der orde en een overzicht van haar geschiedenis met de verscheidene vertakkingen. De auteur besteedt ook een twintigtal bladzijden aan de franciscaanse boodschap in de loop der tijden. Ten slotte - en dit was een gelukkig idee - is bijna het derde van het boekje voorbehouden voor uittreksels uit de geschriften en gezangen van Sint-Franciscus en uit de oorspronkelijke bronnen, terwijl talrijke platen de tekst illustreren en tot zijn volle recht laten komen. Een beknopte kritische bibliografie besluit het geheel. Wie de aantrekkelijke Sint-Franciscus en zijn zonen wil leren kennen en noch over veel tijd noch over veel geld beschikt, heeft hier nagenoeg een ideaal boekje gevonden.
M. Dierickx
| |
Kunst en cultuur
Grohmann, Will, Wassily Kandinsky. - Verlag M. DuMont Schauberg, Keulen, 1958, 428 pp., 41 klpl., 980 pl., D.M. 67.
Na zijn studies over Baumeister, Klee, Schmidt-Rottluff, Kirchner, die alle tot de beste literatuur over de moderne kunst behoren, heeft Will Grohmann nu zijn standaardwerk over Wassily Kandinsky gepubliceerd. Met de figuur van Kandinsky wordt veelal het ontstaan van de abstracte kunst vereenzelvigd en de persoonlijkheid van de Russische schilder gaat vaak verloren in het debat over de geldigheid van de abstracte vormgeving. In zijn boek heeft Will Grohmann, jarenlange vriend van Kandinsky, dit standpunt weten te vermijden om ons rustig en boeiend te onderhouden over de complexe figuur en het uiteenlopende werk van de kunstenaar waarvan men zich nog moeilijk een omlijnd beeld kan vormen. Daar- | |
| |
toe is het nieuwe boek van Grohmann een voortreffelijke bijdrage o.m. door de vele ongekende gegevens die het bijbrengt, voor een deel geput uit de persoonlijke correspondentie van de auteur met de kunstenaar. Zoals de overige boeken van Grohmann is ook dit een echte synthese van tekst en illustratie, van wetenschappelijke accuratesse en kunstzinnige vormgeving. Naast de tekst en de illustratie bevat het immers een catalogus van de schilderijen, waarvan een goed deel (761) in klein formaat worden gereproduceerd en een uitgebreide bibliografie.
G. Bekaert
| |
Koch, Alexander, Einfamilienhäuser und ihre konstruktiven Details. - A. Koch-Verlag, Stuttgart, 1958, 168 pp., 162 pl., 24 × 25 cm., D.M. 38.
Na zijn goede monografie over het gelukkige wonen, vroeger reeds in Streven besproken, is het nieuwe boek van A. Koch in samenwerking met architect G. Schwab eveneens een merkwaardige uitzondering op de overvloedige literatuur aan dit onderwerp gewijd. Zoals in de overige uitgaven van A. Koch getuigt ook hier de keuze, zonder eenzijdig te worden, van een strenge maar zuivere smaak. Het boek beperkt zich niet tot het werk van Duitse architecten. Het toont ook werk van verscheidene grote architecten met wereldfaam o.a. van Breuer, Jacobson, Neutra, Cubitt.... Het specifieke van dit boek echter bestaat erin dat het naast uitvoerige plannen en rijke illustratie van elke woning enkele constructieve details in het licht stelt, wat architecten in het bijzonder zeker welkom zal zijn.
G. Bekaert
| |
Wuertenberger, Franzsepp, Weltbild und Bilderwelt. - A. Schroll-Verlag, Wenen, 1958, 102 pp., geïll., geb. D.M. 19.80.
De titel die prof. Würtenberger van de Technische Hochschule van Karlsruhe aan zijn boek geeft is nogal expliciet: Weltbild und Bilderwelt von der Spätantike bis zur Moderne - een onderzoek naar de verhouding van de structuur van het wereldbeeld tot de structuur van het kunstwerk in het verloop van de westerse geschiedenis. Het is een van de vele pogingen om de mysterieuze natuur van het kunstwerk in zijn veelzijdige dimensies te onthullen. Hoewel zeer eenzijdig bevat het toch veel interessante aanduidingen.
G. Bekaert
| |
Reallexikon zur deutschen Kunstgeschichte, herausg. von E. Gall und L.H. Heydenreich. Lief. 45-50: Einsiedeln-Empfängnis. - Druckenmüller-Verlag, Stuttgart, 1957-1959, 128 col. (ieder), rijk geill., geb. D.M. 188,50 per Lief D.M. 14,50.
Begonnen onder de redactie van Otto Schmitt, voortgezet door E. Gall en nu onder de leiding van L.H. Heydenreich en H.M. Frhr von Erffa van het centraal instituut voor kunstgeschiedenis te München wordt het Reallexikon zur deutschen Kunstgeschichte een gedegen werkinstrument, onmisbaar niet alleen voor de studie van de Duitse kunstgeschiedenis maar evenzeer van de kunstgeschiedenis in het algemeen. Zijn uitgebreide en gedetailleerde artikelen over alle aspecten van het kunstfenomeen in zijn technische gebondenheid evenzeer als in zijn bepaaldheid van inhoud zijn immers alle door de beste specialisten verzorgd. Sommige ervan zijn tot echte monografieën uitgegroeid. Van het dertigtal artikelen in deze zes afleveringen behandeld zou elk ervan een bespreking overwaard zijn, maar wij moeten ons vergenoegen nogmaals dit uitstekende werk onze lezers aan te bevelen.
G. Bekaert
| |
Wetenschap
Enzyklopädie der Elementarmathematik. Redaktion P.S. Alexandroff, A.I. Markuschewitsch, A.J. Chintschin. - Deutscher Verlag der Wissenschaften, Berlin, I, 1954, 403 pp., D.M. 26.70, II, 1956, 405 pp., D.M. 27.30, III, 1958, 536 pp., D.M. 30.
Hier worden de eerste drie delen van een encyclopedie der elementaire wiskunde aangeboden. Het hele werk zal 7 delen omvatten. Het wordt uitgegeven door de Russische Academie voor Pedagogiek, en de D.V.W. zorgt voor een Duitse vertaling. Het is bedoeld voor leraren en toekomstige leraren in de wiskunde, die de behoefte voelen om de grondslagen van hun vak nader te bestuderen. De eerste delen gaan resp. over rekenkunde, algebra en analyse; de volgende twee zullen handelen over de meetkunde. Het zesde deel zal iets over waarschijnlijkheidsrekening bieden, en verder gewijd zijn aan aardige wiskundige ‘topics’. In deel zeven tenslotte komt een geschiedenis der wiskunde. Afgaande op de eerste drie delen, moet
| |
| |
men vaststellen, dat de schrijvers de grondslagen meer in de breedte dan in de diepte zoeken. Zij behandelen op de eerste plaats veel stof, maar het blijft nogal aan de oppervlakte. Verder maakt de geboden stof geen moderne indruk. In een boek dat de leraar de achtergronden van zijn vak uiteen wil zetten, is dat een ernstig gemis. Tekenend is b.v., dat de literatuuropgaven, die in een boek als dit een zeer belangrijke rol zouden moeten spelen, grotendeels verouderd zijn. Prijzenswaardig en interessant zijn de hoofdstukken die gaan over onderwerpen, die aan onze universiteiten gewoonlijk niet aan bod komen, zoals de boeiende geschiedenis van de schrijfwijze der getallen, het rekenen uit het hoofd, en een aantal pedagogische problemen. Door de aard van het vak biedt de wiskunde weinig aanknopingspunten voor levensbeschouwelijke vraagstukken. De weinige, die er zijn, worden echter prompt benut om het dialectisch materialisme te propageren, soms op een hinderlijke manier. In het eerste deel (dat in 1951 in Moskou verscheen en waarvan de Duitse vertaling in 1954 van de persen kwam), gebeurt dit nog aan de hand van Stalins werken. Ook in dit opzicht is het eerste deel al verouderd nu het derde in de handel komt. Ziet men af van deze (dwangmatige) bijverschijnselen, dan rest een werk, dat wiskundig gesproken alleen voor tamelijk oppervlakkig naslaan bruikbaar is. Titel en omvang deden meer verwachten dan de eerste drie delen in feite bieden.
P. van Breemen
| |
Rocard, Yves, Elektrizität. - Deutscher Verlag der Wissenschaften, Berlin, 1958, 720 pp., geb. D.M. 56.
Dit werk is een vertaling van het gelijknamige Franse werk, waarvan in 1956 de tweede editie verscheen. Het is een leerboek der elektriciteitsleer, dat is afgestemd op de tweede helft van de universitaire opleiding. De elementaire feiten en theorieën worden kort weergegeven, om van daar uit naar moeilijker stof over te gaan. Bijna het gehele gebied der elektriciteitsleer wordt behandeld (niet behandeld wordt het verband met de relativiteitstheorie). Dit betekent vanzelfsprekend, dat wie dieper op bepaalde onderdelen in wil gaan, zijn toevlucht moet nemen tot speciale werken. De schr. geeft vooral theorie, maar verrast ons keer op keer door de bondige wijze waarop hij het principe van oude zowel als moderne technische toepassingen in zijn betoog weet te betrekken. Het uitvoerigst spreekt hij over de theorie en de toepassingen van de elektromagnetische golven, en over het vrije elektron (waarbij ook de elektronen-optica wordt behandeld). Kostbaar is het hoofdstukje over de transistors, en het overzicht over de verschillende eenhedenstelsels en hun implicaties. Samenvattend kunnen we dit werk aanbevelen als een helder en modern overzichtswerk van de elektriciteitsleer.
P. van Breemen
| |
Fisz, M., Wahrscheinlichkeitsrechnung und mathematische Statistik. - Deutscher Verlag der Wissenschaften, Berlin, 1958, 528 pp., geb. D.M. 36.00.
Dit leerboek der waarschijnlijkheidsrekening en statistiek is sterk wiskundig opgezet. Wie niet goed thuis is in de hogere wiskunde, kan het dan ook maar beter onaangeroerd laten. Als men echter wel over voldoende mathematische voorkennis beschikt, is het een zeer mooi boek om zich degelijk en vrij volledig in de waarschijnlijkheidsrekening en de statistiek in te werken. Schr. is zakelijk, formuleert compact en gedrongen; van de andere kant geeft hij veel uitgewerkte voorbeelden, zodat de lezer het tempo toch kan blijven volgen. In dit opzicht kan men van een didactisch evenwichtig boek spreken. Naar meer wijsgerige problematiek rond de waarschijnlijkheidsrekening zal men in dit boek tevergeefs zoeken. In een werk, dat zo'n uitgebreide behandeling geeft van zijn onderwerp, stelt dit enigszins teleur. Het accent ligt nu eenzijdig op de wiskundige kant, waardoor in dit opzicht het evenwicht wat verstoord is. Het boek eindigt met een uitgebreide en zeer goed samengestelde literatuurlijst.
P. van Breemen
| |
Sociologie en moraal
Kooy, G.H., De oude samenwoning op het nieuwe platteland. - Van Gorcum, Assen, 1959, 236 pp., ing. f 14.50, geb. f 16.50.
Het gezin als cel van de samenleving vraagt om een zeker lokaal isolement: een eigen woning. Deze behoefte werd onderstreept door de talloze wrijvingen, die de inwoning gedurende de jaren van ergste woningnood overal veroorzaakte. In vroegere tijden en met name op het platteland
| |
| |
overheerste echter de familiehuishouding: het bijeenwonen van leden van drie generaties in hun verschillende vertakkingen onder één dak. In het oosten van ons land komt deze wijze van samenwoning nog frequent voor. De schrijver onderzoekt haar haard en omvang in de Gelderse Achterhoek en heeft daarbij speciale aandacht voor de problemen, die zij ondervindt bij de verandering en verstedelijking van de plattelandssamenleving. Op het einde van zijn studie meent de schrijver, dat een socioloog maatschappelijke situaties niet mag veranderen. Wanneer dit volgens niet-sociologische normen zou geschieden kunnen wij met hem instemmen, ofschoon wij het niet met hem eens zijn, dat de juistheid van zedelijke en levensbeschouwelijke normen onmogelijk redelijk is aan te tonen. Een socioloog kan echter waarderen volgens normen, die voortspruiten uit het sociale als zodanig, uit de behoefte van iedere samenleving om als samenleving te voldoen en het vreedzame samenleven van haar leden te verzekeren. De schrijver zelf voelt zich in zijn nawoord hiertoe gedrongen: ‘Ons wetenschappelijk oordeel luidde, dat het samenleven, zoals men dat op de Achterhoekse boerderijen kent, in menig geval afbreuk doet aan het levensgeluk van één of meer der betrokkenen’. Daarom ziet hij de oplossing in het verbouwen van de boerderijen, zodat de samenwoning niet meer ten koste gaat van het jonge gezin; het moet over een eigen, afgescheiden woonruimte kunnen beschikken. Voor een absolute scheiding tussen ouders en kinderen zijn de financiële bezwaren te groot. In haar geheel mag dit boek een verblijdende bijdrage genoemd worden voor de sociologische kennis van ons volk.
J. Wernink
| |
Riesman, D., De eenzame massa. Over cultuur en karakter in de moderne samenleving. (Vert. E.J. Zwaan). - Van Gorcum & Comp. N.V.; Dr. H.J. Prakke & H.M.G. Prakke, Assen, 1959, 224 pp., f 9.75.
Deze bewerking van The Lonely Crowd kwam tot stand onder supervisie van Prof. Dr. H.C.J. Duijker, die er ook een inleiding voor schreef. De Nederlandse editie is korter dan de oorspronkelijke uitgave, vooral door het weglaten van voorbeelden, die op typisch Amerikaanse toestanden betrekking hadden. De theorie, dat de mensen in de hedendaagse samenleving bepaalde overeenkomstige trekken vertonen (het maatschappelijk karakter), waardoor zij zich onderscheiden van mensen uit vroegere perioden, welke theorie ontwikkeld wordt in het eerste gedeelte van het boek, wordt toegepast op de houding der mensen ten opzichte van de politiek in het tweede gedeelte, terwijl het laatste deel handelt over de vraag, hoe deze mensen enigermate tot autonomie kunnen komen. Ongetwijfeld heeft het boek primair betrekking op Amerikaanse verhoudingen, maar ook de West-Europese samenleving vertoont verschijnselen, waarop Riesman heeft gewezen. Het komt ons voor, dat de beschouwingen van Riesman over werk en vrije tijd wat eenzijdig zijn afgestemd op hen, die in de industrie werkzaam zijn. Vooral een beschouwing over de taken, waardoor men zich direct ten dienste stelt van de medemens, zoals ziekenverpleging, maatschappelijk werk, opvoeding en onderwijs, zou een belangrijke aanvulling hierop kunnen bieden. Overigens heeft Duijker dit boek terecht belangrijk genoemd. Het verdient de aandacht van allen, die verantwoordelijkheid dragen voor de organisatie van onze samenleving.
J.M. Kijm
| |
Literatuur
Corsari, Willy, De man die er niet was. - Leopold, Den Haag, 1959, 279 pp., f 6.90.
Een criminele roman die, wat de moorden betreft, er zijn mag. Bij wijze van entree worden er al drie genoteerd, waarop nog een vierde volgt. En de dader is de meest onverwachte uit het gehele boek. Voor liefhebbers!
J. van Heugten
| |
Berghuis, Hans, Don Ramon en de eilanders. - Sijthoff, Leiden, 1959, 152 pp., f 6.90.
Hans Berghuis die romans en heiligenlevens schrijft, heeft dit keer met Don Ramon en de eilanders zeer hoog gegrepen. Niet iedereen weet een verhaal, waarin een priester, een Zweed, een Franse professor en een Joodse vrouw elkaar min of meer vinden, en nog wel op een uitvarende Spaanse schoener, aanvaardbaar te maken. Berghuis slaagt erin individuen te beschrijven, al blijft er in het gebeuren een en ander raadselachtig: Don Ramon is, door een te laat aankomen op een bepaalde plaats, misleid als hij was door een
| |
| |
tussenpersoon, oorzaak geweest dat er door de revolutionaire macht een grote slachting is aangericht. Dit is het hoogtepunt van het verhaal en zijn motivering. Berghuis schrijft niet voor verslinders van romans, doch voor lezers met andere eisen.
J. van Heugten
| |
Graft, Guillaume van der, De twaalfjarige in de tempel. Bloemlezing religieuze gedichten. - Uitg. J.F. Duwaer, Amsterdam, 1958, 48 pp., f 2.45.
Ook bij het samenstellen van deze bloemlezing bleef Guillaume van der Graft volledig zichzelf. Zijn voorkeur verwijst naar de bronnen van zijn eigen beleving: Revius en Nijhoff kiest hij en Gezelle. Het is een boekje voor kinderen, met plaatjes erbij. Gedichten ‘waar ze van zouden kunnen houden, die ze opzeggen, hardop lezen, horen en zien kunnen’, schrijft hij in zijn korte inleiding. Een katechetische bundel, uitnemend geschikt om het evangelie aan kleinen en armen te vertellen.
Huub Oosterhuis
| |
Zeylemaker-van Alphen, S.W., De kleine schepping. Gedichten. - Uitg. A.J.G. Strengholt, Amsterdam, 1958, 16 pp., f 2.50.
Ongetwijfeld is de ervaringswereld van mevrouw Zeylemaker-van Alphen zuiver en edel, maar ik vraag mij wel af, of zij geroepen is daarvan poëzie te maken. Van taal- en vormbeheersing is in de meeste gedichten nauwelijks sprake. Het lijkt mij zelfs jammer voor de gevoelens van de dichteres, die meer moederlijk dan musisch begaafd schijnt, dat ze zo armelijk en soms zo pathetisch onder woorden werden gebracht. ‘En mocht mijn grage hand een meesterwerk bereiken’, het zij haar van harte toegewenst. Maar op grond van dit bundeltje geloof ik niet dat zij daar al te vast op moet rekenen.
Huub Oosterhuis
| |
Greenaway, Gladys, View of the Mountains. - Hurst & Blackett, Londen, 1959, 191 pp., geb. sh. 11/6.
In een buitenhuis bij een Iers meer - de tussenbedrijven spelen zich af in Dublin - ontmoeten elkaar een groep vrienden. Elk heeft zijn eigen problemen, maar de knoop van het verhaal ligt hierin, dat de meesten verliefd raken op een persoon, die toevallig slechts oog heeft voor een derde. Een leugentje doet deze lijnen ineens kris-kras door elkaar lopen, als bij een storing op het T.V.-scherm. Een draai aan de knop: het leugentje wordt rechtgezet, en de paren die voor elkaar worden bestemd, komen weer samen. In het genre van ‘romantic novel’ niet onaardige ontspanningslectuur.
P. van Doornik
| |
Spark, Muriel, Memento Mori. - Mac-Millan, London, 1959, 246 pp., 15 sh.
Onlangs hadden we gelegenheid om de short stories van deze enkele jaren geleden bekeerde romanschrijfster te recenseren en te wijzen op haar uitzonderlijke talenten. In deze lichte roman blijkt haar buitengewone begaafdheid opnieuw. De personen, die in dit boek optreden, zijn alle ouden van dagen, die zich bedreigd weten door de dood en de kwalen en kwaden van de oude dag. Uit zulk weinig belovend materiaal vormt schr. echter een verhaal waarin humor, weemoed, speelse spot en grote sympathie als kinderen hand in hand voorthuppelen. De typering van de verschillende karakters is steeds kort en raak, de dialoog echt naar het leven en de beschrijvingen van het uiterlijk waarneembare evocatief en suggestief.
W. Peters
| |
Biografie
Lazzarini, A., Paus Joannes XXIII. Uit het leven van Angelo Giuseppe Roncalli. Vert. V. Mertens-Conijn. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1959, 214 pp., 25 pl., Fr. 98.
Amper een paar weken na de pauskeuze verscheen deze eerste biografie van de nieuwe paus, geschreven door Andrea Lazzarini, een Vaticaans journalist en redacteur van de Osservatore Romano. De auteur had niet de tijd om vele onderzoekingen in te stellen en zo is deze korte levensschets van de merkwaardige nieuwe paus Joannes XXIII tamelijk oppervlakkig. Het kader van zijn leven zien wij duidelijk: zijn vrome jeugd en zijn opleiding als seminarist, zijn studiën en werkkring te Rome, zijn langdurig verblijf in de Balkan, vanaf 1925 als apostolisch visitator in Bulgarije en vanaf 1931 als apostolisch delegaat, tot hij van 1934 tot 1944 apostolisch delegaat wordt in Turkije en in Griekenland tegelijkertijd. Van 1944 tot 1953 was hij nuntius te Parijs, daarna vijf jaar kardinaal en patriarch te Venetië, tot hij op 28 oktober 1958 paus werd gekozen. In het boek troffen mij
| |
| |
twee trekken: de innemende, veroverende goedheid van deze zoon van Bergamo en zijn begrip en medeleven met de meest diverse personen, zoals met de priester-arbeiders in Frankrijk. Vijfentwintig full-page-platen verhogen aanmerkelijk de waarde van dit boek.
M. Dierickx
| |
Rich, Edward Charles, Seeking the City. A spiritual autobiography. - Burns & Oates, London, 1959, 134 pp., 18 s.
E.Ch. Rich is een der Anglicaanse geestelijken die na jaren van twijfel en strijd de weg naar Rome vonden. De definitieve stoot gaf wel de aansluiting der Engelse kerk bij de kerken van Zuid-Indië. Wat deze canon van Peterborough decennia lang kwelde was het besef dat de Engelse kerk de kracht miste om met gezag op te treden en een vaste geloofsleer op te leggen. Dit voerde hem ten slotte in de schoot der moederkerk. Voor wie enig inzicht wil krijgen in de verhoudingen der Anglicaanse christenheid, is dit intelligente boek zeer verhelderend. Merkwaardig is, hoe de dogmaverklaring van Maria's tenhemelopneming op de toen nog niet naar Rome overgegane canon werkte.
J. van Heugten
| |
Steenbuch, Rikke, Ook ik wil graag leven. Uit het dagboek van een spastisch meisje. Vert. - La Rivière en Voorhoeve, Zwolle, 1959, 124 pp., f 4.90.
Een Noors meisje dat aan cerebrale parese lijdt en vrijwel volkomen verlamd is, schrijft hier een soort dagboek. Wat zij schrijft is weinig belangrijk, maar curieus is dat een dergelijke invalide daartoe in staat is. Of dit boekje echter een vertaling waard is? Voor psychologen heeft het wellicht zijn nut.
P. van Alkemade
| |
Psychologie
Boss, Prof. Dr. M., Psychoanalyse en Daseinsanalyse (Vert. Mr. U.J. de Jong). - Bijleveld, Utrecht, 1958, 152 pp.
In een uitstekende vertaling is thans het boek verschenen, waarin Boss de psychoanalyse confronteert met de inzichten, welke wij aan Heidegger danken (de oorspronkelijke uitgave werd in dit tijdschrft besproken in december 1957, pp. 294). Onder de al te natuurwetenschappelijk georiënteerde theorie van de psychoanalyse weet de schrijver de intuïtie op te sporen, waardoor het werk van Freud gedragen werd. Hoewel dit boek heftige kritiek heeft gekregen, dient het zeker gerekend te worden tot de belangrijkste publikaties over psychotherapie van de laatste jaren.
J.M. Kijm
| |
Laat, F.S.C., Br. Martinus de, Persoonlijkheidsvorming in het internaat. Dl. I en II. Beschouwingen over puberteitsopvoeding in een kinderbeschermingsinrichting. (Opvoedkundige Brochurenreeks 193 en 194). - Zwijsen, Tilburg, 1959, dl I 72 pp., dl II 88 pp., f 1.90 en f 2.25.
In deze scriptie, gemaakt voor de studie M.O. pedagogiek aan de R.K. Leergangen te Tilburg, heeft Br. Martinus zijn reflecties op praktijkervaringen in een voogdij-internaat voor jongens neergelegd. De voornaamste betekenis van deze boekjes ligt in de eerlijke en vrijmoedige discussie over een aantal problemen, waarmee men in het internaatswerk worstelt. Het moge waar zijn, dat de auteur af en toe vervalt in herhalingen en breedsprakige weinig zeggende opmerkingen, en dat ook de inhoud beter geweest zou zijn indien de schrijver zich meer beperkt had tot de behandeling van de eigenlijke problematiek, toch verdienen deze boekjes niet de scherpe kritiek, die in een van de katholieke dagbladen tegen het eerste deeltje werd gericht. Voor hen, die in dit moeilijke opvoedingswerk staan, kan de reflectie van een uit eigen kring directer aanspreken dan een strikt wetenschappelijke verhandeling. Voor die personen zullen deze boekjes als aansporing tot bezinning en gedachtenwisseling dienstig kunnen zijn. Terloops moge opgemerkt worden, dat hetgeen de schrijver zegt over psychologie wel enige correcties zou vereisen.
J.M. Kijm
| |
Politiek
Horné, A., Christ und Bürger Heute und Morgen. - Ring-Verlag, Stuttgart/Düsseldorf, 1959, 290 pp., ing. D.M. 12,80.
‘Tegenover het heersende integralisme en conformisme zijn protest en provocatie niet slechts gerechtvaardigd, maar geboden’ (p. 246). Aldus besluit Horné deze verzameling afreacties van katholieke journalisten. Hartstochtelijk polemisch, en, buiten de bijdragen van Horné zelf (Wir, der Wohlstand und die Weltpolitik) en
| |
| |
van Risse (Katholizismus und Politik in der Bundesrepublik), al te radicaal, openbaart dit boek een belangrijk aspect van het Duitse katholicisme. Ongetwijfeld is de kerkelijke hiërarchie in Duitsland overdreven met politiek bezig en vereenzelvigt zij (zoals onder Hitler) haar belangen met de heersende staatsraison. Terecht wordt dit opportunisme van de machtskerk gehekeld. Maar niemand van de acht auteurs (onder wie W. Dirks en H. Böll) brengt positieve perspectieven bij. De meesten zijn tegen de wederbewapening; allen zijn tegen de C.D.U. en Adenauer; allen zien in het neo-nazisme grotere gevaren dan in het communisme. Zo is dit boek symptomatisch voor het actuele Duitsland: terwijl de meeste leken niet mondig willen worden uit materialisme en traditionele eerbied voor het gezag, zijn de mondige leken - zoals de auteurs - wel profeten van veroordeling, maar niet van richtinggevende hernieuwing. Onder hen ontbreekt een Mounier. Voor wie de verhouding Kerk-Staat in Europa wil volgen is dit boek lezenswaard (het bevat ook een bijdrage over Spanje en Frankrijk).
J. Kerkhofs
| |
Varia
Pyke, Magnus, Slaves Unaware. - Murray, London, 1959, 208 pp., 16 sh.
Zijn wij slaven geworden van de techniek? Deze vraag wordt door de titel gesuggereerd en hij doet een wetenschappelijke, min of meer filosofisch gekleurde verhandeling verwachten van het probleem mens-techniek. Het boek is echter veel eenvoudiger van opzet. De ondertitel luidt: a mid-century view of Applied Science, en dit dekt de inhoud goed. Schr. geeft de lezer zeer veel interessant materiaal over nieuwe produkten, nieuwe werkmethodes, uitvindingen en ontdekkingen, en hij schrijft hierover op een ook voor de leek zeer begrijpelijke, onderhoudende, zelfs gezellige toon. Iets dieper gaat hij in op de problemen door de techniek opgeroepen wanneer hij de aandacht richt op economische aspecten van over- en onderproduktie, van voor- en nadelen van technisch onderwijs, e.d. Dr. Pyke blijft met beide benen in de volle realiteit van het leven staan, en de vrucht van zo'n realiteitszin is een interessant, instructief, stimulerend en wijs boek.
W. Peters
| |
Dale, Van, Groot Woordenboek der Nederlandse taal. Aflevering 3, 4, 5 en 6. - Martinus Nijhoff, Den Haag, 1959, pp. 257 tot 768, f 3.- per aflevering.
Wie de laatste, zevende uitgave van van Dale, in 1950, vergelijkt met deze nieuwe achtste uitgave, ziet onmiddellijk hoe zeer deze uitgebreid is. Het woord ‘heemstede’ staat in 1950 op blz. 702, in 1959 op blz. 768. Het geheel is weer een monument van accuratesse en omvattendheid. Deze zesde aflevering gaat tot het woord ‘heer’. Voor schrijvers, taalkundigen en taalliefhebbers blijft van Dale het onvervangbare boek.
R.S.
| |
Roth, Edgar, Brood en wijn. Vertaald. - J.H. Kok, Kampen, 1959, 216 pp., f 6.90.
In dit wonderlijke boek is de hoofdfiguur niet zo zeer de schrijver, die in de ik-vorm een gedeelte van zijn leven verhaalt, als wel de boerenzoon Sepp Scharner, een vrome jongen uit Tyrool, die de schrijver de onmogelijkste zonde- en Christusmystiek laat beleven. Zelfs Graham Greene, die toch nogal krasse situaties aandurft, zou hiervoor terugschrikken. Ik geloof niet dat één katholiek lezer dit ondenkbare geval als mogelijk zou accepteren.
J. van Heugten
| |
Aula-reeks. Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1959, f 1.75 per deel.
Hans JANTZEN, De kunst van de gotiek. Vert. - Een heldere beschrijving van de beroemdste Franse kathedralen en van de zin der gotiek.
Prof. Dr. A. von MARTIN, Sociologie van de Renaissance. Vert. - Een interessant werk over de omkeer in de sociale verhoudingen van de Middeleeuwen.
| |
Pictura-boeken. Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1959, f 2.25 per deel.
Gabriel GERMAIN, Homeros. - Een boeiend relaas over Homeros, over tijd en cultuur en over de beroemde epen. Rijkelijk geïllustreerd.
Paul LECHAT, Italië. - Dit eveneens overvloedig geïllustreerde werkje vertelt onderhoudend over het huidige Italië.
| |
Prisma-boeken.
Verhalen die Hitchcock koos. - Een aantal griezelverhalen, bijeengebracht, door de bekende flimartiest.
| |
| |
E.Ph. OPPENHEIM, Rijk en geen geld. - Een aardig ontspanningsverhaal.
H.G. WELLS, De Tijdmachine en andere verhalen. - Een langere en een aantal kortere stories van de bekende auteur uit het begin der eeuw.
P.G. WOODHOUSE, Volle maan. - Een luchtig, vlot, grappig verhaal, zoals we die van Woodhouse kennen.
Helmut GOLLWITZER, En brengen waar gij niet wilt. - Een belangrijk boek van een Luthers theoloog die in Rusland krijgsgevangene werd.
Pierre ROUSSEAU, Moderne uitvindingen. - Een boekje dat de nieuwste technische vondsten beschrijft.
Gisèle PARRY, Ik en mijn dokters. - Gisèle Parry schrijft hier humoristisch en luchtig over de vele geneesmethodes die zij aanwendde tot genezing van haar astma.
Jean LUCAS-DEBRETON, De gouden tijd der renaissance. - Een boek waarin licht en donker van de renaissancetijd beide belicht worden.
Gerald DURRELL, Mijn familie en andere beesten. - Een boekje over het eiland Korfoe, hoe daar de familie van de schrijver leefde, heel dicht bij wonderlijke beesten.
John PFEIFFER, Het nieuwe heelal. - Pfeiffer beschrijft hier vooral de radiosterrekunde, een nieuwe wetenschap, die veel onthullingen bracht.
Karl HOLZSCHUH, Ervaringen van een kinderrechter. - Een boekje dat vertelt van kinderdelicten, vooral tijdens en na de grote oorlog.
R.S.
| |
In de Salamanderreeks (pocket-uitgave, f 1.75 per deeltje) bij Querido te Amsterdam verschenen:
Het Slot van Fr. KAFKA.
Aan de grote weg van Ina BOUDIER-BAKKER.
De Parel van John STEINBECK.
Goena-Goena van P. DAUM.
Kleine Inez van R. van GENDEREN-STORT.
De vreemde nacht van Vicky BAUM.
De dood in Venetië van Th. MANN.
Rubber van M.H. SZEKELY-LULOFS.
De wereld heeft twee aangezichten, proza en poëzie van 1700 tot 1880 door R. NIEUWENHUYS.
De nieuwe volwassenen, een enquête onder jongeren van 18 tot 30 jaar, door J. GOUDSBLOM.
R.S.
| |
In de geïllustreerde Salamanderreeks (f 2.50 per deeltje) verschenen:
Prof. Dr. Ir. R.J. FORBES, Mensenwerk I en II. 5000 jaar techniek.
B. van der KLAAUW, Sneller dan het geluid. Een boek over luchtvaart.
Hans SNOEK e.a., Dans en ballet.
R.S.
| |
Sohl, H., Baldadigheid in Nederland (Opvoedkundige Brochurenreeks No. 195). - Zwijsen, Tilburg, 1959, 141 pp., f 3.60.
Deze studie over een probleem, dat velen bezighoudt, is opgebouwd rond de publiciteit over dit onderwerp. Inzichten uit pedagogische en psychologische literatuur zijn in verband gebracht met gegevens ontleend aan een uitgebreide collectie krantenberichten. Voorzichtig heeft de auteur zijn onderwerp afgebakend, en met zorg werd een uitgebreid materiaal verzameld, maar in zijn conclusies bleef hij zo vaag, dat het resultaat van al deze inspanning toch onbevredigend bleef.
J.M. Kijm
| |
Clercq, C. De, La législation religieuse franque. Tome II: De Louis le Pieux à la fin du IXe siècle. - Centrum van Historisch Onderzoek, Antwerpen, 1958, 442 pp.
Bijna 25 jaar geleden publiceerde Dr. De Clercq een eerste deel over de Frankische godsdienstige wetgeving, waarbij hij de periode van Clovis tot en met Karel de Grote behandelde. Dit tweede deel bestrijkt ongeveer de 9e eeuw, vanaf Lodewijk de Vrome tot de volledige ontbinding van het Frankische rijk omstreeks 900. De concilieacten en capitularia, de statuten en kloosterregels geven ons een concreet inzicht in het leven van de Kerk, van clerus, religieuzen en leken. Het streven der vorsten om de hand te leggen op de kerkelijke goederen en hun ingrijpen in het kerkelijk leven, de nauwe versmelting van Kerk en staat met alle voor- en nadelen vandien, het toedienen der sacramenten en de liturgie, de moeilijkheden om de seculiere priesters het celibaat te doen onderhouden, de kerkelijke feesten en de openbare zedelijkheid, en tal van andere aspecten van het innerlijk leven der Kerk
| |
| |
komen ter sprake. Zelfs in een kleine honderd jaar wisselen vaak de toestanden aanmerkelijk: nu eens overweegt de invloed van de keizer of van de leken, dan weer van de bisschoppen of van de paus. Dit boek is geen vlotte lectuur voor de leek in het vak, maar brengt een kostbare documentatie voor de historici die de Karolingische periode kerkelijk of ook politiek en economisch bestuderen.
M. Dierickx
| |
Frankl, Prof. Dr. V.E., Medische zielzorg. Inleiding tot logotherapie en existentie-analyse. (Vert. Toon Bartels). - Bijleveld, Utrecht, 1959, 207 pp., f 9.90.
Het werk, dat thans in vertaling is verschenen, werd kort na de oorlog voor het eerst gepubliceerd onder de titel Aerztliche Seelsorge. Dit boek toont, hoe deze medicus met zijn ruime belangstelling voor wijsbegeerte in de bittere ervaringen van het concentratiekamp zelf de therapie heeft doorleefd, welke hij nu voor anderen nuttig tracht te maken. Na een inleiding over plaats en noodzaak van logotherapie en existentie-analyse volgen beschouwingen over existentie-analyse: eerst algemene beschouwingen zoals die over de zin van leven en dood, daarna analyses welke betrekking hebben op het gestoorde bestaan in neurose en psychose. Een afbakening van het terrein der medische zielzorg vormt het besluit van dit boek. Terecht overtuigd van wezenlijke tekorten in het mensbeeld van psychoanalyse en Individualpsychologie pleit de auteur voor de erkenning van het geestelijke in de mens. Hij ziet hierin een noodzakelijke aanvulling van de psychotherapie, en een kwestie, waarmee ieder die de medemens in nood te helpen heeft rekening moet houden. De toepassing van de logotherapie vraagt veel voorzichtigheid en het is begrijpelijk, dat men van psychiatrische zijde vreest voor een al te vlot argumenteren met patiënten, terwijl de basis voor een discussie zeer smal is. Wanneer deze studie wordt geïntegreerd in de psychopathologie, zal zij ongetwijfeld van niet geringe waarde zijn. De vertaling is met zorg uitgevoerd, hoewel op enkele plaatsen de bedoeling van de auteur toch niet voldoende tot zijn recht komt, b.v. waar op blz. 50 ‘Sinnentnahme’ is vertaald met ‘het ontdoen van de zin’, of op blz. 72 waar wij lezen: ‘Het kan wel typisch zijn, maar het is de typische fout van zo iemand, dat hij het als typisch ziet, maar als fout niet verontschuldigt’.
J.M. Kijm
| |
Parrot, André, De schatten van het Louvre en de Bijbel (Serie: Bijbel en Orchaeologie, nr. 8). In het Nederlands vertaald door I.S. Herschberg. - Callenbach, Nijkerk, 1958, 183 pp., 12 pl., 76 afb., f 7.90 en f 7.25.
Dit achtste ‘cahier’ is een prachtige aanwinst voor de serie die al zoveel voortreffelijke nummers bevat. Het biedt veel meer dan menigeen van de titel zou verwachten. De schrijver heeft de overvloed van het Louvre-materiaal zó weten te sorteren, dat hij samen met de lezer alle grote perioden van de bijbelse geschiedenis doorloopt. Zo worden niet alleen de bijbelse feiten weer eens goed naar plaats en tijd gesitueerd - hoeveel lezers hebben dat niet nodig? - maar bovendien en vooral gaan die feiten door hun archaeologische illustratie weer zó onmiddellijk aanspreken, dat het hele bijbelse relaas, zelfs waar dit niet nader toegelicht wordt, concrete gestalte krijgt. Zo gaat door dit boeiende en veelzijdig geïnformeerde boek de bijbelse boodschap leven in het leven der toenmalige mensen. En dat geeft weer kostbare aanknopingspunten om tot het besef te komen hoezeer de hedendaagse mens, juist in zijn zoeken naar authentieke religiositeit, door de Bijbel wordt aangesproken.
H. Renckens
|
|