Streven. Jaargang 9
(1955-1956)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 698]
| |
De Mariaverering van Newman
| |
[pagina 699]
| |
ons inzicht ten overstaan van de Mariadevotie. Maar deze bijdrage is alleen mogelijk geweest omdat Newman een bekeerling was, die een zeer bewogen leven heeft geleid, en die pas na jaren uitwendige en inwendige strijd gekomen is ‘ex umbris et imaginibus ad veritatem’. En hoewel niet het meest op de voorgrond tredend heeft ook de H. Maagd een grote rol gespeeld in deze strijd, zowel passief als actief. Passief inzover de katholieke ‘Maria-praktijken’ een van de grootste belemmeringen vormden voor Newmans overgang. Actief inzover Newman later altijd vol dankbaarheid is geweest voor haar bijzondere bescherming op zijn weg naar de ware Kerk. | |
Newmans Mariadevotie in zijn Anglicaanse tijdReeds vroeg had de H. Maagd een bijzondere plaats ingenomen in het geloofsbewustzijn van Newman. Er wordt van hem verteld hoe hij in 1824, - toen curate van de St Clements - aan zijn broer Frank een reproductie wilde geven van het schilderij van Correggio: La Madonna col Divoto. Newman motiveerde zijn keuze met de woorden: ‘Gezegend zijt Gij onder de Vrouwen’, maar woedend wees Frank zulk een geschenk van de hand met de tekst: ‘Zalig veeleer zij, die Gods woord aanhoren en het bewaren’Ga naar voetnoot3). Meer nog dan deze geschiedenis met Frank toont Newmans eerste Mariapreek getiteld: ‘The reverence due to the Virgin Mary’ dat hij reeds als jong Anglicaans priester sterk opviel door zijn gedachten over de H. Maagd. Deze preek werd gehouden op Mariageboorte 1832 in de parochiekerk van Oxford, St Mary's, waar Newman toen vicar was. Op prachtige wijze toont hij daarin de verheven plaats van de H. Maagd aan: ‘Hoedanig moeten wel niet de gaven geweest zijn van haar, die was uitgekozen om de enige aardse verwante te zijn van de Zoon Gods, de enige die Hij krachtens natuur moest vereren en waarnaar Hij moest opzien. Hoe heilig moet wel niet de staat geweest zijn van haar, uit wie God zijn Zoon heeft gevormd?’Ga naar voetnoot4). Maar als we zouden denken, dat Newman hieruit concludeert tot het belang van een vurige Mariaverering, dan zouden we vergeten hier te doen te hebben met een nog sterk ‘evangelisch’ gezinde Anglicaan. Want in het tweede deel van dezelfde preek lezen we: ‘Het meest intieme leven van Jesus met zijn Moeder was niet bestemd om openbaar te worden gemaakt, want te grote eer aan Maria zou in onze geest de eer verminderen van Hem, die zij eerde. Wij zouden meer gaan denken aan het schepsel dan aan de Schepper. Hoe hoger hun gaven, des te minder geschikt om getoond te worden.... Hoe meer wij Maria beschouwen, des te gevaarlijker zal een dergelijke kennis van haar blijken te zijn. Het is voor onze geest bijna onmogelijk zonder “perversion of feeling” stil te staan bij die wondere verwantschap tussen God en mens die bij Maria plaats had’Ga naar voetnoot5). Dit is typerend voor Newman in zijn Anglicaanse tijd. Hij geloofde | |
[pagina 700]
| |
in de verheven plaats van Maria bij het verlossingsplan, maar van Mariaverering was hij afkerig uit angst te kort te doen aan Gods eer. Maar toch heeft Newman toen reeds beseft dat er iets tweeslachtigs in zijn houding lag, dat er iets krampachtigs was in de afwijzing van de uiterlijke Mariaverering. In zijn Apologie schrijft hij deze bekentenis neer: ‘In weerwil van mijn diepgewortelde vrees voor Rome, in weerwil van het vonnis dat mijn rede en geweten uitspraken over de daar heersende gebruiken.... had ik toch een waarachtige devotie voor de H. Maagd, in wier college ik woonde, wier altaar ik bediende en wier onbevlekte zuiverheid ik geroemd had in een van mijn eerste preken. En juist wijl ik mij van die neiging in mijn binnenste bewust was, preekte ik met zoveel aandrang tegen het gevaar zich bij het religieuze onderzoek meer door sympathieën dan door de rede te laten beheersen’Ga naar voetnoot6). De vrees zich meer door sympathieën dan door de rede te laten beheersen is bij Newman altijd erg sterk geweest. Heel duidelijk blijkt dit wel wanneer Newmans vrienden en leerlingen, waaronder Ward, Faber en Ambrose St John, in een vurig enthousiasme uit zijn ideeën conclusies trekken waar hij zelf nog niet aan dacht. Toen hij in Tract 90 verdedigde, dat volgens de 39 Artikelen van de Anglicaanse Kerk het aanroepen van heiligen niet per se verboden was, vloog Ambrose St John onmiddellijk in het harnas tegen de Anglicaanse Kerk, die naar zijn mening door haar verbod van heiligenverering de mensen afhield van de ware leer der Kerk. Faber vroeg Newman, die zijn geestelijke leider was, of hij hem niet kon ontslaan van het verbod om de H. Maagd aan te roepen, daar hij zich hiertoe zozeer getrokken voelde, en Ward wilde maar liefst het ‘Ora pro nobis’ in de officiële gebeden invoerenGa naar voetnoot7). Newman heeft heel wat moeite gehad om deze ‘doordrijvers’ te kalmeren en hen af te houden van een overgang naar Rome, dat toen nog voor hem gold als een centrum van bijgeloof en afgoderij. Want hoeveel critiek Newman ook durfde geven op de Anglicaanse Kerk, het heeft heel lang geduurd voordat hij de mogelijkheid van een overgang naar Rome onder ogen wilde zien. Rome immers betekende voor hem afgoderij. Afgoderij was volgens hem het specifieke verschil tussen Rome en het Anglicanisme. Met een beroep op de H. Schrift en de traditie beschuldigde Newman de Katholieke Kerk de zuivere bronnen te hebben verlaten. Zij had zich verwijderd van het primitieve christendom door een practische afgoderij: nl. een virtuele aanbidding van de H. Maagd en de HeiligenGa naar voetnoot8). Maar hoe sterk de rede Newman ook afhield van de Roomse Mariadevoties, toch had hij zich niet geheel kunnen vrijwaren van de grote invloed der sympathieën waar hij zelf zo bang voor was. Want dat er langzaam maar zeker bij Newman een grote discrepantie groeide tussen zijn officiële houding t.o.v. de Mariadevotie als Anglicaans priester en zijn persoonlijke sympathieën kunnen we uit vele feiten en uitlatingen merken. De grootste factor die van buiten af dit groeiend onderscheid | |
[pagina 701]
| |
heeft bevorderd is wel Newmans vriendschap met Froude en Keble. Froude is een van degenen geweest voor wie Newman een onbegrensde bewondering had en steeds een innige vriendschap koesterde. Onder het vele dat hij aan hem te danken heeft vermeldt hij ook: ‘de gedachte aan de godsvrucht voor de H. Maagd’. We zouden misschien zelfs mogen zeggen dat ook de waardering voor het caelibaat - volgens zijn eigen getuigenis dankte hij deze ook aan Froude - sterk verbonden is geweest met de eerbied voor de H. Maagd, die door Froude werd gezien als het grote voorbeeld van de maagdelijkheidGa naar voetnoot9). De tweede vriend die Newmans Mariadevotie sterk heeft beïnvloed, is John Keble. In zijn Essays Critical and Historical schrijft Newman: ‘Als er één schrijver is in de Anglicaanse Kerk, die een diepe tedere loyale devotie tot de H. Maagd heeft ontdekt, dan is 't de schrijver van het “Christian Year”. Zijn geest en zijn hart schijnen te zijn gevormd op het zien van de Maagd en het kind, want als jonge man reeds hield hij ervan de wanden van zijn kamer te versieren met schilderijen van de H. Maagd’Ga naar voetnoot10). Maar hoe sterk Newmans sympathieën door Keble en Froude ook gericht zijn op de Mariadevotie, de reis die hij naar Italië maakt doet hem de schrik weer om het hart slaan, wanneer hij daar kennis maakt met de ‘Mariasuperstitie’ van de Roomse Kerk. En Newman toont zelfs heimwee wanneer hij vanuit Malta schrijft: ‘Al de rust en kalmte, die verbonden is met onze diensten is zo mooi in de herinnering en zo bevredigend na het zien van die alleropwindendste godsdienst die me omgeeft: beelden van de Madonna en de Heiligen in de straten’Ga naar voetnoot11). Telkens opnieuw duikt dit probleem weer op als Newman spreekt over de Kerk van Rome. In zijn correspondentie met de katholiek Dr. Russell n.a.v. tract 90 is dit al spoedig het kernpunt van hun dispuut. Russell wijst er op, dat in alle katholieke gebeden, hymnen, litanieën en in de rozenkrans, niet Maria maar God het begin en het eind is; dat in de katholieke traditie de grootste dienaren Gods de vurigste vereerders waren van de H. Maagd. Maar Newman houdt vol dat Rome Gods eer vervangt door Maria's eer. Twee factoren echter hebben Newman aan het wankelen gebracht. De eerste is de ontdekking, dat hij de ‘Mariasupersitie’ toch wel erg eenzijdig gezien had. Tot deze ontdekking kwam hij, toen Dr. Russell hem de preken van Alfonsus, de geestelijke oefeningen van Ignatius en een aantal devotieboekjes stuurde, waaruit wel duidelijk bleek, dat Maria toch niet zo centraal stond in de door de Roomse Kerk aanbevolen devotieliteratuur als Newman dacht. Naar aanleiding hiervan schrijft Newman in zijn Apologie: ‘Dit.... weet ik nu met volle zekerheid, en wist ik toen niet, dat de Katholieke Kerk geen enkel stoffelijk of onstoffelijk beeld, geen enkele ceremonie, geen enkel sacrament, geen enkele heilige, ook de H. Maagd niet, stelt of toelaat tussen de ziel en haar Schepper’Ga naar voetnoot12). | |
[pagina 702]
| |
De tweede factor is het probleem van de dogma-ontwikkeling. Newman constateert, dat hij de Mariologie veel te veel geïsoleerd had van het geheel der dogma-ontwikkeling. ‘Het begrip der Heilige Maagd’ - zo schrijft hij - ‘werd in de loop der eeuwen door de Kerk van Rome als het ware vergroot, maar datzelfde gebeurde met alle christelijke begrippen; bijvoorbeeld dat van de Heilige Eucharistie. Het gehele toneel van het vage, zwakke, verafliggende Apostolische Christendom ziet men te Rome als het ware door een telescoop of een vergrootglas. De verhoudingen blijven echter natuurlijk wat ze waren. Het is dus onbillijk om één enkel Rooms begrip, zoals dat van de Heilige Maagd, uit zijn context te lichten’Ga naar voetnoot13). Het enige argument dat Newman nog overhoudt bij zijn krampachtig verzet tegen de Roomse Mariadevotie is de gehoorzaamheid aan zijn kerk. Maar toen Newman zich tenslotte in 1841 terugtrok in Littlemore, waar hij zich door studie en gebed wilde bezinnen op de positie van de Anglicaanse Kerk, valt ook zijn laatste houvast hem uit handen omdat hij niet in Canterbury maar in Rome uitkomt. Niet de Anglicaanse Kerk maar de Rooms Katholieke Kerk toont zich voor hem als de continuatie van de primitieve Christelijke Kerk. | |
Newmans Mariadevotie in zijn katholieke tijdOp 8 october 1845 werd Newman in de Katholieke Kerk opgenomen. En als een bloemknop, die openbreekt wanneer de bladeren die het licht tegenhielden worden weggenomen, zó ontplooit zich in Newman een innige devotie tot Maria, die hij wel altijd in zich had gedragen, maar die steeds belet was zich te uiten. Na zijn overgang kwam Newman met zijn vrienden Ambrose St John, Walker en Oakely, die ook Katholiek waren geworden naar het theologicum te Oscott. Hierover schrijft de rector van het huis Dr. Wiseman, later aartsbisschop van Westminster: ‘Op Allerheiligen werden Newman, Oakely, St John en Walker gevormd.... Newman nam de naam van Maria aan.... en ik verzeker U dat de Kerk nooit een bekeerling heeft opgenomen die zich met haar verbonden heeft in zo'n grote volgzaamheid en eenvoud van geloof als Newman’Ga naar voetnoot14). Deze laatste woorden gelden ook van Newmans Mariadevotie. Zoals de gehoorzaamheid en volgzaamheid hem in de Anglicaanse Kerk hadden weerhouden uiting te geven aan z'n grote liefde voor de H. Maagd, zo brachten deze hem nu tot een loyale en kinderlijke liefde voor haar, die hij beschouwde als zijn beschermvrouwe op de weg naar de ware Kerk. We staan zelfs een weinig verbaasd wanneer we Newman in de volgende jaren horen spreken en schrijven over de H. Maagd, alsof hij van zijn kinderjaren af vertrouwd was met een persoonlijke, intieme devotie tot haar. Wanneer hij in 1848 na een lang verblijf in Rome, waar hij priester gewijd was, op terugreis is naar Engeland, schrijft hij aan zijn vriend Wilberforce: ‘Wij gingen naar Loreto om de zegen van de H. Maagd te krijgen. Ik ben altijd onder haar schaduw geweest als ik 't zo mag | |
[pagina 703]
| |
zeggen.... Mijn College was St Mary's en ook mijn Kerk, en toen ik naar Littlemore ging stond O.L. Vrouw daar, dank zij mijn voorgaande gesteltenis, op mij te wachten en zij deed ook niet weinig voor mij in dat nederige huis, waaraan ik altijd met plezier terugdenk’Ga naar voetnoot15). Aan het eerste huis van zijn Oratorium gaf Newman de naam ‘Maryvale’ en toen het Oratorium van Birmingham moest worden ingewijd koos hij 2 februari, opdat zijn nieuwe Oratorium mocht zijn ‘under the shadow of Maria Purificans’, en hij wijdde het toe aan de Onbevlekte OntvangenisGa naar voetnoot16). We verbazen ons dan ook niet meer, wanneer we Newman horen op de preekstoel in Birmingham. Terwijl we bij de honderden preken, die Newman in z'n Anglicaanse tijd hield, slechts één zeer gereserveerde preek over Maria kunnen vinden, komt haar Naam hem nu herhaaldelijk op de lippen en bezingt hij telkens opnieuw haar persoon en voorrechten. Als hij spreekt over de volharding in de genade wijst hij op Maria als de voorspraak bij uitstek: ‘Meer nog boezemt uw lieve Moeder, de Moeder van God, belang in voor het gelukken van uw pogingen; bidt er haar vurig om; zij kan meer voor U doen dan iemand anders. Bidt haar bij de pijn, die zij leed, toen het scherpe zwaard haar doorboorde, bidt haar bij haar eigen eindvolharding.... gij kunt sterven in uw eigen bed, gij kunt sterven op het open veld, maar als Maria voor U ten beste spreekt, dan zal die dag U wakend vinden’Ga naar voetnoot17). In 1848 wijdt Newman twee grote preken aan Maria: ‘Maria's heerlijkheden omwille van haar Zoon’ en ‘Over de voegzaamheid van Maria's heerlijkheden’, die beide door hun oorspronkelijkheid en rijkdom aan inhoud en stijl ons ook nu nog zullen boeienGa naar voetnoot18). In de nu volgende jaren horen we Newman Maria in een steeds toenemende mate Maria zalig prijzen. In de na zijn dood uitgegeven Sermon Notes, die preeknotities bevatten van de jaren 1849-1878, blijkt alleen al dat hij bijna 20 preken hield over Maria, om niet te spreken over de vele preken die verdwenen zijn of waarvan hij geen notities maakte. De Onbevlekte Ontvangenis van Maria, haar Moederschap, haar Heiligheid, Zuiverheid, Vreugde en Smarten, haar Tenhemelopneming en blijvende Voorspraak worden telkens opnieuw door Newman overwogen en uitgediept. Het is alsof zijn geest voortdurend zoekt om meer en meer met haar vertrouwd te raken en zich steeds meer verheugt in haar nabijheidGa naar voetnoot19). Behalve dat Newman veel gepreekt heeft over Maria, heeft hij ook veel gebeden tot haar. Na zijn dood vond men onder zijn vele aantekeningen ook een bundeltje meditaties voor de Meimaand, waarin hij de voornaamste titels van de Loretijnse Litanie overweegt. ‘Maria is muziek in onze nood’ schrijft hij in zijn verzen en in een schoon gebed tot Maria, sterre der zee, roept hij haar toe: ‘Gegroet o | |
[pagina 704]
| |
sterre der zee, ons hart verblijdt zich als wij aan U denken. Bid steeds voor ons bij de troon van genade; spreek voor ons ten beste; bid met ons mee, leg onze gebeden voor aan Uw Zoon en Heer - nu en in het uur van het sterven. O Maria, wees Gij onze hulp’Ga naar voetnoot20). ‘In het uur van het sterven’. Toen is Maria Newman zeer nabij geweest. Father Neville vertelt over zijn laatste jaren: ‘De tijd kwam. dat hij niet langer het brevier kon gebruiken en toen verving hij het op advies van bisschop Ullathorne door de rozenkrans.... Newman zei dat de rozenkrans voor hem de schoonste van alle devoties was en dat het alles in zich bevatte en het brevier goed verving. De herinnering brengt hem voor ogen, wanneer niet bezig met schrijven of lezen, als bijna altijd met de rozenkrans in de hand....’Ga naar voetnoot21). Dit is het laatste beeld dat in de herinnering bleef van zijn vrienden in het Oratorium. Zo toont zich Newman als een vurig Mariavereerder, die sinds zijn bekering steeds groeide in liefde en vertrouwen jegens zijn hemelse moeder. Maar we zouden ons schuldig maken aan een schromelijke eenzijdigheid, indien we hiertoe de beschouwing van Newmans Mariadevotie zouden beperken, en we zouden misschien ten onrechte voedsel geven aan de vele valse voorstellingen, die over Newman als katholiek naar voren zijn gebracht. Velen immers hebben gemeend, dat Newman uit teleurstelling in de Anglicaanse Kerk a.h.w. gevlucht is naar Rome. Zijn overgang - zegt men - was een vlucht uit de moeilijkheden, was een laatste poging om zich veilig te stellen tegen het gevaar, dat hem van alle kanten bedreigde. Rome was het laatste houdbare bolwerk (aldus Shane Leslie), of de enige weg die hem nog restte toen hij merkte dat alle richtingen voor hem gesloten werden (aldus Atkins), of het enige systeem dat bij zijn karakter paste (aldus Sareola)Ga naar voetnoot22). Wanneer we Newmans Mariadevotie in zijn katholieke tijd, zoals we die in het voorgaande beschreven hebben, beschouwen, dan zouden we deze schrijvers gelijk moeten geven, inzover we niets meer menen te ontdekken van de critische geest uit de Anglicaanse tijd. Het lijkt alsof Newman, eenmaal in de Katholieke Kerk, zich alles kan permitteren waar het de devotie tot de H. Maagd betreft, alsof hij nu eindelijk zijn gang kan gaan. En mogen we eigenlijk wel spreken van een kinderlijke aanhankelijkheid t.o.v. de H. Maagd, die zich in de katholieke Kerk eindelijk mag uiten? Is er niet eerder sprake van een verkindsen van een overspannen figuur, die zich nu maar bezig houdt met wat vroom gedoe, en zich even makkelijk laat overhalen tot het Roomse bijgeloof als hij het vroeger bestreden heeft? Al deze gedachten worden ontzenuwd wanneer we bedenken dat Newmans scherpe geest hem nimmer in de steek liet, en dat zijn critische houding t.a.v. de Mariaverering geenszins verminderd was na zijn overgang tot de Katholieke Kerk. Zoals we boven reeds zeiden is het misprijzen van onverstandige vereerders een even belangrijk on- | |
[pagina 705]
| |
derdeel van Newmans taak geweest als het prijzen van Maria's voorrechten. We kunnen Newmans prijzen pas dan goed op zijn waarde schatten wanneer we het misprijzen erbij betrekken. Newmans critische houding tegenover de Mariadevotie in zijn katholieke tijd leren we het beste kennen aan de hand van zijn open brief aan Pusey, de meest gevierde Anglicaanse theoloog van die dagen, die in zijn ‘Eirenicon’ een felle aanval had gelanceerd op de katholieke Mariadevotie. De Anglicaan R.W. Church, de latere deken van de St Pauls die deze brief in de ‘Times’ bespreekt wijst vooral op het merkwaardige feit, dat Newman niet met alle geweld alles wil goedpraten waar Pusey critiek op heeft, maar dat hij zelf ook de excessen in de devotie desavoueert. Wat Church zo getroffen had was, dat Newman de nadruk legt op de ‘modes’ in de katholieke praktijken, en dat hij er op wijst, dat het afwijzen van katholieke ideeën in een bepaalde tijd geenszins een gebrek aan sensus catholicus betekentGa naar voetnoot23). In deze brief aan Pusey werkt Newman zijn grote adagium: ‘Dogma is something fixed, but devotion is free’ breed uit en toont hij dat niet overal een zelfde vorm van Mariadevotie wenselijk is. Vele praktijken in andere landen zijn zelfs zeer ongeschikt voor Engeland en helemaal niet passend bij de Engelse mentaliteit. Van de vele katholieke devotie-uitingen, die Pusey aanhaalt, zegt Newman: ‘Als 'n Italiaanse predikant zou zeggen: “niemand zal gered worden zonder persoonlijke devotie tot Maria”... zou ik niet geneigd zijn hem te betwijfelen, tenminste als hij sprak over de Italiaanse jeugd en de Italiaanse meisjes....’Ga naar voetnoot24). Maar voor Engelsen vindt Newman deze taal niet geschikt. Als Pusey citeert ‘dat Maria alleen een protestantse bekering kan bewerken’ zegt Newman geestig: ‘Wanneer dat juist was, zou ik zijn als een schilder die een mooie prinses schildert met een wenkbrauw van Plato en een spier van Achilles.... en als enkele van die gezegden uitspraken zouden zijn van heiligen in extase, dan zou ik weten dat ze een goede betekenis hadden; toch zou ik ze zelf niet herhalen. Maar ik beschouw hen niet als gesproken door tongen van engelen, maar overeenkomstig hun letterlijke betekenis, die ze hebben in de mond van Engelse mannen en vrouwen. En als gesproken van man tot man in Engeland beschouw ik ze berekend om critische mensen een vooroordeel te geven, om ongeletterden af te schrikken, om gewetens te ontwrichten, om godslasteringen uit te dragen, en om het verlies van zielen te bewerken’Ga naar voetnoot25). Maar behalve als criticus heeft Newman ook als theoloog de weg willen wijzen naar een zuivere houding t.o.v. de H. Maagd. Zijn eruditie in de patristiek en zijn groot speculatief vermogen hebben hem in staat gesteld een waardevolle bijdrage te leveren zowel voor de theologische fundering als voor een psychologische analyse van de Mariadevotie. Zijn Essay on development en zijn Letter to Pusey leggen vooral de nadruk op het oud-christelijke thema van Maria als | |
[pagina 706]
| |
de nieuwe Eva, en plaatsen tevens de Mariadevotie tegen de achtergrond van de ontwikkeling van het idee in 't algemeen. Deze werken betekenen niet alleen een grote stap vooruit voor de Mariologie van de 19e eeuw, maar zij zijn door de rijkdom aan materiaal en de oorspronkelijkheid van visie ook nu nog een waardevolle bron voor de verdieping van onze liefde voor de Moeder Gods. Het is niet mogelijk om in het bestek van dit artikel nog verder in te gaan op de theologische en psychologische achtergrond van Newmans Mariadevotie. We willen alleen nog op twee normen wijzen die Newman aangeeft om de zuivere ontwikkeling van de Mariadevotie veilig te stellen. Als eerste is daar S. Anselmus' uitspraak, dat de Kerk het ongepast acht ‘dat iets, wat twijfel toelaat gezegd zou worden ter ere van Maria, wanneer zaken, die zeker waar zouden zijn betreffende haar, zulke overvloedige stof tot prijzen verschaffen’Ga naar voetnoot26). Maar behalve deze objectieve norm geeft Newman ook nog een subjectieve, nl. de groei in het geestelijk leven. Herhaaldelijk toont hij dat pas na een geleidelijke groei ons hart ontvankelijk zal worden voor een innige devotie tot de H. Maagd. In een preek over de smarten van Maria schrijft hij: ‘We kunnen onze geest niet dwingen tot medelijden en dankbaarheid. Zo is het ook in profane aangelegenheden. We horen over de dood, verliezen, gebeurtenissen met ontroering of niet, naar gelang we de personen kennen, naar gelang de naam ons bekend is.... Ik kan U niet de liefde tot Maria in Uw hart drukken en dat maakt me bijna moedeloos over deze verheven onderwerpen te spreken’Ga naar voetnoot27). Hooggestemde woorden in de mond van lauwhartige christenen klinken voor Newman even afstotend als ‘liefdesverklaringen in een politierapport’Ga naar voetnoot28). Zo zien we hoe Newman Maria niet alleen geprezen en bezongen heeft, maar haar ook verdedigd heeft tegen al die praktijken en extreme uitlatingen, die niet alleen haar Naam schaden omdat ze theologisch niet verantwoord zijn, maar ook omdat ze ‘unreal’ zijn in de mond van Engelsen. Zeiden we boven, dat Newmans Mariadevotie pas na zijn overgang tot de Katholieke Kerk volledig kon uitbloeien, dan moeten we er hier aan toevoegen, dat hij alleen tot die grote evenwichtigheid is kunnen komen, doordat hij steeds de snoeischaar is blijven hanteren en alle valse loten heeft afgesneden. Wanneer we zo het prijzen en misprijzen in de éne persoon van Newman samen zien, dan pas kunnen we ons indenken welke de betekenis is van zijn Mariadevotie. De vroomheid van Newman wordt gekenmerkt door een kinderlijke eenvoud, een grenzeloos vertrouwen en een innige liefde, maar tevens door een grote realiteitszin, een critische visie en een mannelijke ernst. Het is juist de evenwichtigheid en harmonie, waarmee deze elementen hun plaats hebben in Newmans Mariadevotie, die ons zo aantrekt en die ons helpt steeds meer door te dringen tot de ware aard van Newmans vroomheid en zo ook tot het zuivere begrip van heiligheid. |
|