| |
Boekbespreking
Godsdienst
Michel Riquet, S.J., Das Wort Gottes. - J. Knecht-Carolusdrckerei, Frankfurt/M., 1954, 148 pp., geb. D.M. 4,80.
De oorspronkelijke titel van dit (door Jacques Caryl) vertaald werk luidt La Parole de Dieu - Réalité d'Aujourd'hui.
Pater Riquet, de bekende prediker in de Notre Dame te Parijs, behandelt de verhoudingen tussen Geloof, H. Schrift, Traditie en H. Kerk. Het boek bevat niets sensationeels, opent geen nieuwe horizonten, doch biedt aan de moderne mens een zeer gevat antwoord op zijn opwerpingen en moeilijkheden. Steunend op de traditionele historische en dogmatische argumenten der H. Kerk en overvloedig gebruik makend van de H. Schrift en de Kerkvaders. munt het werk uit door zijn logische klaarheid en bevattelijkheid.
J. Crick
| |
Alfons Kirchgaessner, Das unaufhörliche Gespräch. - J. Knecht-Carolusdruckerei, Frankfurt/M., 1954, 130 pp., geb. D.M. 5,80.
Dit naar vorm en inhoud fijne boekje bevat verschillende in korte hoofdstukken geschikte gedachten over het gebed. En de Sch. neemt dit woord in zijn ruimste betekenis: bidden is in verhoogde mate zijn verhouding tot God beleven. Hierom is het ware gebed niet zozeer een spreken met, dan wel een luisteren naar God, die ons eerst heeft aangesproken. Ons gebed is slechts een antwoord op dit goddelijk aanbod, een overgave dus aan Gods uitverkiezing. Rondom deze alles doorstralende kerngedachte stelt de Sch. dan de vele problemen, die de moderne mens bij het bidden ondervindt. Zo worden met grote vrijmoedigheid en zin voor de reële moeilijkheden vragen behandeld als: het gebed en de H. Schrift, het gebed en de huidige stand der liturgie, de angst voor de stilte van het gebed, voor het alleenzijn, het tijdverlies, enz. De Sch. weet met dezelfde fijnzinnigheid en eerbied de delicate geheimen van de ziel in haar opgang naar God te benaderen, die ook de werken van Guardini bij ons zo aantrekkelijk maken.
Alleen begrijpen we niet waarom de ondertitel luidt: ‘Aus einem geistlichen Tagebuch’. Wellicht om aan een tijdsmode te voldoen? Gelukkig worden ons dit keer geen eigenlijke dagboeknotities geboden, maar korte klaar afgelijnde en immer zinvol suggestieve hoofdstukjes, die dit boekje tot een zeer geschikte le- | |
| |
zing maken voor hen die de nood voelen aan een verdiept geestelijk leven en geen tijd hebben voor lange tractaten.
G. Achten
| |
Prof. Dr Michael Pfliegler, Priesterlijke existentie. (Vertaling Louis Thijssen). - Pax, 's Gravenhage, 1954, 380 pp., f 8.90.
Jaren lang heeft de schrijver van dit lofwaardig werk zich ambtshalve met de zielzorg van seminaristen en priesters geoccupeerd. Daarbij hield hij zich trouw op de hoogte van de talrijke min of meer historische romans, die in de laatste decennia over priesters verschenen. Zodoende is hij wel competent om dit onderwerp met kennis van zaken te behandelen. Daarbij bezigt hij een fenomenologische, enigszins existentiële methode. Achtereenvolgens wordt gesproken over de roeping, het seminarieleven, de eerste priesterjaren, de spanningen in het priesterleven, de crisis. Verder horen we over heilige priesters, vrome priesters en tal van typen met een min of meer mislukt priesterleven. Alles samen een grote schat van kostbare gegevens in deze materie. Doorgaans klinkt het geheel modern in gezonde zin. Misschien hadden de documenten van de Pausen Pius X, Pius XI en Pius XII met succes wat ruimer benut kunnen zijn. De vertaling is vlot en goed. Een klein voorbehoud: Op blz. 360 staat: ‘Hysterie is etymologisch, historisch en procentsgewijze een ziekte van vrouwen’. Dit klinkt nog minder juist dan het foutieve origineel.
Overigens een praktisch werk voor veel zielzorgers, die hun priesterlijk leven van allerlei smetten vrij willen houden.
P. Ploumen
| |
Nello Vian, Pius X. Een biografie in beeld. Foto's van L. von Matt, Nederlands van Dom Fl. Rommel. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1954, 100 pp., 145 foto's, 17 × 24,5 cm., ing. Fr. 165, geb. Fr. 195.
Het leven van de H. Pius X in beeld, verhaald door een reeks buitengewoon mooie foto's. Von Matt heeft naast zijn originele opnamen ook een verrassend goed gebruik weten te maken van de oude fotografische documentatie over het leven van de heilige Paus. Jammer dat de stichtelijke banaliteit van de begeleidende biografie zover beneden het peil blijft van de wonderbare directheid, voorname smaak en onberispelijke uitvoering van de 145 foto's.
A. Deblaere
| |
Sheila Kaye-Smith, Theresia Martin, de heilige van Lisieux. Nederl. van J. Boosman. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1954, 100 pp., geïll., Fr. 39.
De bekende Engelse schrijfster heeft met deze vluchtige biographie zeker geen nieuwe elementen willen aanbrengen in het debat rond de heilige van Lisieux, al neemt zij ook onbewust op heel wat betwiste punten stelling. Maar overtuigd dat de genade op de natuur voortbouwt heeft zij de rijke natuurlijke aanleg en de uitzonderlijk fijnbesnaarde gaafheid van het meisje Theresia willen benadrukken, welke aan de grondslag ligt van de uitzonderlijke genadebloei die haar heiligheid en haar leer openbaart. Dit beeld van authentieke menselijkheid en charme wordt echter steeds discreet binnen het totale heiligheidsbeeld gehouden. En de schrijfster schetst het met fijnzinnig aanvoelen, in een ongekunsteld maar met volmaakt vakmanschap geschreven verhaal, dat een Nederlandse vertaling zeker ten volle waard was.
L. Monden
| |
Michel de Saint Pierre, Bernadette en Lourdes. Nederl. van J. Meyknecht-Grossouw. - Uitg. Altiora, Averbode, 1954, 255 pp., geïll., geb. Fr. 110.
Het is geen alledaags feit dat een heiligenleven, zoals hier het geval is, geschreven wordt door een romancier, die allesbehalve tot het vrome genre behoort, en waarvan de overige werken meestal streng voorbehoud vergen. Michel de Saint-Pierre heeft echter zijn taak ernstig aangevat: zijn werk is goed gedocumenteerd, meestal objectief en genuanceerd in zijn oordeel en diep religieus in zijn inspiratie. Het staat mijlen ver van de romancerende fantasie en de overspannen dweepzucht van Werfel. De nauw beheerste ontroering en de vaak scherpe apologetische heftigheid van de stijl verlenen er bovendien onmiskenbaar de echtheid aan van een getuigenis. Een mooi boek in een vertaling, die jammer genoeg de Franse tekst niet steeds getrouw weergeeft.
L. Monden
| |
Catherine de Hueck Doherty, Post voor de zusters; - Post voor het Seminarie (Vox Romana-reeks). - De Forel, Rotterdam; Abdij Tongerlo, 1954, 96 pp. ieder, f 2,90.
De bekende Amerikaanse lekenapostel, waarvan het Mijnheer de bisschop zulk een succes kende, zegt in deze nieuwe
| |
| |
boekjes respectievelijk aan jonge priesters en aan kloosterszusters, wat de leek van hen verwacht. Zij geeft daarbij onomwonden zeer harde waarheden ten beste. Maar zij doet het met zulk een onbetwistbare bevoegdheid, zulk een bewogenheid van liefde en zulk een oprechte en ontwapenende eenvoud, dat de leek die haar leest zijn aanvankelijk leedvermaak al gauw in een bezorgde eerbied zal voelen overslaan, en dat priesters en zusters slechts in deemoed het hoofd kunnen buigen en luisteren naar deze stem, waarin zo duidelijk de stem van de eeuwige Boodschapper doorklinkt.
L. Monden
| |
Regards sar l'Orthodoxie 1054-1954 (Cahiers de la Nouvelle Revue Théologique, 10). - Casterman, Doornik, 1954, 140 pp.
Negen eeuwen na het jaar, waarop men tegenwoordig bij voorkeur het eerste beslissende feit in de scheuring tussen het Oosters en Westers Christendom wil zien, willen de uitgevers van deze serie artikelen zowel de opstand van Michael Caerularios gedenken, als een inzicht geven in de complexiteit van dit schisma, dat tot op onze dagen zulke noodlottige gevolgen heeft voor de Kerk. Men geeft werkelijk voorlichting: geschiedenis, psychologie van het Oosten, dogmatische meningsverschillen, pogingen en verwachtingen voor de Hereniging, bibliografie, en dergelijke meer. Men heeft daadwerkelijk getracht schrijvers te vinden, die wezenlijk vertrouwd zijn met de veelzijdigheid van het probleem. Schrijvers hebben voor alles getracht te begrijpen, en niet onmiddellijk te veroordelen. Dit verzamelwerk is daarom op dit ogenblik van werkelijke waarde voor allen, die bekommerd zijn om de eenheid van de Kerk van Christus. Zij zullen er stof vinden voor studie en gebed, redenen tot blijdschap om de waarheid, en tot verootmoediging in de schuld, die wij allen blijven dragen door niet volledig te zijn, wat wij moeten zijn.
P. Fransen
| |
Dr K. Schilder, Wat is de hemel? - J.H. Kok, Kampen, 1954, 2de druk, 255 pp., f 9.75.
In dit werk, waarvan prof. Sch. zelf gedeeltelijk de tweede druk bewerkte, wordt de hemel vooral beschreven als Gods woonplaats bij de mensen, als het grote Avondmaal en als de vervulde Sabbathsvrede. Sch. toont hierbij grote beheersing der gehele calvinistische theologie. De katholieke theologie kende hij echter slecht. Hij heeft wel iets van de scholastici gelezen, maar is in de geest der scholastieke grootmeesters toch weinig doorgedrongen. Dit bewijst b.v. zijn afwijzing der ‘visio Dei per essentiam’, omdat dit een uitwissen van de grenzen tussen God en schepsel zou betekenen (118). Zelf neemt hij echter aan, dat wij in de hemel God zien zonder tussenschakel (120), hoewel altijd openbaringslicht nodig is (133). Zo spreekt ook de katholieke theologie over een onmiddellijke Godsschouwing door het ‘lumen gloriae’. Een opmerking moet ons nog van het hart: het is beslist onschriftuurlijk niet enkel ‘de gemeente’ maar ook Christus haar Hoofd te zien als ‘bruid van God’ (154). Weliswaar heet in het oude testament Israël de bruid van Jahweh, maar dit thema wordt in het nieuwe testament niet op een dergelijke wijze hernomen, dat men Christus als bruid van God zou kunnen zien. Hetzij Sch. hier onder ‘God’ de Vader van Christus verstaat, hetzij hij de gehele Triniteit bedoelt (190), in geen geval is Christus de Bruid van God. Hij is de Zoon van de Vader en bezit geen geschapen persoon, die men als ‘bruid’ tegenover de Triniteit zou kunnen stellen.
C. Sträter
| |
Literatuur
Betje Wolff, Letterlust op Kipperust, ingel. door Jan Mens. - Kosmos, Amsterdam-Antwerpen, 1954, 95 pp., Fr. 65.
‘Een tuiltje gerijmd en ongerijmd proza’. ‘Kippenrust’ heet Betje Wolff zelf de 17 jaren die ze als vrouw van dominee A. Wolff heeft doorgebracht op de pastorie van de Beemster (N.-Holland). In dit tuiltje steken roosjes met doornen: gerijmd of ongerijmd, drijft B.W. fijne spot met het huichelachtige leven van haar tijd, tijd van pruiken, hoepelrokken en andere elegante dwaasheden, de tijd van de ‘fijnen’, de onberispelijk streng-zedelijke rechtgelovigen, die in de grond niet beter zijn dan de ‘gewone’ mensen. De beroemde romancière schrijft zeer middelmatige verzen, maar vanwege de inhoud is het meeste nog zeer leesbaar. Een interessante, verantwoorde uitgave.
J. Noë
| |
| |
| |
Frederik Wilhelmsen, Hilaire Belloc: No alienated man. - Sheed and Ward, Londen, 1954, 108 pp., sh. 7/6.
Belloc is een figuur, die reeds tot de geschiedenis gaat behoren. In onze onzekere wereld valt zijn robuste verschijning, vol gezondheid, evenwicht en vitaliteit zozeer uit de toon, dat zij irreëel dreigt te worden. Dit essai behandelt de betekenis van zijn werk en toont juist aan dat, hoewel Belloc's strijd minder efficiënt was omdat hij over minder goed humeur en caritas tegenover zijn vijanden beschikte dan Chesterton, de massieve, onwrikbare structuur ervan het tot een boodschap maakt voor alle tijden. Een bevoegde, boeiende en terzelfdertijd prettig leesbare studie, zoals alleen een Engels essai dit zijn kan.
A. Deblaere
| |
Jos Van der Steen, Amerikaanse romanciers van heden (Davidsfonds-Keurreeks, 55). - Leuven, 1954, 218 pp., ing. Fr. 56, geb. Fr. 84 (leden: Fr. 28 en 42).
Na een beknopte maar geslaagde karakterizering in enkele grote trekken van de Amerikaanse romankunst, behandelt S. achtereenvolgens het werk van Sinclair Lewis, Ernest Hemingway, William Faulkner, John Steinbeck, Thomas Wolfe, John dos Passos, James T. Farrell, Erskine Caldwell en John P. Marquand. Met deze repraesentatieve figuren leren we ongeveer al de verschillende gebieden van de Amerikaanse roman kennen. Wellicht had men graag andere schrijvers ook behandeld gezien, of houdt men andere figuren voor meer markant. Maar S. heeft nu eenmaal een keuze gedaan, en liever dan ons een literatuurhistorisch handboek te geven, vol namen en summiere beoordelingen, heeft hij verkozen ons een grondiger inzicht te schenken in de kunst van slechts enkele, doch dan typisch Amerikaanse schrijvers. Een boek, dat voor ons publiek zeer welkom is.
A. Deblaere
| |
Karel De Winter, Pan III. - Colibrant-Uitgaven, Lier, 1954, 78 pp., ing. Fr. 95, luxe Fr. 240.
Het is werkelijk teveel gevraagd van de lezer deze ruim twee duizend onvermoeid opgedreunde alexandrijnen door te werken om van twintig geslaagde verzen te kunnen genieten. Kon de nagedachtenis van de schrijver niet anders geëerd worden dan door de - heel verzorgde - uitgave van dit mislukte werk? Het is gewoon ongelooflijk dat Pan III met een letterkundige prijs bekroond werd.
F.D.G.
| |
Zwolse drukken en herdrukken
Dr J.C. Brandt Corstius, Betje Wolff en Aagje Deken. Lotje Roulin. Een liefde in de achttiende eeuw zoals zij wordt verhaald in de roman Willem Leevend. - W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle, 1954, 205 pp., f 4.20.
Uit de bekende roman van Wolff-Deken heeft dr Brandt Corstius de episode uitgegeven van Willem Leevends studententijd te Leiden en diens verhouding tot Lotje Roulin. Aan deze uitgave gaat een gedegen en uitvoerige inleiding vooraf over de schrijfsters, de roman-in-brieven, Willem en Lotje en Liefde en vriendschap der sentimentelen. Een heldere en inzichtgevende inleiding en dit voor het goed begrip van hetgeen de schrijfsters onder liefde en vriendschap verstaan, en dus tot goed verstaan der episode Willem-Lotje, noodzakelijk is. Het boekje is verschenen in de serie Zwolse drukken en herdrukken.
Joh. Heesterbeek
| |
Cultuurleven
B. Reith, Honderd jaar kerkbouw in Nederland. - De Spaarnestad, Haarlem, 1954, 64 pp., geïll.
De abonné's van de Katholieke Illustratie zullen ongetwijfeld met belangstelling de artikelen lezen over kunst, die al zo vele jaren lang door B. Reith in dit weekblad geschreven worden. Zij boeien steeds weer door de eenvoud en klaarheid waarmede de schrijver zijn onderwerpen behandeld. Hij heeft ongetwijfeld een grote liefde voor zijn thema's, en hij weet zijn eerlijk enthousiasme ook aan anderen mee te delen.
Nu is de uitgeverij De Spaarnestad op het gelukkig idee gekomen, om een serie van deze artikelen, die handelen over de kerkbouw in Nederland in de afgelopen eeuw, in boekvorm uit te geven. Wij krijgen aldus een duidelijk overzicht van de ontwikkeling der kerkelijke bouwkunst, vanaf de gezellige Waterstaats-kerken tot de moderne gewaagde en vaak toch zo religieuze architectuur van na de tweede wereldoorlog.
| |
| |
In boekvorm doen deze artikelen het wellicht nog beter dan in de wekelijkse uitgave van de Katholieke Illustratie. Zou het daarom niet mogelijk zijn, om nog meer series die reeds verschenen in dit weekblad, op deze wijze uit te geven? Wij zijn overtuigd, dat zij zeker vele lezers zullen vinden.
C. de Groot
| |
Simon Switzar, Met Bauer in het Oosten. - N.V. Uitgeverij W. van Hoeve, 's Gravenhage, Bandung, 1954, 106 pp., geïll., f 12.50.
Naast de grote stromingen in de kunst, die geleid worden door bekende en belangrijke figuren, bloeit er ook steeds weer een kunst, die zich niet bindt aan de voorschriften van een bepaald tijdsverschijnsel, en die geheel eigen wegen gaat. De kunstenaars, die deze schoonheid scheppen, zijn vaak stille, weinig opvallende mensen, die hun droomwereld met een voorbeeldige trouw beminnen, en met grote liefde uitbeelden. Zij zijn dikwijls lang niet de minst begaafden. Zo'n kunstenaar was Marius Bauer, die een belangrijk deel van zijn leven heeft besteed aan reizen in het mysterieuze Oosten, en aan de uitbeelding van de droomschone wereld, die hij daar ontdekte.
Bauer is een fantasie-rijk, boeiend en ook buitengewoon knap kunstenaar. Van zijn brillante teken- en aquareltechniek geeft dit fraai uitgegeven boek voortreffelijke bewijzen. Bauer bezit de mogelijkheid om met enkele lijnen en kleurenvlakken een impressie te geven van een paradijsschone wereld, zoals die misschien alleen maar bestond in de fantasie van de kunstenaar, maar waarvan de aanleiding gevonden werd in dat geheimzinnige Oosten, waaraan Bauer zijn hart verpand had.
De prachtige illustraties van dit boek spreken voor zich zelf, zodat er weinig commentaar bij nodig is. Wij zijn de schrijver Simon Switzar vooral dankbaar voor het initiatief dat hij nam om deze heerlijke kunstwerkjes van Bauer aldus bekend te maken.
C. de Groot
| |
Hans Egon Holthusen, Ja und Nein. - Piper-Verlag, München, 1954, 296 pp., geb. D.M. 13,80.
In een land als het onze, waar de literaire critiek zich nauwelijks verheft boven de onbeduidenheid van de door haar besproken literatuur, voorzover ze niet de toevlucht wordt van schrijvers die scheppingskracht missen, verdient het werk van Holthusen gelezen en bestudeerd te worden. Zijn critiek is zelf scheppend, en de normen voor haar oordeel ontleent zij niet aan vroegere methodes, - de klassieke vergissing bij het beoordelen van contemporaine literatuur. T.S. Eliot heeft eens gezegd: ‘Er bestaat geen andere methode, dan zeer intelligent te zijn’. Holthusen's geest is scherp en genuanceerd, consequent en begrijpend; hij beschikt over een uitzonderlijk ontwikkeld en zeker gevoel voor de waarde van woord en taal als gestalte van de innerlijke ervaring.
Na een inleiding over de criticus en zijn taak, en een merkwaardig essai over het gedicht, bevat dit boek studies over Alex. Schröder, Fel. Hartlaub, Alfr. Andersch, Gottfr. Benn, benevens enkele andere opstellen van minder direct literair-critisch karakter.
A. Deblaere
| |
Martin P. Nilson, La religion populaire dans la Grèce Antique, trad. F. Durif (Civilisations d'hier et d'aujourd' hui). - Plon, Parijs, 1954, 245 pp., Fr. Fr. 540.
Een oppervlakkige kennis van de klassieke Oudheid beperkt al te vlug de Griekse Godsdienst tot de Olympische Godenwereld, hierbij vergetend dat deze grotendeels beperkt bleef tot de adelstand. S. ontleedt in een degelijk en bevattelijk betoog (reeds verschenen in het Engels: Greek Popular Religion, 1940) de religieuze beleving van het volk in Griekenland. De karakteristiek hiervan kan het best omschreven als Chtonische godsdienst. De Griekse cultuur was in haar oorsprong agrarisch; vandaar bij het volk de cultus der machten die de landbouw beïnvloeden kunnen: Nymphen, Saters, Hermes, Artemis, Dionysos, Zeus. Vandaar vooral de cultus om de Mythe van Demeter en Korè-Persephonè. De ontwikkeling der Griekse samenleving tot stadsgemeenschap zal in de cultus meer legalisme brengen. S., bekend godsdiensthistoricus, - hij verzorgde het artikel over de Griekse Godsdienst in Otto's Handbuch, - staat borg voor de degelijkheid van informatie en voorstelling. Zijn interpretatie van Zeus Herkeios en diens verband met de voorouders schijnt voor critiek vatbaar.
J. Du Bois
| |
| |
| |
Geschiedenis
Hugo Zwetsloot, S.J., Friedrich Spee und die Hexenprozesse. Die Stellung und Bedeutung der Cautio Criminalis. - Paulinus Verlag, Trier, 1954, 345 pp., D.M. 19.
Nooit is mij de waarheid van ‘der schrecklichste der Schrecken das ist der Mensch in seinem Wahn’ duidelijker geweest dan na de lezing van bovengenoemd werk. Zijn titel doet slechts ten dele vermoeden welk een rijkdom aan verhelderend materiaal over heksenwaan hierin wordt geboden.
In elf hoofdstukken leidt schr., beginnend met helder omschreven begrippen over Teufelspakt, Hexensabbat, Tierverwandlung e.a.m. zijn lezer naar de vervolging van heksen en de daarmee verbonden heksenprocessen.
Het leven van Fr. Spee met diens levenswerk, zoals dat spreekt uit de Cantio Criminalis, vormt een essentieel onderdeel in het betoog en introduceert een uitvoerige beschouwing over de verschillende aspecten van de ‘gerechtelijke’ behandeling. De onschuldigen, de verantwoordelijken, de tortuur, zij krijgen alle leven bij deze uiteenzetting. In herinnering aan KZ-methodes en actedronprocessen zijn wij wel eens geneigd te menen, dat onze tijd de menselijke wreedheid op de spits heeft gedreven, maar de lezing van dit werk opent wel zulke gruwelijke krochten van mensenboosheid, dat men liever geen vergelijkingen meer maakt. Bij de beschrijving van zoveel domheid, harteloosheid, egoïsme van rechters die in een enorm web van stijfhoofdigheid, hoogmoed, valsheid, leugen en bedrog hun slachtoffers vangen komt het gemoed in opstand.
Sensatiezucht is nochtans vreemd aan dit werk. Tegen de sombere achtergrond steekt helder af de persoon van Fr. Spee, die met zijn zo menselijk doorvoelde actie van zijn verzet zijn eigen leven riskeerde. Over hem is de conclusie gerechtvaardigd: hij was niet alleen een groot man en een scherp jurist, maar ook een weldoener der mensheid.
De schr. is terdege thuis in zijn stof, bezit een rijke belezenheid, gaat wetenschappelijk te werk, is omzichtig in zijn conclusies en schrijft in een heldere taal.
Mede in verband met de geschiedkundige achtergrond, die met bescheiden eruditie werd doorwrocht kan geen historicus die zichzelf respecteert dit boek ongelezen laten. Veel voetnoten, een uitvoerige literatuurlijst, authentieke documenten en twee registers maken dit betoog tot een standaardwerk over de heksenprocessen.
J.C. Daniels
| |
L.J. Rogier, Beschouwingen en Onderzoek. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1954, 315 pp., f 11.90.
Ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van de hoogleraar Rogier hebben zijn leerlingen uit de 66 voornaamste geschriften een tiental gebundeld en de jubilaris als hulde aangeboden. Vele van deze bijdragen lagen verscholen in minder voor het publiek toegankelijke tijdschriften en, omdat zij niet minder dan de bekende grote werken van de Nijmeegse professor lezenswaardig zijn, hebben de verzamelaars hun voorkeur naar deze bijdragen doen uitgaan. Er zal niet licht een historicus gevonden worden, die met zoveel gemak en met zoveel veelzijdigheid zich door de tijd en de ruimte der geschiedenis beweegt. Van de locale kerkgeschiedenis van Rotterdam springt hij met even groot gemak over naar de gewestelijke geschiedenis van Limburg als van de nationale zin van de Vrede van Munster naar de Kerk in de 19de eeuw. Het is hem daarbij een lust door tegenspraak van gevestigde beschouwingen een eigen visie op het verleden te werpen, een visie, die meermalen verhelderend, zo niet overtuigend, werkt. Rogier is op zijn best als hij personen behandelt. De uitvoerige verhandeling over Neercassel in 1672 en niet minder de veel bladzijden aan het Gentse professoraat van J.M. Schrant, voor wie hij ondanks diens tekortkomingen in het diepst van zijn hart klaarblijkelijk voorliefde koestert, houden de lezer tot het einde toe geboeid, niet alleen om de historie, maar wellicht vooral, omdat de historicus tevens een literator is, die zijn betoog stijlvol, geestig en soms niet zonder overdrijving weet in te kleden. De tekening van pastoor Raken te Rotterdam als ‘groot-inquisiteur’ is te scherp en wordt niet weggedoezeld door de simpele vermelding, dat hij de vader was van tal van vruchtbare initiatieven. In een inleiding tot deze bundel heeft Anton van Duinkerken deze eigenschap van de professor min of meer goedgepraat. Nochtans heeft hij groot gelijk als hij zegt, dat de lezer na kennismaking van de hier bijeengebrachte studie een besef zal krijgen van hetgeen hij mist,
als hij de werken van L.J. Rogier ongelezen laat.
K.J. Derks
| |
| |
| |
Otto van Habsburg, Het Lot van Europa. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1954, 86 pp.
Dit oorspronkelijk in het Duits onder de titel Entscheidung um Europa verschenen werk, is een verzameling van lezingen door de aartshertog bij verschillende gelegenheden gehouden. Nochtans vormen zij een eenheid wegens hun gemeenschappelijke strekking: van Europa weer een eenheid te maken. De schrijver toont aan, dat er door het gemeenschappelijk christendom en ook op economisch en sociaal gebied nog genoeg verband tussen de Europese volkeren aanwezig is om, zonder eigen nationaliteit te verliezen, oprecht Europeaan te kunnen zijn.
De ontbinding in nationale staten, na de eerste wereldoorlog was een rampzalig besluit der overwinnaars. Dat de Donaumonarchie, die bij deze beschouwingen een voorname plaats, zoals te begrijpen valt, inneemt, het voornaamste slachtoffer werd van deze beslissing was niet alleen voor haar, maar voor geheel Europa, een noodlottige vergissing. Met deze opvatting zal thans wel iedereen het eens zijn. Moeilijker te volgen is de aartshertog waar hij de terugkeer bepleit tot de historie en de traditie met de uitspraak, dat wanneer men verdwaald is, men het verstandigst doet naar zijn uitgangspunt terug te keren. Daarbij vergetend, dat wat voor de enkeling mogelijk is in de internationale politiek meestal onherstelbaar is. De tijd voor het herstel van de Donaumonarchie theoretisch wellicht wenselijk, is verstreken. Zo zijn er meer uitlatingen, die tot tegenspraak prikkelen: b.v. de ontkenning van het slagwoord: ‘armoede is de wegbereider van het communisme’. Het spreekt vanzelf dat bij het communisme meerdere factoren in het spel komen, doch daarom behoeft men deze factor niet uit te schakelen. In ieder geval zijn deze beschouwingen het overwegen waard, al was het alleen maar om te weten, hoe deze pretendent zich de toekomst van Europa en van zijn land voorstelt.
K.J. Derks
| |
Prof. Dr R.R. Post, Scholen en Onderwijs in Nederland gedurende de Middeleeuwen. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1954, 179 pp., f 9.75.
Hoeveel tijd prof. Post aan de voorbereiding van dit werk besteed heeft is onbekend, maar het geduld van een middeleeuwse monnik en de speurzin van een moderne vorser waren in hem verenigd toen hij zich zette aan de taak, die in bovenstaande titel nauwkeurig is omschreven. Vooral voor het eerste deel er van: de scholen, moesten honderden charters, waar de scholen meestal slechts terloops vermeld worden, onderzocht en bestudeerd worden om tot bruikbare annotaties te kunnen komen. Van dit onderzoek geeft Post stuk voor stuk rekenschap, om telkens in een korte samenvatting het bereikte resultaat vast te leggen. Hoewel de schrijver in een of ander opzicht voorlopers heeft gehad, de wijze, waarop hij zijn onderwerp heeft bekeken en aangepakt is geheel oorspronkelijk. De bijgevoegde kaart, ontworpen door prof. Dr F. van der Meer, geeft een overzicht van de gedane vondsten. Dit zuiver wetenschappelijk gehouden werk toont aan, dat, om de schrijver te citeren (blz. 118) ‘in de dorpen van enige betekenis gelegenheid was voor het leren lezen en schrijven, soms ook van de grondbeginselen van het latijn. In steden waren gewoonlijk verscheidene zulke lage scholen. In alle steden was minstens een Latijnse school. In grotere steden werden bovendien Franse lessen gegeven’. Op vele plaatsen had men ook nog de Zondagsschool. De strijd om het bezit van de school was uiteraard geen beginselstrijd, maar om het recht van de eigendom.
Voor het tweede gedeelte, dat handelt over de leerkrachten, was het terrein meer ontgonnen en kon Post gebruikmaken van reeds bekende gegevens, niet het minst van die door hem zelf gepubliceerd waren over de kloosterscholen en de werkzaamheid der ‘Broeders van het Gemene Leven’.
Met de uitgave van dit werk is de uitvoerige lijst van Post's werken, in ‘Studia Catholoca’ (Juli 1954) reeds incompleet geworden.
K.J. Derks
| |
Joseph Ledit, S.J., Le Front des Pauvres. - Fides, Montreal, Paris, 1954, 291 pp.
De betekenis van bovenstaande titel wordt eerst duidelijk, nadat men een derde van dit werk gelezen heeft. Dan stuit men plotseling op le Front des Pauvres, een organisatie van vrome arbeiders, die zich verweren tegen de aanslagen op hun geloof. Dit boek behandelt de geschiedenis van de kerkvervolging, die sinds de dagen van Calles en zijn opvolgers in Mexico gewoed heeft. De schrijver, een Canadese Jezuïet, gaat uitvoerig in op de anti-kerkelijke en pro-communistische
| |
| |
wetgeving in die jaren tot stand gebracht. Sinds echter de arbeiders, de werkgevers en de boeren hun eenheid in het verzet gevonden hebben, zonder dat het kerkelijk gezag daarbij op de voorgrond trad, heeft de regering moeten capituleren. Althans in deze zin, dat zij de onderhouding van de vervolgingswetten niet meer urgeert en haar ogen bij overtredingen toeknijpt. De schrijver wijst op het belangrijke feit, dat het communisme in Mexico tot staan is gebracht niet door gewapende opstanden of internationale leningen, maar door het godsdienstig gevoel der massa's, dat zich verzette tegen de infiltraties van buiten. Hij moet echter toegeven, dat deze ongeschreven ‘modus vivendi’ tussen Kerk en Staat op een zwakke grondslag rust.
K.J. Derks
| |
José Ruysschaert, Réflexions sur les fouilles vaticanes, le rapport officiel et la critique. Données archéologiques, données épigraphiques et littéraires. - E. Nauwelaerts, Leuven, 1954, 116 pp., 11 tekeningen, Fr. 60.
In deze brochure over de opgravingen onder de Sint Pietersbasiliek te Rome - een overdruk van twee lange artikels in de Revue d'histoire ecclésiastique van 1953 en 1954 - onderwerpt de auteur niet alleen het officieel verslag van de vier leiders der opgravingen aan een grondig onderzoek, maar ook de talrijke studiën die daarna verschenen. Voor wie het internationale debat heeft gevolgd is het een zeer leerrijke studie. Dank zij een enorme eruditie, zowel op archeologisch als op epigraphisch en literair gebied, weet de schrijver nieuwe interpretaties en hypothesen zeer waarschijnlijk te maken. De meest interessante is wel dat de elf gevonden graven rond de confessio Petri de graven van elf pausen uit de eerste en de tweede eeuw zouden zijn, zoals de Liber Pontificalis aangeeft. Voor archeologen en kerkhistorici is deze brochure onmisbaar.
M. Dierickx
| |
P. Geyl, Historicus in de Tijd. - De Haan, Utrecht, 1954, 175 pp.
Het is een onverdeeld genoegen deze bundel essays van een groot historicus en van een sterke persoonlijkheid te lezen. De Utrechtse professor P. Geyl heeft in zijn lange gevulde historische carrière er steeds naar gestreefd de mensen en feiten uit het verleden van binnen uit te leren kennen en tevens onze houding tegenover hen te bepalen. In deze bundel met de sprekende titel Historicus in de tijd bezorgt hij ons degelijke studies over Ranke, Macaulay en Carlyle, drie onder de allergrootste historici van de vorige eeuw, en over de heden veel gelezen Sorokin en Toynbee, die hij ongeluksprofeten noemt. Een revelerend stuk over Talleyrand, een evenwichtige beoordeling van Bouman's bestseller Revolutie der Eenzamen, een ontroerende rede over zijn vriend, de in 1952 overleden Herman Vos, en enige hartige beschouwingen over de Europese federatie en de culturele toenadering tussen Noord en Zuid, dat zijn zo wat de voornaamste artikels van deze bundel.
Voor historisch geïnteresseerden is dit boek werkelijk hoogstaande, bevruchtende en bevrijdende lectuur.
M. Dierickx
| |
René Guerdan, Vie, grandeurs et misères de Byzance. - Plon, Parijs, 1954, 270 pp., 68 pl., 84 tekeningen, Fr. Fr. 990.
De auteur, reeds bekend om een degelijke studie over Nicephorus Phocas, een Byzantijnse keizer uit de 10e eeuw, geeft hier een beeldrijke en boeiende beschrijving van het leven te Byzantium, in de tiende eeuw vooral. Eerst toont hij aan hoe het Byzantijns keizerrijk in de opvattingen der Byzantijnen zelf het rijk van Christus op aarde was; het is wel interessant van deze hoek uit eens het Caesaropapisme te belichten, dat te gemakkelijk tot een woord of een cliché verwordt. Wij volgen de keizer op een veldtocht, of beleven een van de tot gewoonte geworden staatsgrepen, - op 109 souvereinen werden er 65 vermoord! - wij krijgen een beeld van het economisch en sociaal leven of kunnen ons verbazen over de ongelukkige diplomatieke zending van een Westerse gezant. Het boek eindigt op een meeslepende beschrijving van het beleg en de val van Constantinopel in 1453.
Dat dit levendig geschreven boek op een grondige voorstudie berust, betuigt een der meesters van de Byzantijnse studiën, Charles Diehl, voldoende in zijn inleiding. Wel geeft de auteur soms toe aan de neiging om een typering zo op de spits te drijven dat het een caricatuur wordt. Het is overbodig aan te stippen dat een beschrijving van de Byzantijnse maatschappij met haar eunuchen en excessen niet voor iedereen is.
M. Dierickx
| |
| |
| |
Psychologie, paedagogie, sociologie
Fr S. Rombouts, Algemene psychologie, Serie: Psychologie voor opvoeders. - Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, Tilburg, 1954, 347 pp., f 6.50.
Men kan, stelt men zich op het standpunt van Rombouts, wel kritiek op bepaalde formuleringen uitoefenen, maar men zal moeten toegeven, dat het een knappe samenvatting is van een nog steeds gebruikelijke manier om de psychologie te behandelen (vgl. o.a. Georg Anschütz, Psychologie, Grundlagen, Ergebnisse und Probleme der Forschung, Hamburg 1953), men krijgt daarmede een gemoderniseerde Fröbes. Zelf dient gezegd te worden, dat Rombouts in het laatste deel van zijn boek een confrontatie geeft van de ‘oude’ en ‘nieuwe’ psychologie en dat hij dit op een manier doet, die uitermate overzichtelijk is, waarmede het boek voor examens bijzonder geschikt wordt. Rombouts komt er echter niet toe de grondproblemen der psychologie in de opbouw van zijn studie organisch te verwerken. Om een voorbeeld te geven: welke waarde heeft een uiteenzetting over het ‘vergeten’, wanneer men niet de mens in het geding brengt die vergeet? Met deze opmerking wil ik niet de indruk vestigen, dat het een fout van de schrijver is, dat hij tot deze problematiek niet gekomen is. Gezien de opzet van zijn boek ligt deze wijze van behandeling voor de hand, de opmerking wil slechts karakteriseren, opdat de lezer wete, waar hij aan toe is.
Het lijkt mij een daad van rechtvaardigheid, dat ik ook nog het woord aan Rombouts geef betreffende ‘een merkwaardig verschijnsel’. In zijn voorwoord merkt hij op, dat zijn opzet en indeling nagevolgd werden in de bekende leerboeken van Bigot, Palland en Kohnstamm, ‘alle uitgekomen na 1925, het jaar dat Zielkundige begrippen voor het eerst verscheen. Ook Nieuwe Banen is voor genoemde auteurs richtinggevend geweest. Althans voor één der heren, want wij hebben een sterk vermoeden, dat de twee anderen zich nooit van overname of navolging bewust zijn geweest. Intussen staat deze vast, en we zijn desgewenst bereid ze afdoende aan te tonen’.
Perquin
| |
Eva Firkel, Schicksalfragen der Frau. - Verlag Herder, Wien, 1954, VI-270 pp.
Dit boek van een vrouw richt zich vooral tot vrouwen, gehuwde en ongehuwde. Het wil haar wijzen op de mogelijkheden en taken van de vrouw in deze tijd. Op de innerlijke zelfstandigheid van de volwassen vrouw, op haar eigen taak aan de zijde van de man, hetzij in huwelijksleven, hetzij in beroepsleven, valt hier vooral de nadruk. Op deze wijze tracht de schrijfster de vrouw tot een passend zelfvertrouwen op te wekken. Na algemene beschouwingen over het vrouwelijk bestaan wordt de vrouwelijke ontwikkeling behandeld, waarbij jeugd, gehuwde en ongehuwde staat en problemen van het oud-worden ter sprake komen. Op eenvoudige wijze worden talrijke kwesties in een christelijk perspectief aan de orde gesteld. Niet alleen de vrouw, maar ook zij, die aan vrouwen leiding moeten geven of anderszins in haar problemen betrokken zijn, zullen in dit boekje vruchtbare gedachten vinden.
J.M. Kijm
| |
Dr Mr F.M. Havermans en W.M. Oosterbaan, Sociale Psychiatrie voor Maatschappelijk Werkenden. - J.J. Romen & Zonen, Roermond en Maaseik, 1954, 394 pp., f 16.75 en f 18.25.
In plaats van zijn Beknopte Psychiatrie voor sociaal-werkenden heeft Dr Havermans thans een veel uitgebreider leerboek samengesteld met medewerking van W. Oosterbaan. Aan de indeling is weinig veranderd: na een overzicht van kwesties uit de algemene psychologie en psychopathologie, dat een aantal vrij traditionele omschrijvingen van termen en begrippen bevat, wordt een beschrijving gegeven der voornaamste ziektebeelden; een behandeling van verschillende typische problemen der sociale psychiatrie vormt het slot van dit leerboek. De bruikbaarheid van dit keurig verzorgde werk wordt nog verhoogd door een uitvoerig register. Voor allen, die betrokken zijn in sociaal-psychiatrische problemen, zal dit boek een nuttig hulpmiddel kunnen zijn.
J.M. Kijm
| |
K. Berquin, Vernieuwd opvoederschap - Sheed & Ward, Antwerpen, 1954, 278 pp., ing. Fr. 135.
Verzamelwerken, die onder een zwaarklinkende titel bijdragen van een groot aantal disparate medewerkers groeperen, benadert men steeds met een zeker wantrouwen: zo vaak staat men voor een onsamenhangend en ongelijkwaardig geheel.
Wie echter dit boek grondig inkijkt,
| |
| |
wordt aangenaam getroffen door de eenheid van apostolische inspiratie en van rustig, maar hooggestemd idealisme, dat deze Westvlaamse opvoeders en opvoedsters bij hun werk heeft geleid. Deze mensen hebben het beste van zichzelf, van hun idealisme, hun ervaring, hun bovennatuurlijk inzicht in dit boek willen samenbrengen. En zij zijn daar ook in geslaagd.
Dat het werk wel eens in herhaling vervalt, en dat hier en daar eens een lichte preektoon doorklinkt, was bij dit opzet een wel niet te vermijden euvel. Het boek is trouwens niet gemaakt om in één adem uitgelezen te worden. Het is een werk waarnaar de katholieke opvoeders vaak zullen teruggrijpen, om er telkens in te vinden wat hun op dat ogenblik bijzonder aanbelangt.
R. Janssen
| |
Guido Declerq en Olivier Vanneste, Structurele Werkloosheid in West-Vlaanderen. - Roeselare, 1954, 377 pp., 6 buitentekst-kaarten.
In opdracht van de Raad van Beheer der N.V. Bank van Roeselare hebben twee economisten het probleem van de werkloosheid in de meest beproefde Belgische provincie nauwkeurig onderzocht. Hun bevindingen zijn gebundeld in deze voorbeeldige studie. Kaarten, tabellen en grafieken bewijzen overvloedig dat zij geen moeite spaarden om opheldering te brengen in dit bij uitstek nijpende Vlaamse vraagstuk.
Een eerste deel (de economische en de structurele werkloosheid) inventariseert de soorten werkloosheid met hun respectievelijke betekenis en theoretische verklaring. Hieruit ontwikkelen de auteurs een theorie van de regionale structurele werkloosheid in een moderne volkshuishouding om deze dan als technisch ordeningsmiddel toe te passen op de feitelijke West-Vlaamse situatie. Deze toepassing was moeilijk. ‘De overeenstemming tussen de theoretische constructie en het statistisch onderzoek is niet zo innig als zou mogen verwacht worden. Want enerzijds is de theorie over de structurele economische fenomenen nog niet genoegzaam verfijnd en anderzijds is hier te lande zoals elders de statistiek nog niet voldoende op regionale basis ingericht, opdat reeds zou kunnen sprake zijn van voltooide regionaal-economische studies’ (p. 1).
Enkele aspecten uit dit rijk gedocumenteerde en nauwkeurig uitgewogen boek mogen bijzonder belicht worden: onomwonden spreken de schrijvers zich uit voor een meer regionaal ingestelde, bewust discriminatoire economische politiek, waaraan dan een theoretische economie zou ten grondslag liggen, rekening houdend met de ‘ruimtelijke dimensie’ (de contextuur tussen micro- en macro-economie). Als eenmaal het belang van de ‘streek’ scherper is begrepen (zie b.v. de Economische Raden van Luik, Henegouwen, Limburg, De Kempen), dan zal men de eigen problematiek kunnen omlijnen en naar direct bruikbare remedies uitzien: zo zal de cumulatief structurele werkloosheid in W.-Vl. hoofdzakelijk door nieuwe nijverheden moeten ingedijkt worden. Demografische, arbeidsmigratorische en urbanistische deelstudies maken een practische prognose mogelijk, waarbij als ontwikkelingsgebied de verkeersas Kortrijk-Brugge het meest schijnt aangewezen.
Deze studie verdient een antwoord van de ‘uitvoerende’ machten. Zij noopt tot navolging in de andere Vlaamse gouwen (ook in de wijze van haar ontstaan). De humanistische geest die haar inspireerde, getuigt dat zij echte wetenschap is: in dienst van de mens.
J. Kerkhofs
| |
Romans
Virgil Gheorghiu, De man die alleen reisde. - Pax, 's Gravenhage, 1954, 256 pp., f 7.90.
De schrijver van Het vijfentwintigste UUr en De tweede Kans heeft een derde roman gepubliceerd, die min of meer hetzelfde thema behandelt als zijn twee voorgangers. Het boek maakt de indruk voor een goed deel autobiografie te zijn en tevens een zelfverdediging. De alleen reizende man is Trajaan, die we reeds kennen van vroeger. Hij verlaat zijn ouderlijk huis en de intussen uitgebroken oorlog, alsmede de politieke wisselingen in zijn vaderland Roemenië, maken dat hij er nooit meer in terugkeert. In uiterst eenvoudig, onopgesmukt proza verhaalt Gheorghiu de ongewone lotgevallen van deze Trajaan en het getuigt van zijn talent, dat hij de lezer vasthoudt tot het einde. Toch zou het boek nog gewonnen hebben, indien hij het niet als roman, als fictie, doch als historisch levensverhaal, wat het ongetwijfeld grotendeels is, geboden had. Fictie en werkelijkheid vloeien hier soms hinderlijk ineen. Van de drie genoemde werken heeft De man die alleen reisde voor mij de grootste bekoring.
J. v. Heugten
| |
| |
| |
Stefan Andres, Het Jongetje in de Put. - De Fontein, Utrecht; Sheed and Ward, Antwerpen, 1954, 268 pp., f 7.90.
Stefan Andres verhaalt in dit boek van zijn kinderjaren, tot op het ogenblik dat hij naar een Nederlands college vertrekt om te gaan studeren voor het priesterschap. Heel belangrijk is het werk niet; het bezit niet de kwaliteiten zijner grote romans. Het is blijkbaar geschreven ter verpozing tussen inspannender arbeid. Maar van een schrijver die naam heeft, moet nu eenmaal alles vertaald worden.
J. v. Heugten
| |
Gaston Duribreux, De zure druiven. 2de druk. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1954, 370 pp., Fr. 168.
Deze roman werd bekroond met de Vijfjaarlijkse Prijs voor Letterkunde van de Provincie West-Vlaanderen. Twee jaar na zijn verschijnen komt nu een tweede druk op de markt. Aanbeveling wordt bijna overbodig.
Bij het eerste verschijnen vroeg Pater Em. Janssen zich af of dit niet onze beste oorlogsroman is. Voor zijn vrij uitvoerige bespreking verwijzen we de lezer naar Streven, Mei 1952, pp. 177-179.
| |
Henri Troyat, Schaduwen over de sneeuw, vert. J. Roeland Vermeer (Standaard-Romans). - N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1954, 175 pp., ing. Fr. 65, geb. Fr. 85.
Twee broers beklimmen in November de harde bevroren wand van een berg op zoek naar het wrak van een vliegtuig uit Calcutta. Meer gebeurt er niet. Ook gaat dit verhaal niet allereerst om dit waagstuk, maar om een drama tussen goed en kwaad, tussen brutale en cynische hebzucht en milde, kinderlijke, maar daarom juist onversaagde goedheid. Het gebeuren hangt tussen droom en werkelijkheid, en in zover heeft het ook iets van een simpel sprookje. H. Troyat moeten wij aan onze lezers niet aanbevelen. Wij werden vooral getroffen door de zeer verzorgde vertaling van J. Roeland Vermeer.
P. van Doornik
| |
Varia
Prisma Serie
Emil Ludwig, Goudzoekers in Griekenland, 226 pp.
Thomas à Kempis, De navolging van Christus, 253 pp.
Peter Bamm, Frontchirurg, 232 pp.
Prisma puzzle boek, 266 pp.
Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1954, f 1.25 per deel.
De vier nieuwe Prisma boeken zijn een ware aanwinst. Het eerste is een levensbeschrijving van Heinrich Schliemann, de ontdekker van Troye, de vinder van de schat van Priamos en van de koningsgraven van Mykene.
De nieuwe vertaling van Thomas à Kempis door Dr P.A.H.J. Merkx is een keurig verzorgde uitgave in strofische vorm.
Frontchirurg van Peter Bamm is een diep menselijk geschreven boek, gevoelig en zuiver geschreven. De schrijver maakt twee wereldoorlogen mee, respectievelijk aan het Westfront en later in Rusland en de Krim.
Het Prisma puzzle boek spreekt voor zich zelf. Woorden-, letters-, cijferraadsels en hersengymnastiek. Gaarne aanbevolen.
M. Smit
| |
Grosser Iro Weltatlas. Volksausgabe. 8. Aufl. bearb. von Dr Ernst Kremling. - Iro-Verlag, München, 1954, LVI-63-32 pp., 100 tienkl. Kaarten, 120 foto's, 44 × 31 cm., geb. D.M. 48.
Bij de uitgave van deze volksatlas is er naar gestreefd volledigheid van inhoud, overzichtelijkheid van voorstelling en matigheid van prijs te verenigen.
Voor de uitgebreide plaatsopgave getuigen de meer dan 100.000 vermelde namen. Om de overzichtelijkheid te bevorderen werd een groot formaat gekozen (door het gebruik van een dubbele tweeluik kreeg men kaarten van 1,20 m op 40 cm), en werd een bijzondere projectie methode toegepast die een synthese is van die van Mercator voor gebieden van lage breedteligging en van de sferische projectie voor de gebieden van hoge breedte.
Als men de smaakvolle kleurendruk in acht neemt mag men de prijs matig noemen.
De atlas wordt ingeleid door een bondige aardrijkskundige en geschiedkundige beschrijving van de voornaamste landen welke met een groot aantal typische photo's werd geïllustreerd.
Voor het niet-Duitse publiek kon de annexe met kaarten van Duitsland gerust wegvallen.
F. Elliott
|
|