| |
| |
| |
[Vervolg Toneel in Nederland]
neerd geconstrueerd, dat al zijn bekentenissen door niemand geloofd worden. Door de auteur is het verhaal gemengd met wat psychologie. In de opvoering was de hand van Louis Saalborn als regisseur duidelijk merkbaar en hij heeft, gezien het materiaal dat hij tot zijn beschikking had, zeer bevredigende resultaten bereikt.
Geheel en al aan de vrolijke kant is Moord en Doodslag dat door het Rotterdams Toneel gespeeld is. Hoofdschotel vormen een lijk dat geen lijk blijkt te zijn en een politicus, op wie met een tijdbom een aanslag moet worden gepleegd, die echter verhinderd wordt door een reiziger in stofzuigers. Onder regie van Bob de Lange en aanvoering van Ton van Duinhoven en Ann Hasekamp hadden de spelers veel pret en holden druk over de planken.
Geheel en al sensatie is het stuk Indringers van Joseph Hayes en het is de verdienste van deze thriller, dat de psychologische en sociale gezichtspunten zo goed als geheel op de achtergrond blijven. Enige ontsnapte boeven dringen binnen in het huis van een respectabele familie en de opwinding is te groter, omdat dit plaats vindt in zulk een gewoon huishouden. De politie is druk in de weer, maar doet niets. De afschuwelijke gangster zijn echter niet allen afschuwelijk. Alles loopt nog vrij goed af en dit is het enige teleurstellende van een opwindende avond, waarop het Rotterdams Toneel met Bob de Lange als hoofd van het gezin en Ton van Duinhoven als aanvoerder van de misdadigers gezellig en genoegelijk laat griezelen.
Toneelspel is een term die men tegenwoordig veel gebruikt voor die stukken, welke niet gemakkelijk in een bepaalde categorie zijn onder te brengen. Zo is Mijnheer Gillie van Jamer Bridie zeker in zijn geheel geen blijspel, al ontbreken de blijmoedige noten niet. De titelheld van dit stuk is een onpraktische idealist en mislukt kunstenaar, die nu anderen een kans wil geven om wel te gelukken. En Bridie wil bewijzen dat zijn mislukkingen toch ook een soort van succes zijn. Zoals gewoonlijk bij deze vruchtbare Schotse schrijver biedt ook dit werk veel mogelijkheden. Enkele goede scènes en aardige vondsten zijn de oorzaak, dat de delen beter lijken dan het geheel. Wellicht ook heeft de bewerking van A. Defresne het stuk te zwaar opgezet. Bij de voorstelling door de Toneelvereniging speelde Frits van Dijk een knappe rol als Mijnheer Gillie, maar om hem heen had hij soms zeer zwakke figuren.
Ongeveer hetzelfde kan worden gezegd van Tobias en de Engel, eveneens van Bridie, waarin van Dijk de oude Tobit speelde en Cor Witschge als Tobias vrij goede dingen deed. Maar het gezelschap bezat niet de middelen om dit stuk te brengen zoals het behoort. Het werk laat een heel andere zijde van Bridie's talent zien, die het prachtige bijbelverhaal van Godsvertrouwen tot een half-religieus, half-ironisch sprookje verwerkt heeft, dat dramatisch niet sterk is.
Bushalte van William Inge heeft tenminste dit voor, dat de titel aangeeft wat men verwachten kan. Het is een verhaal over buspassagiers en dus moet het aan de oppervlakte blijven, een soort grootste gemene deler geven, wat pitoresk, sentimenteel en humoristisch doen, een beetje contrast tussen de figuren brengen en dan natuurlijk zo goed als zeker een gevoel van eenzaamheid van verder vrijwel anoniem blijvende wezens. De naam van de schrijver, die immers zelf ‘gepsychoanaliseerd’ is en zijn manuscripten ter goedkeuring aan psychiaters voorlegt, wijst er op wat wij verder verwachten mogen. Sexuele spanningen zijn voor hem hoofdzaak en de wortel van alle kwaad. Hij blijft bij het vlees zonder
| |
| |
tot de botten, laat staan tot de geest door te dringen. Dramatis personae zijn bij deze gelegenheid in hoofdzaak een comboy, een chanteuse uit een nachtkroeg, een verlopen professor, een kasteleinse en een serveerster. Opgevuld wordt nog het tweede bedrijf met een soort cabaretvoorstelling en een scène uit Romeo en Julia. Ondanks de vakkundige regie van Richard Flink en de verdienstelijke prestaties van de spelers van de toneelgroep Theater bleef het een onnozel geval.
Al klinkt het misschien oneerbiedig en al doet Tennessee Williams in zijn Kat op een heet zinken dak nog zo flink, toch blijft ook dit een onnozel geval. Toneeltechnisch is het gewoonweg ongegeneerd hoe hij zijn monologen en dialogen waar de eerste twee bedrijven uit bestaan, telkens laat onderbreken. Zielig is zijn behandeling van figuren als de dominee en de dokter. Ieder geeft wat hij heeft, dus krijgen wij geen karakters voorgezet maar complexen, uit handboeken gehaald, die moeilijk als een geschikte inspiratiebron voor dichters kunnen worden beschouwd. Ook is een psychiatrische kliniek op het toneel niet op haar plaats. Blijft als grootste verdienste van Williams dat hij enige scènes schrijft waarin acteurs prachtige kansen krijgen.
In de voorstelling door Theater zijn deze ook prachtig benut, op de eerste plaats door Kees Brusse als Brick, de man met zijn verdrongen of onbewuste homosexuele neigingen en de afkeer van zijn vrouw, die zich daarom in haar huwelijk gefrusteerd voelt. Een voortreffelijke rol van Anny de Lange. Richard Flink, die het stuk ook geregisseerd heeft, speelde ‘Grote Pappa’, de sterke man die, plotseling voor de zekerheid geplaatst dat hij binnenkort zal moeten sterven, ineenstort, tenminste achter de schermen. Hetty Beek wist niet helemaal raad met haar rol, wat ook gedeeltelijk aan de auteur is te wijten. De andere personen uit het stuk komen niet of nauwelijks aan bod.
Dat de Amerikaanse regisseur, Elia Kazan, heeft geprobeerd het derde bedrijf te veranderen, is volkomen begrijpelijk. Dat dit niet gelukt is, eveneens. Hij stond immers voor een onmogelijke opgave en had zich het antwoord van George S. Kaufman moeten herinneren, dat deze gaf aan een jonge toneelschrijver, die hem vroeg wat er toch aan het laatste bedrijf van zijn stuk mankeerde. Kaufman antwoordde: het eerste. Zonder precies te weten waar men heen wil, is immers het schrijven voor het toneel een hopeloze onderneming. Dit stuk een meesterwerk vinden of zelfs ook maar erg belangrijk, is zichzelf voor de gek houden. Zeker is het ook geen tragedie. Want in plaats van een reiniging, zoals Aristoteles wil, krijgen wij vertroebeling. Of als iemand het in termen van Nietzsche wil zeggen: Dionysius krijgt enige kans, maar aan Apollo wordt deze in het geheel niet geboden.
Rollen waar zij houvast aan hebben geeft Jean Anouilh aan zijn spelers, omdat hij een geboren toneelschrijver is. Het hoofdthema van al zijn werken is: neen zeggen tot het leven. Hij ziet altijd de donkere kant. Zijn eenzijdige opvattingen worden simplistisch gesteld en in klatergoud gevat, hetgeen op de duur niet kan bevredigen. Met al zijn geest, observatievermogen, zin voor het komische en grote vakkennis is voor Anouilh vernieuwing nodig, wil hij betekenis blijven behouden. Overtuigender dan in vele van zijn latere stukken is hij in zijn van 1934 daterende La Sauvage, dat Theater onder de titel Een wilde vogel heeft opgevoerd.
Thérèse Tarde, lid van een ordinair café-strijkje, wordt ten huwelijk gevraagd door Florent, een beroemd pianist. Hij neemt haar mee naar zijn kasteel, waar de familie van Thérése en met name haar vader spanningen en conflicten oproepen,
| |
| |
die door het meisje niet vermeden, doch gezocht worden. Want zij komt in opstand tegen wat men ‘geluk’ noemt, omdat het zo goedkoop is en geen armoede en lijden kent. Een compromis is voor haar onmogelijk, want dit zou verraad zijn. Zij verlaat dan ook op de avond voor haar huwelijk het kasteel om er niet meer in terug te keren.
In de voorstelling ontbrak de tinteling die ondanks al zijn somberheid het werk van Anouilh kenmerkt. Alles was degelijk bewerkt, maar te zwaar. Zeer geslaagd was Hans Tiemeyer als vader Tarde. De moeilijke titelrol werd door Mia Goossen verdienstelijk gespeeld, wat in een stuk van deze schrijver niet genoeg is. Ook de andere jonge krachten konden niet geven wat hier werd vereist.
De Spaanse boerendrama's, begonnen met de Catalaan Angel Guimerá hebben over enkele stukken van Benavente in de Andalusiër Federico Garcia Lorca hun hoogtepunt bereikt. In tegenstelling met zijn voorgangers blijft deze in zijn werken, waarvan bijna altijd de hoofdrollen door vrouwen worden vervuld, op de eerste plaats lyrisch dichter. Dona Rosita of de Taal der bloemen door Theater opgevoerd, is dan ook een statische tragikomedie met wat sentiment en fraaie lyriek. Een droef liedje in drie coupletten, dat de geschiedenis vertelt van het verwelken van een vrouwenleven: de jonge Rosita wacht 25 jaar tevergeefs op haar eerste liefde. Op een dag ontwaakt zij uit haar droom en ontdekt, dat haar leven verloren is. Dat is alles. Rosa mutabilis is voor de schrijver het symbool van zijn hoofdpersoon, die leeft tussen haar familie en haar kennissen, maar - en dit is het bijzondere van het stuk, dat echter eerst in het laatste bedrijf werkelijk ontroert - bij dit alles afwezig blijft. De titelrol werd door Lies Franken gevoelig gespeeld. In de regie dreigden langzaam tempo en halfdonker soms in plaats van atmosfeer te scheppen verveling te veroorzaken en verkeerd leek mij in dit stuk de poging om de lyriek dramatisch te maken.
Geen succes is Mariana Pineda van dezelfde schrijver geworden, al had de Nederlandse Comedie aan dit werk duidelijk veel zorg, moeite en kosten besteed en kunstenaars als Ank van der Moer, Ko van Dijk en Johan Schmitz er voor ingezet. Het stuk, dat van 1924 is, vertelt een historische gebeurtenis, maar is eer een serie scènes geworden dan een toneelstuk met eigen leven. Een volks thema is hier met iets van de klassieke tragedie vermengd en romantisch behandeld, terwijl al te duidelijk de bedoeling van de schrijver aan het licht komt om dramatische, lyrische, muzikale en plastische elementen zo elkaar te doen doordringen dat de noodzakelijke eenheid ontstaat. Hierin is Lorca alleen in zijn Yerma ongeveer volledig geslaagd. Het niet sterke stuk werd door Peter Scharoff nadrukkelijk en realistisch geregisseerd met als resultaat, dat het optreden van deze Nederlandse Spanjaarden, onder leiding van een Rus, niet onaardig een ‘avondvullend misverstand’ is genoemd.
Franz Kafka heeft gevraagd, dat na zijn dood zijn werk zou worden vernietigd. De schrijver zal voor dit verzoek zijn ernstige redenen hebben gehad. Velen zijn echter Max Brod dankbaar dat hij de wens van zijn vriend niet verwezenlijkte. Twijfelachtig is het echter of hij Kafka een dienst heeft bewezen met diens onvoltooide roman Het slot voor het toneel te bewerken. Een ondramatische en fragmentarische tekst leent zich slecht voor een toneelbewerking, een tekst, die ondanks zijn heldere taal vragen stelt zonder antwoord en raadsels opgeeft zonder oplossing.
Sinds de oorlog heeft Kafka veel opgang gemaakt. De spanningen tussen
| |
| |
religieuze verlangens en absurditeit, die in zijn werk worden gevonden, zijn modern en lenen zich voor veel interpretaties. Zo meent men in ‘Het slot’ te kunnen zien de ondergang van een eerlijk en goedwillend mens in een absurde en hem vijandige wereld. K. komt als vreemdeling in het dorp en probeert tot het slot door te dringen, maar een onbegrijpelijke hiërarchie van ambtenaren en allerlei grillen maken voor hem de hoge autoriteiten onbereikbaar. Als afsluiting heeft Brod hier de dood en begravenis van K. aan toe gevoegd, juist als hij vergunning krijgt om in het dorp te komen wonen. Kafka's personen leven in angst en beklemming, maar zoeken bevrijding daaruit. Telkens geven zij het op, als hun de kans van hun leven schijnt te worden geboden. Alleen genade voor wie in het donker zit en bereid is met heel zijn wezen te geloven, kan helpen. In zijn dagboek schrijft Kafka in 1917: ‘Ich drängte mich aus meinem dunklen Winkel zwischen den Gesellen durch’. ‘Komm mit’ sagte er (de koning) nach kurzem Bliek. ‘Er übersiedelt ins Schlosz’ sagte er zum Meister’.
Gezien de bijna onoverkomelijke moeilijkheden die een opvoering van dit stuk met zich mee brengt, verdient het resultaat dat de Nederlandse Comedie bereikt heeft, grote bewondering. De voorstelling was knap en had sfeer, Ko van Dijk was groots is zijn gekweldheid, verbijstering en radeloosheid, al lijkt in de roman K. deemoediger, eentoniger ook en zelfs nogal onpersoonlijk.
Naar een roman heeft ook Ronald Miller Bekentenis bewerkt, dat door het Rotterdams Toneel is opgevoerd. En hij heeft het, tenminste in de tweede helft van het stuk, goed gedaan. Hij heeft de roman gebruikt als een aanleiding om een zelfstandig toneelstuk te schrijven, zoals ook de Griekse tragediedichters het epos gebruikten. Maar met het slot van het stuk is het eigenaardig gesteld. Men kan het laatste tafereel weglaten en het Rotterdams Toneel heeft dit enkele malen gedaan. Dit tafereel bestaat uit een gesprek tussen James en Jill Manning, nadat zij een jaar in de gevangenis heeft doorgebracht en nog een verdere loutering ondergaan wil.
Diep gaat het stuk niet. Er zijn oprechte liefde en goede bedoelingen aanwezig bij dit echtpaar, maar hij is een serieus zakenman, die in zijn werk opgaat en bovendien veel afwezig is; zij voelt zich eenzaam en onvoldaan. Een aanrijding met dodelijke afloop, waarvan de vrouw de schuld is, en haar ontrouw veroorzaken een crisis. Manning komt tot de ontdekking dat ook een rechtschapen man niet altijd de volle waarheid vertellen wil en wordt aldus zijn principe ontrouw, de vrouw komt na een vlucht met haar minnaar tot zichzelf, kan de verandering in de opvattingen van haar man niet verwerken en levert zichzelf aan de politie over.
Het gevoelsleven van de vrouw wordt in het stuk goed getekend en het bevat een aantal boeiende en spannende speelscènes. Onder de rustige en weloverwogen regie van Bob de Lange is het werk gespeeld met een goede bezetting. Caro van Eyck, die zich blijkbaar tot het stuk aangetrokken voelde en het ook heeft vertaald, speelde de onevenwichtige Jill uiterlijk luchtig, maar innerlijk onvoldaan en vol zelfverwijt. Jan Teulings was als James krachtig door zijn rust, beheerst en ingehouden, Eric van Ingen als William Bule elegant, onverschillig, maar een ‘gentleman’. Een zeer goede voorstelling van een onderhoudend stuk.
Door intrigue en epiloog vertoont Bekentenis enige overeenkomst met Een Poppenhuis (Nora), een van de meest gespeelde stukken van Hendrik Ibsen. Het werk is nu drie-kwart eeuw oud maar lijkt nog niet verouderd. Het werd opnieuw opgevoerd door de Haagse Comedie. De positie van de vrouw is voor
| |
| |
de Noorse schrijver alleen een middel geweest tot het scheppen van een crisis. Het zou een beter stuk zijn geworden als Ibsen van Helmer een karakter en niet een karikatuur had gemaakt.
Nora verlaat haar overkorrekte, bekrompen en egoïstische man en haar kinderen omdat zij het offer, dat zij eens voor hem bracht door het zetten van een valse handtekening en dat zij hem altijd verzwegen heeft, in een ogenblik van groot gevaar voor haar zelf, niet met gelijke offerbereidheid beantwoord ziet. Als het gevaar zonder Helmers tussenkomst voorbij blijkt en hij haar weer triomfantelijk zijn zangvogeltje gaat noemen, keert zij zich van hem af, omdat hun achtjarig samenleven geen echt huwelijk geweest is. Zij moet nu haar eigen weg gaan en brengt voor een vrouw het grootste offer: zij verlaat haar kinderen en wordt aldus naar de bedoeling van de schrijver een tragische heldin. Als persoonlijkheid is Nora echter een mislukking omdat zij nooit de gelegenheid had er een te worden. Zij is onder de hoede van haar vader en dan van haar man opgegroeid zonder gelegenheid tot eigen ontwikkeling of enig inzicht in sociale toestanden. Haar valsheid in geschrifte valt haar dan ook gemakkelijk. Nu staat zij ineens voor de gevolgen daarvan. Zij verwacht het ‘wonder’, dat voor haar eigenlijk geen wonder maar iets heel gewoons zijn moest.
Ibsen verbrandt de poppenhuizen. Zijn werk bevat kritiek op maatschappelijke en sociale toestanden, op de burgerlijke moraal van zijn tijd. Hij wil breken met het verleden en bekritiseert zijn voorgangers, maar hun erfenis kan hij niet kwijt. Hij heeft ook romantische stukken geschreven - zelfs Nora draagt hier de duidelijke sporen van -, wij vinden bij hem een neiging tot symbolisme en mogen vooral - gelukkig - de dichter niet vergeten.
Onder de uitmuntende regie van Cees Laseur, die ook uiterst sober Dr. Rank speelde, heeft het stuk een boeiende opvoering gekregen met Heleen Pimentel als een zuiver afgestemde Nora en een met grote intelligentie gespeelde Helmer van Gijsbert Tersteeg.
Tegen de dodende regels van de burgerlijke conventie en voor de zelfbevrijding strijdt ook Spoken, dat tot dezelfde periode van Ibsen's werkzaamheid behoort en ook een van zijn meest bekende stukken geworden is. Als derde thema komt hier nog bij de erfelijkheid, waarop in Nora slechts is gewezen. Mevrouw Alving is bezig het verleden te begraven, maar in Oswald, erfelijk belast en daardoor waanzinnig geworden, keert het terug. Als toneel is het stuk sterker en beklemmender geschreven en zeer vakkundig gebouwd. In de dialogen is geen woord overbodig, maar spontaan zijn zij niet en het is moeilijk sommige personen uit het werk psychologisch overtuigend te noemen. De gegevens voor een melodrama zijn er trouwens ruimschoots aanwezig. De opvoering van dit stuk door het Nationaal Toneel van België in ons land gegeven kan verdienstelijk worden genoemd, niet echter opmerkelijk goed.
De openbare aanklager van Fritz Hochwälder, waarmee ditzelfde gezelschap eveneens ons land heeft bezocht, bevat een aantal behoorlijke speelrollen, maar lijkt als stuk van geringe betekenis. Het speelt in 1794 te Parijs rond de figuur van Fouquier Tinville en berust op de idee van het spreekwoord: Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in. De verschillende personen werden door de Vlamingen raak getypeerd en sterk spel leverde Frans van den Brande in de titelrol.
Wat kunnen wij nog aanvangen met een verouderd melodrama als La Dame aux Camélias van Alexandre Dumas fils? Dat het echter een avond perfect toneel
| |
| |
kan opleveren heeft Edwige Feuillère bewezen, toen zij met een door haarzelf gevormd gezelschap een korte tournee door ons land heeft gehouden met dit stuk. Marguérite Gautier speelde zij als een grote kunstenares met de juiste verbinding van vakkennis, routine en bezieling.
Met haar voorstelling van In de schaduw van twijfel van Norman King heeft de Haagse Comedie een niet sterk stuk door een uitstekende opvoering met vooral in de hoofdrollen voortreffelijke vertolkingen over de bezwaren heengeholpen die men er terecht tegen in kan brengen. De schrijver begint niet kwaad. In een kleine stad in Noord-Engeland heeft een kernfysicus een baantje gevonden en probeert zichzelf te rehabiliteren na wegens verraad in de gevangenis te hebben gezeten. Zijn vrouw verdient mee als verpleegster. Plotseling verschijnen er anonieme stukken in de kranten waardoor het verleden van de geleerde bekend wordt. Hij wordt ontslagen en de huur wordt het gezin opgezegd. Het verraad wordt nu verklaard door een ogenblik van zwakte en teleurstelling, toen Arthur een belangrijke ontdekking had gedaan, die niet werd aanvaard. Hij vertrouwde zijn geheim toe aan een onbetrouwbaar collega. De geleerde blijkt dus niet de karaktersterkte te bezitten die men van zulk een man zou verwachten. Het stuk over een actuele stof ontwikkelt zich steeds meer als een spionage-drama of thriller, die men niet te veel moet narekenen omdat dan de zwakke plekken aan het licht komen. De geleerde krijgt nu de gelegenheid zijn wetenschappelijk werk te hervatten maar dit brengt hem tevens op de rand van nu opzettelijk verraad.
Zelden heeft misschien Paul Steenbergen een rol gehad waarin de schrijver hem zo weinig materiaal aan de hand deed om mee te werken. Des te meer bewondering moet men hebben voor de wijze waarop hij deze wereldvreemde en ontredderde mens wist uit te beelden, die hunkert naar de hervatting van het werk dat hij liefheeft. Op zeer grote hoogte ook stond Ida Wasserman naast hem als de vrouw die met haar man een leven van teleurstelling en strijd deelt. Door de auteur was zij wat beter bediend.
Het is geheel en al toevallig dat in dit gedeelte van mijn overzicht op de laatste plaats gesproken wordt over Het proces om Jezus van de Italiaanse advocaat Diego Fabbri, want het is een van de belangrijkste en in een overzicht gezien misschien zelfs wel het voornaamste stuk dat tot dusver in dit seizoen is opgevoerd. Reeds omdat Fabbri op een verrassende wijze zeer bekende gegevens weet te behandelen, terwijl wij overstelpt worden met op een vervelende manier opgevoerde buitennissigheden. Uit dit werk blijkt dat het vanuit een grote en waarachtige overtuiging geschreven is en reeds dit doet weldadig aan in een tijd, waarvan niet alleen de zeden maar ook de kunst ten gronde gaan door een gebrek aan normen. Alleen geloof in iets en opkomen voor iets dat moreel de moeite waard is, maakt geestdrift mogelijk. Dat enige niet-katholieke bladen het stuk minder hoog aanslaan omdat het het Christendom of - nog erger - het Katholicisme zou verdedigen, is natuurlijk te danken aan het ruime standpunt dat zij plegen in te nemen, zoals het even vanzelfsprekend een bewijs van bekrompenheid is als de Katholieke pers soms bezwaren tegen een stuk heeft, wanneer dit e enpleidooi houdt b.v. voor echtscheiding. Van het boeiende en dikwijls ontroerende stuk heeft de Haagse Comedie een voortreffelijke voorstelling gegeven, die wij liever dan er lang over te praten al onze lezers van harte aanbevelen.
| |
| |
Tenslotte blijven nog enkele Nederlandse stukken ter bespreking over. Een bruid in de morgen van de Vlaming Hugo Claus wordt hier alleen omwille van de volledigheid genoemd. Men heeft er zich echter nogal over opgewonden. In Parijs, waar uit de aard van de zaak dit werk tot geen enkele deining aanleiding heeft gegeven, is het met vier opvoeringen een natuurlijke dood gestorven. Precies wat ik ervan zou verwachten. Maar zoals zich enige jaren geleden het merkwaardige feit heeft voorgedaan dat men het vraagstuk van de noodlotstragedie is gaan bespreken naar aanleiding van.... Beschuit met muisjes van Herman Heyermans, zo is naar aanleiding van dit stuk de vraag opgeworpen over de verhouding tussen een kunstwerk en de moraal. Deze vraag is toch belangrijk genoeg bij een kunstwerk, dat men ernstig nemen kan. Dan is ook de beantwoording ervan gemakkelijker.
Het stuk van Claus is echter als toneel stuntelig - men zie slechts het zeer gearrangeerde komen en gaan van de personen -, het doet op doorzichtige wijze een grove aanval op onze sentimenten - maar blijkbaar voor niet iedereen doorzichtig genoeg -, het is ook een beetje onnozel, en vooral: de personen - en met name Thomas en Andréa treft dit droevig lot - gaan af en toe dichterlijk staan doen. Niets bewijst beter dat hier niet een werkelijk dichter aan het woord is, die een toneelstuk maakt, laat staan - wat het toneel vraagt - een dramaticus, die poëzie schrijft. De spelers van het Rotterdams Toneel konden dan ook, behalve Coba Kelling als de moeder, niet veel anders presteren, dan doen of zij er niet bij hoorden of staan happen naar rollen, die er niet of nauwelijks waren.
De toneelgroep Puck heeft met Dood door schuld van Bert Kroon een eersteling opgevoerd, die goede kwaliteiten bezit. De dialoog is soms direct, er zijn enige sterke speelscènes en de schrijver weet spanning te wekken. Daartegenover staan slappe passages en herhalingen. Vooral echter is het niet duidelijk wat Kroon eigenlijk gewild heeft met zijn hoofdfiguur, een goedwillende jonge man met een nobel karakter die door overdreven schuldgevoel (?) tekort schiet. Want hij is niet bereid de consequenties van de enig juiste houding te aanvaarden. Een innerlijk dramatisch conflict blijft uit en de waarschijnlijkheid - niet de mogelijkheid - wordt groot geweld aangedaan en dit is op het toneel moordend. Met soms bijna te veel enthousiasme heeft Puck het stuk gespeeld, dat de indruk van pretentie niet helemaal kon vermijden.
Aan welke pretentie dan ook zal niemand denken bij Wie is wie van Cas Baas. Tweelingen en een onverwacht bezoek uit Amerika voeren simpel en allergenoegelijkst tot een reeks misverstanden die allemaal zo goed aflopen dat het bijna overdreven wordt. De jongere afdeling van Puck, als men daarvan bij dit gezelschap van jonge spelers spreken kan, heeft het stuk met veel vaart en elan gespeeld tot plezier van zelfs de door toneel heel moeilijk te bereiken leeftijd en tot genoegen van iedereen.
Ging Amsterdam traditiegetrouw op Nieuwjaarsavond naar Vondel's Gijsbreght van Aemstel, die daarop in de maand Januari een ook al tot traditie wordende triomfantelijke tocht door ons land begint, den Haag zag op deze avond een groot opgezet historisch spel van Ary den Hartog, Sybrech Willemsdochter. Reeds jaren lang heeft de schrijver zich met deze stof bezig gehouden met als uiteindelijk resultaat dit stuk, dat inderdaad niet beter dan als historisch spel kan worden gekarakteriseerd, niet omdat het overal historisch getrouw is, wat niet nodig en ook niet mogelijk was, maar omdat het in veertien taferelen vooral een geschiedenis vertelt, de merkwaardige geschiedenis van een Amsterdamse koop- | |
| |
mansvrouw, die eerst door haar dochter Duveke en later door eigen kracht en vernuft jaren lang een grote invloed gehad heeft op het bestuur van Denemarken, Noorwegen en Zweden. Met koning Christiaan II, op wie zij voor haar invloed steunde en die haar kracht voor zijn bestuur nodig had, werd zij tenslotte gedwongen in ballingschap te gaan. Hoe zij haar leven beëindigd heeft, is niet met zekerheid bekend. Den Hertog laat haar sterven op het schavot als een gebroken vrouw, die gelukkig is, dat zij tenminste niet levend verbrand zal worden.
Vakkundig, levendig en boeiend geschreven, is het stuk door de Haagse Comedie in een in alle opzichten buitengewoon verzorgde voorstelling met een sterke bezetting gegeven, waarin Elisabeth Andersen als Sybrech ons op verrassende wijze een onvermoede kant van haar groot talent heeft leren kennen. Het grote succes dat de opvoering verwierf, was welverdiend.
Het gaat tenslotte bij het toneel om de kunst die op de planken het publiek wordt geboden. Door de zes bij de Toneelcoördinatie aangesloten gezelschappen zijn in de boven besproken periode van September 1955 tot en met Januari 1956 drie en dertig stukken gegeven. De vijf grote onder deze groepen hebben wat het aantal betreft wel ieder ongeveer evenveel bijgedragen. Een wel andere maar waarschijnlijk nog moeilijker kunst komt in het geding voor alles wat zich bij een toneelgezelschap achter de schermen in de ruimste zin afspeelt.
Naar het mij voorkomt heeft om wat er tot dusver in dit seizoen is gepresteerd, op de eerste plaats de Haagse Comedie recht op onze waardering. Zij was gelukkig in de keuze van haar stukken en is een blijkbaar homogeen gezelschap. In ieder geval is het sterk in ensemblespel en weet alle rollen goed te bezetten. Het op zichzelf waardeerbare maar soms gevaarlijke streven om ook jonge krachten een kans en een goede kans te geven, heeft dan ook hier tot de beste resultaten geleid. Minder gelukkig was in haar repertoire de Nederlandse Comedie, al heeft zij met enkele blijspelen succes gehad en veel zorg besteed aan enige andere werken. Het Rotterdams Toneel schijnt, zoals reeds in het begin is opgemerkt, met verschillende van zijn stukken erin geslaagd te zijn de belangstelling voor het toneel in de Maasstad te doen toenemen. Een, gezien de hieraan verbonden moeilijkheden, zeker te waarderen resultaat.
Theater en de Toneelvereniging zijn door de constellatie van het toneel in ons land meer op wat men de ‘provincie’ noemt aangewezen. Met enige stukken heeft het eerstgenoemde gezelschap daarvoor een geslaagde keuze gedaan; enkele andere, die behoren tot wat men om een of andere geheimzinnige reden ‘groot’ toneel noemt, waren in dit opzicht minder gelukkig. De Toneelvereniging dringt, geloof ik, door tot zelfs verborgen hoeken van ons land en doet daarmee een zeer verdienstelijk en zwaar werk. Sommige opvoeringen komen dicht bij de mislukkingen, andere stukken zijn, ook rekening gehouden met de krachten die de groep ter beschikking staan, successen geworden. Met enthousiasme en niet zonder eigen plezier gaat tenslotte Puck door met het brengen van toneel aan de jongere en rijpere jeugd, dikwijls zo, dat ook ouderen er genoegen aan kunnen beleven.
|
|