| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Verhagen, O.E.S.A., Leopold, Ter overdenking. - H. Nelissen, Bilthoven, 117 pp., f 3.95 en f 4.95.
Pater Verhagen bundelde zijn radiotoespraken in een smaakvol, geïllustreerd boekje. Het zijn vrome, pittige, korte flitsen die de lezer zich op God en eeuwigheid doen bezinnen. Ieder zal deze kortsluitingssermoenen, die de hedendaagse mens aanspreken, met voldoening ter hand nemen.
R.S.
| |
Bardet, G., L'Imitation du Christ selon Thomas a Kempis. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1958, 632 pp., geb. Fr. 195.
Er groeit in de laatste jaren een nieuwe aandacht voor de Navolging van Christus. Samen met de uitgave van het Brusselse autograaf door Delaissée, verschijnen artikels en vertalingen, die de vrij algemeen verspreide opvatting, dat de Imitatie een wereldvreemde en daarom onmoderne spiritualiteit nastreeft, grondig herzien. Het probleem, dat daarbij aan de dag treedt is het volgende: verstaan wij nog wel voldoende de diepere religieuze zin, die de schrijver van de Imitatio in zijn tekst legde. Uit de talloze latere omzettingen blijkt althans overduidelijk dat er geleidelijk aan in de betekenis van de woorden een verschuiving van accent plaats vond. Deze kan men als volgt karakteriseren: van de mystiek naar de ascese. Ook deze vertaling wil daar bewust tegen reageren. Zij wil zoals het in de ondertitel heet de ‘sens mystique’ van de tekst recht laten wedervaren. En naar ons oordeel is de vertaler daarin geslaagd. Meer voorbehoud maken we voor de inleiding en de wijdlopige notities, die elk der vier delen begeleiden. Daarin wordt zo vlot en zo nadrukkelijk over mystiek geschreven, dat men er zich onbehagelijk bij gaat voelen. Ook de al te vlugge en categorische uitspraken over de ‘esprit nordique’ en het Vlaamse volkskarakter, kunnen ons alleen maar doen glimlachen over de naïeve lichtzinnigheid, waarmede de Fransman nog immer zijn naaste buren beoordeelt. Voor een meer evenwichtig inzicht in de geestelijke waarde van de Navolging verwijzen we naar de inleiding van Pater Spaapen op de Nederlandse Imitatie-vertaling van Gerard Wijdeveld.
G. Achten
| |
Evdokimov, Paul, La femme et le salut du monde. - Casterman, Doornik, 1959, 276 pp., 3 pl., ing. Fr. 87.
Wie, gewoon aan onze Westerse denktrant, verwacht dat dit boek onmiddellijk de plaats van de vrouw in het heilsbestel gaat beschrijven, zal het na enkele bladzijden onwennig terzijde leggen. Men moet echter de moed hebben de meer Oosterse uitdrukkingsvormen te aanvaarden om stilaan de grote diepte en rijkdom van het werk te waarderen. Eigenlijk ware de titel juister: Het heil van de wereld en de vrouw. Want een eerste, uitgebreid deel, behandelt de antropologie en geeft het christelijk inzicht in het verlossingswerk. Het tweede deel handelt specifiek over de vrouw. Eerst over Eva, zoals de openbaring haar tekent. Daarna over de vrouw in de ontwikkeling van de geschiedenis. Een laatste deel wordt gewijd aan de archetypen: De Moeder Gods, het oerbeeld van het vrouwelijke; Sint-Jan de Doper, oerbeeld van het mannelijke. Het besluit tekent ons de eigen charismen van man en vrouw. Het is een rijk boek met verniewende en vaak verrassende inzichten op het verlossingswerk. Jammer genoeg kan de katholieke lezer op enkele punten niet akkoord gaan met de leer van de auteur, onder meer wat betreft de tijdelijkheid van de hel. Persoonlijk vinden wij dat de hoofdstukken over de vrouw in de geschiedenis ongunstig afsteken tegen het geheel van het boek. Schrijver had zich wel wat meer mogen bezinnen op gegevens ontleend aan het existentialisme en zijn oordeel moeten nuanceren. In z'n geheel bevelen wij het boek aan priesters en theologisch geschoolde lezers ten zeerste aan.
L. Braeckmans
| |
Mauriac, François, La Fils de l'Homme. - Grasset, Parijs, 1958, 200 pp., ing. Fr. Fr. 690.
In dit boek spreekt een leek en een groot schrijver het getuigenis uit van zijn geloof in de levende, de eeuwige Christus. Het geloof van Mauriac is geen platonisch aanvaarden van het dogma der menswording, een soort berusting, in hetgeen eenmaal met passie werd beleden. Voor hem is de ware gelovige zich bewust van de totale inzet van zijn persoon in de overgave aan een mysterieuze aanwezigheid, die voor het rationalistisch verstand en de menselijke begeerten een aanhoudende er- | |
| |
gernis betekent. Dit geloof voedt zich niet met dogmatische formules alleen - alhoewel een zeer diepe theologie van de genade eraan ten grondslag ligt - maar vooral met het getuigenis van de mystieken en van de heiligen. Wat het ware, levendige geloof in Christus betekent voor een modern mens, die zich steeds bedreigd weet door het hem omringend atheïsme en niet minder door het schijngeloof van zovele gedoopten, wat het wezen zelf van de geloofsact is, die zozeer van alle andere menselijke acten verschilt en ze toch alle doordringt, waait u a.h.w. tegen uit elke bladzijde van dit boek. Men hoeft de enigszins partijdige eenzijdigheid van Mauriac voor de verschoppelingen niet te delen, om aan te voelen, welk aangrijpend getuigenis hier wordt afgelegd. Dit is geen levensbeschrijving van Jesus, geen apologetisch werk over de Messias, het is het mysterieuze leven zelf van Christus in de ziel van een christen man, die door alle duisternissen heen aan zijn geloof een leven lang is trouw gebleven.
F. De Raedemaeker
| |
Horatczuk, M., S.J., Rare kostgangers, vert. H. Baljon (Heilige Onrust, nr. 6). - Lannoo, Tielt-Den Haag, 1959, 160 pp., ing. Fr. 50, geb. Fr. 75.
Follereau, Raoul, Als Christus morgen bij U aanbelt.... zult U dan zien dat Hij het is?, vert. H.P. Jacobs (Humanitas-reeks, 22). - Lannoo, Tielt-Den Haag, 1959, 96 pp., ing. Fr. 32.
Vet, G. De, Family of God. Meditaties bij foto's (Heilige Onrust, nr. 5). - Lannoo, Tielt-Den Haag, 1959, 160 pp., 36 foto's, ing. Fr. 50, geb. Fr. 75.
Van deze drie boeken verschijnen er twee in een reeks die ‘heilige onrust’ heet, maar misschien juister ‘heilige sensatie’ of ‘de heilige best-seller’ kon heten. Het is een riskant genre, maar de keuze van de uitgever was tot nog toe trefzeker genoeg om in de sensatie steeds een behoorlijke mate van religieuze authenticiteit te waarborgen. Ook bij deze deeltjes is dit het geval. Horatczuk blijft de asceet, die lachend de waarheid zegt en een degelijke geestelijke en tevens geestige leiding geeft. Het bekende boekje van Follereau, dat ons in een goede vertaling gepresenteerd wordt, klinkt in zijn eenzijdige heftigheid meer als een aanklacht dan als een gebed, maar door de onmiskenbare liefde die zijn hartstochtelijke taal doordesemt, grijpt en overtuigt hij. Met de ‘meditaties bij foto's’ van aalmoezenier De Vet belanden wij bij een genre, waar het goedkope en toevallige al te vaak zijn armoede verbergt achter de aantrekkelijkheid van het beeld, van déze korte hoofdstukken echter moeten we bekennen dat zij van uit hun toevallig uitgangspunt steeds weer naar de kern, naar het echte en wezenlijke doordringen.
L. Monden
| |
Graef, Hilda, Der siebenfarbige Bogen. Auf den Spuren der grossen Mystiker. - J. Knecht, Frankfurt, 1959, 510 pp., geb. D.M. 18,80.
De schrijfster biedt ons, op tamelijk vulgariserende wijze een reeks van studies over christelijke mystiek en innerlijk leven. Zij doet dit in een concrete vorm, vanuit het leven en de leer der mystici zelf. In vier grote delen heeft zij haar werk ingedeeld: de bijbel, de patristiek, de middeleeuwen en de moderne tijd. Het doet enigszins eigenaardig aan dat in de rij van mystici Christus zelf is opgenomen. Wij gaan wel met de schrijfster akkoord dat in een werk over mystiek de H. Schrift een ereplaats moet krijgen en wij begrijpen haar reactie tegen andere werken die dit verwaarloosden. Maar toch zouden wij haar op dit punt een gebrek aan methode willen verwijten. Zij behandelt de geïnspireerde auteurs op dezelfde wijze als de mystici uit de christelijke traditie: volgens afzonderlijke mystieke scholen. Zij had veeleer de bijbel als een geheel moeten beschouwen en daarin thematisch de ontwikkeling van de openbaringsinhoud aantonen. Voor de volgende traditie der Kerk moest de S. zich tot een ‘strenge keuze’ beperken. Voor de Jezuïeten althans kunnen wij deze keuze niet streng noemen, daar zij naast Ignatius ook Alfonsus Rodriguez en de Caussade opneemt. Ook voor de andere tijdvakken geschiedde de keuze volgens een zekere willekeur, zodat de eenheid van het boek meer uitwendig dan inwendig is. Toch zijn de afzonderlijke figuren met kennis van zaken behandeld. Het boek is bovendien zeer keurig uitgegeven.
G. Achten
| |
Guardini, R., Het begin van alle dingen. De eerste hoofdstukken van Genesis, vert. H. Wagemans. - P. Brand, Bussum, 1958, 98 pp., f 4.25.
Een zeer goed verzorgde vertaling van elf preken, welke Guardini te München hield tijdens de academische godsdienstoefeningen. Helder laat de auteur de betekenis van het scheppings- en het paradijsverhaal zien in het licht van de huidige exegese. Nu oppervlakkig wijsgerige en we- | |
| |
tenschappelijke beschouwingen aangaande de mens, zijn verleden en zijn bestemming, zoveel verwarring stichten in brede kring, verdient deze confrontatie met de Bijbel bekendheid bij velen.
J.M. Kijm
| |
Folliet, Joseph, Le catholicisme mondial aujourd'hui (Rencontres). - Edit. du Cerf, Parijs, 1958, 185 pp.
Binnen het bestek van een essay de balans van de wereldkerk opmaken is een waagstuk, zelfs voor een briljant socioloog als de ondervoorzitter van de Franse Sociale weken. Toch werd het een vrij getrouw beeld van de werkelijkheid, ditmaal beschreven zonder statistieken, maar met genuanceerd inzicht in de levende complexiteit van de Kerk, zo b.v. in de blz. over apostolische efficaciteit en internationale moraal. Men herkent overal de sprankelende intelligentie, die zich uit in een krachtige, gezonde taal. Misschien werd toch nog iets te veel aan het Franse perspectief geofferd; waarom moet België als geheel (huis horen in ‘l'alliance française’, terwijl voor Zwitserland wél de cultuurgroepen worden onderscheiden (p 50)?
J. Kerkhofs
| |
Feiner, J., e.a., Theologisch perspectief 1: Fundamentele problemen. Ned. vert. en bewerking onder de redactie van Dr. E. Schillebeeckx. - Heideland, Hasselt; Paul Brand, Bussum, 1958, 204 pp., geb. Fr. 135 en f 8.90.
Professoren van het St.-Luzi-Seminarie in Chur hebben het grootse plan opgevat om de Fragen der Theologie Heute - zo heet de Duitse uitgave - in één werk samen te vatten. Daarvoor deden zij beroep op de beste auteurs uit Duitsland en Zwitserland. Bij de Zwitsers herkennen wij O. Karrer, als specialist voor de Kerk, en Urs von Balthasar. Bij de Duitsers ontmoeten wij heel wat professoren uit de R.K. faculteit van Tübingen, voor het ogenblik wellicht de meest actieve en meest opene theologische faculteit in Duitsland. Zo hebben wij Prof. em. J. Geiselmann, die een driedelig standaardwerk voorbereidt over de Overlevering, en de jonge Prof. H. Fries, die zeer vertrouwd is met het existentialistische denken. Hij schrijft het hoofdstuk over ‘Mythe en Openbaring’. R. Schnackenburg, vroeger in Würzburg, wordt een der belangrijkste nieuwtestamentici. Men wil werkelijk voorlichting geven. Elk artikel geeft een overzicht van de problematiek, buiten de Kerk of ook binnen de huidige theologie, aan de hand van vele en met zorg gekozen verwijzingen en bibliografie. Studenten aan de R.K. Universiteit van Nijmegen hebben deze artikelen vertaald onder de hoofdredactie van Prof. Dr. E. Schillebeeckx O.P. Hier en daar, waar ‘in het Nederlands iets beters was te vinden’, heeft men werken uit ons taalgebied vermeld. Priesters en leken, die naar een degelijke inleiding uitzien op de theologische problematiek van tegenwoordig, kunnen moeilijk iets beters vinden dan deze ‘verkenningstochten’, die in een keurige uitgave worden aangeboden.
P. Fransen
| |
Emmanuel, Mother, Teaching Liturgy in Schools. - Challoner Publ., London, 1958, 101 pp., 6 s. 6 d.
Raftery, W., Liturgy in the Parish. - Challoner Publ., London, 1958, 81 pp., 5 s. 6 d.
Beide deeltjes behoren tot een eenvoudige serie die enkel liturgische werkjes bevat. Waar wij wat betreft belangstelling voor de liturgie en liturgische viering verder zijn dan in Engeland, geloven we niet dat deze, vrij dure, boekjes hier te lande bijzonder waardevol of nuttig zijn.
W. Peters
| |
Edwards, Charlotte, Heaven on the Doorstep. - The World's Work, Kingswood, 157 pp., 10 s. 6 d.
Een vrouw, die zeker haar pen hanteren kan, vertelt op even simpele als boeiende wijze hoe zij het geloof in God vond, en hoe dit in haar groeide, en hoe zij dit beleefde. Het is geen verhandeling over het geloof; zij put uit eigen ervaring, en naar aanleiding van velerlei incidenten vertelt zij op ietwat huiselijke toon hoe het geloof haar vormde en leidde. Ofschoon haar geloof in dit boekje vrij a-kerkelijk wordt gehouden, en dus voor de christen iets on-afs heeft, doet lezing van haar eenvoudig getuigenis toch deugd.
W. Peters
| |
Literatuur
Monografieën over Vlaamse letterkunde. A. van Duinkerken, Guido Gezelle. M. Gilliams, Emm. De Bom. - Ministerie van Openbaar Onderwijs, A. Manteau, Brussel, 1958, resp. 56 en 50 pp., 8 ill., geb. Fr. 20.
In dit opstel formuleert de Nijmeegse hoogleraar enkele grondtrekken van Gezelle's dichterschap: het ternaire ritme bij
| |
| |
de thematische uitwerking (waarneming van het voorwerp, overweging van zijn aard, verheffing van het hart tot de Wetgever der natuur), tweespalt tussen vreugdevolle begeestering en neerdrukkende melancholie, groeiende identificatie met het beschouwde object, uitmondend in de heerlijke natuurmystiek. Aan de verheven grootheid, die Gezelle bereikte in zijn religieuse gedichten uit Eeuwigheidskrans en Rijmsnoer werd o.i. geen voldoende recht wedervaren. Gilliams, die Emm. De Bom persoonlijk heeft gekend, tracht eerlijk en onomwonden de literaire waarde van deze Van Nu en Strakser af te wegen. De beloften, die een werk als Wrakken (de eerste moderne stadsroman uit onze literatuur) inhield, werden achteraf nooit ingelost, omdat De Bom de nodige synthese-kracht miste die een verhaal tot eenheid dwingt. Een leerrijk opstel, dat enkele malen door een verfoeilijk gallicisme wordt ontsierd.
J. Du Bois
| |
Martin du Gard, Roger, De zomer van 1914. - Uitg. De Toorts, Haarlem, 1ste deel, 489 pp., f 16.
In de Pantheon-uitgave van Nobelprijswinnaars, die de Toorts verzorgt, is thans een werk van R. Martin du Gard verschenen, het 7de deel van Les Thibault. De zomer van 1914 is ook als afzonderlijke roman volkomen te genieten. Prof. Dr. Gaëton Picon schreef er een voortreffelijke inleiding voor, waarin hij R. Martin du Gard, Nobelprijswinnaar van 1937, uitstekend typeert. Het boek is, zoals alle uitgaven dezer serie, kostbaar en smaakvol van presentatie. De beide vertalingen, van inleding en roman, zijn met grote zorg bewerkt. Martin du Gard is een schrijver die in Frankrijk nooit bijzondere aandacht trok, doch door de Zweedse commissie hoog gewaardeerd werd, gedeeltelijk wel omdat hij de Europese sfeer aan de vooravond van de eerste wereldoorlog met groot talent gestalte wist te geven. Er zullen in deze Pantheon-uitgave drie delen van De zomer van 1914 verschijnen.
J. van Heugten
| |
Hirsch, Arnold, Bürgertum und Barock im deutschen Roman (Literatur und Leben, I). - Böhlau-Verlag, Keulen-Graz, 1957, XII-164 pp., ing. D.M. 12,80.
De burgerlijke roman kent in de 18e eeuw een eerste bloeitijd; deze was echter voorbereid: zeer veel elementen ervan zijn, náást de typische barokliteratuur, reeds aangekondigd in de 17e eeuw. Een eerste uitgave van H.'s merkwaardig onderzoek verscheen in 1934, toen hijzelf uit Duitsland had moeten vluchten, en praktisch de hele oplage werd vernietigd. In de laatste jaren van zijn werk aan de Ecole normale supérieure van Parijs, wendde hij zich weer tot dit thema. Blijken de romans en verhalen, die hij onderzoekt, geen literaire meesterwerken; geistesgeschichtlich is hun rol geenszins te onderschatten, juist om de doordringing en oplossing van de barokcultuur door burgerlijke elementen. Dit werk is een grondige bronnenstudie en de enige wetenschappelijke synthese over deze evolutie. S. vervolgt de verburgerlijking van de Picaro tot koopmansgezel, tot zwart schaap of verloren zoon in moraliserend calvinistisch milieu, tot avonturenheld bij Beer. Een ander aspect van de evolutie kan men volgen in de Bildungsroman, politiek-moraliserend bij Christian Weiss, een hoogtepunt bereikend bij Riemer († 1680) en een hele nabloei van politieke milieu-romans in het leven roepend. Een derde volgt de verburgerlijking van de herdersroman tot studenten- en volksidylle. Deze evolutie opent meteen de weg naar de kritiek op de adellijke zeden, en zo naar het realisme, eerst in de herdersroman maar vervolgens in de adellijke milieu-roman zelf.
A. Deblaere
| |
Emmel, H., Weltlage und Bild der Welt in der Dichtung Goethes. - H. Böhlaus Nachf., Weimar, 1957, 352 pp., geb. D.M. 18.
Strich, Fritz, Goethe und die Weltliteratur. 2 Aufl. - Francke-Verlag, Bern, 1957, 390 pp., geb. Zw. Fr. 24.
Als medewerkster aan het Goethe-woordenboek is H. Emmel een grondige kenner van de G.-teksten, die zij dan ook eerbiedig gebruikt. De exegese gaat uit van het woordgebruik, en zijn betekenissen vervolgt ze van gedachte-inhoud tot affectieve geladenheid en symbolische evocatiekracht; de uiteenzetting is wel eens omslachtig (maar misschien kent S. het assimilatievermogen van de lezers bij ervaring); ze geeft ons echter een interessante kijk op de evolutie van Goethe's Welt-Anschauung, vanaf de Welt als kerker voor de strevende zoeker, als ruimte waarin het de mens voorbestemd is door dwalen te rijpen, tot de zelfbeperking en daardoor eigenlijke menselijke voltooiing in een huiselijke wereld tegenover de onbegrensde vreemde wereld. Terwijl Strich's studie niet de vrijwillige (en overigens welkome) beperking van het voorgaande
| |
| |
onderzoek over de inhoud van een woordgebruik heeft, behandelt hij slechts een onderdeel van Goethe's Welt, nl. de groeiende, complexe idee van de Weltliteratur, een door Goethe geschapen term, doch hij behandelt dit onderdeel in al zijn vertakkingen. Enerzijds betekent dit de deelname van Goethe aan de Europese letterkunde, anderzijds de ontdekking van Duitsland door Europa, met al de wisselwerkingen van specifieke en algemene aard, die het Europese letterkundige leven vanaf de 18e eeuw juist zo boeiend universeel maken, en die in de geschiedenis der nationale letterkunden nooit tot hun recht komen. Tenslotte wordt nog de universele zending van Goethe tot in onze tijd vervolgd. Zowel om het inzicht in Goethe's visie als om de concrete meeleving van een merkwaardige ontwikkelingsperiode in de Europese letterkunde, vormt dit mooie en aangenaam leesbare boek literairhistorisch én menselijk een verrijkende aanwinst.
A. Deblaere
| |
Fielding, Gabriel, Eight Days. - Hutchinson, London, 1958, 381 pp., 16 sh.
In zekere zin is dit een akelige roman. Het is niet pleizierig de korte vakantie van acht dagen met een dokter mee te beleven, wanneer deze een degelijke rust nodig heeft, maar voortdurend in felle onrust wordt gehouden gedeeltelijk door zijn contact met een abnormaal gekwelde medemens, gedeeltelijk door de bekoring tot het kwaad die hem als een schaduw volgt. Van de andere kant ervaart de lezer al gauw dat het diep-menselijke probleem van deze roman, en de sober-ernstige wijze waarop het wordt blootgelegd, de auteur een geheel eigen plaats geven in de rangen der hedendaagse romanschrijvers. We hopen dan ook t.z.t. terug te komen op Gabriel Fielding, en zijn gehele oeuvre, dat tot nu toe uit drie romans en een bundeltje gedichten bestaat, nader te beschouwen.
W. Peters
| |
Kennedy, Margaret, The outlaws on Parnassus. - Cresset Press, London, 1958, 214 pp., 15 sh.
Dit is een luchtig geschreven, werkje over de kunst van de romanschrijver. Deze moge dan al geen vaste plaats hebben op de Parnassus, niet zonder humor toont schr. aan hoe hij hier menigmaal echter wel thuis hoort. Het werkje geeft een helder overzicht op welke wijzen de romanschrijver zijn materiaal kan benaderen en verwerken. Het verdient de aandacht van ieder voor wie een roman meer is dan enkel amusementslectuur.
W. Peters
| |
Böll, H., Doktor Murkes gesammeltes Schweigen. - Kiepenheuer & Witsch, Keulen-Marienburg, 1958, 158 pp., geb. D.M. 5,80.
Een klein verzamelwerk van Böll's satiren, dat naast het titelverhaal nog Nicht nur zur Weihnachtszeit, Es wird etwas geschehen, Hauptstädtisches Journal en Der Wegwerfer bevat. Wie de diepte van B.'s romans verwacht, zal over het groteske van de inhoud struikelen; de taal echter is op haar best, levend en strak; de beschrijvingen van de uitwassen van het moderne leven krijgen hun kliniekachtige humor doordat B. ze consequent doordenkt, ze verabsoluteert.
A. Deblaere
| |
Spark, Muriel, The Go-away Bird, with other stories. - Macmillan, London, 1958, 215 pp., 13 s. 6 d.
Met deze verzameling korte verhalen heeft de schrijfster zich in de eerste rangen geplaatst van degenen die zich toeleggen op de moeilijke kunst van de short story. De verhalen zelf zijn zeer uiteenlopend van onderwerp, en bestrijken de meest verrassende kanten van het leven van de mens. Zij heeft een scherp oog voor de vaak verborgen trek die, eenmaal ontdekt, het levensgeheim van de medemens schijnt te onthullen. Zij schrijft dan met een weldoende sympathie over haar mensen, die zo springlevend zijn dat men moeite heeft zich te realiseren dat wij met fictie te maken hebben. Naast deze sympathie dringt zich de nimmer ontbrekende zin voor humor aan ons op als een kostbare eigenschap van deze verhalen. Voegt men hierbij nog een uitzonderlijk talent voor het weergeven van een gesprek, en een zeer eenvoudige, maar meeslepende vertelrant, en we hebben een althans gedeeltelijke verklaring gegeven waarom deze verzameling zo fris aandoet en zo fascineert. Schr. is nog weinig bekend; zij publiceerde tot nu toe twee romans (The Conforters, 1958, en Robinson, 1957) en maakte haar debuut in 1952 met een bundel verzen. Schr. werd in 1918 geboren; in 1954 werd zij katholiek.
W. Peters
| |
Böll, Heinrich, Wie gaat er mee naar Ierland varen? Vert. - Ad. Donker, Rotterdam; Uitg. Ontwikkeling, Antwerpen, 1958, 134 pp., Fr. 100.
Niemand minder dan de dichter Werumeus Buning achtte dit boekje belangrijk
| |
| |
genoeg om het te vertalen. Het is boeiende en voortreffelijke journalistiek van goed gehalte. Böll bracht zijn vakantie in Ierland door en gaf ogen, oor en hart de kost om de ziel van Ierland ‘te proeven’. Het is natuurlijk geen werk van lange ervaring, doch wat een dichterlijk, gevoelig en goed observerend auteur over een eigenaardig land als Ierland op kan doen, werd hier opgedaan en Böll schrijft levendig en brillant genoeg om zijn lezers te boeien.
J. van Heugten
| |
Holthusen, Hans Egon, Das Schöne und das Wahre, Neue Studien zur modernen Literatur. - R. Piper, München, 1958, 305 pp., D.M. 14,80.
H. hoort ongetwijfeld tot de allerbeste literaire critici van na de oorlog. Hij bezit een merkwaardige zin voor het essentiële, gaat steeds naar de kern van de zaak en houdt zijn lezer niet op met bijkomstige of periferische beschouwingen. Zijn vorige kritiekbundels, Der unbehauste Mensch en Ja und Nein, werden dan ook terecht ten zeerste geapprecieerd. En deze nieuwe bundel zal het ook wel worden. Hij bevat essays over de poëtiek van T.S. Eliot en Godfried Benn, over Bernanos en over het boek van Urs von Balthasar over deze auteur, over de brieven van Valéry, het werk van de Duitse auteur Erhart Kästner en de jonge Oostenrijkse dichteres Ingeborg Bachmann. Ongeveer de helft van het boek wordt echter in beslag genomen door een studie over het oeuvre van de in 1944 vrij jong gestorven Duitse filoloog en literatuur-historicus Max Kommerell, die schitterende werken heeft nagelaten over de Duitse en de wereldliteratuur, inzonderheid over Goethe, Jean Paul en de Duitse klassieken. Eén van de hoofdbekommernissen van H. - en zo moet men de titel van zijn boek verstaan - is te bepalen welke de eigen waarheidsvorm van het literaire kunstwerk mag wezen.
L. Vander Kerken
| |
Mann, Heinr., Essays I-II (Werke 11-12). Aufbau-Verlag, Berlin, 1957, 532-604 pp., geb. D.M. 9 en 9,90.
Heinrich Mann was een voorbeeld van een ‘geëngageerd’ schrijver. Deze twee delen verenigen zijn essai's, toespraken, artikelen. Steeds leesbaar, vol gelukkige, stilistisch knappe, vaak aforistische formuleringen; zin voor de diepere, religieuze noden van de menselijke ziel moet men bij hem echter niet verwachten. De bijdragen van sociale en politieke aard zijn van nature tijdgebonden en reeds document van een voorbije periode. Zijn huldigingen van grote schrijvers zijn uiteraard minder kritisch dan huldigend. Maar zijn vele essai's over Franse letterkunde en cultuur, met al hun antithesen, originele samenvattingen en vergelijkingen, blijven waardevol. In een tijd van onbegrensde haat was hij één van de begrijpendste bemiddelaars tussen de twee grote culturen van ons vasteland. Handige en verzorgde uitgave.
A. Deblaere
| |
May, Kurt, Form und Bedeutung. Interpretationen deutscher Dichtung des 18. und 19. Jahrhunderts. - Ernst Klett Verlag, Stuttgart, (1957), 314 pp., geb. D.M. 16,80.
Zoals de geneeskunde veronderstelt tekstverklaring wetenschap en kunst samen. De wetenschap moet tot het uiterste worden doorgezet, maar ze moet ook haar grenzen erkennen. Daarom vraagt juiste interpretatie wel steeds meer bescheidenheid en exactheid, maar ook een onvervangbare intuïtie en oordeel. Vormontleding dreigt vaak het kunstwerk onzichtbaar te maken, en toch is het alleen in zijn vorm als kunstwerk aanwezig. In de vorm steekt niet alleen een deel van een zin, een concept, gevoel, maar ook de uiting van een mens, een tijd, een cultuur. Prof. May weet een revelatief detail te ontdekken zonder zich in details te verliezen, een levenshouding of een cultuurperiode te laten aanvoelen, zonder zich van het werk te verwijderen: échte taalontleding sluit reeds cultuurhistorie in. Maar dit veronderstelt veel kennis, scherp oordeel. Deze erkenning van de vorm als betekenisdrager (Formdeutung) geeft hier aanleiding tot interessante verklaring van grote Duitse werken, vanaf de Sturm-und-Drang-tijd over verscheidene werken van Goethe, vervolgens van Novalis, Schiller, Kleist en Büchner, tot Hebbel.
A. Deblaere
| |
Moerike, Ed., Gesammelte Werke I-II. - C. Bertelsmann-Verlag, Gütersloh, 1957, 576-607 pp., geb. D.M. 6,85 (ieder).
Een buitengewoon goedkope, handige en verzorgde uitgave van de universele, echte ‘klassici’ der Schwabische romantiek; bezorgd door Hans Jürgen Meinerts, ingeleid door Bernt von Heiseler. Dl. I bevat M.'s gedichten, waarvan enkele met de tijd zo diep en glanzend volmaakt blijken dat men er hem graag zijn sentimentele poëzie om vergeeft; de Idylle vom Bodensee; No-
| |
| |
vellen und Märchen, waarin vooral de meesterwerken Das Stuttgarter Hutzelmännlein en Mozart auf der Reise nach Prag welkom zullen zijn. Dl. II bevat de lange, te weinig bekende roman Maler Nolten, steeds onvoltooid en onvoltooibaar, Bildungsroman van de romantiek, met al de onontwarbare verwikkelingen van schuld, hartstocht en zwakke goede wil die de autobiografische geesteservaring van de schrijver uitmaken; enkele kleinere geschriften, en M.'s beste vertalingen uit de Oudheid.
A. Deblaere
| |
Lockemann, Fritz, Gestalt und Wandlungen der deutschen Novelle - Max Hueber Verlag, München, 1957, 391 pp.
Zeer interessante studie over de Duitse novelle. S. gaat wel uit van een voorafgekende gestalte, echter niet als a-priori-bepaling; in een overzicht probeert hij de wezenlijke uiterlijke en innerlijke structuren van het genre in algemene trekken bloot te leggen. Vooral de innerlijke structuur: de wisselwerking orde-chaos in een voorbeeldig, begrensd en niet alledaags gebeuren; dit wordt dan de soepele norm om de Duitse novellen kritisch na te gaan. Vooreerst in de spanning mens-sociale en kosmische orde (Goethe, Tieck, Kleist), demonisch-goddelijk (de romantiek), enz. In de 19e eeuw verarmt de ongelovig geworden novelle vaak tot een strijd binnen de menselijke psyche, waarbij dan de chaos zegeviert; bij de grote modernen (b.v. von le Fort, Bergengruen) vindt zij opnieuw de eenheid van bovenmenselijke en menselijke orde terug. Men kan vinden, dat de S. slechts bij één wezenstrek blijft, men kan het bij afzonderlijke oordelen oneens zijn, men zal echter zijn onderzoek bijzonder vruchtbaar vinden en aanzettend tot uitdieping.
A. Deblaere
| |
Becher, J.R., Das poetische Prinzip. - Aufbau-Verlag, Berlin, 1957, 464 pp., geb. D.M. 12.
Een werk met een dergelijke titel, van een groot revolutionair dichter, opent men niet zonder originele inzichten te verwachten. Naast een knappe, bondige studie over de sonnet-vorm, bevat het 359 korte beschouwingen over allerlei, soms over literatuur, véél over de S. en de kritiek die op zijn werken werd uitgeoefend, ook zijn eigen zelfkritiek, met hier en daar een glanzende formulering. Verder voor het Westen inderdaad ongewone inzichten, als b.v.: Einzig und altein die Tatsache, dass eine Arbeiterbewegung entstand, vermochte das Erbe der klassischen Kunstperiode vor dem Verfall zu retten (p. 44), of, ‘Macht und Herrlichkeit des Proletariats’ heisst es in einem Arbeiterlied. Wir möchten gerade auf dieses ‘Herrlichkeit des Proletariats’ hinweisen, das im Zusammenhang mit Macht eine besondere Bedeutung, ja eine eigenartige, rührende volkstümliche Schönheit gewinnt’ (p. 354). Waarom zou ook het marxisme geen recht hebben op zijn pruikentijd?
A. Deblaere
| |
Prisma-boeken. Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen. Prijs per deel f 1.25.
Hilaire BELLOC, Marie Antoinette. - Een spannende biografie van de ongelukkige Franse koningin.
John Dickson CARR, De moord met het scheermes. - Een ingewikkelde, wat rumoerige detective.
Antoine E. CHERBULIEZ, Joh. Seb. Bach. - Een mooi boek over Bach.
A. WIELEK-BERG, Duitse verhalen. - Kortere verhalen van Duitse auteurs uit de laatste vijftig jaar.
H.J. STÖRIG, Geschiedenis der filosofie, 2 dln. - Een filosofie-geschiedenis, te lezen met enige kritiek en reserve.
Lawrence EARL, Noodlanding in de winternacht. - Een boeiend verhaal van de noodlanding van een vliegtuig in Noord-Canada.
Bill BEATTY, Kriskras door Australië. - Zoals de titel zegt, een echt kriskras-verhaal over natuur en bevolking van Australië.
Margo BENNETT, De man die niet meevloog. - Een eigenaardige detective, goed en boeiend geschreven.
Herbert KÜHN, De opgang der mensheid. - Een vakman schrijft hier over de mens uit het mesolithicum, ongeveer van 10.000 tot 2000 jaar vóór Christus.
R.S.
| |
Donker-Pockets. Ad. Donker, Rotterdam; Uitg. Ontwikkeling, Antwerpen, 1958, 166 en 272 pp., Fr. 25.
Dylan THOMAS, Als een jonge hond. Vert. door Hugo Claus. - Een tiental voortreffelijk vertaalde stories van de Engelse dichter Dylan Thomas. Sommige dezer vormen nogal rauwkost.
MULTATULI, Max Havelaar. - Een door Dr. G.W. Huygens verzorgde uitgave van Douwes Dekkers beroemd werk.
R.S.
| |
| |
| |
Kunst en cultuur
Uhde, W., Edouard Manet, schilderijen en tekeningen. - 113 pp., 4 pl., 16 klpl. Brion, Marcel, Raoul Dufy, schilderijen en aquarellen. - 111 pp., 82 pl., 16 klpl. W. De Haan, Zeist, 1958, 19 × 27 cm., geb. f 9.75.
De handige Alpha-boeken van de Phaidon houden het midden tussen de kostbare wetenschappelijke of bibliofiele uitgaven en het pocket-boek. Voor een matige prijs geven zij een vrij representatieve keuze uit het werk van een of ander schilder. De eerste twee deeltjes aan moderne meesters gewijd behandelen E. Manet (1832-1883) en R. Dufy (1877-1953), die meteen twee generaties en twee geheel verschillende genieën vertegenwoordigen. Met een warm enthousiasme tekent W. Uhde, die Manet van nabij kende, de ‘stichter’ van het impressionisme. De stijl waarin het opstel werd geschreven is wel antiek, maar van het inzicht is weinig verouderd. Tegenover het strenge en kunsthistorisch-belangrijke werk van Manet staat dat van de outsider R. Dufy, dat men eens heeft geroemd als het werk van een fee. Naar diezelfde ideële wereld verwijst M. Brion, wanneer hij in zijn inleiding de werkelijkheid van Dufy een theatrale werkelijkheid noemt. In beide delen is de keuze van de illustraties rijk en zeer verzorgd.
G. Bekaert
| |
Delaissé, L.M.J., Middeleeuwse Miniaturen. - Brussel, 1958, 220 pp., 50 klpl., 30 × 24 cm.
Met haar Middeleeuwse Miniaturen heeft de Bank van Parijs en van de Nederlanden ons een uiterst boeiende uitgave geschonken, waarin ons door vijftig uitstekende kleurreproducties, meestal op originele grootte, een kijk wordt gegund in het rijke handschriftkabinet van de koninklijke bibliotheek van België. De uitgave werd door de staf zelf van de bibliotheek verzorgd. Na een inleiding van de hoofdconservator H. Liebaers en de conservator van het handschriftenkabinet F. Masai geeft de adjunct-conservator L.M.J. Delaissé het commentaar bij de reproducties, waarvan wij de keuze merkwaardig moeten noemen. Het commentaar is bescheiden gehouden, volledig in functie van de reproducties, waarvan het natuurlijke verband in het handschrift wordt aangegeven, de iconografie verklaard, de stijlkarakteristieken aangeduid. Toch getuigt het in zijn nauwkeurige beschrijvingen van een nauwelijks bedwongen enthousiasme, waarin wij gaarne delen. In hun ongemeen rijke verscheidenheid, waartoe de keuze niet weinig bijdraagt, zijn deze miniaturen een illustratie van de ontwikkeling van de schilderkunst en van de beschaving in het westen van de negende tot de zestiende eeuw. Deze uitgave betekent met haar vele voor het eerst in kleur gereproduceerde miniaturen op alle gebied een verrijking.
G. Bekaert
| |
Hartlaub, G.F. en Weissenfeld, Felis, Gestalt und Gestaltung. - Agis-Verlag, Krefeld, 1958, 144 pp., rijk geïll., 22 × 27,5 cm., geb. D.M. 27.80.
Doorgaans leest men met een zekere terughoudendheid de studies die op een zgn. wetenschappelijke basis iemands persoonlijkheid door zijn uitwendige verschijning willen determineren. Niemand zal nog ontkennen dat er een relatie, zelfs een vrij innige, bestaat, maar wij hebben stilaan geleerd dat die relatie zo complex is dat zij in de meeste gevallen een deductieve analyse onmogelijk maakt. In hun gemeenschappelijk boek zoeken de psychiater F. Weissenfeld en de kunsthistoricus G.F. Hartlaub te bepalen enerzijds de verhouding van de lichaamsbouw tot de eigen vormgeving van de kunstenaar, anderzijds hoe in de loop van de westerse geschiedenis de kunstenaar zijn eigen gestalte in zijn werk heeft weergegeven. Beide studies zijn zeer voorzichtig en genuanceerd. Zij doen geen middeltjes aan de hand voor een ‘interpretatie zonder moeite’ maar werken een methode uit die vroeger wel werd aangewend maar niet wetenschappelijk bestudeerd. Deze methode wint natuurlijk aan belang nu wij voor de laatste vijfenzeventig jaar over fotografische documenten beschikken.
G. Bekaert
| |
Berthold, Gertrude, Cézanne und die alten Meister. - W. Kohlhammer, Stuttgart, 1958, 144 pp., 400 ill., 18 × 26 cm., geb. D.M. 39.
Het is bekend dat zgn. revolutionaire schilders als Cézanne, Renoir, Degas hartstochtelijke bewonderaars waren van de oude meesters uit de musea. Bij Cézanne komt dit het meest onmiddellijk tot uiting in zijn tekeningen, waarvan een derde d.w.z. een goede driehonderd, gemaakt zijn naar oude kunstwerken vooral uit het Louvre. Om de ogenschijnlijke contradictie nog te versterken gaat Cé- | |
| |
zanne's voorliefde hierbij uit naar twee meesters uit de barok: Rubens en Puget. Uitgaand van dit feit tracht Gertrude Berthold in een nauwgezette studie de reden van een dergelijke voorkeur te achterhalen. Meteen stelt deze studie ook de betekenis van Cézanne's tekeningen in het licht, helpt de structuur van zijn schilderijen beter te vatten en de verhouding van natuur en kunst als inspiratiebron voor Cézanne nauwkeuriger te bepalen. Van grote waarde is de proeve van chronologie en de volledige catalogus van de tekeningen naar kunstwerken.
G. Bekaert
| |
Dangers, Robert, Picasso, Darstellung und Deutung. - Bruckmann-Verlag, München, 1958, 40 pp., 37 pl., 15 × 21 cm., geb. D.M. 8.50.
Duncan, David Douglas, Die private Welt von Pablo Picasso. - Burda-Verlag, Offenburg/Baden, 176 pp., 144 pp. ill., 22 × 28 cm., geb. D.M. 14.80.
Het essay van Robert Dangers is een proeve om het werk en de persoonlijkheid van Picasso in zijn diepere eenheid te interpreteren. De grondidee van dit essay werd reeds uitgewerkt in een door Das Kunstwerk bekroond opstel met de titel ‘peinture écrite’. Met deze uitdrukking, aangevuld door het begrip metamorfose, kan men het essay van R. Dangers samenvatten. Het krijgt een onverwachte bevestiging en aanvulling in de beeldreportage van David Douglas Duncan over de privé-wereld van Pablo Picasso. De fotograaf maakte gedurende meer dan een jaar het leven van Picasso mee in zijn villa te Cannes ‘La Californie’, en werd één van zijn intieme vrienden. Gedurende zijn verblijf bij de kunstenaar nam hij tienduizend foto's. Daaruit werden er tweehonderd gekozen voor dit boek, dat aan de liefde werd opgedragen. Op een wonderbare wijze is Duncan erin geslaagd om dit indringen in de intimiteit van een mens aanvaardbaar te maken zonder banaal te worden. Wanneer men dit boek doorneemt leert men een mens kennen wiens kennismaking zeer verrijkend kan zijn. Zij kan echter ook ergernis wekken.
G. Bekaert
| |
Waldburg-Wolfegg, Johannes Graf, Das mittelalterliche Hausbuch. - Prestel-Verlag, München, 1957, 52 pp., 50 pl., 17,5 × 20 cm., geb. D.M. 8.50.
De benaming ‘Das mittelalterliche Hausbuch’ gaat in geen van haar twee termen volledig op. De pentekeningen uit de verzameling Wolfegg van omstreeks 1480 kan men nog nauwelijks middeleeuws noemen en van een ‘Hausbuch’ is er al evenmin sprake. Zoals de auteur aantoont staan de tekeningen in verband met een ‘Feuerwerksbuch’. De neteligste vraag echter gaat om de toeschrijving van de tekeningen die Nederlandse historici willen toekennen aan ‘De Meester van het Amsterdamse Kabinet’. De auteur wil wel erkennen dat het hier zeer waarschijnlijk om een kunstenaar gaat van Nederlandse afkomst en vorming, maar die naderhand geheel in het Duitse kunstmilieu werd opgenomen. Men kan hem evenmin bij de Nederlandse kunstgeschiedenis betrekken als men Memling of Rubens tot de Duitse mag rekenen. Wat er ook van zij, deze tekeningen geven een kijk op een wereld die in het ‘Hausbuch’ zelf, onder het sterrenbeeld De Zon, als volgt wordt beschreven:
Vor Mittag dienen sie Gott viel
Darnach leben sie wie man will.
G. Bekaert
| |
Psychologie en filosofie
Nederlands Handboek der Psychiatrie onder leiding van Prof. Dr. J.J.G. Prick en Dr. H.G. van der Waals, I, algemeen gedeelte. - Uitg. Van Loghum Slaterus, 1958, 484 pp.
Met de bedoeling een psychiatrisch leerboek te concipiëren, dat zowel terminologisch als naar inhoud een brug slaat tussen de psychiatrie en haar zusterwetenschappen (o.a. psychologie, fenomenologie en antropologie), kwam het werk - waarvan nu het algemeen gedeelte voor ons ligt - in samenwerking tot stand. De historische aspecten der psychiatrie werden verzorgd door Dr. H.G. van der Waals en Dr. P.C. Kuiper, de psychologische grondbegrippen door Prof. Dr. P.J.A. Calon en Prof. Dr. J.J.G. Prick, de ontwikkeling van de persoonlijkheid in de jeugd door Prof. Dr. Th. Hart de Ruyter, de algemene symptomatologie door Dr. P.C. Kuiper, de conditionele factoren voor het ontstaan van psychische stoornissen door Prof. Prick en Dr. van der Waals, en de methoden van onderzoek door de professoren Calon en Prick. Een en ander wordt gevolgd door een uitgebreid personen- en zakenregister. Dit fundamentele deel, geschreven door geleerden uit verschillende scholen en van verschillende universiteiten, vormt een waardig uit- | |
| |
gangspunt voor het geprojecteerde handboek en verdient aanbeveling voor alle medische en psychologische faculteiten in Nederland.
J.J.C. Marlet
| |
Meyer, Prof. Dr. Joachim-Ernst, Die Entfremdungserlebnisse (Über Herkunft und Entstehungsweisen der Depersonalisation). - Georg Thieme Verlag, Stuttgart, 1959 64 pp.
De auteur beschouwt de depersonalisatie-verschijnselen aan de hand van een veeltallige casuïstiek, welke gegrepen is uit een sortering patiënten die niet lijdende waren aan een van de grote psychosen. De depersonalisatie wordt gezien als storing in de relatie ik - buitenwereld en voornamelijk dieptepsychologisch geëxploreerd. Ook de therapie wordt in de bespreking betrokken. Opmerkenswaard is - behalve het gebruik van de Thematic Apperception Test - de vergelijking van depersonalisatie en mystieke verzinking. Een waardevol deeltje in de Sammlung psychiatrischer und neurologischer Einzeldarstellungen.
J.J.C. Marlet
| |
Oraison, Marc, Devant l'illusion et l'angoisse (Les idées et la vie). - A. Fayard, Parijs, 1958, 190 pp.
S. is theoloog en geneesheer. In zijn zeer vlot geschreven essay biedt hij een degelijk inzicht in de verschillende problemen van het ‘samen-zijn’ waarmee de huidige mens heeft te kampen. Zijn werk is geen systematisch tractaat over dieptepsychologie; maar zijn vlot betoog is zo verhelderend dat het de niet-gespecialiseerde lezer eer begrip zal bijbrengen dan vele theoretische werken. Wie zich dus een dieper inzicht wil verwerven in de liefde (in de ruime zin van het woord) en haar samenhang met mislukkingen, vervormingen, infantilismen enz. op sexueel en religieus gebied zal dit boeiende werk met veel vrucht doorlezen.
R. Hostie
| |
Bitter, Wilhelm, Meditation in Religion und Psychothérapie. - E. Klett-Verlag, Stuttgart, 1958, 371 pp., geb. D.M. 17,80.
Meditatie onder haar vele aspecten wordt in dit verslagboek van de Stuttgarter Tagungen (ingericht door de vereniging Arzt und Seelsorger) door kath. priesters en protest, theologen evenals door dieptepsychologen in een gezamenlijke confrontatie toegelicht. Alhoewel de verschillende voordrachten telkens een eigen, soms erg gespecialiseerd aspect belichten (b.v. actieve verbeelding volgens C.G. Jung, toepassing der zintuigen volgens St.-Ignatius van Loyola, droomanalyse, cultushandelingen enz.) blijven ze dicht genoeg bij het algemene thema om samen een zeer goed inzicht te geven in de vele mogelijkheden en actuele toepassingen van het mediteren. De openheid die er heerste bij de gedachtenwisselingen, die kort worden weergegeven, is eveneens opvallend en getuigt voor de wederzijdse eerbied bij de deelnemers. Voor allen die enigszins vertrouwd zijn met één der besproken aspecten, zal deze bundel een ware verrijking brengen en tevens een aansporing betekenen tot de zo noodzakelijke samenwerking tussen de domeinen der zieleleiding en der psychotherapie.
R. Hostie
| |
Ford, Donald, The delinquent Child and the community. - Constable, Londen, 1957, 204 pp., geb. sh. 24.
Geschreven vanuit een grondig begrip, maar meteen ook vanuit de even grondige bezorgdheid van iemand die, als kinderrechter, beter dan wie ook de jeugdproblematiek dóór heeft, biedt dit pleidooi een degelijk overzicht van de gelukkige ontwikkeling die de jeugdpreventie de laatste vier decennia heeft doorgemaakt. Alles overvloedig geïllustreerd door een overtuigende reeks feiten, die het gloedvol, en zelfs af en toe heftig betoog begrijpelijk, zo niet altijd aanvaardbaar maken.
L. Versteylen
| |
Fouilhe, Pierre, Journaux d'enfants, journaux pour rire? (Les enfants et les hommes). - Centre d'activités pédagogiques, Parijs, z.j., 156 pp., geïll.
Het belang van de zgn. ‘kinderbladen’ wordt de laatste tijd zo groot dat meer dan een ernstige studie zich met dit ‘onschuldig’ soort grootmacht is gaan bezighouden. Zijn het werkelijk nog wel louter ‘journaux pour rire’? Omdat deze studie enkel de Franse kinderpers in haar gehalte en invloed nagaat, zijn voor ons enkel de zeer pertinente conclusies van belang. Al zal eenzelfde studie, in ons land ondernomen, wel op heel wat technisch-gaver, en vooral gezonder materiaal kunnen werken.
L. Versteylen
| |
Brain, Sir Russell, The Nature of Experience. - Oxford University Press, 1959, 73 pp., 8 s. 6 d.
Dit werkje bevat drie lezingen die de auteur aan de Universiteit van Durham heeft gehouden. De eerste twee voordrachten behandelen de aard van onze zintuiglijke waarneming, en de rol die de
| |
| |
verbeelding hierbij speelt. Op de weinig originele bespreking van dit oude onderwerp volgt een essay over beeld en symbool. Schr. werpt hierop nu en dan een verrassend licht, voornamelijk door een gelukkig gekozen illustratie. Bevredigend is dit opstel echter niet, en de reden hiervan moet wel gezocht worden in het feit dat zulk een moeilijk onderwerp zich niet laat behandelen binnen de beperkingen, die nu eenmaal aan een voordracht gesteld worden.
W. Peters
| |
Kant, Emm., Vers la paix perpétuelle, trad. J. Darbellay. - Presses Universitaires de France, Parijs; Nauwelaerts, Leuven, 1958, 190 pp., ing. Fr. 120.
De ‘eeuwige vrede’ zal volgens Kant slechts worden gerealiseerd, wanneer de staten, die nu zoals weleer de individuen, in een natuurtoestand zien, aan hun vrijheid en hun soevereiniteit verzaken, om zich, zoals vroeger de individuen zich aan het staatsgezag onderwierpen, tot een ‘Völkerstaat’, een universele staat te verenigen. Daar deze universele republiek nu nog niet kan worden verwezenlijkt, zal men voorlopig genoegen moeten nemen met een federatief statenverbond, dat aan alle mensen van de aarde de vrijheid van verkeer en van handel zal verzekeren. Dit geschrift van Kant oefende een grote invloed uit bij het ontstaan van de Volkerenbond (1918) en heeft aan actualiteit nog niet verloren. In deze nieuwe uitgave vindt men een uitgebreide inleiding, vervolgens de Franse naast de Duitse tekst, en tenslotte talrijke nota's. In de ineliding stelt de schrijver de thomistische theorie van het bonum commune tegenover de subjectieve en aprioristische princiepen van Kant. Maar hij erkent, dat dezelfde goede conclusies uit zeer verschillende premissen kunnen voortkomen. Dit werk moet iedereen interesseren, die zich met de internationale politiek inlaat.
F. De Raedemaeker
| |
Kolle, Kurt, Der Psychiater. - Georg Thieme Verlag, Stuttgart, 1958, 57 pp.
Bij de opening van de nieuwe neuropsychiatrische kliniek te Kiel hield prof. Kolle de feestrede, welke in het onderhavige boekje is afgedrukt. In dit betoog schetst Kolle het daadwerkelijk belang van de neurologische activiteiten der neuropsychiaters en duidt hij de achtergronden aan van hun merkwaardige situatie in de huidige geneeskunde en in de maatschappij. De psychiatrie prijzend als de kroon der geneeskunde, bepleit hij actieve deelname van deze wetenschap aan de openbaarheid in de ruimste zin van het woord. Afgezien van enkele plaatsbepaalde gelegenheidsopmerkingen, is deze redevoering waardevol als tijdsbeeld van de neuropsychiater.
J.J.C. Marlet
| |
Sociologie en pedagogie
Onderzoek naar de sociale stratificatie der Vlaamse studenten. - Vereniging der Vlaamse studenten, Leuven, 1959, 160 pp., Fr. 100.
Het openstellen van het hoger onderwijs voor allen die ertoe in staat zijn wordt in alle cultuurlanden een electoraal proprammapunt. Onder leiding van J. Wieërs heeft de studiedienst van de Universitaire Werkgemeenschap de sociale afkomst der studenten (Nederlandse taalrol, academisch jaar 1957-1958) naar de studierichting, het geslacht, het woon-arrondissement en de universiteit of hogere school wetenschappelijk onderzocht. Hieruit komen talrijke nieuwe inzichten aan het licht, hoe b.v. de belangstelling van de hogere klassen van de bevolking eerder uitgaat naar de traditionele studierichtingen, terwijl de nieuwe studierichtingen (wetenschappen, economie, enz.) groot interesse vinden bij de lagere beroepen. Ook per provincie is er een duidelijke differentiatie. Wie zich over de beroepsoriëntatie der leerlingen in het middelbaar onderwijs bezorgd maakt, mag dit onderzoek niet onbenut laten.
J. Kerkhofs
| |
Müller-Eckhard, H., Sexuele opvoeding, vert. J.K. Breure. - Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1958, 188 pp., f 6.90.
Dit werk van de Duitse psychiater, die in ons land reeds bekendheid verwierf door Kinderen vragen begrip, behandelt in een sfeer van diepe eerbied voor de menselijke waardigheid talrijke aspecten van de sexuele opvoeding. Hierbij heeft de auteur getracht de sexualiteit te plaatsen in het geheel van het menselijk bestaan, waarbij hij, mede geleid door Solowjow, dit bestaan georiënteerd ziet op God. Deze visie maakt het hem mogelijk talrijke aberraties in de opvattingen omtrent sexualiteit en de heilloze gevolgen hiervan voor de opvoeding aan te wijzen. Men aarzelt om bij een boek, dat zoveel behartenswaardige gedachten bevat, critische opmerkingen te maken, maar toch kan dit niet geheel achterwege blijven. Het boek werd geschre- | |
| |
ven vanuit een psychiatrische praktijk, waardoor het beeld wel zeer sterk bepaald wordt door ziekelijke gevallen en excessieve omstandigheden. Terecht vestigt de auteur de aandacht op de inzichten vein de dieptepsychologie enerzijds, en theologische of althans religieuze opvattingen anderzijds, maar men mist een synthetisch beeld van de gehele mens, wellicht omdat de auteur te weinig rekening houdt met de anthropologische psychologie. Hiermee hangt een ander kenmerk van dit boek samen: er wordt heftig gereageerd tegen zeer verouderde opvattingen, die inderdaad nog leven, maar men mist een contact met hen, die thans voor dezelfde zaak strijden. Het boek had door een dergelijk contact meer bezonnen en gaver kunnen zijn.
J.M. Kijm
| |
Gagern, Fr. E. Freiherr von, Sexuele opvoeding. Harmonie van ziel en lichaam. Serie Psychische grondslagen van de opvoeding en de zieleleiding, III, vert. B. Stevens. - H. Nelissen, Bilthoven; Heideland, Hasselt, 1958, 78 pp.
In eenvoudige bewoordingen geeft de auteur raadgevingen aan opvoeders met betrekking tot de princiepen van de sexuele opvoeding, de praktijk van dit onderdeel van de opvoeding, en de hulp bij zedelijke gevaren, welke de kinderen bedreigen. Dit pleidooi voor een opvoeding tot echte menselijkheid in een gezonde pedagogische situatie verdient warme aanbeveling.
J.M. Kijm
| |
Hoffmann, Ernst, Pädagogischer Humanismus. - Artemis, Zürich-Stuttgart, z.j., 365 pp.
Samengesteld uit de nagelaten nota's van de in 1952 overleden Heidelberger Ordinarius van Filosofie en Pedagogie, Ernst Hoffmann, verscheen hier een knappe benadering van wat deze zo verdienstelijke pedagoog zich had voorgesteld eens zélf naar voren te kunnen brengen. Hoffmann noemt zijn pedagogie humanistisch, precies omdat hij uitgaat van de opvatting dat de westerse mens, door zijn drieduizendjarige geschiedenis heen, grondig dezelfde is gebleven. In tegenstelling met het pedagogisch realisme, dat een meer onmiddellijke dienstbaarheid voorstaat en zich dan ook van ‘modernere’ methodes bedient, blijft het humanisme ervan overtuigd, dat, ook voor het tegemoetkomen aan de meest moderne behoeften, de oude griekse ‘technè’ niets van haar vormingskracht heeft ingeboet.
L. Versteylen
| |
Townsend, John, The Young Devils. Experiences of a school-teacher. - Chatto and Windus, London, 1958, 217 pp., 15 sh.
Astle, Cedric, The beginning of wisdom. A teacher's testament. - S.P.C. k., London, 1958, 148 pp., 4 sh.
Vooral diegenen die bij het onderwijs direct betrokken zijn, dienen kennis te nemen van deze twee boeken. Niet zozeer omdat het belangrijke boeken zijn, maar wel omdat zij bemoedigend zijn. Het eerste maakt ons overduidelijk dat elders de problemen nog heel wat serieuzer zijn dan in onmiddellijke omgeving en eigen ervaring: de bekoring om zich te wapenen alvorens klas of school in te trekken is ons waarschijnlijk nog vreemd. Het tweede bemoedigt in zoverre dat rectoren met de prachtigste idealen ook water bij de wijn moeten doen, en vaak zoveel water dat er van de wijn weinig over blijft. Overigens geven de twee titels vrij accuraat de inhoud aan, en bevatten ook een aanwijzing voor de instelling van beide schrijvers wanneer zij voor de klas staan.
W. Peters
| |
Biografie
Buckinx-Luykx, A., Ignatius, de Heilige. - Heideland, Hasselt, 1959, 318 pp., geb. Fr. 145.
Een populaire heilige zal Ignatius wel nooit worden. Dat Mevr. Buckinx in dit tweede deel van haar werk een verdere poging onderneemt om hem in bredere kringen bekend te maken is zeker verheugend. Zoals haar eerste deel Ignatius, de Ridder houdt ook dit boek het midden tussen historische roman en heiligenleven. Men merkt dat een nauwkeurige voorstudie voorafging. Op verscheidene plaatsen slaagt de schrijfster erin de historische werkelijkheid op een aannemelijke wijze op te roepen. Wel mist de Ignatius-figuur een eigen, duidelijk omschreven fysiominie. Maar hiervan willen wij de schrijfster geen verwijt maken. Nog geen auteur kon tot nog toe de synthese maken van de ontzaglijk vele, en soms bijna tegenstrijdige gegevens die ons over Ignatius bekend zijn.
G. Achten
| |
| |
| |
Gregorius van Nyssa, Makrina, vert. R. Leys, S.J. (Klass. Galerij, 132). - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1958, 64 pp., ing. Fr. 20.
Er hangt een heel eigen charme om dit werk, het eerste, na de Belijdenissen van Augustinus, dat de Klassieke Galerij ons uit de patristische literatuur biedt. Makrina was de oudste van tien kinderen, die allen door vroomheid en begaafdheid uitblonken; drie werden bisschop: Basilius (later bijgenaamd de Grote) in zijn geboortestad, Gregorius te Nyssa, Petrus te Sebaste in Armenië. Het meisje was, na het overlijden van de jongeman, aan wie haar ouders haar verloofd hadden, bij haar moeder gebleven. Later richtte ze het ouderlijk huis tot een regelrecht nonnenklooster in. Na vele jaren scheiding kwam Gregorius in 379 zijn zuster bezoeken, en vond haar ernstig ziek: reeds de volgende avond stierf Makrina vol blijde hoop in zijn armen. Aan haar leven en dood heeft Gregorius deze korte verhandeling gewijd, waarin hij niet alleen zijn zuster met ontroerde piëteit gedenkt, maar ook alle Christenen aanzet tot het volgen van haar bescheiden, vruchtbaar en stil-gelukkig voorbeeld van onthechting en godsliefde. De betekenis van het werk en zijn plaats in de Christelijke literatuur worden behandeld in een levendige en suggestieve inleiding die, zoals ook de toelichtende voetnoten, een diepgaande kennis van de patristiek, en inz. van Gregorius zelf, verraadt. De vertaling is vlot en nauwkeurig; op enkele plaatsen kon de taal iets zuiverder zijn.
E. de Strycker
| |
Cronin, Vincent, A pearl to India. The life of Roberto de Nobili. - Rupert Hart-Davis, Londen, 1959, 297 pp., 25 s.
Ruim vijftig jaar na de dood van Xaverius wijdde zich een jonge Italiaanse edelman aan de missie onder de Hindoes van Zuid-Indië. Weldra bleek hem dat de tot dan toe gevolgde methode weinig mocht baten; de missionarissen werden evenals de Portugezen van Goa beschouwd als ‘Parangis’, mensen die nog lager stonden dan de laagste Hindoekaste. Daarom besloot Roberto de Nobili, evenals zijn medebroeder Ricci dertig jaar eerder in China, de levensgewoonten aan te nemen van het land waar hij vertoefde. Hij legde zijn toog af en kleedde zich met de rood-gele kleding van de brahmaan. Hij onderhield een strenge vasten, en leefde in de bitterste armoede. Zonder tekstboek, alleen met de hulp van een brahmaans onderwijzer leerde hij Sanskriet en las de Vedas. Langzaamaan begonnen de hogere kasten zich open te stellen voor deze vreemde leraar, en vooral door vraaggesprekken bracht hij sommigen tot het ware geloof. Later schreef hij ook 13 geestelijke werken in de taal der Hindoes. Zo deed hij wat de eerste christenen deden: zich aanpassen aan de gewoonten der heidenen om die dienstbaar te maken aan het ware geloof. Naarmate het aantal bekeerlingen groeide, groeide ook de vervolging, van de Portugezen, die het Rijk van God te zeer vereenzelvigden met het rijk van Portugal's koning, van onwelwillende en kortzichtige oversten, van de hiërarchie, maar zijn methode kreeg de uiteindelijke goedkeuring van Rome. Nobili stierf in 1656 en werd begraven te Mylapore. Vincent Cronin's knap geschreven, spannende biografie mag, naast zijn boek over Ricci, gelden als een kostbare bijdrage tot de kennis van deze nog te weinig bekende Jezuïetenpioniers uit de 16e en 17e eeuw.
E. Bolsius
| |
Wetenschap
Pohl, R.W., Optik und Atomphysik. - Springer-Verlag, Berlin-Göttingen-Heidelberg, 195810, 352 pp., geïll., geb. D.M. 39.-.
In 1940 voltooide de Göttinger hoogleraar Pohl het derde en laatste deel van zijn Einführung in die Physik. Het was een leerboek met uitzonderlijk grote didactische kwaliteiten. In de afgelopen 20 jaar heeft het zich een plaats verworven naast de al langer bekende werken als Westphal en Grimsehl-Tomaschek. Een bewijs voor die populariteit is o.a., dat het derde deel nu aan zijn tiende druk toe is, terwijl de eerste twee delen al verder zijn. Pohl is een experimentator, die steeds uitgaat van het experiment, en bij voorkeur van een zeer eenvoudig experiment. Mooie figuren, samen met een heldere beschrijving, maken onmiddellijk duidelijk, hoe het experiment verloopt en welke betekenis het heeft. Deze eigenschap maakt Pohl's werk ook tot een ideaal naslagwerk. De verdeling van de stof is soms wat onverwacht. Dat men in dit derde deel wel de atoomfysica, maar niet de kernfysica vindt, is normaal en ligt van een bepaald standpunt uit bezien voor de hand, daar immers de atoomfysica vanuit de optica benaderd wordt, terwijl de kernfysica meer bij de elektriciteitsleer aansluit. Maar de volgorde, waarin de verschillende onderwerpen behandeld worden, zou men soms toch wel wat systematischer gewenst hebben. Dit is een teer punt, waarover men gemakkelijk van me- | |
| |
ning kan verschillen, en schr. is zich blijkens zijn voorwoord er van bewust, dat zijn keuze niet altijd is vrij te pleiten van een zekere willekeur. Dit is echter hoogstens een kleine onvolkomenheid in een overigens magistraal werk. Tot slot verdient de uitgever een woord van lof voor de schitterende verzorging van dit fraaie boekdeel.
P. van Breemen
| |
Fröhlich, Wilhelm, Erlebte Chemie. - Franckh'sche Verlagshandlung, Stuttgart, 1958, 229 pp., ing. D.M. 8.80.
Dit boek geeft een verzameling zeer eenvoudige scheikunde-proefjes. Het is eigenlijk bedoeld om gebruikt te worden naast een miniatuur-laboratorium, dat door de Kosmos-Gesellschaft in de handel wordt gebracht, maar het kan ook zeer goed dienst doen voor eenieder, die thuis over een bescheiden chemische uitrusting beschikt, en zelf veilig op middelbare-schoolniveau wil experimenteren. De proefjes worden kort en duidelijk beschreven, zodat iedereen ze zonder veel moeite zelf kan uitvoeren. Veel zorg is besteed aan de volgorde van de 800 experimenten, om zo tot een harmonische opbouw van de stof te komen. Een enkele keer worden ook een paar bladzijden gewijd aan de theorie, die het inzicht in wat er nu eigenlijk gebeurt moet verdiepen; maar op de eerste plaats blijft het boek een verzameling proeven.
P. van Breemen
| |
Varia
Boer, Dr. W. den, Tussen kade en schip. Twaalf studiën over geschiedenis en wereldbeschouwing. - Bert Bakker-Daamen N.V., Den Haag, 1957, 306 pp., f 12.50.
Een bundeling artikelen en voordrachten uit de jaren 1946-1956 van de Leidse hoogleraar in de klassieken wiens bijzondere belangstelling voor de filosofie en theorie der geschiedenis o.a. reeds bekend is uit zijn Benaderbaar verleden. Op heldere wijze vindt men hier weer uiteenzettingen over de geschiedeniswetenschap waarbij de S. extreme standpunten van subjectivisme en objectivisme tracht te vermijden en zich daarom ‘tussen kade en schip’ gesitueerd voelt. Ook worden enige opstellen gewijd aan speciale thema's, zoals aan de twee kerkbestrijders Celsus en Porphyrius. Voor al degenen die uit beroep of uit liefde of uit beide verenigd zich met klassieken of historie bezighouden een zeer lezenswaard werk. Ook al zullen zij hier en daar vraagtekens zetten, b.v. wanneer de protestantse hoogleraar op blz. 12 vlg. spreekt over de katholieke Kerk, de grote strijder voor Israël Karl Thieme als Europees extremist bestempelt of de geschiedenis der katholieke theologie omtrent het joodse volk wel erg simplistisch weergeeft.
J.H. Nota
| |
Holthaus, H., Lebt schneller, Zeitgenossen. - J. Knecht, Frankfurt/M., 1959, 114 pp., 9 ill., geb. D.M. 5,90.
Een dertigtal korte humoristische schetsen, goedmoedig opgedragen aan tijdgenoten die zichzelf, zowel door overschatting van de tijd als door gebrek aan tijd, het leven zuur en de wereld onveilig maken. H. wil de rechten van de voetganger rehabiliteren, heeft grote schrik voor elektrische denkmachines, betreurt dat het ruisen der bronnen zonder economische waarde wordt bevonden, dat de mensen geen leuke zakenbrieven meer kunnen schrijven, geen plezier meer hebben in échte zeepbellen, en vele dingen van dien aard. Een aardige parodie van het moderne leven. Al heeft H.'s Duitse humor natuurlijk zijn eigen accenten. Humor is nu eenmaal een verschijnsel dat van volk tot volk zeer verschillend is.
L. Vander Kerken
| |
Hourdin, Georges, Françoise Sagan vraagt een antwoord. Grall, Xavier, James Dean en onze Jeugd (Humanitas-reeks). - Lannoo, Tielt, 1958, 144-112 pp., ing. Fr. 35 (ieder).
De uitgever heeft verdienstelijk werk geleverd door het Nederlandse publiek de vertaling aan te bieden van twee werkjes waarin de beide zo overschreeuwde jeugdpatroons au sérieux worden genomen. Niet echter als individu, maar als type, als verschijnsel. Want men kon zich, zowel van Dean als van Sagan, terecht afvragen of ze ‘onze’ jeugd ooit vragen hadden gesteld, en of ze dus werkelijk ‘om een antwoord vroegen’: als verschijnsel deden ze dat wél en zijn ze dus die aandacht waard. Al is dat dan ook alles.
L. Versteylen
| |
Aula-boeken. Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, f 1.90 per deel.
Prof. Dr. P. GEYL, Geschiedenis als medespeler. - Een bundel boeiende essays en kritieken.
C.F. von WEIZSÄCKER, Het wereldbeeld in de fysica. - Een belangrijk werk van de beroemde fysicus-filosoof.
R.S.
|
|