| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Hensen, O.P., Michael, De weergaloze Christus. Lijdensmeditaties K.R.O. 1958. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1958, 86 pp., f 3.25.
Velen, die naar de lijdensmeditaties, door P. Hensen dit jaar voor de K.R.O. gehouden, geluisterd hebben, zullen deze nog eens graag op hun gemak willen doornemen. Maar ook voor de niet-luisteraars, die zich in Jesus' lijden willen verdiepen en bij Hem steun willen vinden bij het dragen van hun eigen kruis, zijn deze voordrachten zeer waardevol. P. Hensen is niet zozeer stil blijven staan bij het uiterlijke lijden van Christus, maar schenkt meer aandacht aan het innerlijke zielelijden, dat veel zwaarder was. Hiervan getuigen al de titels der preken: Zijn weergaloze angst, Zijn weergaloze eenzaamheid, Zijn weergaloze zekerheid, Zijn weergaloos zwijgen, Zijn weergaloos begrijpen, Zijn weergaloze dood. Het woord van P. Hensen is gericht tot mensen, die vragen: laat mij zien, waarom ik bij Christus veilig ben, waarom ik mij aan Hem kan overleveren op leven en dood. Hij geeft het antwoord op alle vragen, omdat Hij God en mens is.
P. Grootens
| |
Anciaux, P., Het sakrament der boetvaardigheid. - Lannoo, Tielt-Den Haag, 1958, 198 pp., ing. Fr. 74, geb. Fr. 98.
Schr. geeft ons een leerstellige synthese waarbij de geschiedenis van de penitentie: zin, structuur en werkdadigheid van het sacrament des te beter naar voren komen en dat alles in zijn waar perspectief wordt gezien. De nadruk werd meer op het kerkelijk aspect van de christelijke boetvaardigheid gelegd dan het tot hiertoe bij theologen gebruikelijk was. Dit boek brengt bezinning en zal bij priesters en leken het verlangen wekken naar een steeds meer positieve en sacramenteel uitgebouwde pastoraal van de zondevergeving.
J. Beyer
| |
Stein, Dr. Edith, Het Kerstmysterie. Serie Oasen. - P. Brand, Bussum, 1958, 27 pp., f 1.90.
Dit mooi uitgegeven en geïllustreerde boekje is een vertaling van de bekende kerstmeditatie van Edith Stein, voorafgegaan door een korte inleiding over haar leven. Het is jammer, dat de ongenoemde inleider bepaalde levensbijzonderheden niet juist weergeeft.
J.H. Nota
| |
Scharp, H., Zo wordt de Kerk bestuurd, vert. L. van Rijssel. - Lannoo, Tielt-Den Haag, 1958, 128 pp., ing. Fr. 48, geb. Fr. 72
Korte en bondige uiteenzetting van de organisatie van de Curie waarin de verschillende administratieve instanties die te Rome werkzaam zijn, besproken worden: Paus en Kardinalen, Consistorie en Conclaaf, Congregaties, gerechtshoven en ambten, pauselijk hofleven en dagverdeling.
J. Beyer
| |
Layron, Claude, Jusqu'à l'autre rive (Foi Vivante). - Edition du Cerf, Parijs, 1958, 230 pp.
Een door een ander geschreven autobiografie, zouden we dit boek kunnen noemen. Het schetst de zielegang van Fabienne (meer vernemen we niet over haar identiteit), een meisje van Joodse afkomst, ongelovig opgevoed, maar met een uitzonderlijk sterke hang naar het absolute. Van het ogenblik af dat zij voor het eerst God ervaart als een mysterieuze Aanwezigheid, spreekt zij met totale edelmoedigheid haar jawoord. Eerst zeer geleidelijk echter zal deze Aanwezigheid haar ware wezen openbaren. Bij de ontmoeting met vele religies en religieuze persoonlijkheden (een Indisch goeroe, Krisnamurthi, Gurdjieff, een Joods rabbijn enz.) zal de eerste innerlijke ontmoeting nawerken als een trefzeker onderscheidingsvermogen van het echte en onechte in hun boodschap. Tot zij uiteindelijk in de Kerk de Aanwezigheid ten volle bij haar naam kan noemen, en in de Carmel de vervulling van haar drang naar absolute overgave vindt. De schrijver beschikt over de uitzonderlijke gave om in het kluwen van omstandigheden ons de zuivere eenvoud van Gods levensdraad te laten speuren. Dat maakt zijn boek tot een van de allermooiste bekeerling-getuigenissen die we ooit lazen.
L. Monden
| |
Chélini, Jean, La ville et l'Eglise (Rencontres, 52). - Edit. du Cerf, Parijs, 1958, 366 pp.
Sedert 10 jaar hebben de godsdienstsociologen de ontkerstening der steden met haar afmetingen en oorzaken onderzocht. Daarbij werden steeds verfijnder methoden uitgewerkt. Dit boek geeft een geordend overzicht van al de voornaamste tot nu toe verrichte enquêtes. De auteur beklemtoont terecht de onvervangbare hulp van geschiedenis en psychologie om een
| |
| |
juist interpreteren van het sociografisch materiaal mogelijk te maken. Geleidelijk wordt zo een diepte-sociologie voorbereid, die onder de kwantitatieve gegevens de eigenlijke sociale vitaliteit weet te ontdekken. De aldus verworven inzichten zullen de pastoraal werkelijk verrijken. Een zeer verzorgde bibliografie verhoogt het nut van deze balans.
J. Kerkhofs
| |
Collard, E., e.a., Vocation de la sociologie religieuse. Sociologie des vocations.
Boulard, F., e.a., Paroisses urbaines, paroisses rurales. - Casterman, Doornik, 1958, 244 en 224 pp., ing. Fr. 84 (ieder).
In twee afzonderlijke delen worden hier de referaten gepubliceerd, gehouden op de 5de Internationale Conferentie voor Godsdienstsociologie (zie Streven, X, 1, 1956, pp. 186 vlg.). Zij zijn opgedragen aan de stichter, Kan. J. Leclercq, bij gelegenheid van de tiende verjaardag der vereniging. Bij de behandelde onderwerpen in het 1ste deel zijn o.m. vermeldenswaard de studies over de godsdienstige mentaliteit in de ‘Midlands’ (door de Anglikaanse geestelijke W. Pickering) en bij industrie-arbeiders uit Wallonië (J.J. Dumont), de bijdragen van de twee specialisten J. Dellepoort en F. Boulard over mannelijke roepingen en de presentatie door Prof. Collard van de studie over de vrouwelijke roepingen in het bisdom Doornik (opgesteld door M. Mattez). Het 2de deel is gewijd aan de parochie. De vergelijking van verschillende studies over grote steden (door F. Houtart, Y, Daniel, E. Amato e.a.) leidt tot het opstellen van een typologie der moderne stadsparochie (J. Fichter) en tot planning-projecten (F. Houtart en E. Bodzenta). De algemene structuur-crisis der landelijke parochies (H. Mendras) stelt de vraag naar de optimale grootte voor deze parochies (F. Boulard) als onderdeel van een ruimer plan tot herverkaveling (J. Laloux). Onbevangenheid, wetenschappelijk vakmanschap en pastorale bekommernis spreken uit haast alle bijdragen. Voor zielzorgers, oversten van vormingshuizen, apostolisch ingestelde leken (vele medewerkers zijn leken) ligt hier rijk materiaal tot bezinning en oriëntatie. Goedverzorgde kaarten en grafieken illustreren beide delen.
J. Kerkhofs
| |
Hofinger-kellner, Liturgische Erneuerung in der Weltmission. - Tyrolia-Verlag, Innsbruck, 1957, 456 pp., geb. D.M. 17.
De Jezuïet Johannes Hofinger, een uit China verbannen missionaris, en een groep Jezuïetenmissionarissen van het Pastoraal en Apologetisch Missiecentrum te Manilla (Filippijnen), bieden ons onder één band een synthese van de vraagstukken, moeilijkheden en mogelijkheden die de liturgische vernieuwing oproept in missielanden. Pater Hofinger was een van de organisatoren van het Liturgisch Congres van Assisi (september 1956), waar hij in een fel opgemerkt referaat de wensen van de missionarissen tot uitdrukking bracht. Deze wensen vindt men trouwens op het einde van dit boek. Sinds de ongelukkige Chinese ritenstrijd hebben de missionarissen een hoogst voorzichtige en zelfs ontwijkende houding aangenomen tegenover de aanpassingsproblemen. Met dit boek is het tijdperk van de vreesachtige stilte afgesloten. Dit betekent niet dat de auteurs een onbezonnen vooruitstrevendheid aan de dag leggen. Wat ze vooropzetten is verantwoord door de liturgiegeschiedenis en door de eisen van het apostolaat. Een omvangrijk deel van het werk is gewijd aan de viering van de H. Mis en aan de priesterloze gebedsdienst in verspreide christengemeenten. Het belang van deze studie kan moeilijk overschat worden. We wensen dit boek een zeer ruime verspreiding vooral bij de missionarissen zelf.
J. van de Loo
| |
Parsch, P., Apostelen roepen U. Nederl. bewerking door A. v.d. Brekel, O.P. - De Forel, Rotterdam, 468 pp., f 11.50.
Parsch, P., De blijde Boodschap. Nederl. bewerking door A. v.d. Brekel, O.P. - De Forel, Rotterdam, 464 pp., f 11.50.
Daar de Kerk vanaf de alleroudste tijden de Eucharistieviering liet voorafgaan door de lezing van de Schrift, zal een dieper doordringen in de zin en betekenis van deze lezingen bijdragen tot een betere actieve deelname aan de liturgie. Het is de grote verdienste van Pius Parsch hiervoor te hebben geijverd in vele geschriften. In zijn commentaren op de epistels en evangeliën van de zondagen en hoogfeesten van het kerkelijk jaar heeft hij hiertoe een belangrijke bijdrage geleverd. Zowel priesters als leken zullen in deze beschouwingen veel vinden wat zal bijdragen tot een dieper verstaan van de H. Schrift en de liturgie. In beide boeken volgt P. dezelfde methode: eerst wordt de liturgische hoofdgedachte van een bepaalde dag kort geschetst; van daaruit wordt dan de des- | |
| |
betreffende pericoop verklaard om zodoende te komen tot een vruchtbare toepassing op het leven. De vertaling is vlot en leest gemakkelijk.
J. Mulders
| |
Ritus celebrandi Matrimonii Sacramentum. - H. Dessain, Mechelen, 1958, 31 pp., geb.
S'unir devant Dieu. Le Sacrement et la Messe du Mariage selon le rituel des diocèses belges, par la Commission Interdiocésaine de Pastorale Liturgique, Livret des fidèles. - Brussel, Interparochiaal Sekretariaat, 1958, 48 pp., ing. Fr. 10.
Op het liturgisch congres van Antwerpen in juli ll. mocht Z.E. Kard. van Roey bekend maken dat Z.H. de Paus bij monde van Kard. Cicognani, Prefect van de H. Congregatie der Riten, een nieuwe tweetalige huwelijksritus had toegestaan aan al de bisdommen van België. In de eerst vermelde brochure hebben wij de officieel kerkelijke uitgave van de tekst en het ritueel. In de tweede hebben wij een handig boekje voor de gelovigen. De ceremonies worden er in uitgelegd, en meteen worden enkele suggesties gegeven voor een pastorale toepassing in de geest van deze hervorming. Niet alleen krijgt de volkstaal een grotere plaats in de liturgie, maar de liturgische symboliek werd uitgebreid, en meteen werd ook de mogelijkheid gegeven voor een werkelijke participatie van al de gelovigen aan de plechtigheid. Twee leden van de Commissie, Kan. J. Rabau en Kan. E. van der Donck geven in het Tijdschrift voor Liturgie, 1958, Nr. 5 de korte geschiedenis van het ontstaan van dit Rituale, en suggesties voor de praktische toepassing, lectuur die wij iedereen aanbevelen.
P. Fransen
| |
Henry, A.M., Morale et vie conjugale. - Edit. du Cerf, Parijs, 1957, 240 pp.
Schr. bundelt hier een reeks artikelen verschenen in ‘Foyers’ waarin hij het deugdenleven in 't huwelijk bespreekt. De titel zal wel eens misleidend zijn: het gaat hier niet uitsluitend over ‘echtelijke moraalproblemen’! Hoe bezorgd ook om de ‘evangelische’ sfeer te bewaren, zal Schr. door de scholastieke indeling en de vrees voor casuistiek soms de werkelijkheid onbereikbaar laten en enkele formuleringen te theoretisch houden.
J. Beyer
| |
Planque, D., La chasteté conjugale, vertu positive. - Centre d'Etudes et de Consultations familiales, Brussel, 1957, 188 pp.
Dit boek is uiterst welkom. Voor priesters geschreven door een pastoor, getuigt het van een serieuze kennis van de huidige huwelijksproblemen en stelt het een pastorale studie voor die als positieve bijdrage ook vele doctrinaire problemen zeer juist belicht. In een eerste deel bespreekt schr. de doeleinden van het huwelijk, in een tweede deel de morele problemen, in een derde deel geeft hij pastorale richtlijnen die dank zij de ervaringen van de auteur ons zeer praktisch toeschijnen.
J. Beyer
| |
Pereira, S.J., Cl., Jugend hört. Ansprachen und Predigten. - Butzon und Berker-Verlag, Kevelaer, 1958, 368 pp., geb. D.M. 12,80.
In dit boek werd een uitgebreide keuze van geestelijke toespraken gebundeld, door ervaren geestelijke leiders gehouden voor een jeugdig gehoor. Men kan niet zeggen dat zij, naar inhoud of vorm, van een grote oorspronkelijkheid getuigen, men zou ze veeleer ‘klassiek’ kunnen heten. Maar priesters die in de zielzorg van de jeugd werkzaam zijn en wel eens door de muze der welsprekendheid in de steek worden gelaten, zullen hier een rijke thematische voorraad vinden.
F. De Graeve
| |
Diamond, Wilfrid J., Verhalen voor de Zondagmorgen. Nederlandse vertaling van pr. fr. Fidelis Jutte O.F.M. - Gooi en Sticht, Hilversum, (1958), 126 pp., geb. f 4.90.
Dit boekje, dat door de Amerikaanse schrijver Sunday Morning Storyland werd betiteld, wil een handleiding zijn voor de priester bij het voorbereiden van zijn kinderpreken of voor het onderwijzend personeel van de lagere school bij het verklaren van het Evangelie. Uit ieder Zondagsevangelie van het gehele kerkelijke jaar wordt een of andere treffende zin gelicht, die dan met een boeiend verhaaltje en met een zedelesje verklaard wordt. Zoals gezegd, de voorgehouden preekjes dienen als handleiding en daarom is de tekst van elk ervan zeer beknopt gehouden, ongeveer 2 blz. Een vlot boekje, waarin zelfs volwassenen wel nu en dan eens met plezier een stukje zullen lezen.
P. Grootens
| |
Literatuur
Burssens, Gaston, Adieu. - A.A.M. Stols, 's-Gravenhage, 1958, 47 pp., ing. f 4.60, geb. f 5.90.
Burssens is ontmoedigd, want zijn poëzie dreigt stuk te vallen. Het fantasievol spel
| |
| |
met het woord wordt telkens weer door de nuchtere techniek achterhaald. Daarom dit Adieu, deze afrekening met het verleden. Deze gedichten vormen een overgangsbundel die het hele oeuvre voor de geest roept en waarbij poëtische reminiscenties à la Burssens, bedekte allusies en plagiaat uit eigen werk bekorend verrassen. In Vlaanderen is deze dichter na Van Ostayen de meest originele vernieuwer der dichtkunst geweest. Velen hebben zijn verzen niet gewaardeerd omdat ze het spel nooit als poëtisch element hebben aangevoeld. Misschien zal Burssens in zijn Posthume Gedichten waarvan reeds enkele sonnetten in tijdschriften verschenen, dit misverstand kunnen wegnemen. Veel in deze gedichten doet vermoeden dat hij nu in staat is een eigen fantasiewereld te scheppen waarin het sprookje der poëzie weer ongestoord mogelijkheid wordt. Hierdoor zou hij het bestaansrecht van zijn poëzie definitief bewijzen en de Vlaamse poëzie redden zowel uit de rompslomp en de sleur als uit een vaak verkeerd opgevat avant-gardisme, dat zich in technische capriolen verliest.
J. Du Bois
| |
Brom, Gerard, Multatuli. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1958, 248 pp., f 9.75.
Een nieuw boek van Brom is altijd een verrassing. Hij is een kenner van het Nederlandse geestesleven der vorige eeuw als weinigen en, wanneer hij, zoals met dit boek, een der heroën uit die eeuw onder de loep neemt, is men zeker van een boeiend werk. Multatuli: Brom erkent in hem de groots aangelegde, de verbeeldingrijke, de geboren schrijver, doch de als mens over heel de linie te kort schietende. Brom is persoonlijk te geïnteresseerd in Multatuli's ideeën en invloeden om een gedistancieerd, volkomen objectief oordeel over hem te vellen; aldoor prikkelt hem, zoals ieder niet bevooroordeeld lezer, Multatuli's grootspraak en onoprechtheid. Het boek is, minder dan dit het geval was bij Alberdingk Thijm, een biografie, eer een algemeen, tot in details afdalend, oordeel over de merkwaardige figuur Multatuli. Broms onnoemelijk veel weten over de figuren en werken uit Multatuli's tijd stelt hem in staat om, als het ware, keuvelend een ‘gesamtbild’ te ontwerpen.
J. van Heugten
| |
Hensen, Herwig, Het Venster. - A. Manteau N.V., Brussel, 1958, 71 pp., ing. Fr. 65.
Hensen beheerst poëzie: hij is de maker, die eis en wet stelt aan de taal, die duidt en noemt, ‘in elk begrip iets leggend van mijn vinding’. Deze Prometheïsche houding vindt haar oorsprong in een haast congenitaal gevoel van onzekerheid en angst. De dichter, eeuwige Narcissus, zoekt beveiliging binnen de eigen cirkel van het eigen Ik. De ervaring van tijd en vergankelijkheid heeft Hensen in vertwijfeling gebracht, eenzaamheid ‘niet als die jaren toen ik mijn stilten smaakte als nodig brood, maar leegte, breuk, nergens ervaren dan in het uitzicht van de dood’. Het innerlijk avontuur dat hier door de poëzie wordt beleefd en beleden (in de lijn van Rilke en Van de Woestijne) dreigt vast te lopen. Hensen ziet uitkomst door in een vaag pantheïsme duur en eeuwigheid te zoeken. Ons lijkt deze houding een vlucht voor de ware opgave van het leven, die is zelfovergave, belangeloze liefde. Zal Hensen hiertoe kunnen besluiten? Voor zijn poëzie kan dit wel beslissende noodzaak worden.
J. Du Bois
| |
Vestdijk, S., De arme Heinrich. Roman. - De Bezige Bij, Amsterdam, 1958, 334 pp., f 9.75.
De arme Heinrich is het sluitstuk van de trilogie, die de dirigent Victor Slingeland en de ik-schrijver, S., als hoofdfiguren heeft. Het geheel zal daarom De symfonie van Victor Slingeland heten. Dit laatste en uitvoerigste deel ziet er, wat compositie betreft, wat rommelig uit. Vestdijk zit nog al eens op zijn praatstoel, een voortreffelijke praatstoel overigens. Dan spint hij aan psychologisch goed verantwoorde tafrelen in voortreffelijk Nederlands, maar de lezer verlangt dat het verhaal op gang komt. Vooral in het eerste gedeelte van De arme Heinrich moet die praatstoel dienst doen; zo kon b.v. het lange interview met succes gemist worden. Met zijn verblijf in Tirool raakt de schrijver, dunkt me, weer vlot. Naar het einde toe wordt alles weer slapper en onwaarschijnlijker. Het geheel is minder overtuigend dan we dit van de beste Vestdijks, De koperen Tuin en Het vijfde Zegel b.v. gewend zijn. Noch de onderlinge vriendschap der twee hoofdfiguren, noch Adri Duprez, noch Eva Kienpointner zijn volkomen levend geworden werkelijkheden. Vestdijk is hier meer psycholoog dan levensverbeelder. Het is meer een web van haast onontwarbaar psychologische verwikkelingen dan een bloeiend en boeiend geheel.
J. van Heugten
| |
| |
| |
Vestdijk, S., De vrije vogel en zijn kooien. - Nijgh & van Ditmar, 's-Gravenhage, 1958, 312 pp.
Vestdijk vervolgt hier de geschiedenis van Anton Wachter en schrijft De geschiedenis van een domicilie, d.w.z. Wachters eerste drie studentenjaren te Amsterdam, bijzonder onder het aspect van zijn ‘op kamers wonen’. Anton Wachter is intussen uitgegroeid tot een ongelooflijke (sit venia verbo!) kwal, die niets liever doet dan meisjes op straat aanspreken om ze naar zijn kamer te lokken en ze daar tot het uiterste te brengen. Dit lukt hem echter nauwelijks en zo legt hij het maar aan met liefst twee oudere dochters tegelijk van zijn hospes. Hoe is het mogelijk dat de ouder wordende Vestdijk zich amuseren kan met het beschrijven van de schunnigheden van dit verachtelijk exemplaar, die dit alles bedrijft of het de natuurlijkste en meest te verwachten zaak ter wereld is? Het boek is overigens nogal taai. Er zit geen plot, geen verwikkeling in. Waarom schrijft de uitzonderlijk begaafde Vestdijk niet een spannende detective, een ver overend verhaal, een daverende historie, iets dat heel Nederland verheugen zou? Waarom deze taaie bespiegelingen en gore genietingen van een vroeg bedorvene, die bij Nietzsche las dat dit alles jenseits von gut und böse ligt?
J. van Heugten
| |
Gregoor, Nol, Simon Vestdijk en Lahringen. - Uitg. De bezige Bij, Amsterdam; Nijgh & van Ditmar, 's-Gravenhage, 1958, 134 pp., f 8.90.
Nol Gregoor heeft zich de inspanning getroost Lahringen (Harlingen), het stadje dat Vestdijk zag geboren worden en vele van Vestdijks romanfiguren bakerde en vormde, ‘uit te kammen’. Hij vertelt hierover in dit boekje en illustreert het bovendien met een groot aantal foto's. Wie de Wachter-romans en enkele andere van Vestdijk las, zal met een zekere benieuwdheid van al deze gegevens kennis nemen. Vestdijk zelf leidt het boek met een kort woord in.
J. van Heugten
| |
Rogghé, Paul, Achter de muur. - De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen, 1958, 56 pp., ing. Fr. 65.
De laatste tijd was het duidelijk geworden dat Rogghé met zijn sensitieve poëzie in een straatje zonder eind was geraakt. De bundel Achter de Muur is voor de dichter wat men noemen kan een poëtische bevrijding, alleen te bereiken door een strenge woordascese en een verzaken aan verstarrende vaardigheden. Rogghé is plotseling tegenover zichzelf gaan staan, koel en nuchter, en heeft met de milde blik der zelfironie een bestek opgemaakt. Opvallend is hoe de woorden in zijn verzen meteen aan vastheid en glans hebben gewonnen. Zij worden niet langer door adjectieven kunstmatig opgefrist, maar vinden, door spel, klankassociaties e.d.m. hun oorspronkelijke glans, hun waarheid terug. Poëzie is slechts leefbaar wanneer zij deze waarheid achterhalen kan. Achter de Muur is daarom een belangrijke bundel; hij doet weer geloven in de authenticiteit van Rogghé's dichterschap.
J. Du Bois
| |
Sluysmans, Conny, De laatste tranen. - Leopolds U.M., Den Haag, 1958, 134 pp., f 4.90.
De schrijfster van Nog kans op de Hemel heeft een tweede korte roman gepubliceerd, een uiterst onbeschaamd boek, dat veel lijkt op het vorige. Zij fingeert een jonge vrouw die haar kort avontuur met een man beschrijft. Ik geloof dat deze fictie foutief is: welke normale jonge vrouw zou zulk een schaamteloze biecht publiceren? Het talent van Conny Sluysmans springt onmiddellijk in het oog; hopen we dat haar goede engel haar eens afbrengt van deze alkoof-intimiteiten.
J. van Heugten
| |
Ghysen, Jos., Requiem voor Kristine. - Boekengilde De Clauwaert, Leuven, 1958, 235 pp., geb. Fr. 125.
De centrale gedachte van dit boek is de volgende: ‘De beteren deugden niet. Zij verhinderden de slechten goed te zijn’ (blz. 216). De ‘beteren’ in dit dorp van de Limburgse mijnstreek, waarin dit verhaal wordt gesitueerd, zijn de ‘Belgen’, de ‘beati possidentes’: een pastoor, de mijndirectie, enz. De ‘slechten’ (tegen wil en dank) zijn het internationale allegaartje van de vreemde arbeiders en hun familie, dikwijls door de omstandigheden aan lager wal geraakte mensen, als de prostituée Kristine Michölski, en de Hongaarse musicus Johan Dodemont. Zij worden gesteund door de kapelaan, zelf een Hongaar, en een begrijpende kloosterzuster. Menselijk gesproken tevergeefs, want op het ogenblik dat een oplossing in uitzicht wordt gesteld, komt Kristine om het leven bij een verkeersongeluk, en pleegt Dodemont zelfmoord. Het is wel jammer dat de uitgevers gemeend hebben dit boek als een meesterwerk te moeten voorstellen. Geconfronteerd met hun uitbundige lof moet deze beloftevolle roman wel teleur- | |
| |
stellen. De personen hebben geen werkelijkheid van vlees en bloed gekregen; het verhaal verdrinkt in de altijd nét iets te nadrukkelijke moraliserende beschouwingen en de voorkeur van de schrijver voor paradoxen wordt gauw vermoeiend. Zijn later werk zal moeten bewijzen of Jos Ghysen tot de vooraanstaande Vlaamse letterkundigen moet worden gerekend. Sommige passages uit dit nog onevenwichtig boek zijn in elk geval een gunstig voorteken.
F. De Graeve
| |
Wauters, M., Apoteek. - De Sikkel, Antwerpen, 1957, 80 pp., ingen. Fr. 80.
Het cynisme kan voor de dichtkunst pas betekenis krijgen waar het door een drang naar positieve levenswaarden wordt geïntegreerd. De gedichten van R. Minne en W. Ellschot hebben dit meesterlijk bewezen. Wauters heeft hen, om welke reden dan ook, hierin willen navolgen maar heeft in zijn pogen jammerlijk gefaald. Het negativisme van de auteur is eerder een pose, zijn achteloze schrijfwijze een teken van onmacht. Wat eens te meer bewijst dat poëzie zonder strenge vormgeving (in zeer ruime zin opgevat) onbestaand is.
J. Du Bois
| |
Hoellerer, Walter, Zwischen Klassik und Moderne. Lachen und Weinen in der Dichtung einer Uebergangszeit. - Klett-Verlag, Stuttgart, 1958, 506 pp., geb. D.M. 24,80.
De Duitse literatuur van het midden der 19e eeuw, en meer precies van 1832 tot 1856, van het stervensjaar van Goethe tot dat van Heine, wordt doorgaans voor een minder belangrijke periode aangezien. W.H. wil deze periode enigermate rehabiliteren. Benamingen als ‘Nachklassik’, ‘Nachromantik’, ‘Biedermeier’, enz. raken z.i. maar zeer extrinsiek en zeer partieel de betekenis van deze literaire tijd. Het is veeleer een zeer karakteristieke en zeer vruchtbare ‘Zwischenzeit’ geweest, waarin gevestigde opvattingen en idealen aan het wankelen werden gebracht en nieuwe stromingen zijn doorgebroken, zonder nochtans reeds hun eenheid te vinden. Belangrijk is deze periode, omdat de moderne literaire vormen grotendeels hier hun oorsprong hebben, wat o.m. opvallend is voor het moderne drama. W.H. toont dit alles aan, aan de hand van typische teksten van een twaalftal auteurs, waaronder als meest bekende Heine, Grillparzer, Droste-Hülshoff, Mörike en Stifter. Om zijn vergelijkende studie meer houvast te geven, heeft hij teksten gekozen, uit proza, poëzie en dramatiek, die alle op een of andere manier eerder extreme situaties van vreugde en lijden, komiek en tragiek of tragikomiek uitbeelden, en met lachen en wenen te doen hebben. De literaire vorm van deze teksten wordt aan een omstandige analyse onderworpen. Men zou zich dus omtrent de betekenis van de ondertitel vergissen, indien men in dit boek een, enkel literair geïllustreerde, studie zou menen te vinden over het fenomeen zelf van lachen en wenen.
L. Vander Kerken
| |
Jünger, Ernst, Jahre der Okkupation. - Klett-Verlag, Stuttgart, 1958, 310 pp., geb. D.M. 17,80.
Dit vervolg van het dagboek van E.J. op Gärten und Strassen en Strahlungen heeft lang op zich laten wachten. Het gaat over de tijd die onmiddellijk bij Strahlungen aansluit, nl. de bezettingsjaren 1945-1948, die J. grotendeels doorbrengt in zijn woonplaats Kirchhorst. Uiteraard zijn deze jaren, niettegenstaande de somberheid die op hen drukt, niet meer zo bewogen als de voorgaande oorlogsjaren. Weliswaar was deze oorlog geenszins het hoofdthema van Strahlungen, veel meer de onmiddellijke en sterk geprononceerde achtergrond. Zodanig dat de nieuwe achtergrond der bezetting en ook de enigermate andere belichting van Jahre der Okkupation de continuïteit niet breken noch de algemene toon en inhoud sterk wijzigen. J. verschijnt ook in dit boek weer als ‘un grand seigneur de l'esprit’, zoals André Rousseaux hem genoemd heeft. J.'s dagboeken zijn een vorm van superieure, ofschoon vaak enigszins precieuze en lichtelijk gemaniëreerde poging om het eenmaal beleefde en gedachte tot een blijvend geestelijk bezit te maken: ‘Man lässt Lichtspuren auf dem Wellenspiel gelebter Tage, das sonst schnell dunkel wird’. Vluchtige notities au courant de la plume zijn het niet. Integendeel alles is stilistisch verzorgd en naderhand zorgvuldig bewerkt. Afgezien van enkele spitsvondigheden en een paar theologische capriolen, zijn Jahre der Okkupation eens te meer een genot voor geesten die op een dergelijk genot zijn afgestemd, al is het waar dat na het meesterlijke Strahlungen de verrassing minder groot is. Ten slotte vindt men er een aantal tot nog toe verzwegen bijzonderheden over J.'s verblijf te Parijs gedurende de oorlog, over zijn werk bij Speidel, en over de verwarring die ontstond na de mislukte aanslag van 20 juli 1944.
L. Vander Kerken
| |
| |
| |
O'Connor, Mary, Fool's Question. - Bles, London, 1958, 222 pp., 11 s. 6 d.
De schrijfster heeft met deze eerste roman wel een zeer uitzonderlijk debuut gemaakt, want dit is eerste klas werk. Niet dat hier in roman-vorm geweldige problemen worden aangesneden en opgelost; maar in het vertellen van een eenvoudig verhaal behoort schr. tot de besten. Het verhaal zelf is eigenlijk weinig meer dan een reportage van het lief en leed van een moeder van vier kinderen; dit dagboek voert ons binnen in het gezin in dit voorstadje van Londen, met alle probleempjes van dien in de vorm van kinderziekten en kinderruzietjes, van dienstmeisjesproblemen en verouderde hoedjes, van lichte ontrouw van de echtgenote, van lastige bezoekers enz. Niets schokkends, moet men toegeven. Maar het geheel is verrukkelijk levensecht, en bovenal, het druipt van onvervalste humor. Wat het genre betreft deed het ons denken aan The Egg and I en Cheaper by the Dozen; maar het overtreft deze boeken. Het zou jammer zijn indien dit heerlijke boek verdwijnen zou in de massa romans die ieder jaar verschijnen.
W. Peters
| |
Susini, Marie, Un pas d'homme. Roman. - Ed. du Seuil, Parijs, (1957), 151 pp.
Alleen in het Frans kan dit boek ‘roman’ heten. Het beschrijft een moment: het uiteengaan van twee mensen. Voor de vrouw betekende deze liefde alles, maar ook het onmogelijke; voor de man de verstikking. In één ogenblik doorleeft Manuela alles, wat haar liefde was: de verlossing uit het ik, de vervulling, het absolute, de foltering, het wachten op ‘de stap’. Meesterlijk geschreven, hartstochtelijk en scherp, zonder enige concessie aan het bijkomstige, zonder één nutteloos adjectief. De stijl bewaart ononderbroken de bijna ondraaglijke spanning van het moment en is op zichzelf het portret van de hoofdfiguur. Voor gevormde lezers.
J. Dax
| |
Frisch, Max, Die Schwierigen oder J'adore ce qui me brûle. - Atlantis-Verlag, Zürich, 1957, 300 pp., geb. Zw. Fr. 13,05.
Frisch, Max, Homo Faber. - Suhrkamp-Verlag, Frankfurt, 1957, 292 pp.
Deze boeken stellen de verwachting, die men op Frisch als schrijver had gesteld, niet teleur; in hem bezit de Duitse literatuur een nieuwe romancier van formaat. Hij verenigt zuiver klassiek Duits met de techniek van de internationale moderne roman; is verlost van de engheid van Heimatliteratuur en ook vrij van nagebootste amerikanismen; niet gebonden aan de herhaling van één eigen persoonlijke ervaring, doch in staat verschillende mensen te scheppen met volwaardig eigen wezen, met de problematiek van de jongere, van de veertigjarige en de grijsaard, doorleefd en echt; tenslotte met een stijl, die hem eigen is, maar ook telkens volledig nieuw en aangepast aan elk nieuw thema: dat van de ontwortelden en ‘moeilijken’ uit het eerste werk, de mislukte kunstenaar die een verkeerde roeping uit liefde volgt, op vrouwen verliefd raakt die hem niet kunnen beminnen (of omgekeerd), die eindigt in een ‘romanloos’ leven van nederige en gelaten zelfbeperking; de zinloze jachtigheid van de internationale technicus in het tweede ‘vruchtbaar’ actief, innerlijk verteerd door het verraad van zijn hart, en te laat de weg terugzoekend naar de echte menselijke waarden, trouw en zelfverzaking; de vrouw, die in conventies leeft, degene die zich ontvoogd waant, en degene die liefheeft. De wijze, waarop de moderne mens zijn éne en enige liefdemogelijkheid mist, wordt niet uiteengezet, doch de tragiek ervan beheerst pakkend de hele atmosfeer. Voor gevormde lezers.
A. Deblaere
| |
Schneider-Herrmann, G., Stefan George in seiner Dichtung. - Origo-Verlag, Zürich, 1957, 148 pp., Zw. Fr. 11,95.
George, hoogbegaafd mens, dichter en visionnair, die op eigen hand een soort helleens geloofsrijk zoekt te stichten voor een op drift geslagen wereld: een interessant fenomeen, waarvoor de belangstelling echter scheen te doven naarmate de hogepriester verder tot het verleden ging behoren. Misschien echter is een herwaardering, die op de literaire waarde van zijn eenmaal hooggeprezen ‘verkondiging’ steunt, niet uitgesloten; deze studie, welke verscheidene aspecten van G.'s dichtwerk behandelt, schijnt erop te wijzen. In één der hfdst. wordt de verhouding van G. tegenover Christus vergeleken met die van Hölderlin en worden daarbij verzen van beiden aangehaald, een confrontatie die G. helaas geen goed doet: een aanhef, een ritme, een vers van Hölderlin laten onmiddellijk de profetisch bezielde en geroepene aanvoelen; daarnaast doen de verzen van G. ‘gewild’ aan, verraden al de kunstmatigheid en starre vlakheid van een zelfuitverkiezing, van een geconstrueerde ‘roeping’, en van een koud estheticisme.
A. Deblaere
| |
| |
| |
Thody, Philip, Albert Camus. A Study of his Work. - H. Hamilton, Londen, 1957, 156 pp., geb. sh. 18/.
Binnen de met politieke en andere hartstochten geladen atmosfeer der Franse polemiek, lijkt een serene studie over Camus' werk onmogelijk. De pseudo-metafysische kolken, die er elke beoordeling verzwelgen, nemen, gezien van over het Kanaal en onder het licht van nuchtere Engelse sympathie, de verhouding aan van de beroemde storm in het glas water. Met een goed oog voor C.'s uitzonderlijk artistiek genie en zijn zeldzaam bescheiden oprechtheid, volgt dit essai zijn literair en, alleen op het werk steunend, ook zijn innerlijk itinerarium. Thody bewijst, dat men helder kan zijn zonder oppervlakkigheid: de zin van ‘absurditeit’ en ‘revolte’ bij C., met de evolutie naar een niet-onmenselijk humanisme, worden zorgvuldig nagegaan. Slechts tegenover de laatste fase van C.' ontwikkeling wordt de Engelse zelfbeperking geestelijke beperktheid, en blijkt dan de diepere betekenis van La Chute herleid tot de ironische afreactie van een geestelijk doorgangsstadium; het herhaaldelijk doorschemerend ‘democratisch liberalisme’ verbiedt de Schr. over een vooraf getrokken grens heen te kijken.
J. Dax
| |
Jouve, P.J., Tombeau de Baudelaire. - Ed. du Seuil, Parijs, 1958, 180 pp., ing. Fr. Fr. 750.
Deze bundel essais werd betiteld naar het uitvoerigste. Jouve behoort tot de grote critici, die zelf kunstenaar zijn, en zijn blik op Baudelaire is stimulerend en interessant; het ‘graf’ mocht evengoed het ‘masker’ heten: steunend op teksten en een psychanalytische ontleding, geeft S. een positieve verklaring van B.'s ‘perversie’, als een masker, gedragen uit congenitaal niet-anders-kunnen; toch schijnt ons een katholieke exegese steeds moeilijker houdbaar. De drie overige studies zijn gewijd aan drie beeldende kunstenaars, Delacroix, Meryon, Courbet, en brengen telkens een knappe synthetische visie op het temperament van schepper en werk.
J. Dax
| |
Murtveld, R., Balzac (Dalp-Taschenbücher, 326). - Francke-Verlag, Bern, 1957, 146 pp., ing. Zw. Fr. 2,80.
Er werd de laatste jaren zeer veel en zeer goed over Balzac geschreven, maar meestal erg uitvoerig; daarom komt dit werkje op zijn tijd. Na een kort overzicht van de voornaamste voorlopers en tijdgenoten van B., doet Schr. in een zevental hoofdstukken, en aan de hand van treffende voorbeelden, een geslaagde poging om verschillende componenten van B.'s scheppende geest te belichten. Het werkje besluit met een chronologisch overzicht, waarin B.'s leven en werken met de voornaamste tijdsgebeurtenissen vervlochten zijn.
J. Dax
| |
Simon, Alfred, Molière par lui-même. (Ecrivains de Toujours). - Ed. du Seuil, Parijs, 1957, 192 pp., geïll.
Mag de presentatie en de fotografische verluchting van deze Molière geslaagd heten, hetzelfde kan niet worden gezegd van de begeleidende tekst. Wel stoot men af en toe op interessante inzichten, maar Schr. begaat de vergissing te menen dat een welluidende zin meteen ook diepzinnig is. Molière verdiende beter.
J. Dax
| |
Panova, Vera, Het wereldje van Serjozja. Vert. door N. Scheepmaker. - Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1958, 187 pp., f 6.90.
In dit aantrekkelijke, zorgvuldig vertaalde boekje leidt de Russische schrijfster Vera Panova ons in in het kleine wereldje van het jongetje Serjozja. Tevens gunt de auteur ons een blik in het leven onder communistisch bewind in een afgelegen stadje, ergens in Rusland. Kinderen zijn overal ter wereld eender en Serjozja zou ook in Bolsward of Lochem zo gedacht, gevoeld en geleefd hebben. Een boekje dat bekoort door zijn eenvoudige, zuivere kinderpsychologie.
J. van Heugten
| |
Frankau, Pamela, Ask me no more. - Heinemann, London, 1958, 381 pp., 16 sh.
Deze roman bevat een naar schatting honderd tal taferelen, verdeeld over een twintig hoofdstukken, die weer in drie boeken zijn ondergebracht. Deze film-technische structuur was noodzakelijk om de ontwikkeling der betrekkingen tussen de hoofdpersonen te tekenen. De achtergrond is de toneelwereld uit de dertiger en vijftiger jaren van deze eeuw, maar het thema dat S. van achter een hoop menselijke zwakheid, ontrouw, onwaarheid e.d. naar voren wil halen is uiteindelijk dat van het onrustige hart dat enkel rust in God. Dit geschiedt echter te aarzelend; het is alsof de schr. bang is om Gods ongemerkt werken, dat uitloopt op een ‘to have even myself taken from me’, duidelijk en vierkant als hart van deze roman naar voren te laten komen. Dit is jammer; het verhaal duurt nu te lang, en mist het urgente.
W. Peters
| |
| |
| |
Devas, Nicolette, Bonfire. - Chatto and Windus, London, 1958, 223 pp., 15 sh.
Wanneer zich in een gezin een driehoeksverhouding gaat ontwikkelen, beschouwen de drie kinderen de indringster steeds meer als een heks, en behandelen haar als zodanig. Het merkwaardige verhaal stelt echter te grote eisen aan de goedgelovigheid van de lezer. Het overtuigt niet, ook al niet omdat verteltrant en stijl iets geforceerds hebben, en hier en daar door opzettelijke zinnelijkheid getracht wordt te shockeren.
W. Peters
| |
Stefani, Livia de, Donkere Druiven. Vertaald. - Nederlands Boekhuis, Tilburg, 224 pp., f 8.50.
Deze Siciliaanse roman is uitstekend van schriftuur en compositie. Het geheel is echter, laat ik het maar noemen, zo gedompeld in het vleselijke en een der hoofdmotieven is zo pijnlijk sexueel, dat wij een dergelijk boek liever ongeschreven en onvertaald zagen. Heidendom contra Christendom.
J. van Heugten
| |
Zwolse Herdrukken. Tjeenk Willink, Zwolle, 1958.
Reyer Anslo. Parijsche Bruiloft. f 5.-. - Dr. H.H. Knippenberg verzorgde de uitgave van dit drama van Reyer Anslo en schreef er een uitvoerige inleiding voor. Poezij en Proaza fan Eeltsje Halbertsma.
f 7.50. - Een bloemlezing van de Friese schrijver, verzorgd door Dr. J.H. Brouwer.
Jacques Perks Gedichten. f 10. -. - Dr. G. Stuiveling geeft hier de gedichten van Perk met de voorrede van C. Vosmaer, de inleiding van Kloos en andere door Kloos geschreven Perk-beschouwingen. Hij opent met een inleiding: Vosmaer, Perk en Kloos.
R.S.
| |
Kunst en cultuur
Winkler Prins van de Kunst. Encyclopedie van de architectuur - beeldende kunst - kunstnijverheid. Hoofdred. Dr. W.R. Juynboll, Nederland; Prof. Dr. V. Denis, België, 1ste deel, A-E. - Elsevier, Amsterdam-Brussel, 1958, 618 pp., f 30. - per deel.
Deze encyclopedie, die in drie delen verschijnen zal en het gehele gebied der kunsten, behalve toneel, dans en muziek, zal omvatten is zowel voor vaklieden als voor kunstliefhebbers bedoeld. Het is een Nederlands-Belgische utigave en er wordt begrijpelijkerwijze bijzondere aandacht aan de Lage Landen besteed. In het woordvooraf instrueren de hoofdredacteuren over de bedoeling van het werk en stellen dit voor als een nog schroomvallige poging, die met verloop van tijd aangevuld en geperfectioneerd moet worden. De technische uitvoering is, zoals van Elsevier verwacht kan worden, voortreffelijk en de lijst van medewerkers imponerend. Een twaalftal praktisch gehouden opstellen over musea, kunstkritiek, restauratie, tentoonstellingen etc., plus een overzicht in historiografische tabellen leiden de encyclopedie, die hier tot aan de letter F gaat, in. Een rijke illustrering door heel het werk heen verheldert en verlevendigt de tekst. Uit den aard der zaak gaat de belangstelling van zulk een werk meer uit naar het verleden dan naar het heden. Moge het werk zijn weg vinden naar het publiek en naar een steeds hogere volmaking.
P. van Alkemade
| |
Smidt, F.S.C., Dr. Firmin De, Opgravingen in de Sint-Baafsabdij te Gent, de abdijkerk. - Gent, 1956, 295 pp., 190 afb.
Onder de bekwame leiding van Dr. F. De Smidt, van de Broeders van de Christelijke Scholen, werd, nu reeds vijftien jaar geleden, de eerste graafcampagne in de St.-Baafsabdij ingezet. Het onderzoek was vooral gericht op de mogelijke resten van de abdijkerk. De resultaten van dit onderzoek heeft prof. De Smidt kunnen samenbrengen in een voortreffelijk uitgegeven boek, - een droom die slechts weinig opgravers kunnen realiseren. Door een uitgebreide reeks foto's en tekeningen wordt de lezer van dit uiteraard gespecialiseerde werk in staat gesteld de opgravingen van nabij te volgen en de hypothesen en bewijsvoeringen aan de gegevens te toetsen. Al gaat het natuurlijk op de eerste plaats om de juistheid van de resultaten, toch is ook de manier waarop men tot deze komt uiterst boeiend en door het levend contact met de geschiedenis zeer verrijkend.
G. Bekaert
| |
Kuehn, Prof. Dr. Herbert, Leven en kunst in de ijstijd. - W. de Haan N.V., Zeist; N.V. Standaard Boekhandel, Antwerpen, 1958, 166 pp., 88 foto's en tekeningen, f 2.95.
Prof. Herbert Kühn heeft over de kunst van de ijstijd een buitengewoon boeiend boek geschreven, dat nu als een Phoenix-pocket bij W. de Haan te Zeist is uitge- | |
| |
komen. Kühn kent deze kunst uit eigen aanschouwing, want hij bezocht de voornaamste vindplaatsen ervan: de grotten van Zuid-Frankrijk en Spanje. Hij geeft geen dor relaas van wat hij zag, maar iedere ontmoeting met deze primitieve kunst werd voor hem een nieuw avontuur, dat hij met veel verve beschrijft. Vele en goede illustraties geven ons een uitstekend beeld van wat Kühn zelf zag; wanneer men deze voorstellingen ziet, kan men begrijpen dat de schrijver terecht enthousiast is over die suggestieve, kunstzinnige verbeeldingen, waardoor er ook zo'n boeiend boekje kon ontstaan.
C. de Groot
| |
Kitto, Prof. Dr. H.D.F., De Griekse beschaving. - W. de Haan N.V., Zeist; N.V. Standaard Boekhandel, Antwerpen, 1958, 176 pp., 39 platen, f 2.95.
Zodra men dit boek begint te lezen, begrijpt men het grote interesse, dat ervoor bestaat. Het is buitengewoon boeiend, van 't begin tot 't einde. Prof. Kitto toont zich een voortreffelijk leerling van de door hem hoog vereerde Grieken, die vaak zulke uitstekende vertellers waren. Hij vertelt over de Griekse beschaving verrassende dingen, of misschien moet men zeggen, dat hij de Grieken zelf vaak aan het woord laat, maar hun uitspraken tot een boeiend verhaal componeert. Op deze wijze krijgt zijn verhaal iets bijzonder levendigs. Hij heeft belangstelling voor alle facetten van het Griekse geestesleven, waardoor men een veelzijdig beeld krijgt van de Griekse cultuur. De uitstekende tekst en de 39 goede reprodukties van Griekse kunstwerken maken deze Phoenix-pocket no. 8 tot een zeer begeerd bezit.
C. de Groot
| |
Huerlimann, Martin, Englische Kathedralen. - Atlantis-Verlag, Zürich, 43 pp., 166 pl., geb. Zw. Fr. 32.
Zoals een onbevangen beschouwer het fenomeen kathedraal spontaan als niet-Engels ervaart, zo schijnen ook de Engelsen zelf hun eigen kathedralen als iets wezensvreemds te beschouwen. Enigszins paradoxaal begint M. Hürlimann juist met deze constatering zijn boek waarin hij met een honderdvijftig foto's een zeventiental merkwaardige kathedralen van Engeland in het licht stelt. Al kan dit werk niet worden vergeleken met de Gothische Kathedralen in Frankrijk of zelfs met Twaalf Duitse Domen (eveneens door M. Hürlimann uitgegeven), toch geeft het een specifieke eigenheid aan, die wij in het beeld van de Europese kunst niet meer kunnen missen. De Engese kathedraal is gebouwd om te imponeren. In haar vierkante vormen vertegenwoordigt zij een macht die zich heeft opgedrongen. Zelfs in de urbanistische inplanting komt dit tot uiting en M. Hürlimann heeft dit door een reeks luchtopnamen zeer duidelijk gesuggereerd. Deze kathedralen vertonen ook het verst doorgedreven spel in de afzonderlijke delen zodat zij een opvallend dekoratief programma bezitten. Dit ontneemt hen meteen de klassieke harmonie van de kathedraal op het vasteland en verleent hen een meer primitieve expressie.
G. Bekaert
| |
Deutsche Kunstdenkmäler o.l.v. R. Hootz. Niederrhein. Rheinland-Pfalz. Saar. - H. Gentner-Verlag, Darmstadt, 1958, 56 pp., 352 pl., 2 k., geb. D.M. 24.
Het nut van een zo goed als volledig repertorium, waarin ons bij middel van foto's de monumenten van een bepaalde streek worden voorgesteld, is bewezen door het succes dat o.a. de uitgaven van de Touring Club van Italië te beurt viel. Het gaat niet om een geïllustreerde reisgids, wel om een systematische verzameling afbeeldingen van de merkwaardige kunstwerken die men in een of andere plaats aantreft. Bij de H. Gentner-Verlag is Reinhardt Hootz met een dergelijk repertorium voor West-Duitsland begonnen. Tien delen zijn voorzien, d.w.z. ongeveer drieduizend vijfhonderd foto's. Meteen is het duidelijk dat in dit aantal niet alles kan besloten zijn wat in West-Duitsland verdient afgebeeld te worden. Een goed deel van de kunstwerken viel reeds uit omdat men de werken uit de musea in dit repertorium niet betrekt, tenzij wanneer zij van een groot interesse zijn voor de lokale kunstgeschiedenis. Op de eerste plaats streefde de uitgever een grote bruikbaarheid na: daarvandaan het handige formaat, de full-page foto's volgens de plaatsnaam alfabetisch gerangschikt, de korte, maar duidelijk opgestelde, verklaring van de illustratie en vooral de voortreffelijke keuze afbeeldingen, bij gelegenheid ook met detailopnamen. Voor sommige plaatsen is de keuze zelfs royaal: Mainz veertig, Trier vijfenzestig, Keulen honderdvijftien afbeeldingen. Vanzelfsprekend kan men niet altijd achterhalen waarom een bepaald kunstwerk wel en een ander niet werd vermeld. Zo is het moeilijk te aanvaarden dat het Dionysius-Mozaïek van Keulen niet werd opgenomen en niet goed te begrijpen dat de Christus-Kirche in Düren werd afgebeeld en niet de St.-Anna-Kirche (R. Schwartz is trou- | |
| |
wens alleen met het Gürzenich vertegenwoordigd en niet b.v. met zijn Fronleichnahmskirche te Aken). Dergelijke voorbeelden kan men gemakkelijk vermeerderen. Zij mogen echter niet de waarde van dit voortaan onmisbare werk kleineren. Twee delen zijn reeds verschenen, het eerste
Niederrhein van Kleve tot Bonn met als hoogtepunten Aken en Keulen, het tweede Rheinland-Pfalz. Saar, minder duidelijk omschreven cultuurgebied van Remagen tot Speyer met als hoogtepunten Trier en Mainz. Deze twee delen overtreffen alles wat er op dit gebied bestaat en laten het beste verwachten voor de volgende delen.
G. Bekaert
| |
Schwann-Reiseführer Der Oberrhein. Süditalien, Sizilien. - L. Schwann-Verlag, Düsseldorf, 1958, 160 en 136 pp., D.M. 5.80 en 4.80.
Aansluitend bij de boven besproken reeks Kunstdenkmäler willen wij de aandacht vestigen op de reeks Schwann-Reiseführer (cfr. Streven, jan. 1958, p. 402 en jan. 1957, p. 395), waarvan een nieuw deel Der Oberrhein een deel van de streek in de Kunstdenkmäler behandelt. Niet onpersoonlijk, zoals men van een reisboek gewoon is, wordt in deze verzorgde boekjes het feit benadrukt dat Europa's verleden een christelijk verleden is. Dit wil niet zeggen dat deze ‘christelijke’ reisgids daarom meer gespecialiseerd is, alleen maar dat hij het echte karakter van Europa's geschiedenis duidelijk in het licht stelt. Voor gewesten als het Rijnland is dit voor de hand liggend. Dit deeltje werd samengesteld door E.M. Vetter samen met J. Buss en bespreekt de strook van Mainz tot Bazel. Het christelijk karakter van streken zoals Zuid-Italië en Sizilië, waarover Sepp schreef, ligt minder voor de hand, maar toch weet de auteur ook hier trouw te blijven aan de opzet van de reeks. Ook tussen de sporen van het Oude Rome, de resten van de Griekse beschaving heeft het Christendom zich weten te vestigen en de Noormannen hebben het grootse monumenten opgericht. De tekeningen in het laatste deeltje zijn minder fijn dan in de voorgaande.
G. Bekaert
| |
Seeliger, Stephan, Pfingsten. Lukas-Bücherei zur christlichen Ikonographie, Bd. X. - L. Schwann-Verlag, Düsseldorf, 1958, 48 pp., 10 ill., 35 pl., geb. D.M. 12.80.
Onze lezers kennen reeds de Lukas-Bücherei zur christlichen Ikonografie, waarin onder de leiding van prof. dr. W. Braunfels van Aachen nu reeds een tiental monografieën verschenen, telkens één iconografisch thema behandelend. De waarde van deze reeks werd reeds herhaaldelijk in Streven aangestipt. Wij mogen echter bijzonder de aandacht vestigen op het tiende deel gewijd aan het Pinkstergebeuren, niet omdat dit als zodanig een bevoorrecht iconografisch thema is, maar wel omdat de auteur getracht heeft om het ikoon van binnenuit te verstaan en zo te ontsnappen aan de gebruikelijke iconografische analyse die voor een goed deel buiten de kunsthistorische om gebeurde. Ook het plastisch begrip wordt hier terecht in de iconografie ingeschakeld. Het essay is te beperkt om zich over een geslaagd werk te kunnen verheugen. De verduidelijking van dit inzicht echter maakt dit boek reeds lezenswaard, afgezien van de rijke documentatie die het bevat.
G. Bekaert
| |
Fiedler, Conrad, Hans von Marées. - Nymphenburger Verlagshandlung, München, 87 pp., 7 ill.
In 1889, twee jaar na de dood van Hans von Marées, schreef Conrad Fiedler, die de schilder gedurende twintig jaar had gevolgd, een kort essay waarin hij trachtte de enigmatische figuur van zijn vriend enigszins te ontraadselen. Al komt dit vrienden-in-memoriam tot ons uit een voorbije tijd toch treft het nu nog door de echte genegenheid die eruit spreekt en door de oprechtheid waarmede de auteur zijn vriend benadert. Het essay zelf wordt gesitueerd in een nawoord van H. Uhde-Bernays.
G. Bekaert
| |
Filosofie en pedagogie
Raalte, Drs. C. van, Sport en opvoeding. Over de zedelijke waarden van sportbeoefening door de jeugd. - Uitg. De Toorts, Haarlem; Heideland, Hasselt, z.j., 238 pp., 7 foto's, Fr. 125.
Steunend op een rijke ervaring en gebruik makend van psychologie en pedagogiek heeft de auteur een veelzijdige studie gemaakt van de betekenis, die de sport in het leven van de jeugd heeft en kan hebben. Achtereenvolgens komen ter sprake: de waarden van de sport, de soorten van sport, de recreatieve sport van het kind, de wedstrijdsport van het kind en de groei van de jeugdige persoonlijkheid. Hoewel de veelzijdigheid tot een zekere overla- | |
| |
denheid voerde, verdient deze evenwichtige beschouwing over voor- en nadelen van verschillende sportverschijnselen en de realistische kijk op de concrete opvoedkundige situaties grote waardering. Allen, die in opvoedkundige problemen leiding of raad moeten geven, kunnen door deze publikatie geholpen worden om hun oordeel te vormen in kwesties, waaromtrent men al te vaak onnadenkend en slechts gedreven door gevoelens stelling neemt.
J.M. Kijm
| |
Runes, Dagobert D., A book of contemplation. - Philosophical Library, New York, 1957, 149 pp.
Een serie alfabetisch gerangschikte gedachten van een joods-spinozistisch-amerikaanse filosoof. R. is dikwijls verrassend in deze aforismen, heel wijs soms, maar ook kortzichtig, oppervlakkig en onwaar. Zijn onbegrip van het christendom zal de christen onaangenaam verrassen bij deze denker, die oprecht zoekt naar het ware en het goede en in zoveel vooroordeel gevangen leeft. Maar ook dit misverstaan kan tot nadenken stemmen bij de christen zelf.
J.H. Nota
| |
Bollnow, Otto Friedrich, Nieuwe Geborgenheid. Een bijdrage ter overwinning van het existentialisme. Vert. Dr. T.J. Langeveld-Bakker. - Erven J. Bijleveld, Utrecht, 1958, 192 pp.
In december 1956 schreven wij over de oorspronkelijke uitgave o.a.: ‘Bedoeling van dit voortreffelijk boek is niet even af te rekenen met het existentialisme, dat de crisis van de huidige tijd tot uitdrukking brengt zonder een oplossing te geven, maar wel te trachten duidelijk te maken welke taak ons wacht, indien wij het existentialisme serieus nemen’. Wij moeten vertaalster en uitgever dankbaar zijn, dat zij een groter publiek in staat stellen kennis te nemen van Bollnows rijke uiteenzettingen omtrent deze taak. Alleen zouden wij bij een eventuele tweede druk willen pleiten voor een grotere letter en aantekeningen onder aan de blz. i.pl.v. achteraan.
J.H. Nota
| |
Fink, Eugen, Oase des Glücks. - K. Alber-Verlag, Freiburg-München, 1958, 1958, 52 pp., geb. D.M. 4,80.
De auteur van dit fijnzinnige werkje is er in geslaagd, over een zo veelbesproken onderwerp als het spel, oorspronkelijke beschouwingen te schrijven. Hij rekent zelfs af met een aantal gemeenplaatsen, die al te gemakkelijk het spel aan de ernst opponeren, of het zonder meer naar het gebied van het onwerkelijke willen verwijzen. In zekere zin gaat het hier om een rehabilitatie van het spel: het is, aldus de S., geen randfenomeen van het leven, het is dat leven zelf als voorstelling. Het is schijn, maar dan een schijn die een eigen werkelijkheid ontleent aan het zijn, waarmee immers alle schijn antithetisch één is. Het boekje wil een ‘ontologie’ van het spel zijn; het blijft dus eerder beschouwend en theoretisch. Maar in beschouwingen als die over het spel als ‘kultus’ krijgt het soms een eminent praktische betekenis, en biedt het inzichten, die verhelderend kunnen inwerken bij de dringendnodige opbouw van een feestkultuur-voor-onze-tijd. De methode van de auteur is, bij alle strenge wetenschappelijkheid, met voldoende fantasie gekruid om niet in dissonantie te komen met het onderwerp. De heldere, rustige taal is zelf geworden tot een verheven spel-met-het-woord.
P. Cromphout
| |
Siewerth, Gustav, Ontologie du langage (Textes et Etudes philosophiques). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1958, 200 pp., ing. Fr. 104.
Men vindt in dit boekje de Duitse tekst samen met een zeer goede Franse vertaling van Wort und Bild, een merkwaardige studie van G.S. over de filosofie van de taal, en meer bijzonder over de ontologische verhouding van idee, beeld en woord. Het is een zeer gedrongen wijsgerige tekst, die zich soms eerder leent tot ontcijfering dan tot een gewone lectuur. De vertaler heeft zich zo vlijtig op zijn taak toegelegd dat zijn worstelen met G.S.'s proza ten slotte uitgemond is in een echte taalstudie op de vertaalde tekst zelf. Een uitvoerige inleiding geeft ons hiervan de resultaten en schetst de tegenstelling die bestaat tussen het meer intuïtieve en suggestieve Duitse, en het door zijn zin voor heldere omschrijving gekenmerkte Franse taalgenie. Deze inleiding is op zichzelf al de moeite waard.
L. Vander Kerken
| |
Hessen, Joh., Die Philosophie des heiligen Augustinus. (Görres-Bibliotheek, Bd. 55), 2de ongewijzigde uitg. - Glock und Lutz-Verlag, Nürnberg, 1958, 70 pp., geb. D.M. 3,80.
In een kort en zeer genietbaar essay geeft J.H. hier een uiteenzetting van de grote thema's die A.'s filosofie beheersen: de menselijke kennis, de filosofische Gods- | |
| |
kennis en de mystieke Godservaring, het wezen van de mens en de zin van wereld en geschiedenis. De blijvende waarde van A.'s gedachte wordt in dit mooie essay helder en overtuigend in het licht gesteld.
L. Vander Kerken
| |
Politiek
Duquesne, J., L'Algérie ou la guerre des mythes (Questions Actuelles). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1958, 202 pp., ing. Fr. 80.
In dit werkje heeft de nog jonge, maar bereisde (ook Algerië!), vlot schrijvende en evenwichtig oordelende auteur een genuanceerd en psychologisch-penetrant inzicht gegeven in de Algerijnse kwestie, waardoor de Franse natie zo grondig wordt verscheurd. Alhoewel de schrijver gelooft in de onafwendbaarheid van de Algerijnse onafhankelijkheid, zijn antipathie jegens de 13-mei oproerlingen niet steeds vermag te verbergen en de Franse volksziel kritisch vermag te bekijken (‘on a coutume, en France, de rebâtir à chaque instant l'histoire’, p. 113) zoekt hij edelmoedigheid, broederlijkheid, ideaal, onwil, vooroordeel en boosheid in alle kampen af te wegen. Aanbevolen voor wie meer de sfeer van het Algerijnse drama wil aanvoelen. Het werkje blijft actueel, ondanks het feit dat het, behoudens de toegevoegde laatste twee hoofdstukken, op de vooravond van 13 mei werd beëindigd.
S. Plasschaert
| |
Kafka, G.E., e.a., Die Katholiken vor der Politik. - Herder, Freiburg, 1958, 196 pp., ing. D.M. 12.30.
De leider van de commissie voor politieke aangelegenheden in het ‘Zentralkomitee der deutschen Katholiken’ (G. Kafka) heeft hier een aantal artikelen en redevoeringen gebundeld, waarin actuele politieke stelsels en vraagstukken worden onderzocht. Vooraanstaande moralisten (Hirschmann, Walraff), rechtsgeleerden (Ebers, Maunz, Süsterhenn) en publicisten (Böhm, Schmidthüs) behandelen naast onderwerpen van algemene aard (zo b.v. Christentum und Demokratie, Demokratie als theologisches Problem) ook meer gespecialiseerde kwesties (Atomwaffen und Gewissen). In deze bundel werden ook de herderlijke brief der Duitse bisschoppen over ‘Aufgaben und Grenzen der Staatsgewalt’ en het gezamenlijk manifest van zeven vooraanstaande moraaltheologen over de zeer omstreden ‘Christliche Friedenspolitik und atomare Aufrüstung’ opgenomen. Al vindt men onder de auteurs geen vertegenwoordigers van de - in feite onopvallende - pro-socialistische tendens bij de katholieken, en al zijn niet alle stellingen representatief voor de opinio communis, toch geeft deze bundel een der beste analyses van de concrete verhouding Kerk-Staat, niet enkel voor Duitsland, maar voor onze gehele Westerse maatschappij. Voor politici en voor ieder die medeverantwoordelijk is in de democratie zal de lezing ervan ongetwijfeld een verrijking betekenen.
J. Kerkhofs
| |
Varia
Michem, Frans, Zele en zijn geschiedenis. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1957, 430 pp., rijk geïll., geb. Fr. 200.
De auteur, enige tijd onderpastoor te Zele, heeft gedurende verscheidene jaren in talrijke archieven opsporingen gedaan over het verleden van die belangrijke Oostvlaamse gemeente (17.000 inwoners). Onder de titel ‘Oudt Sele’ liet hij van 1954 tot 1957 in het parochiaal weekblad 175 korte artikelen verschijnen. Bijgestaan door zijn vriend, de Zelenaar Dr. M. Grypdonck, cultureel adviseur van de provincie Oost-Vlaanderen, heeft hij die bijdragen tot een boek verwerkt. Zo ontstond Zele en zijn geschiedenis. Niet minder dan 126 platen, 10 historische kaarten o.a. kadasterkaarten van 1680, 1770, 1854 en 1957, en 9 diagrammen met de bevolking, de geboorten en sterfgevallen van Zele van 1600 tot 1955 illustreren de tekst. Dr. M. Grypdonck schreef een passend onderschrift bij de 14 stemmingsschetsen van Zele door Herman Verbaere gemaakt, terwijl de bekende toponymist, Dr. M. Gysseling, een merkwaardige bijdrage schreef over de toponymie van Zele (p. 377-388). E.H. Michem behandelt met een keur van interessante details de hoofdkerk, de wijkkerken en kapellen van Zele, de parochie, het burgerlijk bestuur en het sociaal-economisch uitzicht, om te besluiten met enige korte levensschetsen van de beroemdste Zelenaars, o.a. de ministers De Decker en Rubbens en de kanunniken Jozef De Keyzer en Cesar Van Kerckhove. Persoonlijk zouden wij, al ware het achteraan, verwijzingen naar de bronnen hebben aangebracht, maar de oorsprong van deze studie heeft dit verhinderd. Intussen zullen niet alleen de Zelenaars, maar allen die zich voor lokale
| |
| |
geschiedenis interesseren, en zelfs de vakhistorici zich verheugen over deze merkwaardige, met piëteit geschreven monografie.
M. Dierickx
| |
Donleet, Prof. Dr. L., Natuurrampen en hun oorzaken. Vertaald. - Leopold, 's-Gravenhage, 1958, 266 pp., f 11.50.
Dr. J. Visscher heeft het boek van Prof. Donleet, Causes of catastrophe, een vertaling waardig gekeurd. Het boek behandelt uit de oude en nieuwere geschiedenis bekende natuurrampen, erupties, aardbevingen, overstromingen etc. De schrijver behandelt deze rampen op wetenschappelijke wijze en geeft zijn werk een aantal illustraties mee. De vertaler heeft hier en daar enkele aanvullingen aangebracht. Voor belangstellenden in dit fysische gebeuren is het boeiende lectuur.
P. van Alkemade
| |
Cropper, Margaret, Evelyn Underhill. - Longmans, London, 1958, 244 pp., 25 sh.
Evelyn Underhill (1875-1941) was een zeer begaafde vrouw, die na een lange periode van aarzeling, haar weg naar Canterbury vond, en niet, zoals enkele vrienden hoopten, naar Rome. Zij werd een expert op het terrein van hogere gebedsvormen en publiceerde verschillende werken over mystiek. Bovendien gaf zij geestelijke leiding, en dit zowel in als buiten de retraites die zij geheel verzorgde. Lezers van haar boeken hebben jaren lang op een goede biografie gewacht, maar de nu gepubliceerde schets kan alleen maar een teleurstelling zijn. Dit chronologisch verslag van wat zij schreef, en waar zij haar vakanties doorbracht, en welke mensen zij ontmoette, e.d. slaagt er nergens in ons een degelijke kennis bij te brengen van deze vrouw, van haar karakter, en vooral van haar geestelijk leven. Het waardevolste in deze studie is een serie uittreksels uit de correspondentie van von Hügel. Het ergste is wel dat aan het einde we meer weten van haar poesen dan van haar man. Het is wel erg jammer dat deze studie zo pover is uitgevallen; het bewijst ook hoe moeilijk het is een goede biografie te schrijven, en een goede vriend is niet steeds de aangewezen persoon om zo iets te ondernemen.
W. Peters
| |
Grauwin, Majoor-Arts, Ik was chirurg in Dien-Bien-Phu. Vert. - La Rivière & Voorhoeve, Zwolle, 1958, 247 pp., f 8.90.
De schrijver van dit boek vertelt hier van zijn werkzaamheid als chirurg in de oorlog Frankrijk-Vietnam. Een kleine twee maanden werkte hij onder voortdurende vijandelijke aanvallen en onder aldoor levensgevaar in een onderaards veldlazaret bij een fort, tot ten slotte de gehele bezetting gevangen genomen wordt. Het is verwonderlijk hoe deze dokter in deze hel nog zijn levensmoed en zijn werkkracht weet te bewaren. De auteur schrijft geen roman, doch rauwe werkelijkheid en illustreert zijn verhaal met foto's van gewonden en van de ravages, aangericht door luchtaanvallen.
R.S.
| |
Fontein-Boekerij. Utrecht, Antwerpen.
László BUBENIK, De hemel begint boven Europa. 205 pp., f 4.90.
L. Bubenik, een in Hongarije geborene, die in Nederland zijn opvoeding en vorming ontving, schreef een spannend verhaal vol gespioneer en gekonkel rond de strijd om de raketgeheimen. Een geval dus, dat we dagelijks in pers en film ontmoeten.
Jean-Claude CARRIèRE, Monsieur Hulst op vacantie. 206 pp., f 4.90. - Een boek naar de bekende film.
Tevens verscheen bij de Fontein een goedkope heruitgaaf van W. Barrett, Gods Linkerhand, en van Kathlyn Hulme's Zuster Luc. Al deze boeken à f 4.90.
R.S.
| |
Prisma-uitgaven. Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen.
JÉRôME CARCOPINO, Het dagelijks leven in het oude Rome. Vert. uit het Frans, II deeltjes. Een vlotte beschrijving van het klassieke Rome in zijn dagelijkse verschijning.
Dr. L. VAN EGERAAT, Geschiedenis van Italië. Leven en lotgevallen van Italië in kort bestek.
Prof. Dr. J.H. SCHUURMANS STEKHOVEN Jr., De wereld der microben en de mens.
CLAUDE DAMIENS, Romance in het oude Parijs. Het vie romancée van Berthe Morisot, de strijdster voor het impressionisme.
A.S. POESJKIN, Verhalen. Een zestal beroemde novellen van de grootste Russische dichter.
BILL BALLENGÈR, Moord zonder lijk. Een merkwaardig en ongewoon detective-verhaal.
| |
| |
| |
Nieuwe Prisma-boeken. Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen.
Gerard DURRELL, Speurhonden in Kameroen. Een avontuurlijke en boeiende dierenjacht in Afrika.
Friedrich DEICH, Nieuwe ontdekkingen in de geneeskunde. - Een boekje over moderne geneeskunde.
Richard HILLARY, De laatste vijand. - Een jonge Australisch-Engelse piloot vertelt zijn lotgevallen in de tweede wereldoorlog.
G.P. GOOCH, Lodewijk XV. - Een Engelsman schrijft hier het leven van deze zwakkeling op Frankrijks troon.
Nederlandse Poëzie van de 20ste eeuw. - C.J. Kelt en Bert Voeten doen hier een goede keuze uit de poëzie van na 1900. Josephine TEY, De misdaad van de Bultenaar. - Een man van Scotland Yard analyseert hier Richard III tot een humaan en nobel mens. Een boeiende quasi-detective.
Cyril HARE, De moord op het rijksbureau. - Een merkwaardige, goed geschreven detective.
R.S.
| |
Agnellet, Michel, I accept these facts. The Lourdes Cures examined. - Parrish, London, 1958, 153 pp., 15 sh.
De auteur is een ongelovige arts. Na een zakelijke inleiding, waarin hij de eerste Lourdes-feiten vermeldt, geeft hij een wetenschappelijk verslag van een twintigtal genezingen die sinds 1858 te Lourdes plaats vonden. Met de medische gegevens van deze merkwaardige gebeurtenissen voor zich, concludeert hij dat iedere medische verklaring te kort schiet. Hij aanvaardt de feiten van deze onverklaarbare genezingen. Verder gaat de auteur niet: hij eindigt met een groot vraagteken. Zijn laatste zwijgen is de christen echter een reden tot dankbaarheid, omdat hij méér ziet dan enkel het wonder.
W. Peters
| |
Otto, Bertram, Ueberall bist du zu Hause. Ein Bildband aus dem Leben der Kirche. - Verlag Styria, Graz, Wien, Köln, 1958, 214 pp., 193 Bilder, Sch. 153.
De ondertitel van dit boek geeft precies aan wat het biedt. Men ziet hier in een kleine 200 prachtige foto's het ‘leven der Kerk’ over de gehele aarde. Alle rassen en mensengroeperingen zijn vertegenwoordigd. Men ziet de Kerk in haar grootse en enigszins pompeuze manifestaties, maar ook in haar nederiger verschijnen in verre missielanden. Het verwondert de beschouwer hoe de samenstellers (Bertram Otto en Marlis Grünberg Otto) een zo volmaakte collectie fotomateriaal bijeen hebben kunnen brengen.
R.S.
| |
Leist, M., Wie Malchen geboren wurde. - J. Knecht, Frankfurt/M., 1958, 104 pp., ing. D.M. 3,50.
Reeds vier jaar wacht het echtpaar Obermeier op een kindje. Tot het zich tenslotte aankondigt en meteen heel wat nieuwe vreugde, maar ook nieuwe problemen, angst en onzekerheid met zich meebrengt. Malchen moet het heten. Gedurende negen maanden zal het groeien tot het wonder dat elk mensenkind is. Intussen groeit ook de huwelijksliefde van twee jonge mensen, groeit hun inzicht in het mysterie van Gods schepping. S. had dit alles kunnen uiteenzetten op zakelijke wijze. Zij verkoos echter - buitengewoon gelukkig - een prettig humoristisch en anekdotisch genre, dat diep treft en tegelijk in alle oprechtheid de meest intieme levensgebeurtenissen voor stelt. De schrijfster bedoelde haar boekje: Voor jonge en oude vaders en moeders; Voor hen die het eenmaal zullen worden, en voor alle anderen, die willen weten hoe het er bij hun geboorte aan toeging. Aan al dezen willen wij het boekje zeer warm aanbevelen.
L. Braeckmans
| |
Humboldt, Wilhelm von, Leben und Wirken. - Verlag der Nation, Berlijn, 1957, 1018 pp., geb.
Tegenover Schiller beklaagt H. zich over zijn ‘Mangel an Lebendigkeit und vorzüglich an Unabhängigkeit der Phantasie’. Dit gebrek, samen met zijn geloof aan de kracht der rede, maken hem een weinig populair schrijver. Kil rationalisme lijkt ons geen echte energiebron, maar met zijn rationalisme heeft deze reuzengeest vijf decenniën lang, van 1785 tot 1835, een werk gepresteerd, dat boven de menselijke mogelijkheden schijnt te liggen, als geleerd hellenist en staatsman, wijsgeer en geschiedvorser, filoloog, diplomaat en professor. Hoe hij naast een dergelijke waardevolle produktie, nog de tijd vond voor een rustige, overvloedige briefwisseling en diepzinnige dagboeken, lijkt wel een raadsel. Uit zijn dagboeken en brieven, vervlochten met eigentijdse documenten, brengt dit lijvige boekdeel een waardevol beeld tot stand, een geestesportret van deze wonderbare mens, in en met het beeld van zijn beroemde tijd.
A. Deblaere
|
|