| |
Boekbespreking
Godsdienst
Peteghem, Kan. L. Van, Sakramenten van Kristus en van de Kerk. - Opera Sacerdotalia, Gent, 1958, 228 pp., ing. Fr. 120.
Prof. Dr. H. Schillebeeckx O.P. heeft met zijn studie over De sacramentele Heilseconomie in de Nederlanden een ware vernieuwing van de sacramentele literatuur en theologie verwekt. In dit werk van een Professor aan het Grootseminarie van Gent, dat in deze theologische arbeid een niet te onderschatten plaats inneemt, mogen wij een verder bewijs zien van die vernieuwing. Kan. van Peteghem heeft deze stof eerst behandeld in zijn lessen op het Seminarie, maar daarna gehel opnieuw bewerkt, zodat zijn werk niets heeft van een handboek: al brengt het een overzicht van de gehele leer over de Sacramenten in de R.K. Kerk. De eruditie werd eruit genomen of achteraan geplaatst in langere nota's. Wij zouden vooral willen wijzen op de christologische en ecclesiale inspiratie, en ook op de plaats die het geloof weer krijgt in de sacramentele beleving.
P. Fransen
| |
Maltha, O.P., Dr. A.H., Overwegingen voor onze tijd. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1958, 640 pp., f 11.50.
‘Overwegingen’ noemt Pater Maltha zijn boekje. Liever nog had ik de titel ‘Geestelijke lectuur’ gezien. Als zodanig zal het werkje, geloof ik, wel zijn weg vinden. Het is inderdaad geestelijke lectuur van voortreffelijk gehalte. Elke tijd heeft behoefte aan eigentijdse geestelijke lezing, zoals die b.v. in de vorige eeuw verstrekt werd door Pater Faber, Alban Stolz en anderen. P. Maltha schrijft (en spreekt) voor mensen van deze tijd. Het geheel overziende, bemerkt men dat er nog veel willekeurigs of toevalligs schuilt in de samenstelling, m.a.w. dat het nog geen systematisch geheel is; dit hindert echter niet: waar men het boekje ook opslaat, wordt men geboeid en geprikkeld tot verder lezen.
J. van Heugten
| |
Mosshamer, O., Priester und Frau. - Herder-Verlag, Freiburg, 1958, 346 pp., geb. D.M. 18,50.
De schrijfster, die zelf dertig jaar lang in het diocees Regensburg met de zielzorg
| |
| |
van vrouwen en meisjes was belast, behandelt hier vanuit haar eigen ervaring de verhouding en de samenwerking van de priester en de vrouw in de Kerk. Nadat zij in een eerste hoofdstuk de actualiteit van dit onderwerp vaststelt, gaat ze grondiger in op de betekenis van het priesterschap en de persoonlijke roeping van de vrouw in het Godsrijk. Vanuit dit religieuze perspectief behandelt zij dan achtereenvolgens: de eigen levenssituatie van de moderne vrouw en de verhouding van de priester daartegenover; de rechtstreekse zielzorg bij vrouwen; de apostolische samenwerking tussen priester en vrouw. Door deze veelzijdige, en theologisch juiste uitwerking van haar onderwerp heeft schr. veel meer geleverd dan een praktische handleiding voor de zielzorg. Zij heeft de eigen plaats van de vrouw in de Kerk omschreven, haar zeer persoonlijke bijdrage bij de opbouw van het Rijk Gods, zowel in haar geloofsleven als in haar apostolische bedrijvigheid. Hoezeer schrijfster in de behandeling van dit toch vaak zeer delicate thema is geslaagd wordt duidelijk uit de juiste toon, die zij telkens treft: vol humor en gelovige levenswijsheid.
G. Achten
| |
Fischer-Barnicol, Hans, Handlanger Gottes. - J. Knecht, Frankfurt/M., 1958, 200 pp., ing. D.M. 6,80, geb. D.M. 8,80.
Handen voor God. - Lannoo, Tielt, Den Haag, 1958, 200 pp., ing. Fr. 80, geb. Fr. 105.
In de Paasvakantie van 1953 reed de Spekpater met een honderdtal collegestudenten naar Münster om met hen te beginnen aan de bouw van een groep huizen voor vluchtelingen. Reeds de avond van de eerste dag hadden de jongens blaren op hun handen, maar ze werkten voort, met kapotte handen, taai en verbeten. Het experiment, waaraan niemand geloofd had, slaagde: de Spekpater kon bewijzen dat deze vrijwillige arbeidsuren overeenkwamen met het bedrag dat een vluchteling moest bijbrengen om, mits subsidie van de regering, een huis te bouwen. Zo ontstond de Bouworde: in zes jaar tijds zond zij 20.000 vrijwilligers naar Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk, Italië en elders om daklozen te helpen hun bestaan levenswaard te maken, om scholen te bouwen en kerken. Zij hebben geleerd gemeenschappelijk een goede zaak te dienen; hun getuigenis van christelijke caritas leerde henzelf het handwerk en de arbeiders te waarderen en bracht hen vooral een levendig gevoel bij van de sterke, bovennationale eenheid van de Kerk. De geschiedenis van deze zeven jaar mooie zelfopoffering, bij bouwgezellen en organisatoren, wordt verteld door een Berlijner, die zelf ter plaatse is gaan zien en horen. Zijn verhaal is een overrompelende aaneenschakeling geworden van bonte anekdoten en ontroerende getuigenissen. P. Amandus Bruyninckx, O. Praem. bezorgde een keurige vertaling in het Nederlands.
M. De Tollenaere
| |
Jungmann, S.J., J.A., Het grote dankgebed van de Kerk, vert. G. Achten. - Patmos, Antwerpen, 1958, 64 pp., ing. Fr. 35.
Een geestelijke schrijver heeft de authentieke christen bepaald als de verloste in Christus die zondags naar de mis gaat. Oppervlakkig gezien kan men heel wat tegen die omschrijving inbrengen. Beseft men echter wat onder deze woorden schuil gaat, weet men vooral wat het misoffer betekent dan kan men moeilijk een betere existentiële formule vinden. Het werk van P. Jungmann dat ons hier in vertaling wordt aangeboden is, onder alle publikaties die wij in ons taalgebied kennen, het meest geschikt om dit inzicht bij te brengen. Het is geen devotieboek in de courante betekenis van het woord. Het vergt een rustige lezing. Een groot theoloog, grondig met zijn onderwerp op bijbels, patristisch, liturgisch en dogmatisch gebied vertrouwd, is hier aan het woord, doch in een zo heldere taal en met zulk een eenvoud dat een ontwikkelde leek hem zeer goed volgen kan. Geheel de H. Mis is aan de hand van deze éne zin uiteengezet: jubelend vieren wij, het heilig volk, het offer van de Kerk in de gedachtenis van de Heer. Het is immers 's schrijvers diepste overtuiging dat de enig mogelijke weg om de gelovigen de zin van het christendom als bovennatuurlijke godsdienst bewust te maken, in deze bezinning op de volle betekenis van de mis als gedachtenis van Christus gezocht moet worden. De Patmos-reeks brengt hiermede haar eerste nummer op de markt. Wij hopen dat de volgende afleveringen op dezelfde hoogte zullen staan.
A.L. Vandenbunder
| |
Oraison, Marc, Amour ou contrainte? - Spes, Parijs, 1957, 191 pp., ing. Fr. Fr. 500.
Niet het geheel van de godsdienstige opvoeding wordt in dit boek behandeld, maar één bepaald aspect ervan: de psy- | |
| |
chologische voorwaarden welke het een kind mogelijk maken tot schone religieuze volwassenheid te groeien, en de houding die de opvoeders moeten aannemen in het dilemma ‘liefde of dwang’ om die groei naar volwassenheid niet te hinderen maar te bevorderen. Religieus volwassen worden, dat is: Gods aansprekende en uitnodigende liefde met een volwaardige, rijpgeworden liefde beantwoorden. Aanvankelijk echter kan het kind niet bewust realiseren wie God is en wat zijn liefde betekent; het ervaart dat alles langs zijn ouders om, niet enkel of zelfs niet hoofdzakelijk langs wat zij over God zeggen, maar langs hun eigen gedragingen en liefde om. Schiet deze liefde te kort, is zij te streng of te verwennend, is zij vooral te bezittelijk of spreken de eigen angsten en ontgoochelingen van de ouders er te sterk in mee, dan wordt ook het godsbeeld voor het kind misvormd en geschonden, of er ontstaat tegenspraak tussen het bewust bijgebrachte en het onbewust ervaren Godsbeeld, of drukkend schuldgevoel beneemt het uitzicht op het echte wezen van Gods liefde. Alleen iemand die tegelijk theoloog, psycholoog en arts is, maar bovenal zelf een diep religieus mens, kan met de helderheid, wijsheid, bescheidenheid en zin voor proportie van een echt meester de gegevens van de dieptepsychologie zo schroomvol op het religieuze toepassen en zo eenvoudig vulgariseren zonder in simplificaties te vervallen. Voor opvoeders en ouders die meer wensen dan wat oppervlakkige ‘doe het zo’-raad is dit een ideaal werkje.
L. Monden
| |
Plotzke, U., Jesus unter Menschen. - J. Knecht, Frankfurt/M., 1958, 276 pp., geb. D.M. 11,80.
In dit boek is gebundeld de volledige cyclus van homilieën op de zondagevangelies, die Pater Plotzke O.P. in de Domkerk te Keulen heeft gehouden gedurende het jaar 1956-1957. Kenmerkend voor deze predikaties is dat ze in het Evangelie van de dag niet alleen hun aanloop maar ook hun inspiratie vinden, en bovendien zeer Christocentrisch zijn. Zeer treffend zijn de homilieën over teksten, waarin Christus zelf optreedt; die over parabels en woorden van Jesus zijn meer traditioneel maar toch verrijkend; van de homilieën voor de grote feesten is alleen die voor Pasen wat ontgoochelend. De preken verlopen sober en zonder pathos. Toch zijn ze boeiend en verrassen telkens weer door hun grote verscheidenheid van aanknopingspunt en uitwerkingswijze. Priesters, die uit praktische preken hun homiletiek willen vernieuwen, hebben hier een rijke bron van kennis. Voor leken zijn deze predikaties over schriftuurteksten, omdat ze zo af zijn, direct met vrucht te lezen, en ook met voldoening, want de uitwerking der stof gebeurt niet door amplificatie maar door een natuurlijke, inhoudrijke weergave van de volle draagwijdte van het zondagsevangelie.
J. Verbeke
| |
Otto, Wolfgang, Das Gesicht des Sonntags. - J. Knecht, Frankfurt/M., 1958, 140 pp., geb. D.M. 6,20.
Dit boekje bevat een inleiding op de mistekst voor elke zondag van het jaar. Het werd geschreven door een priester in de zielzorg met de hulp van theologieprofessor Schlette van München. S. heeft vermeden een eigen eenheidsthema in het misprorium te projecteren. Wel heeft hij uit de grotere werken van Guardini, Jungmann, Pinsk, Abt I. Herwegen sprekende gedachtengangen aangehaald en deze in de vorm van reminiscenties van het misformulier zelf, zeer bondig aangegeven. Op deze wijze kan de tekst van deze inleidingen in een eenheid gelezen worden en werpt hij tevens een verhelderend licht op de afzonderlijke gebeden en lezingen als zodanig. Hier en daar gaat schrijver ook in op de moderne exegese van een bepaalde liturgische tekst, hoewel dit niet zijn eigenlijke opzet is. Soms hadden we het verband van de woorddienst en de gebeden van de mis met het eigenlijke offer duidelijker tot hun recht willen zien komen. De vergelijkingen zijn voor ons ook soms wat te direct afgestemd op de Diasporaparochies. De bondigheid maakt deze tekst zeer geschikt voor meditatie of voorbereiding voor de mis. Het boekje werd uitgegeven in handig formaat en met stevige band.
J. Verbeke
| |
Newman, J.H., Glaubens-begründung aus dem Persönlichen. Eingeleitet von Dr. J. Artz. - Herder, Freiburg, 1958, 100 pp., ing. D.M. 4,80.
Een ontleding van Newman's kentheorie en kenpsychologie, zoals deze in haar samenstellende elementen op vele plaatsen verspreid, in diens werken te vinden is. Vervolgens in een tweede deeltje: de toepassing welke N. zelf van deze gegevens maakt op de geloofsakt. Het onderzoek betreft een centraal punt van N.'s ook nu nog actuele bijdrage tot de theologische bezinning over de natuur en het menselijk motief van de geloofsakt. Deze laatste moet niet gelokaliseerd worden in de ratiocinerende maar in de veel dieper lig- | |
| |
gende intuïtionerende activiteit van de menselijke geest. Zo voorkomt N. het gevaar het geloof te laten verglijden in een verdorrend rationalisme of in een louter emotief sentimentalisme. De bovennatuurlijke geloofsakt komt tot stand door een genadevol ingrijpen van God in de wezenskern zelf van de menselijke geest. Het boekje bestaat hoofdzakelijk uit citaten (vooral uit de Grammar of Assent), zo gekozen en gerangschikt dat zij een doorlopend betoog vormen, en telkens door een kort maar verhelderend commentaar ingeleid. Een kostbaar werkje om N.'s grondidee uit de bronnen zelf te achterhalen.
J. Van Torre
| |
Laepple, Alfred, Kleines Urkundenbuch des katholischen Glaubens. - F. Pustet, Regensburg, 1958, 118 pp., ing. D.M. 4,40, geb. D.M. 6.
Een handig boekje, dat de Duitse vertaling bevat van 250 belangrijke kerkleerstellige uitspraken vanaf de oudheid tot en met Pius XII. Zeven hoofdtitels: Openbaring en Geloof, God in zijn eenheid en drievuldigheid, Schepping, Verlossing, Genade, Sacramenten en Uitersten. Binnen iedere sectie staan de teksten chronologisch gerangschikt. Goede inleiding met o.a. de behartenswaardige opmerking dat de Concilies hun geloofsdefinities vaak een negatieve vorm hebben gegeven om niet de weg te versperren voor een latere, nog betere formulering (12). Het geformuleerde dogma put nooit de rijkdom van het geopenbaarde geloofsgegeven volledig uit. Voor hen die een diepere godsdienstkennis willen verkrijgen zal dit werkje een nuttig hulpmiddel zijn, zeker zo zij een Latijnse Denzinger te lastig en een Duitse Neuner-Roos (Schr. geeft voor de opgenomen teksten de corresponderende nummers bij deze beide auteurs) te omvangrijk vinden.
J. Van Torre
| |
Asmussen, H. en Grosche, R., Faut-il un Pape? - Elsevier, Brussel, 1958, 56 pp., ing. Fr. 45.
Een dialectisch maar irenisch debat voor de Westdeutscher Rundfunk in 1957 tussen de bekende ‘katholiserende’ Lutheraanse theoloog Asmussen en de katholieke deken van Keulen. De fundamentele opwerping van S. schijnt deze: Het primaatschap, althans zoals het daadwerkelijk uitgeoefend wordt, laat onvoldoende de absolute primauteit van het Geloof en van de werking van de H. Geest tot haar recht komen en leidde tot een te ver doorgedreven centralisatie. Mgr. G. antwoordt: De noodzakelijkheid van het pausdom volgt uit het getuigenis dienaangaande van de Schrift, zoals reeds de primitieve Kerk de Schrift begrepen heeft. Beide spreekbeurten bieden menig verrijkend inzicht. P. Fransen in zijn interessant voorwoord zegt: Mgr. G. heeft de waarheid, maar raakt wellicht toch niet de fundamentele moeilijkheid van zijn tegenstander. De uitgave is goed verzorgd en de inhoud het lezen overwaard.
J. Van Torre
| |
Schmidt, W., Maranatha. Adventsgebete aus Ravenna. - Herder-Verlag, Wenen, 1958, 92 pp., geb. S. 32.
‘God, Gij onoverwinnelijke burcht en stad van onze sterkte....’. De tijd, dat men in deze krachtige en gelovige taal tot God sprak, was voor de christenheid vol dreiging en geweld. De hier geboden Adventsgebeden werden namelijk uit een vijfde-eeuws handschrift overgenomen, de zogenaamde ‘Rotulus van Ravenna’, dat nu te Milaan wordt bewaard. De teksten worden toegeschreven aan de kerkleraar Petrus Chrysologus, die omstreeks het jaar 450 - enkele tientallen jaren na de val van Rome dus - te Ravenna de aartsbisschoppelijke stoel bezette, en die zijn beangstigde gelovigen tot rust en vertrouwen in God bracht. De uitgave is een parel van boekdrukkunst. De teksten worden geboden in het oorspronkelijk Latijn, met daarnaast de Duitse vertaling. Dit boekje bewijst weer hoe sterk het huidige verlangen is om aan te sluiten bij de levende gebedstraditie van de Kerk.
G. Achten
| |
Winninger, P., Vers un renouveau du diaconat (Présence Chrétienne). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1958, 214 pp.
Dit boekje verdient warm aanbevolen te worden aan priesters en leken en zeer bijzonder aan de leden van de K.A. Als ‘dossier’ opgevat, geeft het een overzicht van de recente Duitse publikaties over dit onderwerp. Het tekort aan priesters zou verholpen worden door een hernieuwing van het diakonaat. Diakens zouden in de parochies het publieke gebed leiden, dopen, communie uitreiken, preken zowel om de afwezige priester te vervangen als om hem eventueel bij overwerk te ontlasten. Anderen zouden aan K.A.-leiders een ‘wijding’ willen toegediend zien, een ‘nieuw’ diakonaat. Anderen nog zouden dit diakonaat aan huisvaders willen toevertrouwen. Dat het probleem actueel is en zelfs in Rome in de aandacht kwam, is door de rede van Pius XII op het tweede wereldcongres voor Lekenapostolaat voldoende bewezen.
J. Beyer
| |
| |
| |
Herder-Bücherei: 12. B. Simon, Abbé Pierre; 13. H. Queffelec, Gott braucht die Menschen; 14. K. Faerber, Heilige sind anders; 16. Kleines Philosophisches Wörterbuch; 17. S. Undset, Frau Hjelde; 18. M. Picard, Die Flucht vor Gott; 19. C. Lewis, Unterteufel; 20. Pieper-Raskop, Christen-Fibel; 21. Bodamer, Der Mensch ohne Ich; 22. Hausenstein, K. Valentin; 23. Chesterton, Skandal um P. Brown; 24. Volk, Arnzei für Leib und Seele; 25. J. Roth, Hiob; 26. Solowjew, Uebermensch; 27. J. Urzidil, Die verlorene Geliebte; 28. K. Rahner, Von der Not und dem Segen des Gebetes; 29. P. Doerfler, Die Lampe der törichten Jungfrau; 30. A. Delp, Im Angesicht des Todes; 31. G. Greene, Vom Paradox des Christentums; 32. Flanagan, Verstehe ich meinen Jungen? 40. H. Scharp, Wie die Kirche regiert wird. - Herder-Verlag, Freiburg, 1958, 140 à 200 pp., ing. D.M. 1.90 (ieder).
Pas anderhalf jaar geleden is de uitgeverij Herder met haar pocket-serie ‘Herder-Bücherei’ van wal gestoken, en reeds ligt een prachtige, rijk gevariëerde collectie keurig uitgegeven boekjes ter beschikking van het lezerspubliek. Met rustige regelmaat komen elke maand twee nieuwe deeltjes de reeds lange rij aanvullen. Veel daarvan ligt uiteraard enigszins buiten de interessesfeer van onze lezers, omdat het werken betreft die ook in het Nederlands, vaak zelfs insgelijks in pocket-uitgaven, verkrijgbaar zijn (zo nr. 12, 17, 18, 19, 23, 25, 26, 29, 31, 40). De meeste andere echter zijn goedkope herdrukken van klassiek geworden werken of van recentere uitgaven die reeds brede bekendheid verwierven; zo b.v. op het domein der geestelijke lectuur de bekende Christen-Fibel van Pieper-Raskop, het mooie boek van K. Rahner (28) over het gebed van de moderne mens en de nagelaten geschriften van Pater Delp's gevangenistijd (30); op het gebied van de opvoeding, het mooie boekje van Volk, Arznei für Leib und Seele (zie Streven juli 1958, blz. 1006) en de eenvoudige, zakelijke bladzijden, waarin de stichter van ‘Jongensstad’, Father Flanagan (32), de pedagogische neerslag biedt van zijn vele bevindingen met de verwaarloosde als met de normale jeugd; op het domein van de roman tenslotte de vertaling van Queffélec's Dieu a besoin des hommes (13), de poëtische autobiografie van Urzidil, Kafka's vriend, waarin het gouden Praag evenzeer medespeler als achtergrond is en een prachtig geïllustreerd boekje, aan de grote humorist Karl Valentin gewijd. Daarnaast staan enkele nummers die oorspronkelijk voor de serie ontworpen werden en hier voor het eerst verschijnen: een modern gehouden heiligenkalender van K. Faerber (14), een nieuw boek van de reeds zeer bekende Dr. Bodamer, Der Mensch ohne Ich, waarin eens te meer de diagnose van ons tijdsgewricht de basis biedt
voor wijze raadgevingen ter genezing (21) en tenslotte een ‘kleines philosophisches Wörterbuch’ waarin de techniek en de ervaring van Herder's vele grote Nachschlagewerke gecondenseerd ligt (16).
L. Monden
| |
Guardini, Romano, De menselijke werkelijkheid van de Heer. Vertaald. - Uitg. Paul Brand, Bussum, 1958, 152 pp., f 6.90.
‘Bijdragen tot een psychologie van Jezus’ luidt de ondertitel van dit merkwaardige boekje van Guardini. De psychologie van Christus is een mysterie dat heden ten dage intens en druk doordacht en bestudeerd wordt. Ook Guardini heeft zich met grote eerbied en diep schouwend over het evangelie heengebogen om iets van Jesus' innerlijk, van zijn psychologie, in menselijke begrippen en woorden weer te geven. Doch telkens treft ons Guardini's uitspraak: Jesus' innerlijk onttrekt zich aan de gewone menselijke kaders en categorieën. Hij is de geheel enige en achter alles staat het mysterie zijner godheid. Het is een geestelijk genot Guardini's diepzinnige analysen te volgen in het besef, dat men hier aan de hand gaat van een intuïtief begenadigd theoloog.
J. van Heugten
| |
Mère Marie Yvonne-Aimée de Jesus (Yvonne Beauvais) 1901-1951. - 255 pp., Monastère des Augustines de Malestroit, Morbihan.
Het kloosterbestuur der Augustinessen van Malestroit heeft blijkbaar een zijner onderdanen opgedragen een boekje over de merkwaardige Mère Yvonne-Aimée te schrijven, een vreemd en wonderlijk door hemel en hel bezochte religieuze, die tevens een model van wijs bestuur en daadkracht was. Het is geen eigenlijke biografie, doch een uit dagboeken en brieven samengestelde geschiedenis van Yvonne-Aimée's innerlijk.
J. van Heugten
| |
Newman, J.H., Protestanten en Katholieken. Voordrachten. Vertaald. - Paul Brand N.V., Bussum, 1958, 214 pp., f 9.90.
Als zesde deel in de door Prof. Pompen
| |
| |
verzorgde serie vertaalde werken van Newman verschijnt thans bovengenoemd werk. Het zijn voordrachten die Newman hield ter verdediging van het katholicisme, over de onwetendheid en de geringschatting die er in Engeland heersten ten overstaan der Katholieke Kerk. Zoals in al Newmans werken treft ook hier weer de magistrale, weidse toon, het superieure gebaar. Het is, ook al zijn vele concreta niet actueel meer, boeiende en instructieve lectuur. De vertaling is weer voortreffelijk.
J. van Heugten
| |
Faith and Facts Books. - Burns and Oates, London, 1958, 7 sh. 6 d.
De bekende Londense katholieke Uitgeversfirma Burns and Oates is op de markt verschenen met de eerste vier deeltjes van een omvangrijk seriewerk, dat straks honderd vijftig studies zal beslaan. Het is de bedoeling dat er gedurende de komende zes jaren iedere maand twee deeltjes verschijnen. De serie is onderverdeeld in veertien groeperingen; bij elkaar zullen ze het gehele terrein van de openbaring Gods in de Kerk en in deze wereld bestrijken. Een eerste kennismaking doet denken aan de Katholieke Kerk-reeks die voor de oorlog in eigen land door het Spectrum werd verzorgd. De opzet van de Engelse uitgevers beperkt zich echter niet tot het theologisch-apologetische, maar zal ook studies omvatten over het katholicisme en de kunst, katholicisme en de literatuur, niet-christelijke godsdiensten, enz. Onlangs verschenen de vier eerste deeltjes, alle vier van Franse origien: What is faith? van E. Joly, What is the Bible? van Daniel-Rops, What is a Saint? van J. Douillet, en Who is the Devil? van N. Corte. De boekjes bevatten ongeveer honderd dertig pagina's en zijn zeer aantrekkelijk uitgegeven. Een eerste indruk van deze deeltjes is dat het woord fact uit de titel van de serie bijzonder benadrukt wordt. Daarna wordt met de feiten in de hand getracht diepere zin en inhoud te achterhalen, hierin geleid door de leer van de Kerk en door de traditie. Waar er een betoog is, is de toon eenvoudig en voor iedereen begrijpelijk. Men kan dus zeggen dat een helder overzicht gegeven wordt van een bepaald onderdeel van de openbaring. Wat ons echter enigszins teleurstelde, is dat er weinig ruimte is voor theologische speculatie. De indruk wordt gewekt dat de schrijvers zich nimmer geheel konden losschudden van een apologetische instelling, al moet worden toegegeven dat deze instelling geenszins negatief is. Herhaaldelijk gebeurt het echter dat hetgeen gezegd wordt, spontaan voor de hand liggende
vragen oproept, die dan helaas niet besproken, laat staan beantwoord worden. Het is natuurlijk niet verantwoord om naar de inhoud van deze eerste deeltjes de gehele serie te beoordelen: we wachten daarom niet zonder spanning af wat volgende bijdragen zullen bieden.
W. Peters
| |
Literatuur
Vleugelhof, Lou, Met lood in de schoenen. Roman. - A.A.M. Stols, 's-Gravenhage, 1958, 181 pp., f 4.60 en f 5.90.
Deze korte roman, waarmee Lou Vleugelhof een prijs won, is eer een stuk psychisch gebeuren, een tijdsepisode in het leven van een jonge gymnasiaste dan een roman. Het is de huidige adolescentie die hier voor ons optreedt in de persoon van de 17-18 jarige Suzan Mardijn, intelligent, emotioneel, vroeg rijp, geëmancipeerd, zonder stuur of binding, een onsympathiek exemplaar, een kwelling voor ieder die met haar te maken heeft. Vleugelhof heeft dit ingewikkeld creatuur levend en lijfelijk weten op te voeren, een beetje te gekunsteld en gewild. Sinds wanneer voeren bakvissen zo toegespitst zinrijke gesprekken? Areligieus, vrijwel amoreel heeft Suzan reeds van het uiterste geproefd en zij ziet het leven tegemoet als een reeds verzadigde, een die niet veel meer te verwachten heeft. Er is weinig jeugdigs in deze jeugd te ontdekken. Hopelijk heeft Vleugelhof een der extreemste gevallen beschreven.
J. van Heugten
| |
Ontmoetingen. 5. Simoens, Leo, Rainer Maria Rilke. 6. De Pillecyn, Filip, Stijn Streuvels. 7. Vanderschaeghe, Paul, Ernest Hemingway. 8. van Vlierden, Bernard, Gerard Walschap. - Desclée De Brouwer, Brugge, 1958, elk ong. 50 pp., ing. Fr. 20.
Een essay uit de reeks literaire Ontmoetingen wekt spontaan de interesse op, om de degelijke tekst wellicht, de prettige vorm, de verzorgde bibliografie; ook om het schema dat vast in elk werkje wordt geëerbiedigd: levensverhaal van de auteur, ontleding van de werken in hun evolutieve lijn, onderzoek naar eigenheid en waarde van het oeuvre. Uit de bedachte bladzijden groeit vanzelf het eindoordeel uit. Meest oorspronkelijk is het opstel van
| |
| |
van Vlierden. De schrijver heeft een eigen kijk op het oeuvre van Walschap en benadrukt de rol van de vrouwelijke figuren in de literaire (ook de vitale?) ontwikkeling van de romancier (cfr. Streven, oktober 1958, pp. 44-46). Al vormt het opstel over Stijn Streuvels een degelijke inleiding, toch heeft de Pillecyn er zich toe beperkt een vroegere studie kort te hernemen. Levendiger en getuigend van een diepe vertrouwdheid met Hemingway is het essay van P. Vanderschraeghe. De rol van de actie als fundamenteel gegeven voor het verhaal en als levenswaarde voor de romancier wordt uitstekend verklaard. L. Simoens weet het oeuvre van Rilke inzichtelijk voor te stellen. Waarom bleef hier de bibliografie tot Nederlandse werken beperkt? De vier essays vormen een rijke aanwinst.
J. Du Bois
| |
Liagre Böhl, Dr. F.M.Th. de, Het Gilgamesj epos. - H.J. Paris, Amsterdam, 1958, 192 pp., f 9.50.
De derde druk van dit door Prof. de Liagre Böhl ‘ingeleide en toegelichte’ epos uit Mesopotamië, daterend van meer dan 2000 jaar vóór Chr. bewijst dat er belangstelling voor bestaat. Het is de vertaling van Gilgamesj, voorzover dit epos op het ogenblik bekend is, met uitvoerige notities en verklaringen van een kundige hand.
P. van Alkemade
| |
Tweeërlei Schriftuur. Gedichten en handschriften van vierentwintig auteurs. - Querido, Amsterdam, 118 pp., f 1.25.
Alfred Kossmann brengt hier gedichten van 24, meestal niet tot de jongste generatie behorende, dichters bijeen en doet ze vergezeld gaan van een gedicht in handschrift.
R.S.
| |
Zwolse Drukken en Herdrukken Nr. 33: K. Heerema, De Fragmenten van de Tweede Rose. - W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle, 1958, 191 pp., f 9.-.
Dat er fragmenten van een andere vertaling dan de bekende van Hein van Aken bestonden van de roman van de Roos, was reeds lang bekend. Een kennismaking met een middelnederlands fragment, berustend in de bibliotheek van de abdij Beuron, deed prof. Heerema tot de conclusie komen, dat ook dit fragment deel uitmaakte van een tweede vertaling. Lezing en bestudering van de verschillende fragmenten deden besluiten tot de aanvaarding van twee codices ‘elk met eigen karakter’. Dr. Heerema heeft in het onderhavige boek achtereenvolgens de ‘Geschiedenis van het onderzoek’, ‘Mozaïek der fragmenten’, ‘Uitgave, Taal en Spelling’, ‘Dichter en gedicht’ behandeld en ten slotte de tekst der fragmenten gepubliceerd. Aan de eigenlijke tekst gaat een kort ‘Résumé’ van de vier hoofdstukken vooraf. Een degelijke literair-historische studie heeft de Groningse hoogleraar hiermede geleverd, waaraan de literatuur-historicus en de filoloog zich rijkelijk kunnen vergasten. Dat niet enkel de taalgeleerde en historicus, doch ook de dichter deel in deze studie heeft gehad, mag enkel als een verdienste te meer geacht worden.
Joh. Heesterbeek
| |
Martin Descalzo, J.L., De bronnen van de droogte. Vert. - Foreholte, Voorhout, 1958, 220 pp., f 7.90.
In 1957 verscheen te Barcelona een roman van de priester-auteur Martin Descalzo, die La Frontera de Dios heette, in een goed jaar zeven herdrukken beleefde en bovendien een belangrijke prijs won. De vertaler meende de titel te moeten veranderen in het niets zeggende De bronnen van de droogte. Een merkwaardig boek dat herinnert aan de grote katholieke auteurs der laatste decennia en aan Kazantzakis' Christus wordt weer gekruisigd. De schrijver schildert in felle Spaanse kleuren, doch stelt alles onder bovenaardse belichting: God en duivel, deugd en zonde voeren een felle strijd in het Castiliaanse dorpje Torre. De duivel heeft grotere aanhang en wint het schijnbaar, doch ook slechts schijnbaar. De schrijver weet zijn wereldje zo overtuigend op te voeren, dat de lezer het aanvaardt dat een eenvoudige spoorwegman wonderen doet en dat hem, zoals aan Iwan Karamazof, de duivel verschijnt. Dat de auteur in zo felle, weinig genuanceerde kleuren schildert, zal wel aan zijn jeugd liggen. Hij bezit ongetwijfeld een groot talent dat de vergelijking met Bernanos en Graham Greene veilig doorstaan kan.
J. van Heugten
| |
Echegaray, José en Benavente, Jacinto, Pantheon der winnaars van de Nobelprijs voor literatuur. - Uitg. De Toorts, Haarlem, 464 pp., f 16.-.
In deze Pantheonuitgave hebben Prof. Terlingen en Prof. van Dam de Nederlandse uitgave van enige toneelstukken van Echegaray en Benavente bezorgd. De vertalingen van deze stukken zijn van verschillende schrijvers. De uitvoerige inleidingen en karakteriseringen zijn: Echegaray van Prof. Terlingen en Benavente van Prof. van Dam. Het geheel is uitermate zorgvuldig bewerkt en le uiterlijke
| |
| |
presentatie van het boek is, zoals we bij de Pantheonserie gewend zijn, voorbeeldig. Het Spaanse toneel heeft een roemvolle traditie, die zich tot in de jongste tijd heeft doorgezet en de Nobelprijzen, die meestal aan romanschrijvers worden toegekend, zijn in deze twee gevallen uitgereikt aan bijna exclusieve toneelschrijvers; aan de eerste in 1904, aan de tweede in 1922.
J. van Heugten
| |
Mansfield, Katherine, Zilveren Schaduwen. Vertaald. - Kruseman Uitg. Den Haag, 1958, 227 pp., f 7.90.
Francine Schregel-Onstein heeft achttien verhalen van de bekende Engelse, uit Nieuw-Zeeland stammende schrijfster vertaald en ze van een voor- en nawoord voorzien. Katherine Mansfield is een der eerste auteurs van verhalen die ongeveer tussen de short storry en de novelle in liggen, een navolgster van Tsjechof. In menig opzicht, dunkt mij, wint zij het van Tsjechof. Elk verhaal heeft een ‘pointe’, iets frappants en onverwachts, en de schrijfster weet in korte woorden met magische kracht een sfeer, een verhouding, een figuur op te roepen.
J. van Heugten
| |
Döblin, Alfred, Hamlet oder die lange Nacht nimmt ein Ende. - A. Langen-G. Müller-Verlag, München, 1956, 510 pp., geb.
Heraanpassingsroman: door een Japanse bom werd Edward's boot gekelderd; de jonge man herstelt niet van de choc, ook wanneer hij, na lange maanden, wordt verzorgd in het huis van zijn ouders; zijn vader is een beroemd schrijver, zijn moeder een om haar ‘heiligheid’ algemeen bewonderde vrouw. De oorzaak van Edward's ontreddering en psychische vlucht licht echter verder dan het oorlogsgebeuren: in de algemene leugen, waarin zijn familie en omgeving leeft. Dan begint het psychologisch boren, de behoefte om te ontmaskeren. Een moederbinding speelt haar rol: in zijn vader ontdekt hij de onmenselijke, brutale geweldenaar. Tenslotte komt hij tot de vernietigende erkenning van de waarheid over zijn moeder, een waarheid die zij niet eens voor zichzelf erkent in de vrome slachtoffer-rol, die zij speelt. Maar intussen is de familie uiteengeslagen: het verzet van zijn ouders om hun eigen waarheid te aanvaarden, bracht conflict en breuk. Op het eind vinden zij hun bestemming en verzoening, nadat, hoofdzakelijk door de moeder, hun aller leven grondig is kapotgemaakt. Voor de geweldige summa van mensenkennis, weergegeven met het rijke geweld van Döblin's temperament, is het kader van de roman te klein: zijn structuur kraakt onder de complexiteit. Meesterlijk in de afzonderlijke confrontaties der personen, ook in de talrijke symbolische verhalen, als hulpconstructies binnen het geheel ingebouwd, lijdt de eenheid van de kunstvorm door de bontheid van het kolossale mozaïek.
A. Deblaere
| |
Krieger, Arnold, Camilla. Vert. - N.V. Uitg. Mij. Kosmos, Amsterdam, Antwerpen, 1958, 254 pp., f 8.90, Fr. 140.
De roman Camilla speelt in een grote Duitse stad tijdens het Hitler-regime, de tweede wereldoorlog en daarna, zodat de lezer kennis maakt met de algemene situatie in deze onderscheiden fazen. Het zo gelukkig schijnende huwelijk van Camilla en Edwin breekt stuk tijdens de Amerikaanse bezetting, doordat Camilla zich geeft aan een Amerikaanse kolonel. Later heeft er weer zelfs een kerkelijke vereniging plaats tussen Edwin en Camilla. Edwin echter wordt Boeddhistisch monnik in India. Literair is het boek onbelangrijk. De figuren komen geen van alle tot werkelijk leven en de gebeurtenissen zijn meer grillig dan waarschijnlijk.
J. van Heugten
| |
Stapleton, Michael, The Threshold. - New Authors Ltd., Hutchinson, London, 272 pp., 15 sh.
De auteur werd in 1923 in Ierland geboren; armoede en werkeloosheid dwong zijn vader er toe om nog in de twintiger jaren naar Noord-London te emigreren. Hij vertelt ons nu wat hij zich herinneren kan van zijn jeugd in de arbeiderswijk, op de parochieschool bij de zusters, van lief en leed thuis, van ruzietjes en vechtpartijen met zijn broers, van een verblijf in Ierland. Wat hem tussen zijn vierde en twaalfde jaar overkomt is niet wereldschokkend, maar het boeit als de beste roman. Stapleton's herinneringen zitten alle vast aan personen, niet aan zaken of plaatsen, zoals te begrijpen valt van een kind: het boek verhaalt dan ook van onderwijzeressen en zusters op school, van buurjongens en buurmeisjes, van de kapelaan, en van volwassenen waarover hij eigenlijk niets mag weten, maar toch het een en ander te weten komt, hetgeen hij natuurlijk niet kan plaatsen. Zijn vader blijft onbegrepen, maar zijn ziekelijke, vroeg gestorven moeder en zijn lief zusje, dat met verbluffende zakelijkheid en kracht de huishouding ter hand neemt, zijn de auteur, en waarschijnlijk ook de lezer, onvergetelijk. Een bijzondere verdienste van dit eerste boek is dat schr. nergens
| |
| |
sentimenteel of melodramatisch wordt: zijn humor en realisme hebben hem hiervoor behoed. Het is nog geen volmaakt boek: de stijl is niet markant genoeg, en de beschrijving van het visuele is ook nog erg zwak. Maar ook Shakespeare schreef nimmer een volmaakt werk. De hoogste lof van dit eerste deel is wel dat we met gretigheid straks het tweede deel van deze verrukkelijke autobiografie ter hand zullen nemen.
W. Peters
| |
Hudson, Derek (Ed.), English Critical Essays (Twentieth Century) Second Series. - Oxford Un. Press, London, 1958, 363 pp., 7 sh.
Dit goedkope, maar zeer waardevolle deeltje verschijnt in The World's Classics, en is de opvolger van een soortgelijke collectie opstellen van precies vijf en twintig jaar geleden (die o.m. klassieke of overbekende essays bevatte van Virginia Woolf, Lytton Strachey, T.S. Eliot, Bridges, Leavis e.a.). De dertig essays van deze uitgave kunnen niet bogen op zo'n roemruchte namenrij; we treffen Eliot en Leavis opnieuw aan, met daarnaast vooraanstaande critici als Edwin Muir, zelf een groot dichter, Lord David Cecil, Nicholson, Pritchett, Quennell, Lehman, Pryce-Jones, Walter Allen en Connolly, allen welbekend ook als recensenten van Sunday Times en Sunday Observer. De essays zelf variëren wat het onderwerp betreft van The Spanish Tragedy uit Shakespeare's tijd tot Waiting for Godot uit onze dagen, van Sir Thomas Browne tot Dylan Thomas. Naast grote literatoren zijn ook bepaalde aspecten der literaire kunst onderwerp der essays, zoals Poetic Diction and the Sublime (M. Bowra), Reflections on Conditioned and Unconditioned Imagination (St. Spender), Creative Imagination (Ch. Morgan) en The Fine Art of Reading (Lord David Cecil). Het is inderdaad een verzameling literaire opstellen van de allereerste rang.
W. Peters
| |
Andersch, Alfred, Zanzibar. Roman. Vertaald. - De Fontein, Utrecht, Antwerpen, 1958, 189 pp., f 6.90.
Een uit het Duits vertaalde merkwaardige roman, die zich afspeelt in een Noord-Duits zeestadje onder het Hitlerbewind. Het hoofdgebeuren is de vlucht van enkele mensen (en een beeld) uit het beknelde vaderland. De schrijver heeft dit alles, personen en gebeurtenissen, met helderziende en indringende blik vastgelegd, zodat er een uitermate boeiend en menskundig verhaal ontstaan is.
J. van Heugten
| |
Hauptmann, Gerhart, Werke I-II, herausg. von G. Stenzel. - Das Berglandbuch, Salzburg, 1957, 2256 pp., 59 pl., geb. S. 225.
Hauptmann, Gerhart, Erzählungen. - C. Bertelsmann Verl., Gütersloh, 600 pp., geb. D.M. 20.
Behl, C.F.W., en Voigt, F.A., Chronik von Gerhart Hauptmanns Leben und Schaffen. - Bergstadtverlag, München-Pasing, 1957, 138 pp., 24 pl., geb. D.M. 5,60.
In verzorgde dundrukdelen bieden de Berglandbuch-Klassiker een rijke keus van werkelijk het beste uit H.'s werk, voor goedkope prijs. Een leven-in-beeld uit interessante fotodocumentatie is over de twee delen verdeeld. Dl. I opent met een algemene studie, even overzichtstabel van H.'s scheppen, getuigenissen, en een autobiografie samengesteld uit Das Abenteuer meiner Jugend, Im Wirbel der Berufung, Buch der Leidensschaft, Atlantis en Griechischer Frühling (van dit laatste werk slechts de voornaamste brokstukken); vervolgens de beroemdste drama's, van Vor Sonnenaufgang, Die Weber en Hanneles Himmelfahrt tot Rose Bernd, Und Pippa tanzt! en Die Ratten; elk is voorafgegaan door een goede inleiding over ontstaan, betekenis, voornaamste motieven. Van de niet-opgenomen drama's, o.a. de Atridentetralogie, volgt een knappe samenvatting. Dl. II brengt als inleiding een studie over H. als epiecus, zijn beroemdste korte en lange verhalen.; terwijl Der Ketzer en Der Narr tot de grote literatuur zullen blijven behoren, verglijden de vers-epen Till Eulenspiegel, en Der grosse Traum reeds in de historie. Na een verzameling gedichten, aforismen en essay's volgen H.'s laatste drama's, waarvan vooral Magnus Garbe welkom zal zijn; opnieuw een samenvatting van de niet opgenomen verhalen. De uitg. besluit met goede nota's over het ontstaan der werken, korte kommentaren, een bibliografie en een klein Schlesisch woordenboek. Zeker het beste, waarover wij tot nog toe beschikken, als voor een ruimer publiek bereikbaar ‘geheel’ van H.'s werken. De Erzählungen van de Bertelsmann Verlag bevatten, in handige band en rustige druk, naast de beroemde fantastische Ketzer en Meerwunder, ook een reeks andere verhalen,
waarvan enige, als Fasching, interessant zijn voor H.'s zgn. naturalistische periode, en andere, als Die Hochzeit auf Buchenhorst en Der Schuss im Park, de traditie van de klassieke Duitse novelle voortzetten. Duidelijk blijkt thans het naturalisme
| |
| |
slechts de voorlaatste vorm van de romantiek. De Chronik, origineel van opvatting en bruikbaar als werkinstrument, bevat niet alleen jaar na jaar, maar ook maand na maand, de ontstaansgeschiedenis van H.'s werken, verweven met zijn levensgebeurtenissen, samen met markante citaten uit H.'s nota's of brieven, die een bijzonder licht werpen op menig aspect van zijn werk of de gemoedstoestand van de schepper. De uitgave is geïllustreerd met portretten van H. door bekende kunstenaars.
A. Deblaere
| |
Fechter, P., Das europaïsche Drama. II: Vom Naturalismus zum Expressionismus. - Bibliographisches Institut, Mannheim, 1957, 560 pp., geb. D.M. 24.
Hoewel uitgaande van het gespeelde drama en niet van de toneelliteratuur, bood Bd. I toch onvermijdelijk in hoofdzaak geschiedenis. Met Bd. II zijn wij in de gedachte- en cultuurstromingen, die aan het huidige leven zijn gestalte gaven. Aanvangend met het burgerlijk drama, en vervolgens het naturalisme (Hauptmann, Sudermann e.a.), groepeert F., van uit een perspectief door de verdere evolutie mogelijk gemaakt, een groep schrijvers, die wij gewoonlijk niet samengebracht zien en die voor hun tijdgenoten tot tegenovergestelde stromingen behoorden, als ‘eerste wending naar het existentiële’, nl. Strindberg, Maeterlinck, Hamsun, Wedekind. Na de strijd tegen het burgerlijk cliché en de Engelse hernieuwing onder leiding van Shaw en Wilde, ziet hij neo-romantici en neo-klassici tenslotte als één beweging, die even goed Hofmannsthal als Th. Man en Paul Ernst omvat, al moest het bewuste kunstwerk met deze laatste tot het eind van de kunst en van het toneel voeren. Uit de impasse poogt het expressionistisch drama tevergeefs te ontsnappen, al breekt F. er een lans voor: hoe sympathieke behandeling de expressionisten hier ook krijgen, het valt moeilijk aan te nemen, dat O. Kokoschka of G. Kaiser na de tweede wereldoorlog levend toneel kunnen blijven. Alleen religieuze beleving bleek de facto in staat, om het drama over zijn wankel bestaan van experiment heen nieuwe geldigheid te schenken: het fenomeen Claudel kreeg dan ook terecht een eigen hoofdst., en Ernst Barlach, door F. reeds elders behandeld, wint, niet echter van uit het standpunt van gespeeld toneel, een gewettigde herwaardering. Opnieuw blijkt hier F.'s uitzonderlijk talent om een werk of een mentaliteit te typeren, en om de echte geestesstromingen onder de uiterlijke vormverscheidenheid te herkennen. Men late zich echter niet misleiden door de ongelukkige titel; juister ware: ‘Duitse toneelliteratuur en in Duitsland gespeeld Europees
toneel’.
A. Deblaere
| |
Aula-boeken. Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen.
F.J.J. BUYTENDIJK, De Vrouw. f 2.25. - Een indringende psychologische studie over de vrouw.
J.H. WALGRAVE, De wijsbegeerte van Ortega y Gasset. f 1.90. - Walgrave ontleedt hier de bekende Spanjaard als existentie-filosoof.
R.S.
De Ooievaarreeks. Bakker/Daamen, Den Haag; De Sikkel, Antwerpen, f 1.45 en Fr. 24.
Helaas voor altijd zwijgt de cither. Poëzie uit oude dozen. Verzameld door Hanneke Dommesse. Een aantal meestal luimige gedichten uit de vorige eeuw.
Han BOS, Muziekwijzer V. - Een boekje over religieus geïnspireerde muziek met teksten uit de ‘Passionen’ en uit de werken van Händel en Haydn etc.
Persoonlijke voorkeur van J.C. BLOEM. Een smaakvolle en verantwoorde keuze Nederlandse, Engelse, Duitse en Franse verzen door de dichter Bloem.
De Poolse Ruiter. Een achttiental hoofdzakelijk literaire essays van S. Vestdijk.
Triangel. Een verzameling van drie vroeger verschenen bundels poëzie van Lucebert.
Dagboek van de veertienjarige Selma Lagerlöf.
Tussen de Gemaskerden. A. Marja. Een literair allerlei, herinneringen, verhaaltjes, rijmsels, etc.
R.S.
| |
Pictura-Reeks. Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1958, f 2.25 per deeltje.
P. Barbaud, Haydn. A. Bourcourechliev, Schumann. C. Bourniquel, Chopin.
Het Spectrum gaat een Pictura-reeks uitgeven, geïllustreerde boekjes over allerlei onderwerpen. De eerste drie zijn bijzonder geslaagd.
R.S.
| |
Prisma Boeken. Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1958, f 1.25 per deel.
Stefan BEKEFFI, Een engel in Brooklyn. - Het wonderlijke verhaal van de boze advocaat-huisverhuurder, die een hond werd en weer mens.
| |
| |
Prof. Dr. L.G.J. VERBERNE, Geschiedenis van Nederland in de jaren 1813-1850. - Een herdruk van deel VII uit de Geschiedenis van Nederland. Met een karakteristiek van Willem I en Willem II van Prof. Rogier.
Ina BOUDIER-BAKKER, Het Spiegeltje. - Een herdruk van een der beste romans van deze schrijfster.
Dr. Onno DAMSTé, Romeinse sagen en verhalen. - De Romeinse sagen bevatten een mengsel van historie en legende en zijn van grote betekenis geweest voor de vorming van het grote rijk.
André MALRAUX, Het menselijk tekort. - Een heruitgave van du Perrons vertaling van de beroemde roman over de Kuo-Min-Tangstrijd in China, een dertig jaar geleden.
Dorothy SAYERS, Onnatuurlijke dood. - Een der vroegste detective-romans van de onlangs gestorven Engelse schrijfster. J. GREEN, De Verzoeking, Moïra, 11de druk. - De bekende roman uit Greens latere tijd. Een boek enkel voor ervaren lezers.
C. PAMA, Heraldiek. - Geschiedenis der familiewapens van de middeleeuwen tot heden.
A. MARTENS, Gids voor orkestmuziek. Casper de JONG, Schilderijen zien.
Griezelverhalen. Samengesteld door A. de BRUYN en A. van der HOEK.
Ph. MACDONALD, Het gevaar dat nadert. - Een goed geschreven en spits uitgedachte detective.
R.S.
| |
Kunst en cultuur
Avermaete, Roger, Permeke 1886-1952. - Uitg. Meddens, Brussel, 1958, 64 pp., 16 pl., 7 klpl., 30 × 22 cm., geb. Fr. 295.
Het sympathieke verhaal - wij noemen het niet gaarne een essay - van Roger Avermaete over Permeke neemt in de literatuur, aan de grote Vlaamse expressionist gewijd, een eigen plaats in door zijn eenvoud en zijn directheid. Met begrip en ook met een zekere vertedering tekent R. Avermaete een dynamisch portret van zijn vriend en de haast noodzakelijke overdrijvingen hier en daar neemt men er gaarne bij. Door de concrete omstandigheden van zijn leven heen ziet men de kunstenaar Permeke groeien en zichzelf worden tegen het fond van het Vlaamse kunstleven in de eerste helft van onze eeuw. Het boek werd door de uitgeverij Meddens zeer smaakvol uitgegeven.
G. Bekaert
| |
Schrade, Hubert, Frühromanische Malerei. - Verlag DuMont Schauberg, Keulen, 1958, 319 pp., 16 klpl., 104 pl., 18 ill., 24,5 × 28,5 cm., D.M. 44.
Na enkele uitstapjes op vreemde domeinen is prof. H. Schrade, van de universiteit van Tübingen, teruggekeerd naar zijn eigen werkterrein: de middeleeuwen. Reeds in zijn eerste studies had hij zijn voorliefde voor dit tijdperk uitgesproken, heel bepaald voor het iconografisch aspect ervan. Zijn nieuw boek Vor- und Frühromanische Maleirei - Die karolingische, ottonische und frühsalische Zeit laat dit laatste, meer gespecialiseerde, standpunt varen om ons in een nieuwe synthese alle aspecten van de monumentale schilderkunst der vroege middeleeuwen te tonen. In dit boek - het eerste van een driedelige geschiedenis van de middeleeuwse schilderkunst - wil prof. Schrade ongetwijfeld enkele uitdrukkelijk geformuleerde thesissen bewijzen. Maar dit is wellicht zijn zwakste kant. Zijn conclusie immers, ook al kunnen zij correct zijn, zijn soms wat vlug geformuleerd. De echte en grote waarde van dit werk - afgezien van de uitstekende illustratie en presentatie - ligt in de suggestieve karakterschets van het milieu waarin de vroegmiddeleeuwse schilders zich hebben bewogen en de eigen rol die zij erin hebben gespeeld. Dit betekent allerminst dat prof. Schrade de kunstwerken verwaarloost. Van alle belangrijke overblijfselen van de karolingische en ottoonse monumentale schilderkunst (waarbij natuurlijk ook de miniatuur- en glasschildering ter sprake komen) geeft de auteur nauwkeurige analyses. Maar, zoals hij zelf opmerkt, het was hem geenszins te doen om een wetenschappelijk-volledige catalogus. Ook deze analyses trouwens staan in functie van de Gestaltgeschichtliche Fragen die prof. Schrade met een merkwaardige vlotheid weet voor te stellen en de oplossing ervan te suggereren. Gemakkelijke legenden brokkelen daardoor als het ware vanzelf af. Wij krijgen een beeld van de complexiteit der verhoudingen waarin de kunst in die dagen evolueerde, een complexiteit die niet hoeft onder te doen voor die van onze dagen; wij kunnen
ons een duidelijker begrip vormen van de anonimiteit van de kunstenaar die een zelfbewustzijn niet uitsluit; in de analyse van de Libri Carolini en andere do- | |
| |
cumenten zien wij hoe uitgesproken moderne stellingen over de functie van de kunst worden voorbereid.... alles te samen: een boek waar iedereen in alle opzicht veel vreugde aan kan beleven.
G. Bekaert
| |
Huyghe, René, L'art et l'homme. - Librairie Larousse, Parijs, 1957, 368 pp., 22 × 29 cm., 963 ill., 16 klpl., geb. Fr. Fr. 715.
De wereld, waarin A. Malraux ons met een geniale, doch te weinig gecontroleerde intuïtie heeft binnengeleid, tracht René Huyghe, professor aan het Collège de France en ere-hoofdconservator van het Louvre, in een meer systematisch en verantwoord overzicht te doen begrijpen. Reeds in zijn Dialogue avec le visible, tegenhanger van Les voix du silence, had R. Huyghe zijn eigen visie op de kunst, bepaald de schilderkunst, uiteengezet. Nu wordt deze visie door R. Huyghe samen met een indrukwekkende groep geleerden concreet uitgewerkt in de groots opgezette kunstgeschiedenis L'art et l'homme. R. Huyghe zelf schrijft de inleiding L'art, sa nature et son histoire, die uitdeint in de synthese Formes, vie et pensée voor elk der hoofdstukken, naar een nieuw schema geschikt. De nieuwe schikking biedt voordelen, maar overtuigt niet ten volle. Het eerste volume omvat de kunstgeschiedenis avant l'histoire, en marge de l'histoire, de agrarische beschavingen en die van het metaal, de oudheid en tenslotte het enigszins verrassende hoofdstuk l'antiquité et l'esquisse du monde. Deze hoofdstukken worden technisch uitgewerkt door een vijfentwintigtal specialisten en zijn voorzien van een interessant précis d'histoire de l'art. Het geheel wordt geïllustreerd door een duizendtal foto's. Door een dergelijke summa van wetenschap en energie laat men zich licht verblinden. Voorzeker L'art et l'homme is een uitzonderlijk werk dat de meeste aandacht verdient om de schitterende studies en om de uitgebreide documentatie die het bevat. Het schiet echter enigszins zijn doel voorbij omdat de samensteller en bezieler zelf, hoe lezenswaard zijn bijdragen ook zijn, zich blijkbaar een te hoog doel heeft gesteld toen hij zich voornam d'approfondir
à ta fois la connaissance de l'homme par celle de l'art et celle de l'art par celle de l'homme. Het blijft in deze studie bij interessante, merkwaardige, maar o.i. nog vrij oppervlakkige analogieën. De grote verdienste van R. Huyghe, voor het eerst op een zo brede schaal een poging te hebben gedaan om de kunstgeschiedenis op een diepere basis te funderen, blijft echter onaangetast. Deze poging zal zonder enige twijfel haar vruchten dragen. Het is te betreuren dat de lay-out niet beter is.
G. Bekaert
| |
Decker, Heinrich, Italia Romanica, die hohe Kunst der romanischen Epoche in Italien. - Schroll-Verlag, Wenen, 1958, 333 pp., 263 afb., geb. D.M. 49.
Na het prachtige boek Gallia Romanica biedt de A. Schroll-Verlag ons nu een gelijksoortig Italia Romanica. Heinrich Decker zorgde zowel voor de tekst als voor de illustratie. In Gallia Romanica waren er een drietal specialisten aan het werk en het boek droeg er de stempel van. Hier niet meer. Maar al hebben de inleiding noch de verklaringen bij de afbeeldingen de waarde van die in het deel over Frankrijk, toch is Italia Romanica een schitterend boek geworden. De auteur neemt ons mee op een fictieve reis door Italië, vertrekkend uit Milaan, de westkant van de Apennijnen langs, tot in Sicilië; vandaar uit langs de oostelijke helft van het schiereiland tot Trente. Die reis laat ons kennis maken in voortreffelijke foto's met de afzonderlijke romaanse monumenten - architectuur vooral, maar ook plastiek en mozaïek - en met de romaanse landstreken, zoals die zich onder verschillende invloeden hebben gedifferentieerd. De auteur heeft daarbij, zonder de toppunten te verwaarlozen, de nadruk gelegd op minder algemeen bekende werken. Al was er de laatste jaren heel veel te doen over de romaanse kunst, toch heeft deze nog niets van haar geheime aantrekkingskracht prijsgegeven. Integendeel. Het mysterie schijnt zich te verdiepen naarmate wij haar van dichterbij leren kennen in haar veelzijdige en fantastische verschijningsvormen. Deze fantasierijke veelkleurigheid komt nog het scherpst tot uiting in Italië. Heinrich Decker toont er met veel begrip enkele boeiende aspecten van.
G. Bekaert
| |
Filosofie en pedagogie
Rombouts, Fr. S., Katholieke Pedagogiek. Dl. II Didaktiek, algemene en bizondere. - R.K. Jongensweeshuis, Tilburg, 1957, 322 pp., f 8.-.
Dit boek verscheen als laatste vernieuwde deel van een zesdelige psychologisch-pe- | |
| |
dagogische cursus voor de kweekschool. Het biedt een gedetailleerd overzicht van talrijke wetenswaardigheden aangaande de didaktiek voor de Lagere School. De auteur heeft op veel plaatsen gebruik gemaakt van recente publikaties. Ongetwijfeld verdient deze nieuwe uitgave onze waardering, maar toch betwijfelen wij of dit boek voldoende is afgestemd op de leerlingen, die thans de kweekscholen bezoeken. De wijze, waarop telkens weer naar voren wordt gebracht, dat het onderwijs katholiek moet zijn, zal veel jeugdigen eerder irriteren dan helpen om de goede richting te vinden. Maar meer nog lijkt het ons een bezwaar, dat het boek in zijn opzet te weinig een model is van didaktiek. Er ontbreekt te veel aan een psychologische opbouw, een lay-out die de bestudering steunt, en een wetenschappelijke verantwoording die de leerlingen de weg wijst naar de taken, waarvoor zij in de derde leerkring zullen worden geplaatst. Een leerboek, dat een logisch geordende verzameling kengegevens aanbiedt, is niet voldoende geschikt om de belangstelling van de leerlingen gaande te maken voor de concrete problemen, waarop hun studie betrekking heeft.
J.M. Kijm
| |
Marvilde, Pasch. van, Volg uw kind in zijn ontwikkeling van baby tot zevenjarige. - Foreholte, Voorhout; 't Groeit, Antwerpen, z.j., 222 pp., 8 foto's, f 8.90.
Een goed overzicht van de ontwikkeling van het jonge kind, opgesteld met het oog op pedagogische vragen. Het boek is geschreven voor een breed publiek, voor al diegenen namelijk die in opvoedkundig contact komen met jonge kinderen. Dit evenwichtige en heldere werk verdient aanbeveling.
J.M. Kijm
| |
Ecole, Jean, La métaphysique de l'être dans la philosophie de Louis Lavelle (Coll. Philosophes Contemporains, 9). - Nauwelaerts, Leuven, 1958, 312 pp., ing. Fr. 210.
Het filosofisch oeuvre van Louis Lavelle is zeer uitgebreid en tamelijk diffuus. De terminologie is niet steeds eenvormig, zodat op vele plaatsen dezelfde belangrijke termen in een verschillend licht komen te staan. Dergelijk werk te overschouwen en in zijn grote lijnen tot een eenheid te herleiden, is geen gemakkelijke taak. Hierin is toch S. uitstekend geslaagd. Hij heeft als het ware een mooi samenhangend, filosofisch verhaal geschreven, waarin de grote lavelliaanse temata in een volmaakte orde voor het geestesoog voorbijtrekken. De zijnservaring komt natuurlijk vooraan, met de primauteit, de universaliteit en de univociteit van het zijn. Vervolgens ontplooit het zijn al zijn aspecten als act en zelfstandigheid en als mogelijkheid voor een soort ontologisch argument voor het Godsbestaan. Daarna verschijnen de geparticipeerde wezens, ontstaan door de scheppende act, waarna de ‘mogelijkheid’ optreedt als het profiel van de afstand tussen de zuivere act en de geschapen geest. Deze laatste is een existentie, die zich door haar activiteit tot de volheid van haar essentie ontplooit. Deze ontwikkeling geschiedt noodzakelijkerwijze in de tijd en door de bemiddeling van de andere en van de wereld. Deze zich ontplooiende geparticipeerde act is de raaklijn tussen transcendentie en immanentie, tijd en eeuwigheid, eindigheid en oneindigheid. Zij verloopt nochtans niet volgens een volmaakte, logische lijn, want er is het kwaad, het fysische en het morele kwaad, dat de eindigheid van het geschapen wezen zo duidelijk onderlijnt. En tenslotte komen de dingen in de wereld aan de beurt, die aan de geparticipeerde geest verschijnen als een ineenstrengeling van kwaliteiten en activiteiten, waardoor ze op hun eigen, zwakke wijze enigszins participeren aan de interioriteit van het zijn. S. besluit dit verhaal met enkele kritische opmerkingen. Hij onderstreept de metafysische moeilijkheden van de lavelliaanse univociteit, de dubbelzinnigheid van enkele passages, die
naar het pantheïsme schijnen te neigen, dat elders expliciet wordt afgewezen. Een volledige bibliografie van en over Lavelle en analytische tafels vervolledigen dit mooie boek.
F. De Raedemaeker
| |
Bleibinhaus, M., Mensch im Zwiespalt der Zeit. - Glock und Lutz-Verlag, Nürnberg, 1958, 316 pp., geb. D.M. 15.
Twaalf, alle min of meer cultuurfilosofische essays van twaalf Duitse publicisten werden in deze bundel samengebracht. Van uit verschillende gezichtshoeken proberen zij eens te meer een diagnose van de moderne tijd te stellen. Interessante bijdragen vindt men hier o.m. over de structuurverandering van de mens in het avondland, over het thema mens-gemeenschap in de jongste Duitse literatuur, over de functie der geneeskunde als opvoeding tot gezondheid, over arbeid, techniek, vrijheid, levensgeluk, enz. Ofschoon al deze essays zich tot doel stellen de mens - de eventuele lezer in het bijzonder - een
| |
| |
beetje meer wegwijs te maken in het leven, toch werden zij niet geschreven van uit een absoluut identieke probleemstelling of gezindheid. Zodat ook van die kant aan verscheidenheid geen tekort is.
L. Vander Kerken
| |
Glockner, Hermann, Die europäische Philosophie von den Anfängen bis zur Gegenwart. - Reclam-Verlag, Stuttgart, 1958, 1184 pp., D.M. 16.80.
Glockner tracht in dit vrij uitvoerige en met zorg bewerkte boek de gouden draad der philosophia perennis te volgen, vanaf de Griekse natuurfilosofen tot aan Sartre, Jaspers en Heidegger. Zijn christelijk standpunt brengt hij duidelijk naar voren, wat hem echter niet belet Sint-Thomas en de scholastiek niet gerecht te worden. Zijn grote voorkeur boven Sint-Thomas heeft Augustinus. In het algemeen is hij er meer op uit de geleidelijke overgangen, het geworteld-staan in het voorafgaande te beschrijven dan de verschillende systemen uiteen te zetten. Dit hangt weer met zijn philosophia-perennis-idee samen. Kant en de idealistische wijsgeren uit de tijd der romantiek, vooral de eerste, hebben zijn hoofdbelangstelling. Van de latere auteurs is W. Dilthey zijn bevoorkeurde leidsman. Het boek is niet al te zwaar en verwikkeld van taal. De schrijver blijkt zijn stof meester te zijn, maar de bewuste gouden draad is niet overal zichtbaar. Het is niet gemakkelijk de grote denkers der laatste eeuwen in een christelijke levens- en wereldschouw onder te brengen. Dit boek is niet voor ongeschoolde lezers; voldoende geschoolde zullen het met belangstelling ter hand nemen.
P. van Alkemade
| |
Sociologie
Boon, C., Tavernier, A. de en Geens, G., Perspectieven voor de landbouw in de Euromarkt. - Centrum voor Economische Studiën, Leuven, 1958, XI-203 pp., Fr. 200.
In een tijdsspanne van twee jaren is het Centrum voor Economische Studiën van de Leuvense Universiteit er in geslaagd niet minder dan zeven interessante werken uit te geven. Deze studiën zijn gewijd, ofwel aan problemen van Vlaamse regionale economie, ofwel aan problemen van Europese economische integratie. Het werk van C. Boon, A. De Tavernier en G. Geens behoort tot de tweede groep, en behandelt het moeilijke vraagstuk van de landbouw in de Euromarkt. Na een korte opsomming der voornaamste beschikkingen van het Verdrag tot oprichting van de E.E.G., worden de kenmerken van de landbouweconomie en de landbouwpolitiek der zes landen van de E.E.G. beschreven aan de hand van goed bijgewerkte tabellen, ontleend aan publikaties van internationale organismen zoals de F.I.P.A., de F.A.O., enz. De gedetailleerde studie van de verschillende produkten die kenmerkend zijn voor de akkerbouw, de veeteelt en de tuinbouw, vormt logischerwijze de hoofdschotel. In deze hoofdstukken worden telkens weer lofwaardige pogingen gedaan om aan te tonen dat, hoe aanlokkelijk een ingrijpende marktorganisatie ook moge zijn, in de lange periode een vrije concurrentie (dank zij haar invloed op de kostenstructuur der ondernemingen) de meeste waarborgen biedt voor de verzekering van een behoorlijke levensstandaard aan de landbouwbevolking.
L. Phlips
| |
Mens en Medemens Serie II: Lacroix, Jean, Kracht en zwakheid van het gezin. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1958, 135 pp., f 3.25.
Het is zeker niet zonder goede reden dat de uitgever van Mens en Medemens in de tweede serie opnieuw een verhandeling over het gezin heeft opgenomen. De keuze van het boek van Dr. B. Häring: Sociologie van het gezin, dat als laatste nummer van de eerste serie verscheen, was immers niet bijster gelukkig. De beschouwingen van Lacroix zullen de lezers stellig meer aanspreken. Achtereenvolgens worden behandeld: het vaderschap (onder de wel wat griezelige titel: ‘De Vadermoord’), de sexualiteit, de opvoeding, en de verhouding van gezin en maatschappij. ‘Definiëert men het gezin als de belichaming van de categorie van het private-sociale, dan definiëert men het in één woord als de grote opvoeder van het mensdom’ (blz. 68). In het gezin ontdekt de mens zichzelf als ‘een wezen, dat steeds meer persoon wordt, naarmate het meer aan een gemeenschappelijk leven deelneemt’ (blz. 65). Een mooi boek, dat wij een brede lezerskring toewensen.
Dr. F.J.C.J. Nuyens
| |
Mens en Medemens Serie II: Kwant, R.C., Ontmoeting van wetenschap en arbeid. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1958, 98 pp., f 2.90.
Na het opvallend succes van Dr. Kwant's Het Arbeidsbestel, dat in de eerste serie
| |
| |
van Mens en Medemens verscheen, menen wij bij dit tweede boek met een korte aanbeveling te kunnen volstaan. De ontmoeting van wetenschap en arbeid, waarop in Het Arbeidsbestel reeds de aandacht was gevestigd, wordt hier nader geanalyseerd en in haar vele facetten beschreven. De goede eigenschappen van het eerste boek: een heldere en boeiende betoogtrant en een gelukkige combinatie van abstracte redenering en concrete voorbeelden vinden wij in dit tweede boek terug. Bijzonder belangrijk lijkt ons de uiteenzetting (in hoofdstuk III) over de verhouding van wetenschap en praxis op de verschillende gebieden van het menselijk leven.
Dr. F.J.C.J. Nuyens
| |
Biografie
Therese de l'Enfant Jesus, Ste, Manuscrits autobiographiques. - Carmel de Lisieux, 1957, 350 pp.
Na de fotokopie van Teresia's handschriften is deze uitgave zeer welkom. De teksten worden, dank zij verschillende lettertypen, zo goed mogelijk weergegeven: woorden die door de heilige zelf onderstreept of op een andere wijze benadrukt worden, bewaren hierdoor hun eigen reliëf. In het voorwoord wordt een derde uitgave aangekondigd, waarin deze kritische leestekens niet meer zullen voorkomen. Het boek bevat drie verschillende teksten, de eerste werd tot haar zuster, priorin van de Karmel, gericht; de tweede is een brief aan haar andere zuster, ook Karmelites te Lisieux; de derde, het vervolg op de autobiografie die zij in het eerste document begonnen was, wordt aan de priorin Moeder Gonzague opgedragen. Deze vroeg de manuscripten zo te bewerken dat Histoire d'une Ame de indruk gaf één geheel te zijn en voor haar alleen te zijn opgesteld. De originele teksten doen de leer van Teresia nog vaster en krachtiger voorkomen.
J. Beyer
| |
Berghuis, Hans, Gods Humanist. Leven, werken en dood van François de Sales. - Uitg. Foreholte, Voorhout, 1958, 275 pp., f 8.90.
Hans Berghuis, die tot nu toe enige romans publiceerde, heeft een goed en verantwoord boek geschreven over de H. Franciscus van Sales. De titel Gods Humanist geeft reeds de zienswijze en de strekking weer van deze biografie. Het is geen, laat ik het noemen, academisch historisch werk met een volledig apparaat van voetnoten en literatuurlijst. Toch beseft de lezer dat de auteur zijn stof kent en beheerst en een doordacht en verantwoord ‘Lebensbild’ voor hem ophangt. Het werk is bedoeld om de doorsnee-lezer, zowel de meer als de minder ontwikkelde, een overzicht van en een inzicht in leven en werk van de Savooische bisschop te geven. Bijzondere aspecten, zoals b.v. Franciscus' spiritualiteit, zijn verhouding tot de H. Chantal e.a. worden terloops, zoals zijn leven dat meebrengt, behandeld. Voor bijzondere beschouwingen was bovendien geen ruimte. Berghuis beschouwt de heilige met 20ste eeuwse blik, reëel, nuchter, kritisch. Een boeiende en verzorgde biografie.
J. van Heugten
| |
Geschiedenis
Kramer, S.N., De geschiedenis begint met de Sumeriërs. Voor Nederland bewerkt door Philo H.J. Houwink ten Cate. - A.W. Sythoff, Leiden, 1958, 239 pp., f 14.90.
Het boek van Prof. S.N. Kramer From the tablets of Sumer, dat door Drs. Philo H.J. Houwink ten Cate voor Nederland is bewerkt onder de titel De geschiedenis begint met de Sumeriërs bevat een greep uit de resultaten van meer dan vijf en twintig jarige harde arbeid van Prof. Kramer in de met spijkerschrift beschreven leemtafels, die in verscheidene musea over de wereld verspreid liggen. De uitmuntende Sumerioloog heeft gedurende meer dan vijf en twintig jaren in de verschillende musea de brokstukken van verschillende verhalen over eerstelingen in de menselijke geschreven geschiedenis bijeengezocht en er een verhaal van gemaakt. De titel ‘de geschiedenis begint met de Sumeriërs’ moet men zo verstaan dat met de Sumeriers de geschiedenis begint te putten uit de geschreven bronnen, terwijl al eeuwen daarvoor de geschiedenis slechts dood materiaal heeft verschaft waaruit we deze geschiedenis moeten opbouwen. De verhalen, die Prof. Kramer geeft als eerstelingen handelen over de eerste scholen; voor het eerst wordt een leraar gelijmd; de eerste zenuwoorlog, het eerste parlement; burgeroorlog in Sumerië; maatschappelijke hervormingen in de vorming van belastingverlaging; de eerste wetboeken en dergelijke andere, vijf en twintig in het geheel. Het is een buitengewoon inte- | |
| |
ressant geheel, omdat het laat zien, dat er in de geschiedenis in de loop der eeuwen niets is veranderd maar hetzelfde regelmatig terugkeert onder andere nieuwe vormen maar naar de inhoud steeds hetzelfde is. Drs. Philo H.J. Houwink ten Cate heeft zich uitmuntend gekweten van zijn taak om dit werk toegankelijk te maken voor een groter kring van lezers voor Nederland. Het is dan ook te hopen, dat dit werk een zelfde grote verspreiding moge hebben in Nederland als het in andere landen geniet, opdat ook in Nederland de belangstelling en de kennis van het oude Nabije Oosten temidden waarvan Israël is ontstaan en groot
geworden moge toenemen. Het zal het inzicht en begrip van de bijbel alleen maar doen toenemen als men Israëls bestaan ziet in de cultuur der omliggende volken, waarmede het een geheel vormt en waarin het thuis hoort. Alleen tegen de achtergrond van de omliggende volken is de bijbel te bezien en wordt de inhoud voor ons begrijpelijk en wordt hij verklaarbaar.
P. v.d. Meer
| |
Matthijsen, Dr. M., De intellectuele emancipatie der Katholieken. - van Gorcum & Comp. N.V., Assen, 1958, 215 pp., f 13.50.
In de ondertitel van dit belangrijk geschrift wordt de aard ervan nader bepaald als een historische en sociografische analyse van het Nederlands katholiek middelbaar onderwijs. In het eerste hoofdstuk worden eerst enige cultuur-sociologische theorieën met betrekking tot het minderheidsvraagstuk der katholieken behandeld, waarbij schr. erg veel blijkt te voelen voor de opvatting dat de ideologische, door de bepaalde vorm van Christendom gegeven instelling tot wereldse waarden van doorslaggevende betekenis is. Vervolgens stelt hij vast dat de culturele positie der katholieken, ook in het inhalen van de geconstateerde achterstand nagenoeg hetzelfde is in Nederland, Duitsland, Zwitserland, Engeland en de V.S. Het object van zijn onderzoek is dan het voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs, waarvan uitvoerige statistieken gegeven worden. Opmerkelijk is dat bij de katholieken bijzonder veel belangstelling is voor H.B.S.-A en M.M.S. en door hen het gymnasium meer gevolgd wordt dan door de overigen, wat nog versterkt wordt door de omstandigheid dat het gym alpha door de katholieken bevoorkeurd blijft. Dit zijn slechts enkele facetten uit dit nuchtere, op feiten gebaseerde boek. Het wijst onverbloemd op tekorten, maar tracht die met begrip te verklaren. Limburg, dat profiteert van de vooruitziende blik van Mgr. Paredis, steekt gunstig af tegen de rest van Nederland. Overal is een drang onder de katholieke bevolking naar v.h.m.o. en het percentage universiteitsstudenten stijgt bij hen voortdurend. Terloops zij opgemerkt dat schrijver ook moest constateren dat vele katholieke beter-gesitueerden hun kinderen naar niet-katholieke scholen zenden. Met de schr. onderstrepen wij de wenselijkheid dat dit probleem met geëigende methoden wordt onderzocht. Hetzelfde zouden we willen vragen voor de moeilijkheden der kinderen uit die gezinnen, welke voor het eerst naar het v.h.m.o. gezonden worden.
J. Tesser
| |
Reynolds, E.E., Three Cardinals. Newman - Wiseman - Manning. - Burns and Oates, London, 1958, 278 pp., 25 sh.
De geschiedenis van de katholieke kerk in de negentiende eeuw gedomineerd door de drie kardinalen, die in dit boek besproken worden. Zeer uiteenlopend van karakter, al even uiteenlopend wat betreft het specifieke werk dat zij in de kerk te verrichten kregen, hebben zij allen het hunne er toe bijgedragen om het tere, om niet te zeggen afgestorven, plantje van de eerste dertig jaren van de negentiende eeuw te doen opgroeien tot een sterke plant: van een stoere boom mogen we nog niet spreken. Deze interessante bijdrage tot de kerkgeschiedenis bevat wel is waar niets nieuws, maar zij geeft toch een zuiverder kijk op het merkwaardige groeiproces, doordat men in de gelegenheid gesteld wordt het van drie verschillende zijden gade te slaan. Het boek is geschreven met kritische bewondering voor de hoofdfiguren en met grote eerlijkheid, die in geen enkel opzicht de ware gestalte van deze grote christenen en kerkvorsten te kort doet: integendeel: ook hier licht Gods kracht helder op te midden van veel begrijpelijke menselijke zwakheid.
W. Peters
| |
Landen en volken
Mehnert, Klaus, Der Sowjetmensch. - Deutsche Verlagsanstalt, Stuttgart, 1958, 497 pp., D.M. 16.80.
Klaus Mehnert is een in Rusland geboren en getogen Duitser, die twaalf reizen maakte in de Sovjet-Unie en als journalist
| |
| |
in vele Russische gebieden is doorgedrongen. In dit boek vertelt hij van zijn ondervindingen en tracht de mensen in Rusland te beschrijven, niet de bolsjewistische, doch de doorsnee-mens. Hij wil verhalen, hoe de mensen onder dit verschrikkelijke regime leven en tevens hoe de leidende bovenlaag alles doet om de Russische mens naar hun systeem te kneden en om te vormen. De schrijver blijkt een ontwikkeld, weldenkend en verstandig mens te zijn en zijn verhaal ademt overal betrouwbaarheid. Hij fantaseert of overdrijft niet, doch heeft over alles een gematigd en afgewogen oordeel. Hij beschrijft het Russische leven tot in 1957-1958 toe, de terreur onder Stalin, de verzachting na diens dood en de latere verstrakking weer onder Chroestsjefs despotisme. Voor belangstellenden in Rusland een boeiend werk.
P. van Alkemade
| |
Gibbs, Philip, How now, England. - Angus and Robertson, London, 1958, 199 pp., 16 sh.
Middleton, Drew, The British. - Pan Books, London, 288 pp., 3 s. 6 d.
Deze twee boeken zijn van zeer ongelijke waarde, en het goedkoopste is veruit het beste. Philip Gibbs is een bekend romanschrijver en journalist, met meer dan tachtig boeken op zijn naam. Zijn hoogtepunt van roem en succes beleefde hij tussen de twee wereldoorlogen. Een grijsaard van over de tachtig, wil hij niet al te zeer een laudator temporis acti zijn, en doet zijn best ook het goede in het hedendaagse Engeland te zien: maar zijn heimwee naar een merry England, naar een green en pleasant land, naar de romans van Kipling en Bennett, en Priestley als laatste!, naar village cricket, e.d. toont al te duidelijk aan dat hij het hedendaagse Engeland weinig waardeert (met uitzondering van de Koninklijke Familie!) en eigenlijk niet meer kent. Het geheel is wat sentimenteel, en zo nu en dan wat kletserig. Heel anders en veel beter is het scherpe commentaar dat de Amerikaanse journalist voor zijn landgenoten geeft op wat typisch Engels is. Hij geeft een degelijk stuk contemporaine geschiedenis dat de oorsprong en ontwikkeling van de Welfare State schetst, daarbij de voor- en nadelen bespreekt van het twee-partijensysteem, de ingewikkelde situatie op industrieel en economisch terrein tekent, en vooral laat zien hoe Brittannië een gemeenschap is ‘in the throes of change’. Het is een sympathiek boek, maar tegelijkertijd hard en eerlijk. Onder de vele boeken van het the english- are they human?-type is deze laatste aanwinst, die in 1957 werd gepubliceerd, zonder twijfel een der allerbesten. Het is jammer dat religie in het geheel niet ter sprake komt, terwijl deze studie toch eigenlijk niet buiten een goede index kan. Helaas ontbreekt deze, alsook een inhoudsopgave.
W. Peters
| |
Varia
Aerssen, Dr. Anthony J. van. Vrouwenarts in New-York. (Ned. bewerking Dr. F. van Hoorn Gleysteen). - Elmar, Amsterdam, 1958, 208 pp.
Hoorn Gleysteen, Dr. F. van, .... maar de meeste van deze is de liefde. - Elmar, Amsterdam, 1958, 190 pp.
De schrijver van het eerste boekje, een Amerikaans vrouwenarts, is een gelovig man die vrijmoedig voor zijn christelijke overtuiging uitkomt. Hij verhaalt van de klachten en wensen, die hij van zijn patiënten verneemt, en hoe hij zijn gedragslijn daartegenover bepaalt. Hij is een uitgesproken tegenstander van abortus provocatus; en al krijgt men de indruk, dat huwelijksonanisme door hem niet zo principieel wordt afgewezen als in de katholieke opvatting het geval is, toch stapelt hij in zijn beschouwingen zoveel concrete argumenten tegen deze praktijk op, dat het boekje reeds daarom alle aanbeveling verdient. Bovendien weet de schrijver tussen zijn spreekkamerverhalen door op interessante wijze te vertellen over enkele belangrijke vraagstukken uit de geschiedenis der geneeskunde (hormonen, vitaminen, cel-leer). Een serieus boekje derhalve, dat ontwikkelde lezers zeker boeien zal. Het tweede boekje vertoont hier en daar in de inhoud wel enige verwantschap met het eerste (het werd dan ook geschreven door dezelfde persoon, die het eerste boekje bewerkte), maar is toch van een geheel andere opzet. Het is een bundel verhalen, uit het heden en het verleden, omtrent gebeurlijkheden uit het leven van beroemde en minder beroemde artsen. Prettig om te lezen, meer verhalend dan betogend, maar toch met dezelfde gezonde strekking als het eerste boekje: eerbied voor het leven, liefde voor de mens.
A. van Kol
|
|