theologische verhandeling en, als zijn voornaamste werkstuk, een allegorische roman in drie delen: El Criticón.
In al deze geschriften toont Baltasar Gracián zich voor alles een moralist. Altijd opnieuw houdt hij de mens een spiegel voor. Hij wil hem zich zelf laten zien en doen begrijpen en hem zo de weg wijzen door de wereld. Daarmee was deze Jezuïet een kind van zijn tijd: hij was de enige niet, die de mens op de eerste plaats zelfkennis wilde bijbrengen! In zijn eigen land deden zijn tijdgenoten Calderon de la Barca en Quevedo hetzelfde, zij het op ander terrein en met nog meer uiterlijk succes. In Engeland zou een John Bunyan met Pilgrim's Progress en in Bohemen een Comenius in zijn Labyrinth der Wereld op een gelijksoortige manier moraliseren. En hebben wij in ons eigen taalgebied omstreeks diezelfde tijd niet het geestige boekje Het masker van de wereld afgetrokken van Pater Poirters, ook een Jezuïet?
Pater Baltasar Gracián zal zich als moralist ongetwijfeld in eerste aanleg wel gevoed hebben uit zijn priesterschap. Als schrijver moet hij vooral beïnvloed zijn door Guicciardini en Mateo Alemán. Maar tot op zekere hoogte onderging hij toch ook de invloed van Macchiavelli; dat blijkt wel uit El Heroe en El Politico. Hij kende overigens ook de spookbeelden van onze Jeroen Bosch. Hij ontwikkelde zich evenwel tot een zelfstandige figuur van betekenis, met een eigen visie op de mens en de dingen. Zijn filosofie is een pessimistische. Hij heeft weinig vertrouwen in de mens, slaat hem niet bijzonder hoog aan. In El Criticón zegt hij, dat er geen enkel wild dier, geen leeuw, tijger of slang, zo wild is als de mens! Het mensenleven is ook niets anders als strijd: de mens moet altijd vechten tegen het slechte in zich zelf. Daarbij gaat alles in de wereld voorbij. Alles wisselt en verandert voortdurend: de mens heeft in het aardse geen houvast. Alleen de wijsheid biedt hem steun. Slechts de weg naar God, door de deugd, - dat leert op de eerste plaats zijn theologische verhandeling, maar ook wel het slot van El Criticón - biedt hem een uitweg.
* * *
Met zijn prozageschriften werd Baltasar Gracián wel de voornaamste vertegenwoordiger van het conceptisme, een stijlbeweging, die zich nagenoeg alleen in het Spaanse taalgebied deed gelden. Als zodanig was hij de grote tegenhanger van Quevedo, de voornaamste conceptistische dichter. Hij werd ook de meest gezaghebbende theoreticus van deze richting, juist door zijn stijlleer. Daarin betoogt hij, dat het er op aan komt het meest verhevene en belangrijke met zo weinig mogelijk woorden te zeggen. Het voornaamste was het wezenlijke, de conceptie; niet de uiterlijke vorm. ‘De stemmen zijn de blaren van de boom en de “concepties” de vruchten’, schrijft hij. En elders verklaart hij: ‘Het goede, dat kort is, is tweemaal goed’.
Gracián laadt zijn woorden en zinnen met allerlei betekenissen. Hij speelt met allegorische voorstellingen, met zinnebeelden, die aan de godenwereld der Oudheid zijn ontleend of door hem zelf zijn gevonden, met schijnbare tegenstellingen. Een heel belangrijke figuur in zijn werk vormen de woordspelingen. Zo vat hij een groot gedeelte van zijn sombere doch in de grond toch niet onchristelijke levensbeschouwing samen in de spreuk Contra maliciam, milicia. Hoewel hij het wezenlijke samendrong in een kernachtige uitdrukking maakte hij toch ook weer, als stijlmiddel, gebruik van de herhaling.
Door deze eigenaardigheden is het werk van Baltasar Gracián voor de mens