Pauselijke staat uitgebroken, tot op de 20ste september 1870 ook de laatste rest van de oude, oeroude kerkelijke staat door de bezetting van Rome verdween.
* * *
Toen op die septemberdag de Porta Pia met geweld geopend werd, werden de beroemde bronzen poorten van het Vatikaan gesloten als een symbool dat de Paus nu een gevangene was. Deze gevangenschap was een volkomen vrijwillige. Want het nieuwe Italië had enige maanden na de bezetting van Rome een wet uitgevaardigd, de zogenaamde ‘garantiewet’, waardoor de persoon des Pausen soeverein verklaard, hem het actieve en passieve gezantschapsrecht toegekend, een jaarlijkse hoge rente, vrije uitoefening van zijn ambt, alsook het gebruik van het Vatikaan, het Lateraan en van Castel Gandolfo beloofd werden.
Maar deze wet was een louter binnenstaatse. Elk ogenblik kon zij worden opgeheven. Zij verklaarde bovendien enkel de persoon des Pausen soeverein, schonk echter de H. Stoel geen voet grond, wat de enige efficiënte waarborg ener werkelijke soevereiniteit zou geweest zijn. Deze wet waarborgde, met andere woorden, slechts zeer gebrekkig de ambtsvrijheid van de Paus. Zij stelde de Paus voor het alternatief: vrijheid van de persoon en onvrijheid van het ambt, of: onvrijheid van de persoon en vrijheid van het ambt. Pius IX toonde zich een waardig navolger van de H. Petrus. Zoals deze eens de onvrijheid op zich had genomen ter wille van de vrijheid der Kerk, zo nu Pius IX, die deze garantiewet niet aanvaardde, van de hoge rente afzag en voor zich en zijn opvolgers de onvrijheid van de persoon op zich nam om de vrijheid van het ambt te redden.
Toen de bronzen poort van het Vatikaan dicht ging, begon in Rome een eigenaardige toestand. Het pauselijke Rome nam immers geen notitie van het koninklijke en het koninklijke niet van het pauselijke. Tussen beide stond een ogenschijnlijk onoverwinnelijke muur. De adellijke families, wier zonen traditioneel in het Vatikaan dienst deden, hadden geen omgang met de adellijke families die dienst deden bij de koning, de gezanten bij het Vatikaan niet met de gezanten bij het Quirinaal. Toen koning Umberto van Italië stierf, nam het Vatikaan niet officieel daarvan kennis, zoals ook het Quirinaal niet van de verschillende jubilea van Leo XIII. Geen katholiek heerser bezocht Rome, want zijn verblijf in het Quirinaal zou een erkenning van de roof en een belediging van het Opperhoofd der Kerk betekend hebben. Zelfs als een niet-katholiek vorst naar Rome tot de koning ging en uit beleefdheid ook de Paus bezoeken wilde, werden allerlei manoeuvres aangewend om de illusie te redden, dat er geen koning in Rome was. Zo reed Keizer Wilhelm II van Duitsland toen hij de Paus bezocht, van het Quirinaal naar de Pruisische ambassade bij het Vatikaan en van daar - dus van Pruisisch grondgebied - met een voor de gelegenheid uit Berlijn meegebracht galarijtuig, beschermd door twee eskadrons grenadiers, naar het Vatikaan en vandaar weer terug.
Eerst onder Paus Pius X kwam daar verandering in. Deze Paus, die kort na zijn troonsbestijging de woorden sprak: ‘Ik versta niets van politiek en ik hoor niet in de diplomatie!’, gaf weliswaar, zoals hij verzekerde, geen enkel recht van het Pausdom prijs, waaronder hij ook de soevereiniteit over een eigen grondgebied verstond. Daar hij zich echter allereerst om zielzorgkwesties bekommerde, kwam het onder hem tot een soort modus vivendi tussen het pauselijke en het Italiaanse Rome. Deze modus vivendi zou nog sterker geweest zijn, wanneer anti-kerkelijke Italiaanse kringen de Paus niet voortdurend lastig gevallen waren.