| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Paul Augier, Jésus, plerre de scandale. - Plon, Parijs, 1955, 200 pp., Fr. F 400.
Bedoeld als polemisch pamflet, wil deze verzameling ‘snapshots’ uit Jesus'leven de moderne mens wakker schudden dank zij het harde en onconventionele van Zijn optreden. Al klinkt de toon te provocerend, het eeuwig-ergerende in de Heils-boodschap wordt terecht beklemtoond en bezorgt de lezer een inleiding tot een gewetensonderzoek over het onchristelijk farizaeïsme van vele christenen.
De onnauwkeurige exegese van enkele bijbel-teksten werkt storend, en de algemene toon verraadt een overdreven belangstelling voor de menselijke efficaciteit van het Verlossingsgebeuren.
J. Kerkhofs
| |
Johannes Haas, P, Leo Dehon. Sein soziales ‘Wirken, sein Sühnen. - Herder-Verlag, Freiburg, 1955, 226 pp., geb. DM. 7,50.
Dit korte maar in zijn klassieke eenvoud boeiend leven van de stichter der Priesters van het H. Hart, vriend van Léon Harmel, reveleert een vrij onbekend aspect uit de geschiedenis van de christelijke sociale actie. In de H. Hart-devotie vond deze begaafde priester kracht en licht om pastoraal-oplossingen te vinden voor de problemen die zijn ontkerstend land en het verlies der arbeidersklasse in de hele wereld aan de Kerk stellen. De stijl is sober gehouden en ontdaan van al het zoeterig-devotionele dat de 19de eeuw zo gaarne vereenzelvigde met de verering van Jesus’ Hart.
J. Kerkhofs
| |
Ch. Moeller, Mentalité moderne et cvangélisation. - Editions de Lumen Vitae, Brussel, 1955, 306 pp., F 96.
Een reeks artikelen, voorheen verschenen in ‘Lumen Vitae’, worden hier gebundeld en aangevuld met nieuwe hoofdstukken over de sociologie van de Kerk en de dogmatiek van God en Christus. Het geheel is bedoeld als een actuele ‘summa’ tot nut van al wie bedrijvig is in de hedendaagse evangelisatie. Rond de vier leidmotieven van God, Christus. Maria en Kerk, wordt telkens een brug geslagen van de moderne geestesstromingen naar het antwoord van de Openbaring. Het is een eerste poging om de inzichten, verworven door godsdienst-psychologie en- sociologie met een pastoraal, gebouwd op Bijbel en Liturgie, in contact te brengen. Ook de gedachtenwereld van protestanten en orthodoxen wordt sereen naar zijn werkelijke waarde beoordeeld en in verband daarmee worden tekorten en ontwikkelingsmogelijkheden in de katholieke katechese gereleveerd. Het boek is een werkelijke verrijking. Geen zielzorger noch godsdienstleraar mag het ongelezen laten, want ver van alle katholiek activisme en van alle blinde aanpassingsdrift wijst het de weg naar de enig juiste reactie op de ontstellende religieuze leegte in het Westen: verdiept geloofsinzicht uitbloeiend in een persoonlijk getuigen te midden van de reële wereld.
J. Kerkhofs
| |
Dr H. Dorresteijn S.C.J. Biecht en Boete. - J.J. Romen & Zonen, Roermond-Maaseik, 1955, 174 pp., f 5.70.
Uitgaande van het beeld van de Goede Herder, dat overigens heel dit boekje beheerst, zet Pater Dorresteijn de katholieke leer over het Sacrament der Biecht uiteen, zoals ze vervat ligt in de H. Schrift, Traditie en leer der theologen. Het is waarlijk niet zo gemakkelijk de theologische problemen rond het Sacrament der Biecht in eenvoudige taal weer te geven; maar schr. verstaat deze kunst uitstekend, het beste bewijs dat hij de theologie van de Biecht (ook de meer recente inzichten) persoonlijk verwerkt heeft. In gewone taal en aan de hand van treffende vergelijkingen weet hij moeilijke vraagstukken duidelijk te maken, nooit tenkoste van de juistheid der leer. In pastoraal opzicht getuigt het boekje van een gezond en evenwichtig oordeel. Als serieuze geestelijke lezing zij het daarom van harte aanbevolen: het zal er zeker toe bijdragen om de zg. devotiebiecht weer in ere te herstellen.
Dr A. van Kol
| |
| |
| |
Bij de uitgeverij N.V. Gooi en Sticht te Hilversum verschenen in 1955 als delen van de reeks Ecclesia docens. Pauselijke documenten voor onze tijd.
Vehementer nos. Encycliek van de H. Pius X van 11 Febr. 1906 over de scheiding van Kerk en Staat in Frankrijk. Met andere daarop betrekking hebbende documenten uit de jaren 1904-1907. Vertaald door F.A.J. van Nimwegen CssR 82 blz. - In een voorwoord wordt een historisch overzicht gegeven van de strijd tegen de Kerk in Frankrijk aan het begin dezer eeuw. |
Communium rerum. Encycliek van de H. Pius X van 21 April 1909 bij het achtste eeuwfeest van de zalige dood van de H. Anselmus. Vertaald door F.A.J. van Nimwegen C. ss. R. 60 blz. - Het voorwoord geeft enige aantekeningen over St.-Anselmus en over de omstandigheden waaronder deze encycliek tot stand kwam. Zij wijst vnl. op de gevaren van het modernisme en op de plichten der bisschoppen. |
Nell' accogliere. Toespraak van Paus Pius XII van 2 Juni 1945 tot de kardinalen over het nationaal-socialisme. Vertaald door Drs. R. van Kempen C. ss. R. 66 blz. - In dit deeltje worden vier documenten weergegeven die het einde van de tweede wereldoorlog en het begin van de heropbouw kenmerken: een terugblik op de strijd der kerk in Duitsland en het leed in Dachau, een onderrichting tot de vastenpredikers van Rome over de godsdienstige onwetendheid en de sacramenten, een toespraak vnl gewijd aan de Italiaanse eenheidsvakbeweging, en de brief van 12 Mei 1945 aan Kard. de Jong naar aanleiding van de bevrijding van Nederland. |
Questa grande. Toespraak van Paus Pius XII van 21 October 1945 over de plichten van de vrouw in het maatschappelijke en politieke leven van tegenwoordig. En andere documenten Juli-December 1945. Vertaald door Drs. R. van Kempen C. ss. R. 74 blz. - Wij juichen vooral de publicatie toe van de eerste toespraak, en ook van een voorafgaande van 15 Aug. 1945, over hezelfde onderwerp. De Paus wijst de vrouw op twee plichten van vandaag: enerzijds haar plaats te bezetten in het openbare leven, en anderzijds ook dáár vrouw te blijven, arbeidend vnl. voor het gezin. In de toespraak Questa grande wordt bovendien nog een uiterst waardevol woord gezegd over de roeping van de door omstandigheden ongehuwd gebleven vrouw. Dit deeltje bevat verder een toespraak van Pius XII tot de leden der Rota, o.a. over het verschil in de oorsprong van het kerkelijk en burgerlijk gezag, en een tot een afvaardiging van joodse vluchtelingen. |
Ad caeli Reginam. Encycliek van Paus Pius XII van 11 October 1954 over de koninklijke waardigheid van de H. Maagd Maria en over de instelling van het feest van Maria Koningin. Vertaald door Drs. R. van Kempen C. ss. R. 52 blz. |
Register Ecclesia Docens onder leiding van P. Dr Egfried Stokman O.F.M. 1. Algemeen overzicht 1878-1954. Dit bevat een zaakregister en een opsomming van de gepubliceerde documenten der verschillende pausen. |
P. Sch. |
| |
Dr G. Brillenburg Wurth, Christelijke Zielszorg in het licht der moderne psychologie. - J.H. Kok N.V. Kampen, 1955, 332 pp., f 9.75.
De Gereformeerde hoogleraar, op wiens naam reeds heel wat publicaties staan, heeft thans zijn vroegere boek ‘Practische Zielszorg’ (1939) grondig omgewerkt en uitgebreid. De schr. heeft zich goed op de hoogte gesteld van de moderne psychologie en psychiatrie, al erkent hij eerlijk geen vakman te zijn op dit gebied. Wat meer is, hij toont zich een diepgelovig man, die zich niet in de war laat brengen door overdreven pretenties van de moderne wetenschap, en die tegelijkertijd in hartelijke liefde mee weet te leven met de noden van de hedendaagse mens, die hij door en door kent. Het gehele boek staat in het licht van een geloofsopvatting, die niet de onze is, maar vanuit zijn opvatting (dit moet eerlijk erkend) weet de schr. een rustig en evenwichtig oordeel te geven over de vele problemen die hij ter sprake brengt. Schr. is geen man van uitersten, eerder geneigd tot compromis-oplossingen. Zijn stijl is prettig, meer vertellend dan betogend. Het is hier niet de plaats om uitvoerig op dit werk in te gaan.
Wel moet ons van het hart, dat Schr. het katholieke standpunt bijna nooit geheel juist weergeeft. Het hoofdst. over ‘De zielszorg in het Rooms-Katholicisme’ geeft een scheef beeld van de werkelijkheid; en ook op verschillende andere plaatsen, waar de schr. de katholieke opvatting ter sprake brengt (waarom eigenlijk?), geeft hij blijk hiervan niet goed en zeker veel minder op de hoogte te zijn dan van de moderne psychologie.
Dr A. v. Kol
| |
| |
| |
Theologie
Louis Bouyer, Le quatrième évangile (Bible et Vie Chrétienne). - Casterman, Doornik; Editions de Maredsous, 1955, 240 pp., F. 75.
Dit commentaar op het vierde Evangelie heeft op de meeste St. Jan-studies, die deze twintig laatste jaren verschenen zijn, dit voor dat het ondanks de degelijke vakkennis van de auteur, toch voor de ontwikkelde leek toegankelijk blijft. Het inzicht dat hier verschaft wordt wil vooral het geestelijk leven voeden. De specialist echter zal ook graag dit werkje ter hand nemen. Hij krijgt hier op heel wat punten een inzicht dat alleen een bekeerling uit het protestantisme zou kunnen bijbrengen. In verband hiermede verwijzen wij naar de bladzijden die handelen over de praedestinatie (pp. 162, 214). De studie leest zeer vlot en de structuur van het Evangelie wodt zeer helder uiteengezet.
A.L. Vandenbunder
| |
Théodore Filthaut, La théologie des mystères. Exposé de la controverse, trad. française. - Desclée & Cie, Doornik, 1954, XX-106 pp.
Twee professoren aan de universiteit van Rijsel bezorgen ons hier de vertaling van Die Kontroverse über die Mysteriënlehre. Dit werk van Dr. Filthaut, reeds in 1948 verschenen, is nog steeds onontbeerlijk in de studie van de moderne mistheologie. Met Dom O. Casel kwam er inderdaad in de Katholieke Kerk een nieuwe stroming rondom de verklaring van de eigen aard van het sakrament in het algemeen en van het heilig misoffer in het bijzonder. De uiteenzetting van deze leer, de polemiek hierover en de verdere verduidelijkingen of correcties worden in dit boek zeer helder uiteengezet. Er wordt geen kritiek gegeven. Alleen de sobere analyse van de verschillende theologische posities.
A.L. Vandenbunder
| |
H. van den Bussche, Jesus' woorden aan het afscheidsmaal (Coll. Woord en Beleving). - Lannoo, Tielt-Den Haag, 1955, 190 pp., ing. 68 fr, geb. 92 fr.
In het commentaar op enkele hoofdstukken heeft de exegeet de kern van het gehele St. Jansevangelie weten weer te geven. Het succes dat dit werkje in enkele maanden kende is ten volle verdiend. De auteur is wellicht onze beste Johanneskenner en zijn technische studies, over verscheidene vakbladen verspreid, zijn hier in een eenvoudige en vloeiende taal voor de gelovige leken toegankelijk gesteld. Ook de vertaling van de gewijde tekst - reeds een hele bijbelverklaring op zichzelf - is zeer goed verzorgd: helder, natuurlijk, direkt en in de aard van ons taaigenie. Wanneer Petrus in onze klassieke vertalingen tot de Heer zegt: ‘Gij zult mij de voeten niet wassen in eeuwigheid’, spreekt hij nog altijd aramees. Bij H. van den Bussche klinkt het ons veel vertrouwder: ‘nooit van mijn leven zult gij mij de voeten wassen’. - Jammer ontsieren enkele uitdrukkingen deze zo geslaagde Johannesstudie. Druk en presentatie zijn een succes.
A.L. Vandenbunder
| |
Mgr Joseph Holzner, Autour de saint Paul. Son message, hier-aujourd'hui, vert. P.E. Keller. - Edit. Alsatia, Parijs; Edit. Universitaires, Brussel, 1954, 288 pp., F 119.
Enkele maanden voor zijn dood, in 1947, heeft de schrijver van de overbekende biografie van Paulus een aantal artikelen en conferenties, die hij gedurende zijn laatste levensjaren aan zijn lievelingsfiguur had gewijd, herzien en gebundeld onder de titel Rings um Paulus. Het werk bevat beschouwingen van biografische, apologetische, kerkhistorische en pastorele aard, die alle min of meer beheerst worden door één leidende gedachte: de betekenis die Paulus heeft gehad in de wording van de Westerse christelijke cultuur, en de eis voor deze cultuur om zich op de Paulinische beginselen te bezinnen, indien zij thans nog een kans wil maken. De waarde van deze bladzijden is ongelijk: te veel onderwerpen werden aangeraakt om alle even degelijk en verantwoord te worden behandeld; de interpretatie van sommige schriftteksten (b.v. de onbekende God uit Hand. 17) is betwistbaar; de contactpunten tussen Paulus en de antieke cultuurwereld lijken wel eens gezocht; de rhetorische of profetische toon van enkele passages ware beter wat getemperd geweest. Toch is het een indrukwekkend en zeer verrijkend boek, om de machtige evocatie van Paulus' persoonlijkheid, en om de proeve van theologische geschiedschrijving die het biedt: schrijver heeft het aangedurfd achter de historisch waarneembare feiten de wegen na te gaan
| |
| |
waarlangs de genade de mensheid heeft bereikt en omgevormd. Hier en daar zijn er kennelijk fouten in de vertaling ingeslopen.
L. Geysels
| |
Dr W. Aalders, Martin Buber, Erven J. Bijleveld, Utrecht 1955, 58 pp., f 2.90.
Dit is een deeltje van de serie ‘Verkenningen’ onder redactie van dr. W. Aalders, dr. H. v.d. Linde, dr. E. v.d. Schoot, welke beoogt ‘de theologische geslotenheid en starre zelfvoldaanheid van een Kerk-in-ruste’ open te breken. Daartoe is deze eerste uitgave over de profetische figuur van Buber, de vertegenwoordiger van het oost-europees chassidisme uitermate geschikt. De eenvoudige heldere uiteenzetting omtrent Bubers zending wordt niet ‘abstract’ gegeven, maar concreet: wat heeft deze gelovige Jood ons christenen te zeggen. Daardoor wordt ook een katholieke lezer gedwongen zich opnieuw te bezinnen over de verhouding van het Oude en Nieuwe Israël, vooral als hij bemerkt, dat Bubers kritiek op het individulistische christendom nog niet het christendom als zodanig treft.
J.H. Nota
| |
J. Godron, Climat moral des professions judiciaires. Le Monde et la Foi, coll. dirigée par J. de Fabrègues - Desclée & Cie, Doornik, 1954, 142 pp.,
Op sobere wijze weet de schrijver zakelijk deontologische beschouwingen te geven over het zo druk besproken plichtsbesef van magistraten en advokaten. Het werkje zal vele lezers boeien. Ook niet ingewijden zullen dichter bij de realiteit gebracht worden en de lange ervaring die hier wordt meegedeeld weten te waarderen. Aan jonge juristen bijzonder aanbevolen.
J. Beyer
| |
Cultuurleven en literatuur
Le Corbusier, architecte du bonheur. (Forces Vives 5-6). - Les Presses d'Ile de France Parijs, 1955, geill.
In een pamfletaire strijd, die wij gewoon zijn van Le Corbusier zelf, worden hier de voornaamste werken van deze architect voorgesteld: de fabriek te St Dié, de wooncomplexen te Marseille en te Nantes-Rezé, de kapel te Ronchamps, het klooster te La Tourette, de nieuwe hoofdstad Chandigarh. Daarbij sluiten enkele uittreksels aan uit ‘Le poeme de l'angle droit’ en de nota's voor een conferentie: ‘L'Urbanisme est une clef’. Een interessante, maar slordige uitgave.
G. Bekaert
| |
Ed. Trier, Moderne Plastik, von Auguste Rodin bis Marino Marini. - Verlag Gebr. Mann, Berlin, 1955, 103 pp., 96 pl., 25×19 cm., geb. D.M. 16.
Das Kunstwerk. - 1/IX, 1955-56, Agis Verlag, Krefeld.
De bezoekers van Sonsbeek of Middelheim die uitkijken naar een bevattelijke studie over de moderne beeldhouwkunst kunnen wij zonder voorbehoud het werk van Trier aanraden. Verbaasd is men bij het doorbladeren van de Middelheim en het Stedelijk museum van Amsterdam. Het nieuwe plan van het Knöller-Muller-museum, om evenals Antwerpen een permanent openluchtmuseum voor beeldhouwkunst in te richten, bewijst dat de moderne beeldhouwkunst bij ons de aandacht wekt. Het beste als inleiding op deze beeldhouwkunst is tot nog toe het essay E. Trier. De auteur houdt zich hoofdzakelijk bij de karakterisering van de afzonderlijke persoonlijkheden maar weet er toch boven uit te komen om deze in een algemene evolutie te betrekken. In een essay van deze omvang kan van een exhaustieve studie geen sprake zijn. Toch blijven er geen grote leemten aan te wijzen. Als aanvulling bij dit onderwerp vermelden wij het nummer van ‘Das Kunstwerk’, gewijd aan de moderne beeldhouwkunst. E. Trier wijst hierin weer op de evolutie van de Franse en U. Apollonio schets de ontwikkeling van Italiaanse plastiek van de XXe eeuw. Prachtig zijn de foto's.
G. Bekaert
| |
Peter Metz, Abstrakte Kunst und Kirche. - Glock und Lutz, Nürnberg, 3 j. 55 pp., gekart.
Beter dan de titel laat de bijgevoegde verklaring ervan de werkelijke inhoud van deze voordracht uitschijnen: ‘Eine Studie über die Kunst in der Heilsgeschichte’. De auteur gaat uit van een bepaling van de Kerk als het deel van de mensheid waarmede God rechtstreeks geschiedenis maakt, de geschiedenis als de groei van het Rijk Gods. De levende mens maakt de inhoud en het eerste object uit van deze geschiedenis. De kunst
| |
| |
is slechts ‘Material’, dat in de handen van de levende, zich voortdurend ontwikkelende mensheid een steeds andere, betrekkelijke waarde zal vertegenwoordigen. In een aaneenschakeling van diepzinige gedachten en voorbarige conclusies bepaalt P. Metz dan de verhouding van Kerk en kunst in de opeenvolgende stijlperioden. Aan het einde komt ook de abstracte kunst ter sprake. Metz meent ze niet te kunnen aanvaarden noch als een liturgische noch als een kerkelijke kunst, alhoewel ze behoort tot de groei van de kerk die sedert de nieuwe tijden van de wereld bezit heeft genomen. Zijn argumenten, die o.i. niet volledig opgaan, zijn te zeer verweven in de logische uitbouw van dit originele opstel om ze in enkele woorden te kunnen samenvatten en bespreken.
G. Bekaert
| |
Alfred Kamphausen, Die Kirchen Schleswig-Holsteins. - Verlag Hildegard Bernaerts, Schleswig, 1955, 72 pp., 140 blz. platen, geb.
Schleswig ligt verloren tussen Duitsland en Denemarken, en betrekkelijk onbekend. Het is nochthans vroeger een belangrijk centrum geweest van beschaving, en gedurende heel zijn geschiedenis hebben talloze invloeden, soms van zeer ver, elkaar gekruist in zijn wijdse vlakten, zijn beboste heuvels en meren, zijn stille ‘Föhren’ of fjorden. Dit blijkt eens te meer in deze geschiedenis van de kerkbouw, die reikt van ongeveer 830 tot op deze dag bij de moderne kerken van het vernielde Kiel. Primitieve landskerken, stoere burchten aan de zee, die doen denken aan Lissewege, byzantijns-romaanse basilieken geïnspireerd door Sint-Servaas te Maastricht, bakstenen gothiek, waarvoor bij ons Hoogstraten de kroon spant, kan men er vinden. Dit alles blijkt uit een verantwoorde en brede historische inleiding en zeer verzorgde platen, waarmee wij de uitgeefster niet genoeg kunnen gelukwensen.
P. Fransen
| |
Drs Roger Pulinckx, Broeder Maximinus. - Uitgeverij ‘De Vroente’, Heidetrouw, Kasterlee, 1955, 23 pp., 40 repr. 28,5×22 cm., ing. F 100.
De schilder-kloosterling Br. Maximinus is meer bekend in de Vlaamse letterkunde dan in de Vlaamse schilderkunst. Zijn illustraties bij het werk van Vlaamse auteurs en in letterkundige tijdschriften hebben daartoe bijgedragen. In zijn schilderkunstig werk, hoewel niet onverdienstelijk, heeft deze leerling van G. Desmet zich nooit kunnen ontplooien. En toch is het pas verschenen album alleen aan de schilderijen gewijd. Gaandeweg bevrijdt zich de schilder in Br Maximinus en wij krijgen de indruk dat hij in sommige van zijn laatste werken de hoogte van zijn vroegere houtsneden heeft teruggevonden.
G. Bekaert
| |
Le Point. Revue artistique et littéraire: nr 33: H. Laurens; 34-35: L'art roman du Roussillon; 36: Desnoyer, Walch, Tal-Coat, Pignon, Gruber, Fougeron; 50:Marcel Gromaire. - Souillac (Lot), 1955, 48-80-48 en 48 pp., 39-72-56-43 en 23 ill. héliogr., 6 Klpl., Jaarabonn. Fr. F 1800.
Met 'n trage regelmaat zet ‘Le Point’ zijn reeks schitterend uitgegeven monografieën voort. Wij willen hier op enkele deeltjes, gewijd aan de plastische kunst, de aandacht vestigen.
Henri Laurens is na Sonsbeek en Middelheim geen onbekende meer. Een betrekkelijk groot aantal van zijn wondere beelden zijn uit het Middellandse zeeklimaat, waar zij thuis horen, onze zon komen zoeken. Bijna al deze, bij ons tentoongestelde, werken vindt men terug in de brochure van ‘Le Point’. Daarbij is het een bijzonder kenmerk van de foto's die hier worden gepubliceerd dat zij auteur en werk confronteren in oorspronkelijke portretstudies.
Zoals de opstellen over Laurens, zou men ook de nota's bij het werk van Desnoyer, Walch, Tal-Coat, Pignon, Gruber, Fougeron, minder brillant, maar meer verantwoord wensen. Al deze schilders behoren tot de Franse school, die men expressionistisch zou kunnen en wil noemen, in tegenstelling tot de abstracte.
Gromaire, over wie het laatste nummer van ‘Le Point’ handelt, is de voorvechter van deze expressionistische richting, hoewel hij in zijn laatste werk, op een voor zijn theorie gevaarlijke wijze, de grenzen tussen abstract en expressionistisch vervaagt. Moeilijk kunnen wij instemmen met de hoge waardering voor het werk van Gromaire dat aan deze brochure ten grondslag ligt. We geven echter gaarne toe dat ook deze bladzijden prachtige en onmisbare documenten bevatten voor de geschiedenis van de moderne kunst, waarvan Gromaire toch een voorname vertegenwoordiger blijft.
Al de hoedanigheden van deze brochures - brillante (en ook gedegen)
| |
| |
tekst met een zeer oorspronkelijke foto-documentatie - bezit het nummer over de Romaanse kunst van de Roussillon, deze streek tussen twee beschavingen in het Zuid-Westen van Frankrijk, waar de oorsprong en de uitbloei van de Romaanse beeldhouwkunst schitterende getuigenissen heeft nagelaten.
G. Bekaert
| |
Winfried Wendland, Die Kunst der Kirche. - Lutherisches Verlagshaus, Berlin-Grunewald, 84 pp., 144 pl. DM. 16.
Baukunst und Werkform. - Heft 5, 1954.
W. Wendland is een architect van de Lutherse kerk, die zich bezint over de problemen die zijn taak hem stelt. Deze zijn zeker niet minder groot dan de problemen van het katholieke renouveau in de kerkelijke bouwkunst. Eerst en vooral mist de Protestant de sacramentele tegenwoordigheid van Christus als geestelijk centrum dat het kerkgebouw bepaalt. Daarbij komt zeker ook - al wil de auteur dit niet toegeven - het gebrek aan een eigen traditie. Zelfs in de jongste tijd - de documentatie van het boek toont dit aan - zijn er weinig architecten die er toe komen een specifieke protestante cultusruimte te realiseren. Toch verdienen de losse aantekeningen van W. Wendland ook buiten het Lutherse kerkverband te worden overwogen. Geen bepaalde oplossingen stellen ze voor, maar ze brengen tot een juist inzicht in de taak van de moderne kerkenbouwer, ‘die in de gelovige gemeenschap zijn plaats heeft, zoals de cathechist of de zuster’. Hierbij willen wij nog terugkomen op een bijzonder nummer van Baukunst und Werkform dat aan de Protestantse kerkbouw in Duitsland is gewijd. Dit nummer bespreekt mooiere verwezenlijkingen dan we vinden in het boek van Wendland.
G. Bekaert
| |
Ernst Buschor, Bilderwelt griechischer Töpfer (Piper-Bücherei). - R. Piper & Co Verlag, München, 1954, 63 pp., 62 afb., DM. 2,50.
Een der beste kenners van de Griekse ceramiek, E. Buschor, heeft onlangs in de Piper-Bücherei een kleine synthese laten verschijnen van de ontwikkeling der Griekse ceramiek tussen de achtste en vijfde eeuw voor Christus. Deze synthese bestaat uit platen, door een kort commentaar verduidelijkt.
In de Griekse ceramiek over het algemeen, maar vooral in deze keuze, worden wij voortdurend herinnerd aan taferelen uit de comediewereld en de vrije zeden die er door Dionysios en zijn gezellen werden gehuldigd.
G. Bekaert
| |
Boontje's Reservaat 2. - N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam, 1955, 84 pp., f 1,90.
‘Het is... uit een overvloed van copij, dat mijn uitgever zich verplicht zag dit tijdschrift te stichten, en langs daar tenminste wat van die overvloed te laten wegstromen’. Dat is niets nieuws dus. Louis-Paul Boon heeft zijn eigen ‘reservaat’: daar kan vrij en wild in rondlopen wat anders verloren zou gaan. In no. 2 van dit eenmanstijdschrift vinden we een lang reisverhaal: een reportage van een lift naar Engeland, voorafgegaan van enkele curieuze notities en gevolgd door enkele nog curieuzer ‘documenten’.
Rasschrijver en moralist, die alle gevestigde literaire en morele normen verfoeit maar hartstochtelijk wil opkomen voor zijn eigen kunstenaarschap en zijn eigen moraal, kan Boon, ondanks al zijn ‘verkeerde’ inzichten, bijna niet anders dan boeien, zelfs in zo losse aantekeningen als hier geboden worden.
Paul van Meer
| |
Klassieke bibliotheek, Dr Jan van Gelder, Ovidius. Dl X Spaarnestad, Haarlem, 1955, 287 pp., f 6.90.
In het ‘Woord vooraf’ wordt medegedeeld, hoe deze Bloemlezing in Nieuwe Vertaling werd samengesteld, dat er eigenlijk vijf bijdragen zijn, n.l. van Dr Jan van Gelder, Dra A.F. Ruitenberg de Wit, Dr J. Meihuizen met een fragment uit zijn ‘De kunst der vrijage’, Dr J.W. Kemper S.J. en Vondel.
Dr van Gelder gaat diep in op het probleem van Ovidius' ‘ongewenstheid’ in de ogen van Augustus. De oorzaak was niet ‘aanstoot aan die passages uit de Techniek der Vrijage, die in een schooluitgave worden geschrapt, maar het versmaden van alles, waarvoor een grote leider zwoegt’. Hiermede wordt inderdaad de verklaring gegeven: ze sloten elkaar uit. Ovidius is ook naar mijn mening verbannen omdat zijn houding uitdagend was. Zijn Techniek der Vrijage was een misstap. Dr van Gelder gaat naast Augustus staan wanneer hij alleen
| |
| |
op grond van dit werk Ovidius een lichtzinnige moraal toeschrijft. De Gedaanteverwisselingen verhalen van hogere normen en het scheppen van ‘een droomwereld die zo reeël blijkt te zijn dat roem in de schoot van de schepper ervan valt’ kan Ovidius sympathiek maken in onze ogen, die ook nieuwe leiders en nieuwe ordes zagen.
De vertaling van Dr van Gelder is zeer boeiend en klinkt als een nieuwe tekst. Hij is de begaafde ‘vrije vertaler’.
Bij de Metamorphosen ligt dit anders; zij zijn goed vertaald, mits men het Latijn ergens voelt naklinken, wat bij weinig kopers van deze serie het geval zal zijn.
Dr J.W. Kemper S.J., de inmiddels overleden medewerker, leverde als bijdrage een vertaling in hexameters en brengt ons daarmee dichter bij het Latijn van Ovidius dan Vondel die, terecht in een aanhangsel toegevoegd, de aandacht te zeer naar zichzelf trekt.
Bij informatie bleek mij, dat de illusstaties stammen uit een 18e eeuwse uitgave. Ze hebben het nadeel wat erg romantisch te zijn, op een manier die we in deze eeuw niet graag associeren met de Klassieken.
Drs R. Rutgers
| |
Psychologie en paedagogie
Joseph Nuttin, Psychanalyse et conception spiritualiste de l'homme (Studia Psychologica). - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1955, 367 pp., ing. F 150, geb. F 190.
Dit werk van Prof. Nuttin werd reeds zeer lovend in ons tijdschrift besproken (cfr. STREVEN, III, April 1950, pp. 306-308 en VII, Januari 1954 p. 398). In deze tweede franse uitgave zijn heel wat passages ingelast. De meeste verduidelijken de mechanismen door Freud ontdekt; enkele beantwoorden opwerpingen die aan de auteur werden gemaakt of geven een scherpe formulering van zijn eigen standpunt; de belangrijkste (pp. 165-178) handelt over de psychoanalyse en de morele problemen. Toch vinden we het jammer dat de auteur niet de mogelijkheid heeft gezien om een nog grondiger omwerking van zijn boek te realiseren: ook nu nog blijft de constructie vrij los zodat men niet met een echte synthese te doen heeft maar veeleer met zeer interessante brokstukken.
R. Hostie
| |
Fons Jansen, Liefde, Op zoek naar een christelijke geestesverhouding in verkering en huwelijk, Paul Brand, Bussum, 1955, 198 pp., f 6.90.
Men kan moeilijk betwijfelen, dat wij met dit boek van Fons Jansen een héél eind verder gekomen zijn op de weg naar een meer positieve kijk op verkering en huwelijk. Het merkwaardige is, dat men dit boek als voor zich bestemd aanvoelt, ook als is men noch in de situatie van de verkering noch in die van het huwelijk. Dit wordt veroorzaakt door het feit, dat de schrijver zijn voorstelling van de betekenis der verkerings- en huwelijksliefde zo sterk, zó levendig en zó overtuigend doordringt van dat, wat men dé liefde moet noemen. Het spreekt vanzelf, dat dit boek, waarin zowel openhartig als eerbiedig van de liefde gesproken wordt, alle aanbeveling verdient.
Dr N. Perquin
| |
Dr A.A.A. Teruwe, Psychopathie en Neurose ten gerieve van zielzorgers. Uitg.: J.J. Romen & Zonen, Roermond, 1955, 151 pp., f 7.75
Als een aanvulling op de ‘Pastoraal-psychiatrie’ van H. Bless en teneinde te voorzien in de behoefte van zielzorgers aan een orienterend werkje over de psychise afwijkingen, waarmede zij in hun priesterlijke arbeid het meest te maken hebben, schreef Dr Terruwe dit boek over psychopathieën en neurosen, over de aard en de verschijningsvorm van deze ziekten en over de pastorale leiding in deze gevallen.
De auteur is er zeker in geslaagd haar bedoelingen te realiseren op een wijze, die voor priesters weinig te wensen over laat, gebruik makend van een terminologie, die voor onderlegden in de thomistische psychologie bekend mag worden verondersteld.
Eenvoudigheidshalve neemt zij aan, dat men bij de neurose, wat de aanleg betreft, met gave naturen te doen heeft, terwijl de psychopathie een constitutioneel bepaalde ziekte van het gevoelsleven is. Niet iedereen zal deze scherpe scheiding onderschrijven. Het ware wellicht ook juister geweest iets uitvoeriger dan in de voetnoot (blz. 100) te gewagen van de vloeiende overgang van psychopatie naar neurose en omgekeerd, en enkele woorden te wijden aan het begrip ontwikkelingspsychopathie (v.d. Waals). Mogelijk echter, dat deze critische opmerking de pretentie van het boek te buiten gaat.
J.J.C. Marlet, arts
| |
| |
| |
Br. Berthilo Logger, Leer Uw kinderen spreken. II spraakgebrekken. - R.K. Jongensweeshuis, Tilburg, 1955, 80 pp., f 2.-
In de Opvoedkundige Brochurenreeks is het tweede deel verschenen van de ervaren logopaedist broeder Bertholdi, met dezelfde mérites als het eerste. Schrijver bezit de beste kennis die men op dit gebied kan hebben, nl. de practijk van vele jaren, en als hij die combineert met bestudering van de literatuur, kan men een goed gefundeerd geheel verwachten. Onderwijzers, leraren, opvoeders en ouders komen in aanraking met het spraakgebrekkige kind, welk gebrek uit slechthorendheid of doofheid kan voortkomen, of kan bestaan in stotteren, stamelen of broddelen. Bepaalde spraakgebreken kunnen bovendien veroorzaakt worden door misvormingen en afwijkingen in het spraak-aanzetstuk keel plus mond. Al die afwijkingen worden hier gekenmerkt, beschreven en aan voorbeelden verduidelijkt. De richting der therapie wordt aangegeven, en de nadruk gelegd op het gevaar van prutsen of wachten met speciale behandeling. Het tekent de vakman, dat schrijver ook de grenzen van zijn vak kent en waarschuwt voor onverantwoord dilettantisme.
Dit boek is een onmisbare eerste handleiding voor ieder die hoe dan ook ex officio met het spraakgebrekkige kind in aanraking komt.
B. Tervoort
| |
Br. Pius Smeelen, Culturele en maatschappelijke vorming. Opvoedkundige Brochurenreeks No 174, R.K. Jongensweeshuis, Tilburg, 1955, 79 pp., f 2.-.
Handleiding voor een serie fundamentele lessen in het vak ‘kennis van het culturele en maatschappelijke leven’, dat voorkomt in het nieuwe program van de Kweekschool. Om versplintering van de leerstof te voorkomen wordt hier een grondslag gelegd van wijsgerige beginselen omtrent cultuur en gemeenschap. Naast te behandelen leerstof worden vragen opgegeven, waarin de leerlingen de stof verder kunnen uitwerken. Over de gevolgde wijsgerige inzichten valt zeker te discussiëren, maar belangrijker is hier de vraag, of de onvermijdelijke vereenvoudiging, die deze keus van leerstof eist, niet ongewenste simplismen meebrengt. Voor hen, die dit vak moeten doceren, is het een boekje een nuttig hulpmiddel tot bezinning op hun methode.
J.M. Kijm
| |
Romans en verhalen
Marnix Gijsen, De oudste zoon. - Stols, 's-Gravenhage; Centraal Boekhuis, Amsterdam, 1955, 183 pp., ing. f 6,30, geb. f 7,90.
Ik geloof niet dat dit verhaal zeer de aandacht zou trekken indien het niet van Marnix Gijsen was. Het wil er bij ons niet in dat Gijsen er goed aan doet, zijn verhalen in zo'n snel tempo op elkaar te laten volgen. Noch zichzelf noch de literatuur bewijst hij er een dienst mee: zichzelf niet, omdat hij vastraakt in zijn procédé, de literatuur niet, omdat hij nooit meer de (relatieve) hoogtepunten bereikt van ‘Joachim in Babylon’ en ‘Klaaglied om Agnes’ en zijn pen alleen maar vaardig schijnt als er weer eens echte inspiratie komt.
De literatuur-historici zullen veelvuldige informatie en een scherp vernuft nodig hebben om in Gijsens na-oorlogse productie ‘het vele kaf der verbeelding’ te scheiden van ‘het koren’ van zijn beleving, terwijl het hun wel niet zo moeilijk zal vallen, het ‘maakwerk’ (zoals dit boek toch grotendeels blijft) te onderscheiden van het waarlijk creatieve.
Paul van Meer
| |
Alan Paton, Tranen over Johannesburg, 5e druk vert. B. Majorick. - Elsevier, Brussel, 1955, 294 pp., geb. F 80 (in reeks: F 65).
Toen dit werk, dat de dramatische spanning tussen blank en zwart in Zuid-Afrika tot onderwerp heeft, in 1949 voor het eerst in Nederlandse vertaling verscheen, was Alan Paton bij ons naganoeg een onbekende. Thans geniet hij door de verfilming van dit verhaal en door zijn ander werk, ook bij het Nederlands-lezend publiek een verdiende faam. Bij de bespreking van de eerste uitgave schreef EM. Janssen: ‘Het is zowel literair als moreel een christelijk hoogstaand werk: het op eigen ervaring steunend getuigenis van een oprecht vroom en ontwikkeld man’. (Streven 1949-50. p. 328). Graag zal men het nu teren b.v. met Walschap's ‘Oproer in Congo’.
Paul van Meer
| |
Etienne De Greeff, Le juge Maury, Roman. - Editions du Seuil, Parijs. 1955, 315 pp., Fr. F 690.
Prof. Dr. Et. de Greef weet wat schrijven is. Hij kan vertellen, en zijn rijke
| |
| |
psychologische ervaring bewijst hem hierbij goede diensten, al wordt het soms wel wat psychologisch maakwerk. Deze roman behoort meer tot het soort dat Gr. Greene ‘Entertainment’ noemt: een klassieke driehoeksverhouding, waarin een kinderloos, jong, mooi en speels vrouwtje tenslotte haar eigen man weer ontdekt en de ware zin van liefde en leven. Zij wordt hierin geholpen door verwikkelingen, die regelrecht komen uit een politieroman: een geval van valsemunterij en een van moordpoging uit paranoïsche wraakzucht. Tegen dit verhaal kan men wellicht inbrengen dat heel wat aan het gelukkig toeval wordt overgelaten. Maar de Schrijver kan tegenwoordig moeilijk nog iets uitgeven, waarin zijn eigen religieuze problemen en opvattingen niet in worden betuigd. In ons land zijn wij nu eenmaal gewoon geraakt aan een zeker chronisch anticlericaal ressentiment bij sommige intellectuelen. Dat is het ergste niet: S. blijft eerder discreet. Maar hij wil ook bij gelegenheid het probleem van geloof en ongeloof aansnijden, en hierin lijkt hij ons waarlijk ingemuurd in zijn eigen psychologie. Men krijgt bepaaldelijk de indruk, dat het geloof voor een deel een kwestie is van hormonen - wij drukken het wat scherp uit; S. is meer genuanceerd - en voor een deel de enige weg om aan het leven een zin toe te kennen. Men ziet niet goed, wat God zelf daar nog mee te maken heeft. Het is alles zo besloten en hopeloos kringend rond de kleine mens met zijn benepen driften, zijn laagheid en eindeloze verveling hier op aarde, die God dan wel aanvaarden wil omdat al het overige nog hopelozer lijkt. Het lijkt wel een ‘pari de Pascal’, maar vanuit een niet erg religieus standpunt.
P. Fransen
| |
Roger Lemelin, Peter de grootmoedige. Vert. van H. van Budel (standaard-Romans). - N.V. Standaard Boekhandel, Antwerpen, Amsterdam, 1955, 263 pp., ing Fr. 65, geb. Fr. 85, f 6.50 en f 8.90.
Peter is een arme doch begaafde jonge man in het katholieke Québec. Op de dag van de prijsuitdeling van zijn laatste jaar klein seminarie verliest hij plotseling zijn roeping. Door allerlei verwikkelingen heen, waarin whisky en vuistslagen, communisme en een meisje hun rol spelen, vindt hij deze uiteindelijk terug. Het verhaal heeft wat van de triller, de sociale roman, de passionele, en de tegenwoordig zo begeerde priester-roman. Zonder twijfel onderhoudend geschreven, en daarbij vlot vertaald. De psychologie is echter te simpel. Het leven ontwikkelt zich in een bruuske zig-zag-lijn. S. heeft geen oog voor de wezenlijke groei van de menselijke ziel in de vrijheid, ook onder de genade. Zo komt het dat ‘De Grootmoedige’, zoals S. hem zien wil, meer weg heeft van een ‘pathologische’. Wij staan steeds voor dezelfde tijpische bijziendheid van de moderne auteur: het intense maar stille en diepe geweld van de genade wordt verplaatst op het vlak van het gemoed, waar het dan stormen moet verwekken, die meer van psychotische aard zijn dan van echt religieuze. Het blijft een sympathiek boek.
P. van Doornik
| |
L.P. Hartley, Postillon d'Amour. A.W. Sijthoff Uitg. Mij, Leiden, 1955, 272 pp., f 7.90.
De Engelse schrijver Hartley verraste het vorig jaar het lezende publiek met ‘The Go-between’, dat thans in Nederlandse vertaling als ‘Postillon d'Amour’ uitkomt. Hij heeft daarvoor de ik-vorm gekozen en doet het voorkomen alsof hij een episode uit zijn jongens- en kostschooljaren verhaalt. Hij werd in de vacantie door een medescholier te logeren gevraagd en dit verblijf op een groot buitengoed vormt de inhoud van de roman, die met treffende psychologisch inzicht en invoelen geschreven is.
De dochter des huizes gebruikt de onwetende scholier als Postillon d'Amour, wat tot typische jongensconflicten leidt. De auteur weet zijn figuren merkwaardig scherp te karakterizeren en het geheel overtuigend voor te stellen en dit alles door het oog en het hart van een twaalfjarige knaap, die tenslotte in zijn onschuld zijn mond voorbijpraat en de heimelijke relatie op ontstellende wijze aan het licht brengt.
J. v. Heugten
| |
Ernest K. Gann. Tussen twee dromen. - Thijmfonds, Den Haag, 1955, 256 pp., f 6.25.
Een boek dat wel aftrek zal vinden, daar de ene spannende episode volgt op de andere. Ontsnapping uit gevangenschap in Marokko: vliegen in Venezuela en een rijke en mooie vrouw; whisky-smokkelaar en gevangenis; vliegen in rood-Spanje en de dood van zijn vriend; ten slotte vergaan met vliegtuig in de Oceaan. Daartussen liggen de ‘rustiger’ episoden van verblijf bij zijn vrouw - en
| |
| |
dit alles met een dun sausje van Godsgeloof veraangenaamd. Sterk van constructie is het boek niet; de vriend Stubby verschijnt telkens te rechter tijd en dan begint wederom een ‘zwerftocht’. Een ‘karakter’ is de hoofdfiguur nu niet bepaald. Maar alle ingrediënten om 'n lezer(-es) te boeien zijn aanwezig en de vertaling is goed.
Joh. Heesterbeek
| |
Regenboogserie: D. van Rietvelde,
Helena Cambier; - J.M. Elsing,
De rode dageraad; - J. du Parc,
Wat nu Marilou? - Lo-Johansson,
Rya-Rya. - P. Vink, Antwerpen, 1955, 256-315-270 en 445 pp., geb. in reeks F 65.
Van de uitgeverij Vink ontvingen we weer mooi gebonden romans van de Regenboogserie.
Helena Cambier is de sterke vrouw, die samen met haar even sterke moeder, in deze stoere roman de hoofdrol speelt. Niets of niemand ontziet zij in haar strijd tegen armoede en haar zucht naar rijkdom. Ze bereikt haar doel, maar dan ook ten koste van alle geluk. Flinke karakteruitbeelding.
De tweede roman, van de Kongoschrijver bij uitnemendheid, behandelt de meest tragische en bloedige periode uit de geschiedenis van Centraal-Afrika: die van de mensonterende slavenhandel. De avonturen van het negerhoofd Bondo houden de lezer tot het einde toe in een ononderbroken spanning.
Wat nu Marilou? is het tweede boek over de lievelingsfiguur van de betreurde schr.; een derde was voorzien om trilogie te vormen. Verschillende bekende figuren uit het eerste herleven ook in dit deel, waarin het gaat om een van de meest bewogen aspecten welke de nasleep van de tweede oorlog met zich heeft meegebracht.
Rya-Rya is de hoofdfiguur van een roman, behorende tot de typisch skandinavische, realistische literatuur, die het leven schetst van de boerenarbeiders op het Zweedse platteland. Een geslaagde beschrijving van de natuurschoonheid en van de zeden en gewoonten der plattelandsbevolking wordt in deze mooie roman verwerkt.
Vermelden we nog dat dit alles lectuur is voor grote mensen.
J. Liebens
| |
Hofboekerij: J.H. Venken, Om het schippershuis; - R. Feiner, Kristallen geluk; - G. Simenon, De vriendin van mevrouw Maigret. - Heideland, Hasselt-Heemstede, 1955, 210-234 en 222 pp., F 105 (in reeks F 60).
Drie nieuwe boeken van de ‘Hofboekerij’. Het eerste is een nogal realistisch opgevatte roman waarin het ‘liefdesprobleem der hedendaagse jeugd wordt behandeld. Het gebeuren speelt zich af in de harde tijd der hulpverlening aan geallieerde piloten in de laatste oorlog.
Kristallen geluk is een pleidooi tegen de gevaarlijke practijken van handlezen en waarzeggerij. Deze roman schildert het tragisch relaas van de jonge Celia, die zich tengevolge van een verkeerde liefde krampachtig vastgrijpt aan de voorspellingen van een zogenaamde helderziende.
Het laatste boek is een detectiveverhaal van de bekende schrijver G. Simenon, waarin de vrouw van commissaris Maigret een pluimpje krijgt voor de ontknoping van een moeilijk geval. Als toemaat nog een kort verhaal dat niet voor jonge lezers geschikt is.
J. Liebens
| |
Varia
H.J.J. Wachters, Wereldspiegel der 20ste Eeuw Deel III. - Ad. M.C. Stok, Z.-Holl. Uitg. Mij den Haag, 1955, 946 pp., per deel f 25.-.
Dit derde deel van de ‘Wereldspiegel’, waarin alfabetisch de landen: Irak, Italië, Japan, Jougo-Slavië, Jordanië, Korea, Letland, Libyë, Litauen, Luxemburg, Mexico, Nederland behandeld worden, is een waardig vervolg op de twee voorafgaande delen. Met dezelfde accuratesse en uitvoerigheid wordt ook in dit deel de geschiedenis getekend der boven vermelde landen. De schrijver weet onderhoudend te vertellen en vlecht somwijlen in zijn verhaal citaten en anecdotes in, die eentonigheid voorkomen.
Italië krijgt een grote beurt. Aan de Nederlandse 50 jaar der 20ste eeuw besteedt de schrijver meer dan 300 bladzijden, waarin niet alleen aan de politieke kant der gebeurtenissen aandacht wordt geschonken, maar ook aan de problemen, die in ander vlak liggen. Zelfs overschrijdt hij de getrokken grenzen in zijn goedgeefsheid door de nog niet opgeloste problemen, als radio en televisie, de Friese beweging, de noodgebieden en de emigratie in zijn gezichtsveld te betrekken. In dit deel komt de heer Wachters
| |
| |
terug op de Jan van Hooff-kwestie. Na kennisneming van inlichtingen van andere zijde heeft hij zijn afwijzende houding omtrent het redden van de Waalbrug door Jan van Hooff gemitigeerd en zich aangesloten bij het oordeel der commissie ad hoc, dat deze jonge held ‘met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’ de redder is geweest. Dat de auteur zo uitvoerig in wat hij noemt ‘amende honorable’ is ingegaan is een bewijs voor zijn gewetensvolle objectiviteit.
Tenslotte is een woord van hulde niet misplaatst voor de bewonderenswaardige ijver van de schrijver en voor het door hem bereikt resultaat. Het zal een voldoening voor schrijver en lezers zijn, als de opzet van dit grootse werk geheel is uitgevoerd.
K.J. Derks
| |
‘Europa op het eerste Gezicht’. Het Spectrum, Utrecht, 1955, 255 pp. f 9.50.
Dit boekje van 250 bldz. rijk geillustreerd met oorspronkelijke foto's, behoort tot de populaire uitgaven van ‘De Zonnewijzer’. Tien niet onbekende medewerkers, waaronder Hélène Nolthenius en Fred. Thomas, stonden een bijdrage af voor de samenstelling van dit ‘Europa’. Allen geven zij op prettige en vlotte toon de indrukken weer van hetgeen hen op hun reizen het meest heeft getroffen. Op het eerste gezicht: ‘Dat wil zeggen: dat zij niet van plan waren diepgaande, wetenschappelijke verhandelingen te schrijven over de bezochte landen van Europa, maar vooral het kenmerkende en het bizondere der verscheidene cultuur-landen, zich openbarend in locale gewoonten en tradities, te noteren. Een schetsboek over ons werelddeel. De inleider geeft toe, dat hier een aantal bladen onbeschreven zijn gebleven, hetzij, omdat de tekenaars ontbraken, hetzij dat het onmogelijk was een bepaald land te bezoeken. De begeleidende flap is uitbundiger: ‘Dit boek is een kaartje (spoorkaartje) voor heel Europa, uw eigen werelddeel en uw vaderland’, hoewel over het vaderland in alle talen gezwegen wordt. Nog wel een vaderland, dat op het gebied van cultuur en treffende gewoonten, culinaire niet uitgezonderd, een eigen plaats in Europa inneemt.
K.J. Derks
| |
Dr J. Müller, Die Kirche und die Einigung Europas, Dokumentierte Darlegung, West-Ost-Verlag GMBH., Saarbrücken, 1955, 239 pp., D.M. 20.
J. Müller, president van het ‘Bureau internationaal de la Paix’, voormalig docent in het volkerenrecht aan de academie van het haagse vredespaleis, wil met dit werk vrnl. een documentatie geven van de acties der Kerk voor de vrede van Europa in het verloop der geschiedenis. Hij dringt aan op de noodzaak van een instantie, die boven de volkeren staat als scheidsrechter in geschillen en wijst op het werk der pausen in dit opzicht. Juist de pauselijke souvereiniteit is hiervoor naar zijn mening juridisch van groot belang. Tegelijk vermeldt M. ook de invloed der protestantse kerken op de wereldvrede en het werk van andere groeperingen. Het pleidooi voor de neutraliteit van Zwitserland en meer nog de uitvoerige uiteenzetting omtrent een ‘transhelvetisch’ kanaal in het belang van Europa doen wat vreemd aan in verband met de titel. In het algemeen is dit prachtig uitgegeven boek niet voldoende synthetisch samengesteld.
J.H. Nota
| |
André Siegfried, Aspects du XXe siècle. - Hachette, Parijs, 1955, 224 pp., Fr. F 375.
De bekende académicien publiceert hier zes conferenties, gehouden in 1954 en verschenen in het tijdschrift ‘Les Annales’. De oorspronkelijke tekst werd herzien en aangevuld met drie nieuwe hoofdstukken, zodat het geheel een reeks geslaagde variaties vormt om het éne grondthema van de totale wijziging, die de machine en de industriële productie in onze beschaving meebrengen. Overal, van administratieve techniek en publiciteit tot toerisme en keukenrecepten, bereikt deze revolutie éénzelfde resultaat: het overschakelen van de individuele inspanning naar een collectieve bedrijvigheid, waarin standarisering en democratie samen het oude wereldbeeld van de renaissance snel doen verdwijnen. De vlot geschreven beschouwingen stemmen wel tot nadenken, maar zijn toch te licht gehouden om een begin van oplossing te bieden.
J. Kerkhofs
| |
Maria Rosseels, Kunst van Schaduwen en Dromen. - N.V. Standaard-Boekhandel, 1954, 80 pp., ingen. F. 25.
Dit werkje is blijkbaar de neerslag van een filmcursus die de bekende vlaamse filmjournaliste in een der vele cineforums heeft gegeven. Zo niet, dan kan dit boekje toch een uitstekende leidraad zijn voor al wie inzicht en liefde voor de zevende kunst aan anderen wil bijbrengen. De stijl is zeer direkt en onderhoudend.
| |
| |
Misschien zijn hier en daar wat te veel opsommingen van titels en namen, die bij een eerste grondig kontakt eerder storend dan verhelderend werken. Maar daarnaast hebben wij het korte knappe hoofdstukje over ‘De speelfilm in de lage landen’ dat ons tot nadenken aanzet, en de enkele bladzijden over De Heiligheid is niet fotogeniek die gelukkig veel positiever zijn dan de titel zou laten vermoeden.
A.L. Vandenbunder
| |
Dr J.M.L. Peters en A.A.E. van Driel, De film in beeld. - J. Muuses Purmerend-mcmliv 80 pp. geill.,
Dr. J.M.L. Peters, Visueel onderwijs - J. Muusses Purmerend - 52 pp.
Aan allen die op aangename wijze en in korte tijd een duidelijk en technisch verantwoord inzicht in de film wensen te krijgen, raden wij ten zeerste deze twee studies van de nederlandse filmoloog aan. De film in beeld is een album, een verzameling van fotogrammen, die de verschillende elementen en de opeenvolgende fases van de film in al zijn genres beeldend voorstellen. Deze studie geeft ons ook de nederlandse vaktermen zodat de filmcritici heel wat aan deze publicatie zullen hebben. Visueel onderwijs is voor het onderwijzend personeel geschreven. De Heer Peters, in zijn functie van Directeur der Nederlandse Onderwijs-Film, is hiervoor de aangewezen persoon. Wij kunnen niet genoeg alle opvoeders aanraden die enkele hoofdstukjes te lezen en te bemediteren. Vooral de bladzijden die de auteur wijdt aan denkend zien bevelen wij bijzonder aan.
A.L. Vandenbunder
| |
W. Romijn, Welvaart en gezondheid. Uitgegeven ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan van het Algemeen ziekenfonds Ziekenzorg te Amsterdam in 1955, 301 pp.
Na de positieve correlatie tussen welvaart en volksgezondheid te hebben aangetoond en de internationale aspecten van deze verhouding te hebben besproken, schildert de auteur de economische en hygiënische verhoudingen in West-Europa, speciaal in Nederland, de invloed van de industriële revolutie op de levensomstandigheden en de gezondheidssituatie van de arbeidersbevolking, en de verbeteringen van het gezondheidspeil in Nederland gedurende de laatste 5 decennia. Lijkt dit breed opgezette werk aanvankelijk wat droog en theoretisch, de historische draad boeit de belangstellende lezer steeds meer, terwijl het gematigd socialistische allure van de betoogtrant nergens hinderlijk wordt.
Dit boek, dat zeker meer pretendeert en ook betekent dan een herdenkingsuitgave, is uitermate lezenswaard voor economen, medici en voor allen, die bij de gezondheidszorg betrokken zijn.
J.J.C. Marlet arts
| |
Humberto Forero Laverde: Cancer de la glandula mamaria. Tesis para optar al titulo de doctor en medicina y cirurgia. - Bogota, 1953.
Dit proefschrift aan de Pontificia Universidad Catolica Javeriana (Columbia) handelt over de borstkanker en is in het Spaans geschreven. Daar Uw recensent deze taal niet beheerst, nam hij zijn toevlucht tot iemand, die het Spaans wel machtig is. Uit de vertaalde passages en conclusies bleek, dat deze dissertatie systematisch is opgebouwd, maar dat in de problematiek van de kwaadaardige aandoeningen van de mammae geen nieuw licht werd gebracht. Het illustratieve materiaal is van goede kwaliteit.
J.J.C. Marlet, arts
| |
Prisma-woordenboeken. Uitg. Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, f 1,25.
De bekende serie ‘Prisma-boeken’ heeft al heel wat interessants gebracht. En voor een lage prijs. Dit kan volmondig worden toegegeven. Maar wat de uitgeverij Het Spectrum nu in die serie publiceert, de Prisma-woordenboeken, zal menigeen het hoofd doen schudden. De eerste vier delen, Nederlands, Nederlands-Engels, Engels-Nederlands, Frans-Nederlands, zijn nu verschenen; de resterende vier delen zullen uitkomen bij het begin van het nieuwe schooljaar. De gebruikers zullen in ieder geval over goede ogen of over een goede bril moeten beschikken. En hoelang zullen de deeltjes het voor schoolgebruik uithouden? Deze woordenboeken zijn goedkoop, dat is zeker; f 1,25 per deeltje is werkelijk geen prijs. Maar of ‘de democratisering van het onderwijs in al zijn geledingen’ met dergelijke uitgaven werkelijk gediend is, blijft een vraag ter beantwoording overgelaten aan de ‘leerkrachten’ (sic!) van het V.H.M.O. De uitdrukking ‘qui trop embrasse, mal étreint’ schoot in mijn gedachte. Ik heb ze gezocht en gevonden in het deeltje Frans-Nederlands, met de vertaling: ‘men moet niet te veel hooi op zijn vork nemen’.
A. Wessels
|
|