Streven. Jaargang 9
(1955-1956)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 297]
| |||||||
[1956, nummer 4]De Geestelijke Oefeningen en de korte retraite
| |||||||
I. De plaats van de Geestelijke Oefeningen in het werk van de H. IgnatiusDE Geestelijke Oefeningen van de H. Ignatius mogen niet vereenzelvigd worden met de geest van de Jezuietenorde of met de spiritualiteit van de H. Ignatius. Misschien klinkt dit eer aanmatigend dan complimenteus bij de viering van dit eeuwfeest. In een officieel schrijven aan de Generaal der Orde bij het 4e eeuwfeest van de dood van S. Ignatius schrijft de H. Vader juist als gelukwens: ‘Als het waar is, dat het boek der Geestelijke Oefeningen de eerstgeborene was van de H. Ignatius, dan kan met evenveel recht gezegd worden, dat de H. Schrijver zelf de eerstgeborene dezer Oefeningen is geweest’. Toch zou het erg zijn als men bij dit eeuwfeest tot de Jezuieten zou moeten zeggen, dat de Geestelijke Oefeningen een Ignatiaans product zijn die noodzakelijk Jezuieten voortbrengen of hun dubbelgangers. Het zou een veroordeling inhouden van het retraitewerk zoals dit is uitgegroeid tot in de tegenwoordige tijd en zelfs door niet-katholieken | |||||||
[pagina 298]
| |||||||
wordt nagevolgd. Het zou de ontkenning zijn van de universele waarde van de G.O. voor de Kerk.
De Geestelijke Oefeningen zijn een fenomeen in de kerkgeschiedenis. Zij hebben een onberekenbare invloed gehad op het denken, het gebedsleven, de vroomheid en de levensstijl van de katholieken. Grote kerkleraren als de H. Franciscus van Sales en de H. Alfonsus de Liguori danken er hun geestelijke vorming aan. Vele religieuse congregaties en instituten zowel mannelijk als vrouwelijk hebben zich gevormd op basis van de Geestelijke Oefeningen, geenszins om alleen een doublure van de Jezuieten te zijn. De retraites, die een algemeen middel van zielzorg zijn geworden, vinden hun oorsprong in de G.O. van de H. Ignatius. Ook de Jezuieten zijn een fenomeen in de kerkgeschiedenis. Hetzelfde moet natuurlijk gezegd worden van meerdere orden, maar toch anders. Aan Franciscanen en Benedictijnen kan iemand zonder instemming of protest voorbijgaan. Dat kan men niet aan de Jezuieten. Hun beleid wordt steeds in verband gebracht met het beleid der orde omdat dit in hoge mate vanuit één centrum wordt geleid. Het beleid van de orde wordt steeds gezien in verband met het beleid van de Kerk, omdat zij zich richten op de concrete noden van de Kerk in haar actuele totaliteit. Men wordt ermee geconfronteerd, katholiek of niet. Hoeveel niet-katholieken achten zich in geweten verplicht zich te verzetten tegen het katholicisme alleen als protest tegen een jezuietische vorm van het christendom. De ‘Jezuieten-moraal’ geldt als summum van Roomse afwijking. Er zijn katholieken die het als een fatale ontwikkeling zien, dat de Kerk onder invloed van de Jezuieten is gekomen. Zij speuren een anonieme alomtegenwoordigheid van de Jezuieten in het kerkelijk leven en zien overal ‘hun’ te menselijke en dwingende planmatigheid. De naam ‘zwarte Paus’ voor de generale overste, de plaats van het generalaat aan de overkant van het Vaticaan, gelden als symptomen. De invloed op de jeugd van vooraanstaande katholieken door zeer verzorgde onderwijsinstellingen, de leiding die er uitgaat van tijdschriften en bladen onder invloed van de orde, de synchronisatie van hun activiteit in de wereld, verwekken hun achterdocht en zij stellen hun geestelijk leven niet zelden af in bewuste tegenstelling tot de zgn. Ignatiaanse spiritualiteit. Zij bewaren distantie. Er zijn er ook, die graag zowel Kerk als Jezuieten identificeren met corpsgeest, met ‘Kadavergehorsam’, met altijd vechten, met rechtlijnigheid en antithetisch denken. | |||||||
[pagina 299]
| |||||||
Maar beide categorieën gaan aan het wezen van de orde voorbij. Er is een andere weg, die door ware of vermeende eigenschappen heen weet door te dringen tot de eigenlijke kern. Een onderzoek naar het karakter van de Geestelijke Oefeningen zal daar vanzelf op uitkomen. Al zijn de Geestelijke Oefeningen en de Ignatiaanse spiritualiteit onafscheidelijk met elkaar verbonden, het is toch niet juist beide met elkaar te vereenzelvigen. Zij zijn onafscheidelijk in de persoon van de Stichter. Zij weerspiegelen zijn persoonlijkheid, zij zijn een synthese van zijn geestelijke inzichten, een arsenaal van geestelijke raadgevingen, een school van geestelijke leiding. Altijd weer heeft hij de Geestelijke Oefeningen beschouwd als het middel bij uitstek om zijn volgelingen te vormen en altijd verwees hij naar de Geestelijke Oefeningen, wanneer vrienden hem om raad vroegen. Hij beschouwde ze als een Godsgeschenk, het beste dat hij anderen had te bieden. De Geestelijke Oefeningen zijn onafscheidelijk verbonden met de vorming van iedere Jezuiet. Hij maakt de Geestelijke Oefeningen van 30 dagen in het eerste noviciaat van 2 jaar met nog een dubbele grote achtdaagse retraite, die erop is gebaseerd. Jaarlijks komt hij terug op de Geestelijke Oefeningen in een achtdaagse retraite, en in een derde noviciaatsjaar, korter of langer, maar meestal kort na de priesterwijding, maakt hij nogmaals de ‘dertigdaagse’. Geen wonder dat zovele Jezuieten echte specialisten zijn in de studie van de Geestelijke Oefeningen en het voor een buitenstaander moeilijk is om zich een evenwaardig oordeel over de Geestelijke Oefeningen te vormen Zo ligt het voor de hand, dat men in de Geestelijke Oefeningen de verklaring zocht van alles wat maar als typisch voor de Jezuieten kon worden ervaren, waar en wanneer het zich ook voordoet. De Geestelijke Oefeningen zijn ook niet te scheiden van het katholieke leven. De Pausen hebben telkens verwezen naar de G.O. als de grondslag van het retraitewerk. Pius XI heeft Ignatius uitgeroepen tot patroon ervan en wie de Geestelijke Oefeningen van naderbij kent zal nooit geloven dat dit enkel te danken is aan de invloed der Jezuieten bij de H. Stoel. Deze sterke verbondenheid kan echter ook worden overschat:
| |||||||
[pagina 300]
| |||||||
Commentatoren en leiders van geestelijke oefeningen zijn niet geheel onschuldig aan deze opvattingen. De manier waarop het fundamentum - de beschouwing over het doel van de mens - en de meditatie over zonde en hel, de voorbereiding op de biecht en de overdenking van Gods barmhartigheid werd gegeven, de vorm waarin zowel de meditatie als gewetensonderzoek voor persoonlijk gebruik werden voorgedragen, de manier waarop aan mensen die jaarlijks retraite doen telkens weer de levenskeuze werd voorgesteld, deden dikwijls de eigenlijke rijkdom en het echte wezen schuil gaan, achter de dingen die zeer belangrijk zijn als zij harmonisch verweven worden met de volledige inhoud, maar weerstanden opwekken wanneer zij verkeerd gedoseerd zonder aanzien des persoons worden toegediend. | |||||||
[pagina 301]
| |||||||
Dit klemt te meer, omdat buiten de Societeit niet gemakkelijk mensen gevonden worden die hierin verandering kunnen brengen. Hoeveel niet-Jezuieten kunnen zich wagen aan een alzijdige beoordeling van al het materiaal dat zoveel geleerden hebben bijeengebracht over de samenstelling en de zin van ‘hun’ Geestelijke Oefeningen. Bovendien, wil deze studie werkelijk ter zake zijn, dan moet men de G.O. doorleefd hebben. Daarom zijn de Jezuieten de aangewezen mensen om deze gevaren onder ogen te zien. Het is juist daarom een zegen, dat zij zich bij gelegenheid van het eeuwfeest tot taak hebben gesteld de Geestelijke Oefeningen met nieuwe ijver te verzorgen en te geven. | |||||||
II. Karakter der Geestelijke OefeningenAlleen als men het juiste karakter van de Geestelijke Oefeningen kent, wordt de ware grootheid ervan ervaren. Men heeft de grootheid van de G.O. willen baseren op visioenen van de H. Maagd, die de Geestelijke Oefeningen zou hebben gedicteerd. Het is merkwaardig, dat men niet inzag op die manier de eigenlijke grootheid van de Geestelijke Oefeningen eer te verkleinen dan te vergroten. Immers als de G.O. een totaal nieuw verschijnsel waren in de vroomheid der Kerk, een nieuwe doctrien van geestelijk leven, dan zouden zij terecht argwaan wekken - en zeker niet een universele waarde bezitten voor de volledige beleving van het christendom. Ignatius wilde volstrekt niet origineel zijn, niet alleen omdat hij daarvoor te veel zelfkennis had en te nederig was, maar vooral omdat hij het met ontzetting zou ervaren hebben, dat hij iets anders gaf dan de rijkdom van Christus, die door de Kerk tot ons komt. Zijn ontdekking was: Christus. Dat doofde in hem alle persoonlijke pretentie. Zonder enige bedenking nam hij over wat hij vond en thans kan men zonder aarzeling vaststellen welk een overheersende invloed het Leven van Christus van Ludolphus, het Ejercitatorio van Cisneros en vooral de Navolging van Christus op de samenstelling van de Geestelijke Oefeningen hebben gehad. Daardoor wortelen zij via de Moderne devotie in de oude Benedictijnse spiritualiteit van de Middeleeuwen: Ignatius heeft de spiritualiteit van de Kerk niet omgebogen. Juist omdat de Geestelijke Oefeningen geen ombuiging betekenden, maar een voortzetting en herleving van de spiritualiteit, noch slechts een methode allereerst of een psychotechnische vondst, hadden zij universele waarde en werden zij feitelijk gebruikt zowel door priesters als leken, | |||||||
[pagina 302]
| |||||||
door mannen en vrouwen als een weg tot, maar ook ter bevestiging van een bewust geestelijk leven.
Het eigenlijke karakter van de Geestelijke Oefeningen is: een geestelijke afzondering om door de confrontatie van de concrete mens met Christus, zoals Hij leeft in de Kerk, te komen tot een volledige beleving van het christendom. De eigenlijke kracht van de G.O. is het Evangelie, maar dan het Evangelie niet enkel maar bestudeerd, niet enkel maar gelezen, als leidraad, maar als het participeren in de Menswording en Verlossing in en met Christus. De vroomheid van de Geestelijke Oefeningen wil geen andere zijn dan die der Evangeliën. Dat zij de persoonlijke beleving van het Evangelie met zo grote wijsheid en omzichtigheid open stellen voor de concrete mens in zijn concrete omstandigheden, niet slechts voor een bepaalde groep, doch doorleefbaar voor iedereen, daarin ligt haar ware grootheid. Dat dit alleen de bedoeling was, blijkt uit de samenstelling van de Geestelijke Oefeningen. Men karakteriseert de G.O. gaarne aan de hand van de doelstelling die de H. Ignatius gaf in de 1e aantekening: het zoeken en vinden van de goddelijke wil aangaande de regeling zijns levens tot zaligheid van de ziel. Ook wordt vaak gesteld, dat de eigenlijke karakteristiek van de G.O. ligt in de voorbereiding en bevestiging van een keuze. De H. Ignatius heeft ze aldus in het begin gebruikt. Maar evengoed gaf hij ze, als het beste wat hij te geven had aan allen, die reeds aan een vaste levensstaat waren gebonden, aan gehuwden en ongehuwden, aan priesters en kloosterlingen. Als men het karakter van de G.O. wil bepalen als middel tot een keuze, moet men tot de conclusie komen, dat zij breder zijn dan het doel. Zij geven de grote werkelijkheid, waarin de mens zijn bestemming en vervulling vindt. Zij doen immers niets dan hem plaatsen in de geheimen van Christus. Daarom kunnen zij dienen voor iedere mens en wordt een dispuut over de persoonlijke bedoelingen van Ignatius overbodig. Ook het Fundamentum - het Grondbeginsel -: ‘De mens is geschapen om God onze Heer te loven, Hem eerbied te bewijzen en Hem te dienen, en daardoor zijn ziel zalig te maken en het overige op het aanschijn der aarde is geschapen voor de mens en om hem te helpen in het nastreven van het doel waartoe hij geschapen is’, heeft misverstand gewekt omtrent de aard van de Geestelijke Oefeningen. De allesoverheersende plaats van dit grondbeginsel voor heel de | |||||||
[pagina 303]
| |||||||
Geestelijke Oefeningen is langs alle kanten betoogd. Iedere jaarlijkse retraite wordt dan ook steevast ingeleid door minstens twee meditaties (op de 9 of 10) over het fundamentum. De verdedigers van deze karakteristiek doen niets dan een open deur intrappen. Natuurlijk komt heel het geestelijk leven altijd terug op zijn Beginsel, maar het is de vraag, of het in de geest van S. Ignatius is dit beginsel in de letterlijke vorm te behandelen, onverschillig voor iedere retraitant en onverschillig hoe vaak men retraite houdt. Is het wonder, dat thans velen de indruk krijgen dat Ignatius' spiritualiteit alleen een logisch stelsel zou zijn, dat uitgaat van een soort theodicee om daarna te komen tot Christus de Godmens die ons roept en onze levenskeuze bepaalt? Is het alleen maar slapheid en halfheid als er tegenzin komt tegen de ‘grote waarheden’ die schijnbaar slechts een voorbereidend karakter hebben op de andere geheimen van het Evangelie? Het wordt vooral onverteerbaar in een jaarlijkse retraite een overmatig deel van de korte tijd te moeten besteden aan gedachten, die werkelijk reeds de grondslag vormen van het dagelijks leven, om dan na een goede biecht als resultaat van een meditatie over Gods barmhartigheid, eindelijk het Evangelie open te slaan of om het maar helemaal dicht te laten en te luisteren naar een gevoelvolle preek over de H. Maria, het H. Lijden en de devotie tot de H. Eucharistie. Natuurlijk kan men geloven, dat dit verzet alleen berust op een lamentabele moderne mentaliteit, die noch van boete wil horen en tot ascese niet meer in staat is. Men kan misschien de schuld geven aan een verouderde manier van voorstelling, maar men kan ook vragen: zijn dit de Geestelijke Oefeningen van Ignatius? Het is natuurlijk van ontzaglijke betekenis te komen tot een diep Godsbesef en daartoe een meditatie houden in de geest van Newman, Marcel of Guardini. Men kan een verblindende synthese geven van de hele theologie, te beginnen met de schepping en uitverkiezing, bekroond door een visioen van de eindtijd, daarin een hele ‘theologie de l'histoire’ te verwerken, reeds in de eerste meditaties. Maar zou dat een oplossing zijn in de geest van S. Ignatius? De oorspronkelijke plaats van het Grondbeginsel was toch onder de aantekeningen die aan het plan van de eerste week voorafgaan. Als dit beginsel ons leven en dus ook de Geestelijke Oefeningen niet beheerst, waartoe zouden wij dan de G.O. doen? Iets anders is, of mensen die uit dit beginsel leven en juist naar de retraite komen om dit beginsel te versterken, persé de penitentie moeten ondergaan dit nog eens theoretisch uitgelegd te krijgen volgens de eeuwenoude formule die Ignatius aan | |||||||
[pagina 304]
| |||||||
de theologische handboeken ontleende. Vooral geldt dit bezwaar bij korte retraites waarin de tijd al heel ongeproportioneerd wordt toebedeeld aan het fundamentum. De indruk, dat de kracht van de G.O. vooral ligt op het terrein van de psychologie, wordt dikwijls versterkt door de manier waarop de meditaties worden behandeld. Hoeveel jonge priesters en kloosterlingen en waarschijnlijk ook leken zijn door de behandeling der G.O. gekomen tot de mening, dat goed mediteren altijd bestaat in het afwerken van meerdere voorspelen, bepaald aantal punten, gevoelens, voornemens en samenspraak en dus slechts mogelijk voor meer geconcentreerde mensen. Hoevelen hebben daardóór hun geestelijk leven geforceerd en hoevelen hebben de meditatie er voorgoed aan gegeven? Misschien zou men juister kunnen vragen: hoevelen zouden de meditatie nooit hebben opgegeven, en bewaard zijn in een fervent geestelijk leven, als zij tijdig in aanraking waren gekomen met de werkelijke bedoeling van S. Ignatius? Een der voorspelen tot de meditatie is de z.g. compositio loci, de aanschouwelijke voorstelling der plaats. Heeft de H. Ignatius hier werkelijk een zo overgrote waarde gehecht aan de verbeelding en aan een fantastisch schildering als retraite-leiders doen voorkomen - of gaat het er alleen maar om de meditatie te maken tot een werkelijke persoonlijke ontmoeting met Christus? Als wij ons houden aan het grondplan zoals de H. Ignatius het in alle eenvoud geeft, dan volgen wij het grondplan van de Evangeliën. In de eerste week de nadering tot Christus in het bewustzijn van de concrete situatie waarin de mens zich bevindt, de echte bewustwording en bereidheid tot een opgaan naar Hem, een luisteren naar de vermaning: Doet boete, het Rijk Gods is gekomen. Dan heeft in de tweede week de ontmoeting met Christus plaats, dan treedt men in Hem, dan leeft men met Hem, dan gaat men mee op de grote reis naar Jerusalem in de kracht van de H. Geest, dan treedt men gedurende de derde en vierde week in het lijden en sterven met Christus om met Hem te verrijzen. Dan is er natuurlijk geen sprake meer van Ignatiaanse methode. Dan is Ignatius alleen de vriend die het Evangelie zo intens doorleefde, in die werkelijkheid werd opgenomen en door eigen schade maar ook eigen overvloedige ervaring geleerd, een wijze gids is geworden op onze geestelijke weg. Dan voelen we in de G.O. de hoge graad van beschouwing, van mystieke vervoering die de H. Ignatius heeft gekend, zonder de neiging te voelen om te gaan twisten of Ignatius ons nu alleen wil brengen tot een ascetisch of vooral tot een mystiek leven. Het gaat immers om de beleving van het Evangelie, om de Heer die | |||||||
[pagina t.o. 304]
| |||||||
STREVEN januari 1955
W.A. MOZART Drie schetsen van JAN COBBAERT | |||||||
[pagina 305]
| |||||||
ons uit de macht der duisternis heeft overgebracht naar het licht van Zijn Rijk. Het gaat om die andere dimensie van het leven, om het leven van een andere aeon, van een andere bestaanswijze, het leven uit de Geest. Deze termen klinken weinig Ignatiaans, toch geloof ik dat hiermee de Ignatiaanse geest, het karakter van de G.O., wordt weergegeven. De vernieuwing van het geestelijk leven in de laatste 50 jaar kenmerkt zich door een sterke belichting van de waarde van het dogma voor het geestelijk leven. Het geheim van ons deelgenootschap aan het Drieënig leven, de inwoning van de H. Geest, het bewust lidmaat zijn van het mystieke lichaam van Christus, een verinnerlijking van heel het kerkbegrip, zijn niet weg te denken uit het gedachteleven en dus uit het gebedsleven van de moderne christen. Het valt dan op, dat de H. Ignatius nooit uitdrukkelijk spreekt over deze waarheden. Men kan dit niet afdoen met de verklaring dat Ignatius geen speculatief theoloog was, maar vooral een geestelijk leider, die het praktisch apstolaat op het oog had. Men doet dan Ignatius te kort. Men mag van hem geen beschouwingen verwachten in de trant van de hedendaagse theologie, maar Ignatius - en daarin ligt juist zijn grootheid - is heel diep geworteld in de theologie. Als hij juist de Verrezen Christus ons voor ogen stelt als de grote glorie van het christelijk leven, komt dit, omdat hij in de Verrijzenis de volheid van het christelijk leven heeft herkend. Hij ziet in de Verrijzenis, niet een menselijke overwinning, maar hij ziet in de Verrezen Christus de Mens die ‘Levendmakende Geest’ is geworden, de Volheid van de Verlossing, waarin wij door het kruis komen te staan. In diezelfde doorleefde theologie wortelt ook zijn liefde voor de Kerk. In dat opzicht is Ignatius beslist Paulijns. Voor hem is er maar één lichaam van Christus, Zijn Verheven mensheid. Die eenheid van Kerk en Christus, die Volheid van Christus en de Kerk is de levende bron van de Ignatiaanse visie, al vinden we bij hem nog niet de moderne terminologie. Als aan deze visie van Ignatius wordt vastgehouden, dan kan men zich niet meer ergeren aan de talrijke aantekeningen, regels en oefeningen, die Ignatius voorschrijft. Zij zijn heus niet te wijten aan een systematische, minitieuze natuur. De fout is, dat men deze oefeningen te veel verzelfstandigt, een voor een beschouwt, zonder de beleving van het mysterie van Christus, en ze dan nog dikwijls niet de vorm geeft, die Ignatius bedoeld heeft. In het licht van de totale beleving van de mysteries wordt de meditatie over de Electie, de levenskeuze, niets anders dan een kristallisatie van de | |||||||
[pagina 306]
| |||||||
gehele Christusbeleving. Dan mag men natuurlijk zeggen, dat de Electie heel de Geestelijke Oefeningen beheerst, evenals het Fundamentum omdat het gaat om de beleving van de Liefde Gods, die mensgeworden is in Christus en zo overweldigend duidelijk wordt, dat er voor alles wat niet met Christus verbonden is geen plaats meer blijft. Maar dan is de Electio niet meer een proces op zichzelf en dan is het Fundamentum niet meer een deïstische redenering die voorafgaat en eigenlijk de keuze al impliceert, maar dan is het een algemene gesteldheid, die door de totaliteit van de G.O. pas ten volle wordt doorschouwd en doorleefd. Zo worden de regels tot onderscheiding der geesten en het particulier gewetensonderzoek niet een voorspel op Freudiaanse psychoanalyse. Zij zijn niet zozeer een ontleding van de menselijke activiteit als wel het volgen van de bewegingen van Gods genade in de ziel; geen egocentrische oefening, maar een opzien naar God in de werkingen van de ziel.
Wordt door deze beschouwing van de G.O. het eigen karakter van Ignatius dan niet uitgehold? Is er dan nog wel iets Ignatiaans aan de Geestelijke Oefeningen? Heeft het dan ook nog zin te spreken van een spiritualiteit van de Jezuieten en staat de ‘psychologie der Jezuietenorde’ dan geheel buiten de invloed van de G.O.? Allereerst zal men moeten vasthouden dat een waarachtige spiritualiteit altijd slechts kan verschillen in bijzaken. Anders zou zij geen christelijke spiritualiteit zijn. Ongetwijfeld dragen de Geestelijke Oefeningen in heel hun aankleding en formuleringen en voorstellingen het stempel van hun tijd. Ook ligt in de sterke aandacht voor de menselijke persoonlijkheid van Christus en het spaarzame spreken over abstrakte mysteries een karaktertrek die heel het apostolaat en de geestelijke leiding van de Jezuietenorde in het algemeen kenmerkt; maar toch ontdekt men spoedig dat de meest markante trekken die gewoonlijk de Jezuietenstijl kenmerken niet direct afkomstig zijn van de G.O. Een spiritualiteit wordt ook nog door andere factoren bepaald. Heel sterk werkt de persoon van de stichter. Zijn karakter, zijn aanleg trekt aan en stempelt. Ignatius was geen poeet. Poëzie is nu niet juist het karakter van het Jezuietenleven. Het doel en de methode van de activiteiten werken evenzeer vormend. Zo moest de persoonlijke inzet voor de Paus, om in gehoorzaamheid aan zijn persoon de dienst te verrichten op de meest bedreigde punten der Kerk, een sterke inslag geven van beschikbaarheid aan de centrale instantie. | |||||||
[pagina 307]
| |||||||
De sterke concentratie op onderwijs en wetenschap hebben de systematische trek die reeds in de persoon van Ignatius lag, uiteraard niet verminderd. Het milieu waar de orde groeide, de tijd van de barok en de contrareformatie, doet ons verstaan dat de aandacht voor het liturgisch geestelijk leven minder groot was dan voor het individuele gebedsleven. Dat daardoor de liturgie minder gedijde dan de particuliere devotie, behoeft niet het gevolg te zijn van de Geestelijke Oefeningen. Het systematisch apostolaat van de Jezuitenorde heeft haar vanzelfsprekend opengesteld voor de invloeden van de cultuur. Zij had zich werkelijk geïncarneerd. In een grote en snel verlopende cultuur-crisis is het mogelijk dat wat nu als typisch voor de Jezuiet geldt, dat over 50 jaar absoluut niet meer is. Wij zien dat de liturgisten zich al sterk thuis beginnen te voelen in hun orde. De vernieuwing van het geestelijk leven, de vernieuwing van de catechese, de doorwerking van het dogma in het geestelijk leven, de bijbelse theologie, hebben niet hun zwakste impulsen te danken aan leden van de orde. | |||||||
III. Bruikbaarheid van de korte retraiteIn hun wezen zijn de Geestelijke Oefeningen daarom even actueel als in de voorgaande eeuwen. Het zou een groot verlies zijn voor de Kerk als zij door een verkeerd begrip en onjuist hanteren in discrediet zouden geraken. Dat de Jezuieten bij het eeuwfeest juist het gebruik van de Geestelijke Oefeningen opnieuw in studie hebben genomen, is behalve een erkenning van een behoefte, tegelijk een waarborg voor een herleving van de G.O. onder het katholieke volk. De eerste voorwaarde hiertoe is: terug naar Ignatius. Naar de persoon van Ignatius. Zijn beeld is moeilijk te vatten. Wellicht is zijn persoonlijkheid zo groot dat misvormingen onvermijdelijk waren. Persoonlijkheden als hij zijn, evenals een Franciscus van Assisië of een Newman, niet ineens te schetsen. Iedere periode belicht het facet dat haar het beste ligt en door overbelichting ontstaat gemakkelijk een valse indruk. Maar ieder facet is waardevol voor het geheel, en daarom mag vooral na de bewonderenswaardige bronnenpublicaties der laatste 50 jaren en de uitzonderlijke geschiedvorsing die verricht is, de verwachting worden gekoesterd, dat de persoonlijkheid van de H. Ignatius in zijn ware grootheid een licht voor de christenheid zal blijven. | |||||||
[pagina 308]
| |||||||
Wij missen zelfs een goed portret van hem. Hij heeft het zelf niet gewild, maar de gangbare voorstellingen scheppen misschien meer vooroordeel dan menige eenzijdige biografie. Het beste dat mij onder ogen kwam was een buste, gemaakt naar zijn dodenmasker, die men vinden kan in de bloemlezing uit zijn brieven: Karrer - Rahner, Ignatius von Loyola. Geistliche Briefe - Einsiedeln 1942. Deze beeltenis is fascinerend. Iedereen, die zijn leven heeft gelezen weet welk een zeldzame invloed Ignatius had op afzonderlijke personen. Heel zijn gelaatsuitdrukking spreekt van begrip. Het is niet de uitdrukking van fanatieke geestdrift, noch van harde zelftucht en niet de uitdrukking van een gevoelsmens. Er gaat rust van uit, niet de stilte van de beschouwing maar de verworven rust van een diep bewogen hart. Er is geen zweem van gekunsteldheid, niets dat onecht is, het spreekt van eenvoud en diep dóórdringend meeleven. Er ligt een grote warmte over de trekken, die doet denken aan die typische affectieve trekjes, aan de innigheid die telkens in de Geestelijke Oefeningen uit kleine zinnetjes naar voren komen. Zijn hele leven spreekt van een gegrepen zijn door God. Anders dan de speculatieve Augustinus en de fijnzinnige Newman. Hij is gegrepen door God in de onmiddellijke werkelijkheid van Gods grootheid, de Heer, de allesovertreffende, allesomvattende enige God, de Souvereine Majesteit van de Heilige Liefde. Hij is gegrepen door de nood van de mens, die toen ook zo bijzonder de nood van de Kerk was. Hij is het beeld van de man die zich zelf geheel wegcijfert en toch een ongeëvenaard leider, vooral van zielen blijft. De aantrekkingskracht op zo uiteenlopende naturen als hem omringden is daaruit verklaarbaar. In de Geestelijke Oefeningen heeft Ignatius een weerslag gegeven van zijn geestelijke ervaringen, vooral van Manresa, maar niet enkel uit Manresa. Hij heeft ze niet gegeven als ‘l'experience religieuse de S. Ignace’, maar als een werkboek om te komen waar hij kwam, een nauwkeurig werkboek, dat geen detail verwaarloost, maar ook weer niet verdraagt het detail los te maken van het geheel. God te kennen en Christus, de Christus in al Zijn geheimen, de Verrezen Christus, die voortleeft aan de Rechterhand des Vaders en op aarde in Zijn Kerk, een kennen dat noodzakelijk betekent een onvoorwaardelijke toewijding aan Christus en Zijn Kerk. Van uit deze achtergrond te komen tot een alomvattende visie op | |||||||
[pagina 309]
| |||||||
de Geestelijke Oefeningen is - het zij in alle bescheidenheid gezegd - een vereiste voor iedere retraiteleider. Deze achtergrond zal hem vrijwaren tegen misvorming van de onderdelen of een mechanische toepassing, die de eigenlijke geest van Ignatius laat ontsnappen en zich in wezen valselijk tooit met de naam van Geestelijke Oefeningen. * * *
De wezenlijke waarde van de G.O. ligt daarom in het doormaken van de oorspronkelijke opzet in 4 weken. Het grote probleem, waarvoor de Societeit zich geplaatst ziet ligt niet in de G.O. zelf, maar bovenal in het gebruik van de G.O. in de korte retraite van drie tot acht dagen. Het is zonder meer duidelijk dat zij nooit kunnen geven wat een 30-daagse geeft. Nu is het een feit dat velen door de 3-daagse retraite worden teleurgesteld, soms diep worden teleurgsteld, en nooit meer een retraite doen. Zij vinden er soms niet meer in dan een soort voorbereiding op de Paasbiecht en een paar injecties voor wat men gelieft te verstaan onder sensus catholicus in particulier en openbaar leven. Zij zijn dikwijls al te weinig ingesteld op de geestelijke toestand van de deelnemers. Retraiten voor abituriënten en dienstplichtigen, voor arbeiders en intellectuelen, voor priesters en vrouwelijke religieuzen lijken te veel op elkaar. Zou het niet beter zijn bij driedaagse retraiten zich niet in te stellen op het schema van de 30-daagse retraite, maar al naargelang van de retraitanten, die elementen te kiezen die aansluiten op de ontwikkelingsgang van hun geestelijk leven? Voor velen is het gemis aan Godsbesef de oorzaak van een louter nog uiterlijk geloofsleven. Voor hen zal het er op aankomen in de meditaties een levend Godsbesef te brengen, maar dan ook sprekend tot de concrete mens, die tot ons komt. Het denkleven van de mens uit het Beton-tijdperk ligt ver van onze nog altijd wat neo-gothieke ideeënwereld. Anderen worstelen met allerlei misverstanden omtrent het gebedsleven. Zij kunnen de brug niet slaan tussen hun arbeid en het gebedsleven en vergeten de gerichtheid op Christus van al hun doen en laten. Hun gebedsleven is ook dikwijls krampachtig omdat zij nog vastzitten aan gebedsvormen, die hun bijbleven uit de lagere schooljaren. Er zijn er ook, die gebukt gaan door grote menselijke zwakheden. Zal de persoon van Christus niet een groter kracht blijken dan de meditaties over de boosheid van de zonde of de straf van de hel? | |||||||
[pagina 310]
| |||||||
Ook de vorm van de meditaties vraagt hier bijzondere aandacht. Wie is in staat drie kwartier te boeien en dat viermaal daags op vier achtereenvolgende dagen? De meditaties zijn dikwijls te mechanisch. Zij zijn dikwijls te veel een doorgeven wat de retraiteleider noteerde in eigen retraites, zij putten te veel uit een gemeenschappelijk reservoir van voorbeelden en toepassingen van theologische, bijbelse en filosofische beschouwingen, die de eigenlijke noden van de retraitanten dikwijls niet raken. De levensvisie die het geheel bezielt is dikwijls te klein of te eng of te krampachtig. De 8-daagse retraiten vooral van priesters en religieuzen kunnen het ideaal van Ignatius dicht benaderen. Maar mag daar vooral niet gelden, dat de deelnemers meer behoefte hebben aan het beleven van Christus en zijn mysteries, dan aan een herhaling van steeds dezelfde beschouwingen over het fundamentum en het wezen van de zonde? Moeten wij daarom vooral niet een groter vertrouwen opbrengen in de levenwekkende kracht van het Woord Gods? Het gaat niet alleen om wat teksten en voorbeelden, maar om een denken vanuit het Woord, een levend contact tot stand brengen met het Woord, dat weg, waarheid en leven is. Bij een eeuwfeest zou het samenstellen van een klachtenlijst een bewijs zijn van ondankbaarheid tegenover de dikwijls haast heldhaftige offervaardigheid waarmede de retraiteleiders jaar in jaar uit tot 50 en meer retraites per jaar leiden. Het besluit van de Societeit om het eeuwfeest te gedenken door een vernieuwde zorg in de leiding van de Geestelijke Oefeningen wijst naar het probleem der aanpassing van Ignatius' hoogste geestesarbeid aan de moderne retraite. Dit probleem houdt in een gewetensvraag aan de Sociëteit, maar ook aan de zielzorg in het algemeen. Het vraagstuk is zo veelomvattend dat het alleen door diepgaande studie en veelzijdige voorlichting tot een bevredigende oplossing kan worden gebracht. Deze vraag is de beste gelukwens bij het eeuwfeest, omdat een goed antwoord op deze vraag een groot geluk betekent voor de Societeit en de talloos velen die de weg naar het levensgeluk vinden in een goede retraite. |