| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Otto Karrer, Neues Testament, uebersetzt und erklärt, Neue verbesserde Auflage. - Verlag Ars Sacra-Josef Müller, München, 1954, 816 pp., 2 kaarten, geb. D.M. 9.50.
Wij hadden reeds de gelegenheid deze uitstekende en o.i. unieke uitgave van het N.T. te bespreken.
Voor deze nieuwe uitgave heeft O.K. de raad van vele vaklui ingewonnen, en ook spontaan gekregen. De inleiding is dezelfde op twee uitzonderingen na: tegen de Formgeschichte werd duidelijker betoogd, dat het N.T. ons allereerst de Paasboodschap geeft van de Verrezen Heer en God; verder werd een paragraaf over St Jan ingekort.
Vele voetnoten werden verbeterd (Mt 6, 11; Lk 16, 8; Jo 5, 4), genuanceerd (Mt 5, 19), vereenvoudigd (Mt 28, 18). Technische details of vakbibliographie werden weggelaten, en vervangen door een religieuze inhoud (Mt 8, 9; Lk 4, 22).
P. Fransen
| |
Joh. B. Lotz, S.J., Meditation. Der Weg nach innen. - J. Knecht-Carolus-druckerei, Frankfurt/M., 1954, 168 pp., geb. D.M. 5,80.
Onder philosophische belichting heeft Prof. Lotz de inwendige structuur en het dynamisme van het beschouwend leven, inzonderheid van het beschouwend gebed, willen verhelderen. Zijn poging is zeer vruchtbaar gebleken en heeft tot buitengewoon interessante resultaten gevoerd. Zich afwendend van de twee extremen van rationalisme en irrationalisme, welke haar bedreigen, ontvouwt de authentieke beschouwing zich als een terugkeer naar de inwendige grond van de geest. Deze noemt de auteur, in aansluiting bij Augustinus, de memoria. Met het sensibel geheugen heeft deze memoria direct niet zo heel veel te maken. Zij is integendeel de geest zelf, maar in zover hij oorsprong is van de dubbele functie van inzicht en liefde. In deze diepte van eigen wezen ervaart de mens de onrust, waardoor hij tegelijkertijd Gods aanwezigheid en afwezige verborgenheid herkent. Deze onrust is echter tevens de vorm van een goddelijke aantrekking, welke de beschouwende mens in waarheidszoekende bezinning en onzelfzuchtige overgave volgen moet. Zeer leerrijk is het verband, dat de auteur legt tussen de platoonse memoria van Augustinus en de memoria, waarover herhaaldelijk sprake is in de Geestelijke Oefeningen van St. Ignatius. Intussen kan de beschouwende terugkeer naar de inwendigheid zich in de sensibele mens moeilijk zonder medewerking van deze sensibiliteit voltrekken. Beschouwing is daarom vanzelf al aanschouwing. In deze aanschouwing heeft ook de gewone memoria weer haar functie. Zeer fijnzinnig heeft de auteur deze beeldende functie, welke geheugen en voorstelling in de beschouwing vervullen, aan de hand van de Geestelijke Oefeningen, geanalyseerd. In de laatste hoofdstukken verschuift het standpunt meer uitdrukkelijk naar de theologie. Zij handelen over gebed en genade, over de inwendige gevaren en mogelijke
illusies van het meditatief gebed en verstrekken waardevolle aanwijzingen van practische aard.
L. Vander Kerken
| |
‘Bethanië’, Het Ware Licht, Handleiding voor de praktijk van het Geloofsonderricht. - Uitg. Pax, Den Haag, 1954, 374 pp., f 9.90.
Deze Handleiding is voorzien van een Evulgetur van de speciaal daartoe gedelegeerde Rector N. de Rooy, van een Voorwoord van de voorzitter van de S. Willibrordsvereniging Dr J. Willebrands, en de bijgevoegde Toelichting opent met een Woord Vooraf van Dr P. Schoonenberg S.J. en een Ten Geleide van Dr H. Fortmann. Moesten er zoveel autoriteiten borg staan voor de waarde van de inhoud? Ik geloof, dat het in dit geval toch wel verstandig was. Het gaat hier namelijk om een methodisch nieuwsoortige handleiding. En al is deze speciaal bedoeld voor geloofsonderricht aan niet-Katholieken, het boek zal toch vooral door geloofsgenoten gehanteerd moeten worden; het was daarom goed, dat zij door deze zwerm van getuigen over de eerste onwennigheid heengeholpen werden.
Men moet dit ‘nieuwsoortig’ overigens goed verstaan. Het Ware Licht sluit aan bij de methode die de stichter van het Genootschap der Vrouwen van Bethanië, P. Jac. van Ginneken S.J., destijds heeft ontworpen. Maar diens bekende ‘fasen’
| |
| |
(groene, paarse, rode, gele en witte) wilden slechts een duidelijker systematisering zijn van de katechumenenvorming der oude Kerk, met name door S. Augustinus in zijn De catechizandis rudibus uiteengezet.
Dat eigene, en ook weer helemaal niet-eigene, bestaat hierin, dat Het Ware Licht, na een inleiding over het Godsbesef, ons biedt een weergave van de Openbaring zoals deze ons door God is gegeven, in haar historisch verloop: Oude Testament, Christus, de Kerk. In plaats van een gedachtenconstructie te geven in de vorm van een theorie met stellingen en bewijzen, sluit het zich innig aan bij de heilsverkondiging. Men meent aldus een meer concrete en levendige wijze van voorstellen te bereiken, die bovendien duidelijker overeenkomt met Gods heilspaedagogie en vooral het contact met God en zijn genade vergemakkelijkt.
Een aanbeveling is nauwelijks nodig. Het succes dat ‘Bethanië’ - een collectief dat deze keer veelbetekenend is - met het gebruik en de ontwikkeling van deze methode heeft gehad, zegt meer dan woorden kunnen uitdrukken. Dit heeft een vertrouwen gewekt dat het oordeel van een recensent niet hoefde af te wachten: voordat er ook maar een enkele bespreking kans kreeg te verschijnen, is de eerste oplaag van drieduizend exemplaren uitverkocht! Wat zouden we voor de tweede druk dan nog uilen naar Athene gaan dragen?
L. Rood
| |
Dr J.A.E. Dodewaard, Dr A.J.M. Kat en Dr K. Steur, Met de Heer der Heiligen het Jaar rond. - Paul Brand, Bussum, 1954, 495 pp., f 14.50.
In dit fraai uitgegeven en rijk geïllustreerd werk, dat, zoals de titel reeds te kennen geeft, aansluit bij Met de Heiligen het Jaar rond, hebben drie bekende theologen het Kerkelijk Jaar in Kerst-, Paasen Pinksterkring exegetisch, liturgisch en dogmatisch behandeld. De eerste der drie bovengenoemde auteurs heeft het exegetische gedeelte, de tweede het liturgische en de derde het dogmatische voor zijn rekening genomen. Hier wordt de lezer niet een devoot aftreksel, maar het merg van leer en liturgie geboden. Het boek vormt dan ook een voortreffelijke geestelijke lectuur, natuurlijk allereerst voor de tijd die het beschrijft, maar ook geheel het jaar door. De schrijvers hebben het zo ingericht dat zij geheel het Kerkelijk Jaar ‘bestrijken’. Bij de Pinksterkring bijvoorbeeld behandelen zij ook het Sacramentsfeest, de Gemeenschap der Heiligen en Christus' Koningfeest, zodat zij werkelijk een rondgang door het Kerkelijk Jaar maken. De illustraties zijn bijna alle genomen uit de liturgische praktijk der Kerk.
J. v. Heugten
| |
Bede Griffiths, O.S.B., The Golden String. - The Harvill Press, London, 1954, 168 pp., 12 s. 6 d.
Als jongen drijft de schr. geleidelijk weg van alle godsdienst en godsdienstigheid, een proces dat in Oxford zijn voltooiing vindt. Maar een diepe onvoldaanheid en iets wat veel lijkt op haat voor de hedendaagse vertechniseerde beschaving brengen hem er toe om te samen met twee andere Oxfordians hun heil te zoeken in een primitief bestaan op een verscholen en vervallen boerderijtje in de Cotswolds. Langs hun liefde voor de natuur keert het Godsgeloof geleidelijk aan terug, geselecteerde lezing bevrucht en bevordert dit proces, en de slotphase betekent het vinden van de volle waarheid. Vrij gauw na zijn bekering treedt schr. in bij de Benedictijnen. Het hier geboden boekje geeft een verslag van deze Odyssee, pretentieloos, interessant en leerzaam. De laatste hoofdstukken wijdt schr. aan een heldere uiteenzetting van wat het monnikenleven nu eigenlijk behelst, en geeft daarbij zijn ideeën over liturgische en ook theologische vernieuwing binnen de kerk.
W. Peters
| |
Missaal en Gebedenboek. - Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 1954, 640 en 675 pp.
In deze schitterend uitgevoerde Spectrum-uitgave zijn samen in één band opgenomen het ‘Missaal voor Zondagen en Feesten’ (een inkorting van het volledige Spectrum-Missaal) en ‘De Voorhof des Heren’ (waarvan de teksten ontleend zijn aan het Groot Gebedenboek).
Het eerste gedeelte bevat (Latijnse tekst en Nederlandse vertaling naast elkaar) de missen van alle Zondagen en feesten, de belangrijkste votiefmissen en de liturgie van de uitvaart, alsmede de gewone Gregoriaanse misgezangen van de Vaticaanse uitgave van het Kyriale. Elke Zondags- en feestmis wordt voorafgegaan door een korte verklarende inleiding.
In het tweede gedeelte zijn samengebracht de dagelijkse gebeden, tekst en liturgie van de Sacramenten met uitleg en verklaringen, Vespers en Completen, gebeden en oefeningen voor alle tijden en
| |
| |
feesten van het jaar en voor alle levensomstandigheden, lofgezangen en beschouwingen over het christelijk leven.
Deze korte opsomming kan slechts een uiterst zwakke indruk geven van deze pracht-uitgave. Wie dit degelijke kerkboek regelmatig gebruikt, wordt van zelf ingeleid in de rijkdommen der liturgie, in een diepere kennis van het geloof, en gebracht tot een hoge waardering van het geloofs- en gebedsleven. Zeer warm aanbevolen; ook als geschenk bij de grote christelijke levensgebeurtenissen.
A.J. Wessels
| |
Constantine, Price of Bavaria, The Pope. A portrait from life. - Translated by Diana Pyke. Allan Wingate, London, 1954, 307 pp., 21 sh.
Een lange bespreking verdient dit onbelangrijke boek niet. De titel is misleidend. De Paus is weinig meer dan een soort bindend cement dat allerlei verhaaltjes bijeenhoudt; er zijn pagina's en pagina's waarin men niet goed weet of men een stuk contemporaine Duitse kerkgeschiedenis aan het lezen is, een stuk populaire bezettingslectuur of een reisgids. Van een levensbeschrijving van de Paus is geen sprake, en van een portret ook al zeer weinig. De schr. springt van voren naar achteren, van een audiëntie naar een encycliek, van de kamer in Rome naar de achterbuurt in Berlijn, enz. Het erge van dit alles is nog dat men vaak niet meer kan zeggen waar de feitelijkheid ophoudt en het gefantaseer begint. Soms is het zelfs moeilijk uit te maken of een bepaald incident niet geheel en al gefantaseerd is.
Het geheel is al te vlotte journalistiek, waarbij een dubieuze sentimentaliteit het brouwsel nog onverteerbaarder maakt.
W. Peters
| |
M. Hijman, S.J., Door Christus bijeen geroepen, met medewerking van Dr W. Bless, S.J. Serie: Eeuwig leven (Godsdiensthandboeken voor de hogere klassen van het Middelbaar Onderwijs), 2e Deeltje. - Uitgegeven door het Katechetisch Centrum Canisianum bij L.C.G. Malmberg, 's-Hertogenbosch, 1954, 94 pp., f 1.95.
Het wil mij voorkomen, dat Pater Hijman met recht in dit boekje voor de hogere klassen de heilsgeschiedenis als uitgangspunt nam en tevens dat hij het goed gedaan heeft. Maar wanneer men nu toch aan psychologische eisen wil voldoen, rijst de vraag, of de geschikte leeftijd voor het onderwerp de Kerk als Gemeenschap wel die der 15-jarigen is. Naar mijn mening zal het meer aanslaan op de 5de of 6de klas.
Perquin
| |
Wijsbegeerte
W. Faber, Wijsgeren in Nederland. - G.F. Callenbach, Nijkerk, 1954, 195 pp., f 6.90.
Bedoeling van dit werk is een volledig overzicht te geven van wat Nederlanders op het gebied van wijsgerige bezinning gepresteerd hebben. Daartoe vangt de S. aan bij de Middeleeuwen, om zich dan via Descartes tot Noord-Nederland te bepalen. Deze beperking van de gezichtskring wordt nog meer vernauwd, zodat de katholieke wijsbegeerte het in het hele boek moet doen met twee korte alinea's en alleen prof. Sassen een vermelding met naam verdient zonder het overigens tot het register te brengen aan het eind. In de weergave van wat wel vermeld wordt uit het Nederlandse philosophische leven dreigt ds Faber helaas te verzinken in een zee van details, welke dikwijls zeer interessant zijn, maar voor de wijsbegeerte meestal zonder nut. Als typerend omtrent de houding van ds Faber t.o.v. het katholicisme moge gelden de vermelding op blz. 35, dat de inquisitie in Portugal in 1536 ‘door inmenging van de Jezuïeten’ scherp werd toegepast, waardoor vele Joden dit land moesten verlaten. De relatie van het groepje Parijse studenten, dat in dit jaar op weg was naar Venetië, met de inquisitie bestond toen toch wel vrnl. hierin, dat zij probeerden uit haar handen weg te komen. Dit zal des te meer klemmen, omdat Ignatius een groot vriend was van het volk waaruit Christus is geboren en zijn opvolger Laynez in de toen nog niet bestaande ‘Jezuïetenorde’ zelf van Joodse bloede. Het boek heeft vooral zijn waarde voor verzamelaars, als curiosum, dat zo iets in 1954 volmaakt te goeder trouw kan worden geschreven en uitgegeven.
J.H. Nota
| |
Peter Wust, Im Sinnkreis des Ewigen, Hrg. von Hermann Westhoff, Mit einem Geleit von Karl Pfleger. - Verlag Styria, Graz, Wien, Köln, 1954, 341 pp., S 74.20.
Een verzameling opstellen, samengesteld uit artikelen van de in 1940 gestorven Duitse existentiephilosoof Peter Wust, die door Max Scheler vooral weer
| |
| |
tot de praktijk der Katholieke Kerk terugkeerde en juist in zijn levend geloven een nieuwe kracht vond om door te denken. Deze opstellen zijn zo geordend, dat ze alle als thema hebben: de mens in de actualiteit van onze dagen. Bedoeling is de lezer smaak te doen krijgen in Wust, zodat men hem ook in zijn zwaarder werk zal gaan bestuderen, en hem beter begrip voor diens wijsbegeerte te schenken. Ook afgezien van deze bijbedoeling zijn de heldere uiteenzettingen over de moderne mens, de religieuze mens, de mens als geschiedeniswezen, mens en philosophie enz. van grote waarde voor ieder die voor deze onderwerpen belangstelling heeft.
J.H. Nota
| |
Literatuur
Klassieken uit de Ned. Letterkunde. Dr J. van Mierlo, Uit de strophische gedichten van Jacob van Maerlant. - W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle, 1954, 179 pp., f 3.60.
Als no. 3 van de reeks ‘Klassieken’ heeft de grote kenner der Middeleeuwse poëzie een aantal gedichten van van Maerlant uitgegeven. In de inleiding worden achtereenvolgens de tijd, de dichter en de strophische gedichten kort en zakelijk behandeld. Dat Jacob zijn naam zou ontlenen aan Maerlant zijn geboorteplaats en niet aan Maerlant van Oost-Voorne wijst de inleider af. In deze uitgave zijn opgenomen Wapene Martijn, (de Eerste Martijn); Een disputatie van onzer vrouwen ende van den heilighen cruce; Van den lande van Oversee en Der kerken claghe. Van alle vier gedichten is naast de middeleeuwse tekst een moderne weergave afgedrukt; zodat ze door een groter publiek gewaardeerd kunnen worden.
Joh. Heesterbeek
| |
Hadewych d'Anvers. Poèmes des Béguines, traduits du Moyen-Néerlandais par Fr. J.-B.P. (Coll. La Vigne du Carmel). - Edit. du Seuil, Parijs, 1954, 188 pp.
Men mag de overtuiging hebben, dat Hadewych's mystieke poëzie alleen in het origineel werkelijk kan gewaardeerd worden. Doch dan blijft haar werk slechts voor een enge lezerskring toegankelijk. Wanneer onze grootste dichteres ooit de plaats moet krijgen die haar toekomt in de wereldletterkunde, dan kan dit enkel met de hulp van vertalingen en moderne bewerkingen. Het heeft dan ook weinig zin er over te treuren, dat zoveel van de bekoring en kracht van het oorspronkelijke vers in de vertaling noodzakelijk verloren gaat. We mogen ons integendeel ten zeerste over deze Franse vertaling verheugen: ze vergde een ontzaglijke moed, kennis, en talent. Ze is goed, verantwoord, en trouw. Een repraesentatieve keuze werd gedaan uit de Strophische Gedichten en Mengeldichten (waarbinnen, als Nieuwe Gedichten onderscheiden, de gedichten van de onbekende navolgster van Hadewych). Inleiding en nota's zijn uitstekend voor deze bescheiden uitgave en onmisbaar voor wie met de dichteres en de geestelijke bewegingen van haar tijd niet vertrouwd is; ze getuigen van inzicht in de status quaestionis der verschillende problemen, van een serene houding tegenover de wel eens meer gepassionneerde dan objectieve stellingname onzer eigen specialisten, en van wetenschappelijke bescheidenheid.
A. Deblaere
| |
Dante Alighieri, Vita Nova, trad. par A. Pézard. - Unesco, Parijs; Edit. Nagel, Parijs, 1954, 252 pp., Fr. Fr. 795.
De Vita Nova is steeds één van de veel vermelde maar weinig gelezen, zelfs moeilijk bereikbare, werken van Dante geweest. De uitgave van de Unesco maakt dit meesterwerk voor ruimer publiek toegankelijk. De prozatekst in een keurige en terdege verantwoorde Franse vertaling, de verzen in het Toscaans, vergezeld van een Franse bewerking. Nuttige nota's en commentaar besluiten het boek. De Inleiding, in een bevattelijke maar daarom niet minder wetenschappelijke praesentatie, situeert de Vita Nova in de ontwikkeling van de contemporaine letterkundige en wijsgerige cultuur, en legt de evolutie uit in Dante's opvatting over de liefde.
Een boek, dat zijn plaats verdient in de bibliotheek van ieder humanistisch gevormde.
A. Deblaere
| |
Grace Frank, The Medieval French Drama. - Clarendon Press, Oxford, 1954, 296 pp., 30 sh.
Schr. geeft een volledig en overzichtelijk beeld van de ontwikkeling van het Middeleeuws toneel in Frankrijk. In grote trekken komt dit overeen met wat er in andere Westeuropese landen op dit terrein geschiedt. Deze studie vertoont weinig diepgang, omdat schr. zich tevreden
| |
| |
stelt met, en weinig anders beoogt dan, het geordend voorleggen van de gegevens. De diepere reden van een bepaalde ontwikkeling wordt niet gegeven, waarschijnlijk omdat een antwoord haar zou dwingen tot een vergelijkende studie van stromingen op toneel-gebied in naburige landen. Als inleiding en overzicht blijft het boek waardevol, uiteraard vooral voor de student en de vakman.
W. Peters
| |
Zwolse drukken en herdrukken no 11 en 12. Dr F. Veenstra, P.C. Hooft Barto. Dr L. Roose, Religieuze poëzie van Cornelis Crul. - W.E.J. Tjeenk Willink, Zwole, 1954, resp. 200 en 98 pp.
Een uitvoerige, een gedegen en van een grote ‘Hooftse’ kennis getuigende studie gaat de tekst van de Baeto vooraf. Uitvoerig en gedegen zonder twijfel en de aandachtige lezer kan heel wat opsteken van hetgeen dr Veenstra in de eerste honderd bladzijden van dit deeltje verwerkt. Te meer klemt dit daar de studie over Hooft's werk(en) allesbehalve een afgegraasd veld is. Wél vraagt men zich af of een dergelijke uitvoerige beschouwing niet wat al te breed is geworden als inleiding tot één treurspel. De tekst van de Baeto is de onveranderde herdruk van de eerste editie van 1626.
Aan de religieuze poëzie van Cornelis Crul (16e eeuw) gaat o.m. de vraag vooraf of Crul het oude geloof getrouw is gebleven of de hervorming is toegedaan. Een nogal betwiste kwestie. Dr Roose toont aan dat uit zijn werken niet op te maken is dat hij zijn voorvaderlijk geloof zou hebben prijsgegeven, m.i. op goede gronden. Een aantal refreinen benevens een paar psalmbewerkingen worden in dit deeltje afgedrukt. De gedichten vertonen nog sterk rederijkerskenmerken. Levendigheid kan hun niet ontzegt worden.
Joh. Heesterbeek
| |
Klassieken uit de Nederlandse Letterkunde no. 2 en 3. Dr W.J.C. Buitendijk, Nederlandse strijdzangen uit de 16e en de eerste helft der 17e eeuw. - W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle, 1954, 166 pp.
Uit de menigte strijdliederen die onze letterkunde der 16e en 17e eeuw rijk is, heeft dr Buitendijk een keuze gedaan waarvan hij verantwoording aflegt in zijn inleiding. Hij heeft vóór alles zijn keuze niet doen afhangen van de historische doch van de aesthetische waarde van het lied. Een gelukkig standpunt dat een zeer geslaagde bloemlezing heeft opgeleverd. Van belang is ook hetgeen de inleider zegt over de verschillende aard der liederen van de 16e én van de 17e eeuw. Trouwens in meer dan één opzicht is de inleiding op de bundel een zeer geslaagde. Men leze b.v. wat dr Buitendijk zegt over het Wilhelmus en al het geschrijf over deszelfs auteur; over Valerius en Revius. Het jaartal 1670 (op blz. 47) zal wel 1570 moeten zijn.
Joh. Heesterbeek
| |
Bas de Bont, Existentie met pretentie. N.V. De Pelgrim, Eindhoven, 1954, 45 pp.
Een klein getal gedichten waarvan enige een ironische tint meedragen, en dit zijn niet de minstgeslaagden. Een bundeltje waarvan de lezer met een zeker genoegen kennis neemt, doch dat hem geen diepe voldoening zal schenken.
Joh. Heesterbeek
| |
Cultuurleven
A. Feulner en Th. Mueller, Geschichte der deutschen Plastik (Deutsche Kunstgeschichte, Bd 2). - F. Bruckmann-Verlag, München, 1953, 656 pp., 27 × 21 cm., 523 Bilder, 12 klpl., geb. D.M. 50.
Aan een omvangrijk boek als de Geschichte der Deutschen Plastik begint men slechts met een goede dosis wetenschappelijke moed. Men verwacht lange boekenlijsten en verwijzingen en noten. Niets van dit alles treffen we aan in dit boekdeel van de Deutsche Kunstgeschichte. Werden onze verwachtingen op dit punt enigszins teleurgesteld, toch durven we niet van een leemte spreken. Van de eerste bladzijden af boeit de schrijver door zijn ruime geest en zijn rustige uiteenzetting. We lezen dit boek verder, niet meer om een of andere toeschrijving scherper gefundeerd, een of andere persoonlijkheid beter belicht te zien, maar om de geestrijke situering van de kunstverschijnselen der Middeleeuwen in het landschap van het ganse geestesleven te overschouwen. Dat deze diepzinnige en fijn gestelde uiteenzetting soms iets schematisch uitvalt mogen we wellicht toeschrijven aan het feit dat de auteur Adolf Feulner de tijd niet heeft gehad om zijn boek af te werken. Toen hij stierf, even na het afwerken van het vierde hoofdstuk, had zijn
| |
| |
tekst de maat overschreden die voor het gehele werk was vastgesteld. Dit bracht mee dat Th. Müller, die het werk aanvulde en uitgaf, de eerste hoofdstukken sterk moest bekorten om de overige perioden nog een plaatsje te gunnen. Müller heeft zich uitstekend van zijn delicate taak gekweten zodat het verschil tussen de twee delen niet al te opvallend is. Wel voelen we dat het accent wordt verplaatst. De algemene overzichten van de wijze Feulner moeten plaats maken voor een meer gedetailleerde studie van de kunstwerken zelf. Toch blijft de eenheid van het boek bewaard als de beste schets van de ontwikkeling der Duitse beeldhouwkunst en een zeker waardevolle poging om de wezenstrekken ervan opnieuw vast te leggen. Wanneer we dit boek niet op de lijst der wetenschappelijke werken mogen stellen, dan moeten we in elk geval een nieuwe waarde geven aan het woord vulgarisatie, die in deze zin de vrucht en misschien de hoogste vorm van wetenschap wordt.
G. Bekaert
| |
Jean Cassou, Die Impressionisten und ihre Zeit. - Droemersche Verlagsanstalt, München, 1954, 30 pp., 32 × 24 cm., 96 pl. waarvan 48 klpl.
Deze verzameling kunstplaten is niet de eerste gewijd aan de Impressionisten. Reeds in 1937 verscheen in de Phaidoonverlag te Wenen een groot album samengesteld door L. Goldscheider en ingeleid door W. Uhde. Het nieuwe album van J. Cassou heeft alvast dit op het oudere voor dat de inleiding synthetischer is gesteld met de beheersing van het onderwerp, eigen aan J. Cassou; dat van de 96 platen 46 in goede kleurreproducties zijn weergegeven; dat de inleidende studie wordt aangevuld door uitgewerkte biografische nota's en tenslotte dat er een, zo niet volledige dan toch uitgebreide, bibliografie is opgenomen. De keuze der reproducties in dit album is niet uit het vorige overgenomen en men vindt hier ook niet de klassieke keuze. Tevergeefs zoekt men naar enkele meesterwerken van Manet of naar de schoonste schilderijen van de oude Renoir. En meteen raken we het delicate punt van dergelijke verzamelingen: de keuze van de afbeeldingen. J. Cassou is er zeker in geslaagd de meeste schilders te typeren door een kleine keuze uit hun werk. Toch kunnen we geenszins aannemen dat hier de beste werken van de meesters werden opgenomen.
Blijkbaar was het Cassou ook te doen niet alleen de verschillende persoonlijkheden te karakteriseren maar een beeld te schetsen van de hele impressionistische periode. Zo lijkt het dan ook verantwoord kunstenaars als Cézanne, Van Gogh, Redon, Rousseau, Seurat op te nemen, die in het eerste album over de Impressionisten waren geweerd.
Hoewel ook dit werk en deze keuze ons nog niet als de klassieke voorkomt, betekenen deze toch een stap vooruit tot de juiste waardering en begrip van het impressionisme als cultuurstroming.
G. Bekaert
| |
Robert Genaille, Bruegel de Oude. - Elsevier, Brussel-Parijs-Amsterdam, 1954, 118 pp., 140 pl. en klpl., 29 × 23 cm., Fr. 695.
Dit nieuwe Bruegelboek is uiteraard moeilijk samen te vatten. Het was de bedoeling van Rob. Genaille te reageren tegen de al te systematisch opgezette portretten van Bruegel als boerenschilder, filosoof, revolutionnair. Daarom vermijdt hij ons op zijn beurt een volledig afgewerkt portret aan te bieden. Zijn opvatting over Bruegel leren we kennen uit een als het ware impressionistische schets van bedenkingen over leven en werk van de veelzijdige Vlaamse Renaissancemeester. We smaken er misschien niet de voldoening van duidelijk te horen wie en wat Bruegel was. Maar in dit opstel beleven we het hoge geestelijk genot dieper door te dringen in de geest van een groot mens. Veel aandacht wordt besteed aan de traditie waarmee Bruegel zijn genie heeft gevoed. Het oeuvre zelf wordt verdeeld over de aanvang met de tekeningen en gravures (1552-1559); Bruegel's goedlachsheid (1562); Bruegel, klankbodem van het Antwerpse leven (1565); Bruegels classicisme (1565); variaties op verworven thema's (1566); Luilekkerland, een onderbreking (1567); de kermissen, een poging tot ontvluchting (1568); verbitterde ontgoocheling (1568). In deze verschillende perioden - waar toch ook heel wat systematisatie in steekt! - worden schilderijen en tekeningen globaal en afzonderlijk gekarakteriseerd. Het commentaar erbij is steeds nieuw en blijkbaar gegroeid uit een lange vertrouwdheid met het werk van Bruegel en van zijn tijdgenoten en uit een degelijke kennis van de tijd en het land waar Bruegel heeft geleefd en gewerkt. Dit terugplaatsen van het genie in de alledaagsheid van een tijd en een traditie, zonder het genie daarbij te doden, lijkt ons wel de bijzonderste verdienste van dit nieuwe werk over Bruegel.
| |
| |
Interessante aantekeningen bij de tekst, critische nota's bij de afbeeldingen, bibliografie maken van dit werk een standaardwerk. Jammer genoeg zijn noch de kleurplaten noch de zwart-wit-afbeeldingen van de beste kwaliteit.
G. Bekaert
| |
Sir Alan H. Gardiner, Mrs Nina M. Davies, La peinture égyptienne ancienne, 3-4, aangepast door A. Champdor. - Albert Guillot, Parijs, 1954, 10 p. tekst en 10 klpl., 34 × 26 cm., 2000 Fr. Fr. per deel.
De eerste twee bundels met kleurplaten van Egyptische schilderijen, gekozen uit de grote verzameling van Davies en Gardiner, hebben we reeds aanbevolen. In de derde en vierde bundel, die even voornaam worden gepresenteerd, treffen we wellicht niet zoveel grote meesterwerken aan als in de voorgaande. Het interessante van de voorstelling heeft meer dan de innerlijke waarde de keuze bepaald. Maar ook in deze werken gaat de kwaliteit van de Egyptische schilderkunst niet te loor. De minutieuze en bewogen jachtpartijen van Touth-ank-hamon kunnen moeilijk vergeleken worden bij de grootse bewening uit Ramose's graf, afgebeeld in de vorige bundel. Daarom echter zijn zij nog niet te verwaarlozen. Zij horen bij een volledig overzicht van de Egyptische schilderkunst dat ons deze prachtige reeks albums wil bieden.
G. Bekaert
| |
Paul Rivet, Cités Maya (Les Hauts Lieux de l'Histoire, 4). - Albert Guillot, Parijs, 1954, 195 pp., 32 × 24 cm., 197 phot. waarv. 10 klpl., 2 K., 5 plans, geb. Fr. Fr. 4500.
In de kroniek ‘Najaar van Hellas’ (Mei 1954) hebben wij de drie opstellen van Albert Champdor in de reeks ‘Les Hauts Lieux de l'Histoire’ vermeld als dichterlijke evocaties van exotische werelden. Het vierde deel van deze reeks handelt over een cultuur die, meer nog dan de voorgaande, de nieuwsgierige verbeelding kan prikkelen. Albert Champdor had er ons een enthousiast essay over geschreven. Dit doet P. Rivet, de nauwgezette wetenschapsman, niet. Hij laat het bij een enigszins dorre samenvatting van de kennis die wij op dit ogenblik van de stedencultuur der Maya's bezitten. Hij geeft een beschrijving van land en volk, van zijn geschiedenis, zijn maatschappelijk en religieus leven. Ook over de kunstwerken is zijn uiteenzetting exact. En heeft hij slechts enkele woorden te zeggen over ieder der verscheidene technieken, geen enkele laat hij onbesproken. Zo is dit vierde deel een studie geworden zonder de poëtische verrukking van de drie voorgaande. Maar ook een studie kan bewondering en ontroering vertolken. Dit is het geval in het luxueus-uitgegeven boek van P. Rivet.
G. Bekaert
| |
Martin Davies, The National Gallery London, vol. I - Les Primitifs Flamands, I, Corpus de la Peinture des Anciens Pays-Bas méridionaux au quinzième siècle, 3, fascicules 6-13. - De Sikkel, Antwerpen, 1954, VI pp., 116 pp., 280 platen, ing. Fr. 420, geb. Fr. 480.
Deze nieuwe, belangrijke band van het Corpus der Vlaamse Primitieven is ontstaan uit de samenwerking van de beste Engelse en Belgische specialisten. Hij vormt het eerste van twee delen, gewijd aan de Vlaamse Primitieven van de National Gallery. Het laboratorium-onderzoek van de schilderijen gebeurde onder leiding van R. Sneyers, P. Coremans en J. Thissen, terwijl Martin Davies, de conservator van de National Gallery en uitnemend kenner onzer oude meesters, het iconografisch, picturaal en historisch onderzoek op zich nam. Aan hem werd ook het opstellen van de tekst opgedragen. Zijn studies zijn accuraat en grondig, zijn conclusies genuanceerd en strikt gemotiveerd, getuigend van een onbevangen wetenschappelijke eerlijkheid, die hem overigens in staat stelt meer dan één opinie, die hij in zijn Early Netherlandish School van 1945 verdedigde, te herzien of scherper vast te stellen. Zijn volle bruikbaarheid zal dit boek eerst krijgen samen met de tweede band, die de registers en referenties voor beide zal bevatten. Onder de merkwaardigste hier behandelde werken vinden wij o.a. de Graflegging en het Mansportret van Dirk Bouts, twee portretten van de Campin-groep, de Doornenkroning van Bosch, de Bernardinus de Salviatis- en Ricardus de Capella-panelen van David. De grootste schatten echter uit zijn rijke verzameling, waarbij de Van Eyck's en Van der Weyden's, schijnt Davies voor zijn tweede band te hebben willen bewaren.
De overvloedige illustratie, waarbij elk schilderij tot in de details fotografisch ontleed wordt, zal voor ieder kunstkenner en -liefhebber even welkom als nuttig blijken. Het wil ons echter voorkomen, dat de uitvoering van een aantal platen beter verzorgd had kunnen zijn. Soms vraagt men zich af, of een zekere onduidelijkheid te wijten is aan de opname, de
| |
| |
foto-afdruk, het cliché of het drukken; enkele malen wijst de aanwezigheid van witte en grijze stippen er op, dat het drukken niet gebeurde met de bezorgdheid voor volkomen afwerking, die we van De Sikkel gewend zijn.
A. Deblaere
| |
Assise, images d'une ville. 89 photographies de Charles Jud avec commentaire de Jean Kroemler. - Les editions St Paul, Fribourg, Suisse, 1954, Fr 9.80.
Een reiziger, die het voorrecht heeft gehad, enige uren door te brengen in dit kleine stadje van Umbrië, dat als 't ware schijnt opgehangen tegen de bergen en omgeven is van groene olijfbomen, zal er een eeuwigdurende herinnering aan blijven bewaren. Het heiligdom van St Franciscus, het klooster van St Clara, de steile hoge straatjes, het wonderlijk mooie landschap, de sfeer van St Franciscus, dat alles komt ons weer levendig voor de geest bij het doorbladeren van dit kostbare boekje dat voor de Assisië-bezoeker van blijvende waarde is.
M. Smit
| |
Bertus Aafjes, Morgen bloeien de Abrikozen. - J.M. Meulenhoff, Amsterdam, 1954, 254 pp., f 7.90.
Een der vruchten van Aafjes' twee- of driejarig verblijf in Egypte is dit aardige boekje. Hij heeft over Egypte belangrijker dingen geschreven in dicht en ondicht, maar een aardiger, beminnelijker, onderhoudender werk dan dit ken ik niet van zijn hand. Hij vertelt hier zo ongeveer zijn dagelijks ervaren, zijn leven en beleven van elke dag zoals Aafjes dat kan, fris en levendig, kleurig en boeiend, zonder enige pose of dikdoenerij. Belevenis rijt zich aan belevenis; elk hoofdstuk heeft een pointe of vormt een afgerond gebeuren; ernst en humor wisselen elkaar af en bij het einde heeft men werkelijk een stuk Egyptisch leven met Aafjes meegemaakt. De lust in Oosterse spreuken en spreekwoorden viert zich uit in menig hoofdstuk; Oosterse berusting in Allahs wil en Oosterse sluwheid gaan hier vaak een merkwaardig verbond aan. Wie enige uren naar Aafjes wil luisteren door dit boek te lezen, zal er geen spijt van hebben.
J. v. Heugten
| |
Geschiedenis
Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden. Deel VIII, afl. 3-4 1954. - M. Nijhoff, Den Haag; De Sikkel, Antwerpen, 176 pp., per jrg. Fr. 285, f 19.
Het historisch tijdschrift van de geschiedschrijvers van Noord en Zuid brengt een eerste degelijk gedocumenteerd artikel van de hand van Dr F. Blockmans, waarin hij aantoont dat er te Antwerpen waarschijnlijk reeds van af de Guldensporenslag in 1302 officieel erkende ambachten waren, terwijl Dr Wijffels in een uitvoerige studie over de oorsprong der ambachten in Vlaanderen en Brabant het begin op 1384 stelde. Dr J.J. Poelhekke onderzoekt de pamfletten van het jaar 1650 en komt tot het opvallend besluit dat de stadhouder Willem II en zijn omgeving zich nog de historische gebondenheid der Nederlanden bewust waren, en dat de prins, als hij dat jaar niet gestorven was, wellicht aan een herstel der eenheid zou hebben gewerkt.
In de aantekeningen brengt Mr P. Boeles interessante gegevens over de handel van Groter-Friesland met Frankrijk vooral in de 7e eeuw; daarna staaft Prof. Dr H. Van Werveke, tegen Dr P. Rogghé, zijn stelling dat de zwarte dood omstr. 1350 slechts beperkte schade in de Nederlanden heeft aangericht; tenslotte wijdt R. Van Caeneghem belangwekkende beschouwingen aan Prof. Génicot's ‘Les lignes de faîte du Moyen Age’.
Het belangrijkste deel vormt wellicht de lange Kroniek waarin de voornaamste feiten en publicaties op historisch gebied in Noord en Zuid systematisch worden uiteengezet. Een Suid-Afrikaanse Kroniek 1952 en een paar boekbesprekingen besluiten dit interessante nummer.
M. Dierickx
| |
Helmut Paulus, De Koning van Sion. Nederl. van J.H.P. Jacobs (B.F.T.-Combinatie, 5). - P. Vink, Antwerpen, 1954, 278 pp., geb. Fr. 150 (in reeks Fr. 95).
Rond 1530 veroverde de fanatieke sekte der Wederdopers het bestuur van de stad Munster in Westfalen. De profeet Jan van Leyden kreeg de hoofdrol toebedeeld. Met list en handigheid, maar weldra ook met meedogenloos geweld vestigt hij een theocratische staat. Terwijl de bisschop van Munster de stad belegert, weet hij zich nog te laten uitroepen tot koning. Op dit historische stramien heeft S. een goede roman geborduurd. Het verhaal verloopt op een snel filmisch gehouden ritme van korte en pakkende taferelen tot aan de uiteindelijke catastrofe. Soms doet het ons wat te romantisch aan. S. gaf zich verder
| |
| |
niet te veel moeite om dieper te peilen naar de historische, culturele en religieuze achtergronden van dit vreselijke drama. Al stonden de ‘uitverkoren'’ profeten boven elke zedewet, toch blijft S. discreet in zijn beschrijving van het morele libertinisme van zijn personages. Kortom vlotte lectuur voor volwassen, meer avonturenroman dan wel cultuurroman.
P. van Doornik
| |
Robert Rock, Zo streed Eylenbosch, Woord Vooraf van A. Cool. - Uitg. Het Volk, Gent; A.C.V., Wetstraat, 127, Brussel, 1954, 350 pp., geïll., Fr. 100.
Reeds vanaf 1856 werden naar het voorbeeld van de Engelse ‘Trade Unions’ te Gent vakbonden gesticht. Ze waren uitsluitend als beroepsverenigingen in christelijke geest opgevat. Anseele wist ze echter in te palmen en naar het socialisme en de politiek te oriënteren (rond 1875). Hierop werden de christelijke arbeiders verplicht zich met vrije syndicaten, mutualiteiten enz. te verbinden (vanaf 1886). Eén der centrale figuren van deze beweging was Eylenbosch, de stichter van het dagblad ‘Het Volk’. Dit werk is eerder een boeiende, rijk gedocumenteerde en volks geschreven kroniek dan een levensbeschrijving. Bedoeld voor de leden van het A.C.V. bij gelegenheid van het jubeljaar mag het geslaagd heten. Een levensschets van figuren als Eylenbosch, Verhaegen, Ronse, Helleputte enz., waarin vooral de persoon en niet zozeer de daden naar voren komt, dient echter nog geschreven.
R. Rousseaux
| |
Psychologie en paedagogie
Dr M.J. Langeveld, Inleiding tot de studie der peadagogische psychologie van de middelbare-schoolleeftijd. - J.B. Wolters, Groningen-Djakarta, 1954, 5de opnieuw herziene druk, f 10.75.
In zijn voorwoord bij de vijfde druk gaat Prof. Langeveld kort op enkele vragen in, die hem over dit boek in de loop der jaren zijn gesteld, het zou mij echter niet verwonderen, wanneer de schrijver zelf met veel meer innerlijke bezwaren uiteindelijk gemeend heeft ‘het boek toch in grote lijnen te moeten laten zoals het is en zoals het dienst doet’.
Het boek is uniek in ons taalgebied en het is feitelijk onmisbaar, bij mijn weten vindt men nergens zulk een rijke en tegelijk critisch gewogen introductie in de gestelde problemen der paedagogische psychologie, maar het boek heeft tevens reeds een geschiedenis (men bedenke, dat de eerste druk in 1937 verscheen) en zo is het niet verwonderlijk, dat soms de vraag rijst, of het nu nog veel zin heeft op deze bepaalde manier diverse vraagstukken te behandelen. Anders geformuleerd: Langeveld heeft zijn werk practisch bij elke druk zorgvuldig gereviseerd, doch in zijn probleemstelling, de manier van uiteenzetten en van positie kiezen is het een product gebleven van een wetenschappelijke stellingname, waar de schrijver boven uitgegroeid is. Eigenlijk zou het boek geheel opnieuw geconcipieerd moeten worden, wilde het de schrijver zelf op het niveau van zijn tegenwoordige inzichten geheel voldoen. Om slechts een paar voorbeelden te noemen: het is, los gezien van de geschiedenis van dit boek, bevreemdend, dat betrekkelijk weinig geinsisteerd wordt op het wezen der paedagogische psychologie, waarover de schrijver zelf in 1951 zulke fundamentele zaken schreef. Zo is m.i. ook uit de geschiedenis van het boek te verklaren, dat niet meer reliëf gegeven is aan het eigene van de middelbare scholier tegenover andere jongens en meisjes van gelijke leeftijd; dat de puerale periode niet scherper omlijnd is en dat aan de zgn. adolescentie-periode, die ook op de middelbare school haar intrede doet, geen aandacht besteed is.
Dit is geen critiek, omdat - afgezien van tijdsgebrek - het haast ondoenlijk is zelf uit te maken, op welk moment men een geestesproduct uit een vorige periode moet laten voor wat het was, en het waagstuk zal ondernemen van een totaal nieuwe conceptie. Met alle dankbaarheid en alle eerbied voor het pionierswerk, voor de ongelooflijke hoeveelheid eruditie, die daarin opgehoopt is, voor de geestelijke strijd om de vinding, waarvan bijna elke bladzijde getuigenis aflegt, geloof ik toch, dat langzamerhand de tijd voor een nieuwe aanpak rijp wordt. De schrijver moge deze suggestie in welwillende overweging nemen, ik zou niet weten, wie anders dit noodzakelijke werk zou kunnen doen. Ik ben mij ervan bewust, dat het niet eenvoudig zal zijn, niet het minst om het feit, dat dit standaardwerk der paedagogische psychologie feitelijk ook een geschiedenis van het psycho-paedagogisch onderzoek geeft, die o.a. de studenten
| |
| |
moeilijk kunnen missen, maar die anderzijds veel plaatsruimte opeist.
Al met al is het boek ook in deze vorm, nu nog, een grootse prestatie, het is en blijft één van de boeken, die men door uit te lenen kwijtraakt, maar die men niet kan missen. Bijzonder aanbevolen aan de leraren.
Perquin
| |
Frater Martinio Fritschy, Lectuur voor kind en jeugd. Geschiedeniswezen, verspreiding van goede lectuur voor de katholieke jeugd, opvoedkundige brochurenreeks, nummer 169. - Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, Tilburg, 1954, 56 pp., f 3.75.
Een lezenswaardige brochure naar aanleiding van het 30-jarig bestaan van de I.D.I.L. afd. Katholieke Keurraad voor Jeugdlectuur.
Perquin
| |
Fr. J. Rombouts, Psychologie der schoolvakken, Serie: Psychologie voor Opvoeders. - Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, Tilburg, 1954, 342 pp., f 6.50.
Met grote belangstelling heb ik dit boek van Fr. Rombouts doorgewerkt en ik meen, dat wij hier te doen hebben met één van zijn beste werken, al zal men het mij niet kwalijk nemen, dat ik nog de nodige vragen heb en hier en daar van mening verschil. Van harte aanbevolen.
Perquin
| |
Prof. Dr F.J.J. Buijtendijk, Prof. Dr A. Kriekemans, Dr E. Ringel, De Invloed van de paedagogische situatie op de geestelijke volksgezondheid. - Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 1954, 55 pp., f 1.50.
Het zijn drie referaten, die gehouden zijn op de Algemene Vergadering van de Katholieke Centrale Vereniging voor geestelijke volksgezondheid op 7 April 1954.
Dr Ringel belichtte de paedagogische situatie in Oostenrijk, Kriekemans die in België en Buijtendijk die in Nederland. Vanzelfsprekend is het een uiterst moeilijke opgave een samenvattende beschrijving te geven van de paedagogische situatie, waarin dan bepaalde markante trekken naar voren komen, die met de geestelijke volksgezondheid samenhangen. Voor zover ik het kan beoordelen, zijn de sprekers daarin voor een goed deel geslaagd, waarbij ik aan Kriekemans de eer zou willen geven op de meest overtuigende wijze de situatie getekend te hebben. Hoe het ook moge zijn, de lezing van deze referaten zij aan ieder aanbevolen.
Perquin
| |
Romans en verhalen
Walter Breedveld, Sandra. - De Fontein, Utrecht: Sheed & Ward, Antwerpen, 1954, 254 pp., f 7.90.
Breedveld, die met Hexspoor tot nu toe zijn hoogtepunt als romanschrijver bereikte, publiceert thans een nieuwe gave roman, Sandra. Het boek is gaver en evenwichtiger dan Hexspoor, het is voortreffelijk van structuur en compositie, het mist allerlei bijwerk en uitweiding, wat zijn voorganger nog enigszins ontsierde. In één opzicht lijkt het mij bij Hexspoor achter te staan, het heeft niet de drukkende, zeer menselijke tragiek daarvan. Het innerlijk conflict van Sandra, een overigens uitstekend geschreven figuur, is zo apart, staat zo ver af van de gewone menselijke ervaring, dat het niet zo gemakkelijk is na te voelen als Hexspoors tragedie. Dit maakt de roman minder boeiend en menselijk bewogen. Overigens is de omgeving goed en overtuigend beschreven. De moeder van Sandra's vriendin Maria is nog te zeer carricatuur; de andere personages en heel het Bosse décor zijn goed getroffen. De ‘these’, die Breedveld wil uitwerken en verhalend bewijzen, werkt een beetje belemmerend.
J. van Heugten
| |
Anna Blaman, Op Leven en Dood. - J.M. Meulenhoff, Amsterdam, 1954, 244 pp., f 8.90.
Op Leven en Dood is een soort levensbiecht van een innerlijk in nood geraakt en ontwricht intellectueel, die hoe langer hoe meer vereenzaamt en zich afsluit voor zijn medemensen, een ik-roman. Dergelijke romans, die zich gewoonlijk om een psychisch probleem concentreren, worden tegenwoordig graag geschreven en zijn meestal erg vervelend. Ook Op Leven en Dood boeit maar matig. Het schrijvend subject en zijn lotgevallen zijn te onbelangrijk om hevig te interesseren, hoe subtiel er allerlei zielsverwikkelingen ook in beschreven worden. Bovendien is er de atmosfeer al te onfris wegens de sexuele preoccupaties van de ik-schrijver. Wat ieder normaal voelend mens gerespecteerd en min of meer heilig gehouden wil zien
| |
| |
wordt hier zo banaal en respectloos behandeld, zo cru en grof, dat we dit boek liefst ongeopend zouden laten. Anna Blaman zou verstandig doen haar talent op gezondere themata te richten.
J. v. Heugten
| |
Erik West, De indringster. - Thijmfonds, Den Haag, 1954, 279 pp., f 6.25.
E. West heeft reeds verscheidene boeken in het Thijmfonds gepubliceerd; goed verzorgde romans die men graag leest. Deze laatst-verschenen roman behoort wel tot de beste die de auteur tot nu toe het licht heeft doen zien. Het is de geschiedenis van een Zeeuws geslacht dat, rijk geworden door meedogenloze hardheid jegens hun medemensen, door hebzucht en vrekkigheid hun bezittingen steeds weet te vermeerderen. Dan komt een vrouw in de familie, een mooie maar hooghartige vrouw en met haar begint de ommekeer, tot het tragisch einde van het oude familiehuis en het geestelijk verval der Van Ontrives, het Zeeuws geslacht. Een sterk geschreven boek, dat boeit tot het einde.
Joh. Heesterbeek
| |
Robert Neill, Bij wassende maan. Nederl. van Karel Deenen. - De Fontein, Utrecht; Sheed and Ward, Antwerpen, 1954, 222 pp., f 7.90.
Neill's verhaal speelt zich af in Engeland in 1679. Dank de beschuldigingen van Titus Oates aan het adres der katholieken was de godsdienstvervolging weer in kracht toegenomen. Het boek geeft een levendig beeld van het 17e-eeuwse Engelse leven in de stad en vooral op het land. Londen en de glooiende hellingen van Lancashire zijn de plaatsen waar deze spannende en mysterieuse geschiedenis plaats vindt. Een boek vol leven, complotten, achtervolging, wraak en ontmaskering, dat de lezers een blik laat slaan in de moeilijke positie der Engelse katholieken onder Karel II. Zeer aanbevolen.
Joh. Heesterbeek
| |
Hans Werner Richter, Sporen in het zand. Geaut. vertaling van M.G. Schenk. - De Boekerij, Baarn, 1954, 240 pp., f 7.90 en f 6.15.
Een dorp aan de Oostzee, tussen 'n steile kust en beukenwouden, waar de jeugd van een jongen zich afspeelt. Een stuk autobiographie heeft Richter in dit werk gegeven. Een in velerlei opzicht onhandige jongen, een naïeve idealist, doch gezond van uiterlijk en innerlijk. Zijn jeugdleven wordt beheerst door zijn wijze moeder en het meisje Meta. Vooral de moeder is op een sympathieke wijze getekend in haar vastheid van wil en liefde én haar begrip van haar jongen. Zij ook is het die hem tenslotte de wereld in stuurt en - al gaat het tegen wil en dank - de knaap trekt het leven in en vindt zijn bestemming. Een rustig geschreven boek, helder en klaar, sober en niet-overladen. Voor een Duits boek opmerkelijk eenvoudig. Met een tikje spot en heimwee, met humor en liefde is dit simpele leven verwoord. Een boek dat men graag leest. De vertaling is goed.
Joh. Heesterbeek
| |
C. Baartman, Dokter, ik vertrouw u. - La Rivière en Voorhoeve, Zwolle, 1954, 195 pp., f 6.90 en f 5.40.
In samenwerking met een bevriend arts is dit boek geschreven. ‘Samen met hem ben ik de praktijk ingegaan’, aldus de schrijver, ‘ik zag hoe hij dikwijls voor onbetekenende gevallen uit zijn bed werd gehaald. Zo ontstond het ware verhaal over het leven en de praktijk van een huisarts’. De bewogen geschiedenis van een plattelandsdokter is in dit boek met spanning beschreven; de overvolle wachtkamers, de overbelaste spreekuren en de funeste gevolgen die hieruit ontstaan voor het doktersgezin. Een boek dat niet in de eerste plaats terwille van het verhaal geschreven is, doch de onhoudbare toestand schildert van de mens die altijd en voor ieder klaar staat en.... nog vaak de laster van zijn medemensen moet ondervinden. Een ernstig boek dat niet zal nalaten in meer dan één zin indruk te maken.
Joh. Heesterbeek
| |
Bela Just, Dwazen. Vert. van F. Bonneure. - H. Nelissen, Bilthoven, 't Groeit, Antwerpen, 1954, 248 pp., f 5.90.
Dom Bernhardt, abt van de Trappistenabdij van Neylan droomt er reeds lang van tot de oorspronkelijke regel van de H. Benedictus terug te keren. Enkele monniken van zijn eigen abdij heeft hij voor zijn zienswijze kunnen winnen. Welke moeilijkheden en strubbelingen dit verwekt in de Cisterciënserorde is de inhoud van het eerste deel van dit werk. In het tweede ontmoet de lezer Dom Bernhardt in de bouwval van een abdij in Bretagne; hij is er alleen te midden van een vijandige en vrijwel heidense bevolking. Enige andere ordesleden sluiten zich bij hem aan. De bisschop in wiens diocees de
| |
| |
bouwval ligt, begint belang te stellen in dit experiment. En eindelijk meldt zich de eerste postulant. Het boek eindigt met het mysterieuze verhaal van een mirakel.
De Franse pers heeft het boek enthousiast verwelkomd. En met reden. Een diepe bewondering komt bij de lezer op voor deze mensen die grote en zware offers brachten voor het herstel van het zuiver contemplatieve leven. Dwazen is een boek van harde dramatiek dat machtig aangrijpt van het begin tot het einde. Een zeer mooi boek. Goed vertaald.
Joh. Heesterbeek
| |
Ruth Feiser, Caroline. Nederlands van M.P.C. Feldbrugge-Gruyter. - De Fontein, Utrecht; Sheed and Ward, Antwerpen, 1954, 269 pp.
Een vrouw die haar zeven en veertigste verjaardag gaat vieren en een paar uur voor haar verjaarsdiner zit te peinzen hoe haar leven zou geweest zijn, als...... Hartpatiënte en wat vermoeid valt zij in bezwijming in haar kamer en, in de enkele minuten voordat haar man haar bewusteloos vindt en weer bijbrengt, ontrolt zich haar leven zoals het geweest zou zijn indien deze ‘als....’ werkelijkheid geworden zou zijn. Een eigenaardige vorm van verhaal, doch wel levendig geschreven. Het boek laat zich aangenaam lezen. De soort verschijning die aan Caroline's bewusteloosheid voorafgaat, doet nogal vreemd aan.
Joh. Heesterbeek
| |
Joseph Krumgold.... en nu Miguel. Nederl. van Herman Omloo. - De Fontein, Utrecht; Sheed and Ward, Antwerpen, 1954, 195 pp., f 7.90.
Dit uit het Engels vertaalde verhaal speelt zich af in Nieuw Mexico in het Zuidwesten der V.S. Een episode uit het leven van een 13- à 14-jarige jongen die ophoudt kind te zijn en nog lang geen man is, al komt de ernst hier en daar aardig voor de dag. Alles tezamen een stuk jongensleven, zeer gaaf en zeer kinderlijk ook, waarin niets bijzonders gebeurt en waarvan men zich afvraagt waarom dit verhaal als ‘een hartveroverend boek van zuivere schoonheid’ op de omslag geprezen wordt.
't Komt mij nogal saai voor. De uiterlijke verzorging van dit boek lijkt mij veel te kostbaar voor dit simpele gegeven.
Joh. Heesterbeek
| |
Hans Martin, Marga. - H.P. Leopold, Den Haag, 1954, 348 pp.
Een boek dat goed geschreven is, levendig van voorstelling, boeiend van inhoud. Een roman die de lezer met genoegen leest van de eerste tot de laatste bladzijde. Hetgeen niet betekent dat een katholiek lezer alle levenswijsheid die erin verkondigd wordt, zal aanvaarden; noch minder met de gegeven oplossingen van velerlei levenskwesties zal instemmen.
Een karakter heeft de schrijver vermogen uit te beelden, en met meesterlijke hand. De figuur van Marga beheerst niet enkel het gehele boek doch zij tintelt van leven. De minder goede kanten van deze krachtige vrouwenfiguur heeft de auteur noch verdoezeld noch te scherp aangezet. Een drang om zich door alles heen te handhaven, leidt bij Marga dikwijls tot een - zij het milde - heerszucht, die zich toch weer gewonnen geeft waar haar hart liefde ontmoet.
Joh. Heesterbeek
| |
C. Bauer, De geluidsmuur. 2de dr. (Regenboog-serie, 3). - P. Vink, Antwerpen, 1953, 250 pp., geb. in reeks Fr. 65, buiten reeks Fr. 80.
Gewoonlijk wordt uit een roman een film gemaakt; hier werd een populaire film naverteld. Het is een goed verhaal, niets meer en niets minder. Gezonde ontspanningslectuur. Technisch gesproken kan men wellicht zeggen, dat de ‘Supermarine Swift’ uit de film slechts twee reactiemotoren had, en geen vier. Interessanter is het wellicht dat de bekende Engelse proefvlieger Neville Duke in het boekje, dat hij heeft geschreven met Edward Lanchberry Sound Barrier, geprotesteerd heeft tegen de opvatting, die de film, en dus ook deze roman gevulgariseerd hebben, als zouden bij Mach 1 de roeren altijd omgekeerd werken. Het schijnt geen vaste regel te zijn, maar afhankelijk te blijven van de luchtgolven, die het vliegtuig verwekt, en dus ook in zekere mate van zijn bouw.
P. van Doornik
| |
Aloïs Blommaert, Piet Pauwels schrijft een roman. - Hofboekerij, Hasselt-Heemstede, 1954, 240 pp., Fr. 105 (in reeks Fr. 65).
De eerste, en tevens enige klerk op een gemeentehuis in een klein dorpje wordt bij de viering van zijn vijf en twintig jaren trouwe dienst smoorlijk verliefd op een kunstminnend nichtje. Als een middeleeuwse paladijn wil hij het hart van zijn vrouw veroveren door het schrijven van een adembenemende roman. Dit brengt natuurlijk allerlei verwikkelingen mede. Eigenlijk komt er weinig schot in het ver- | |
| |
haal, en het wordt dan ook wel wat eentonig. De voornaamste verdienste is voor zeker de prettig keuvelende toon van de schrijver. Zijn milde humor wordt gedragen door een verzorgde en rijke taal.
P. van Doornik
| |
Ivo Nelissen, De eeuwige prélude (Huisbibliotheek voor het Gezin). - Hofboekerij, Hasselt-Heemstede, 1954, 238 pp., geb. Fr. 105 (in reeks Fr. 60).
Wat een jongen lijden kan, wanneer zijn ouders ongelukkig zijn getrouwd: daar gaat het over. Men voelt dat S. de dieptepsychologie er bij wil betrekken, en op het einde de godsdienst in de loutering van het offer en de echte liefde. Het klinkt echt, al staat het wat los van de rest. De achtergrond is Antwerpen tussen de jaren 1930 en 1946: de crisis, de Fronters, de vlucht in Mei 1940, de collaboratie en de repressie. Wegens de sexuele problematiek van de puber en kunstenaar, die de hoofdrol speelt, blijft het een boek voor volwassenen. Voor de rest een mild boek, doch nog onvoldragen in zijn literaire uitwerking.
P. van Doornik
| |
David Unwin, The Governor's Wife. - Michael Joseph, Londen, 1954, 223 pp., geb. sh. 12/6-.
De zoon van de befaamde Londense uitgever waagt zich na zoveel anderen aan een roman over de spanningen tussen blanken en zwarten in en rond Zuid-Afrika. Het blijft altijd een gewaagd spel, want men gaat onmiddellijk vergelijken. Een jonge en goedmenende Engelsman wordt met een missie belast in een Brits Protectoraat, dat aan de grens ligt van Zuid-Afrika. De namen zijn gefingeerd, maar iedereen begrijpt onmiddellijk waar het over gaat. Zijn wegen kruisen die van drie vrouwen, een geëmancipeerde Zweedse, een romantische dame, de vrouw van de gouverneur, en een ernstige ontwikkelde zwarte lerares. In de tragische strijd tussen zwart en blank gaat veel verloren. Blijft ‘the Governor's Wife’ en de held van het boek. Erg diep is het boek niet, maar schitterend geschreven. Dit laatste zal het wel tot een ‘Book Society Choice’ gemaakt hebben. Voor volwassenen.
P. van Doornik
| |
Antonio Del Monte, Vulcano (Regenboog-serie, 6). - P. Vink, Antwerpen, 1954, 350 pp., Fr. 80 (in reeks: Fr. 65).
Roman naar de film Vulcano. Een sterk boek, suggestief geschreven, met heel de fatalistische atmosfeer van het leven op het kleine, dorre vulkaaneiland in de Middellandse Zee, met de armoede van zijn mensen, die moeten uitwijken om op hun rots weer te komen sterven, met de aantrekking van de grootstad Napels, waar de onwetende meisjes heengelokt worden en hopeloos gevangen raken in de macht van handelaars in blanke slavinnen. Passie en ongereptheid, bederf en vroomheid, schoonheid en ondergang, meedogenloosheid van de natuur en van de mensen, rond de hopeloze, eenzame strijd van Maddalena Natoli om haar zusje te redden voor het lot, dat het hare was. Lectuur voor volwassenen. Smaakvolle en aantrekkelijke uitvoering.
A. Deblaere
| |
Jonas Lie, Rejer Juhl, vert. door J. van Rooy (Huisbibliotheek voor het gezin). - Hofboekerij, Hasselt, 1954, 224 pp., geb. Fr. 105 (in reeks: Fr. 60).
Rejer Juhl, erfgenaam van een vervallen landgoed, verlaat zijn familie en zijn grond om zijn geslacht er weer bovenop te helpen. Jaren van harde zeevaart, mislukken, herbeginnen en hardnekkig doorzetten brengen hem tenslotte in zijn fjord terug, waar hij aan het hoofd van een vissersbedrijf de streek nieuw leven geeft. Hij vergaat met zijn schip in een stormnacht, maar zijn oudste zoon zal voortzetten wat hij begon: ‘wij moeten vooruit’. Een roman met al het sobere, krachtige realisme van Jonas Lie, de schilderachtigheid van het Noorse leven, de stoere mannelijkheid van zijn zeevolk, de hartstocht en de trots van zijn vrouwen. Vlotte vertaling.
A. Deblaere
| |
Harry Blamires, The Devil's hunting grounds. A Fantasy. - Longmans, Green and Co., London, 1954, 162 pp., 8 s. 6 d.
De opzet van dit fantastisch verhaal doet sterk denken aan The Pilgrim"s Regress (en dus indirect aan The Pilgrim's Progress van Bunyan) en The Screwtape Letters (vert. Brieven uit de hel), beide van de hand van C.S. Lewis. De lezer is aanwezig bij een soort vooronderzoek dat in het hiernamaals plaats vindt, en bezoekt daarna verschillende steden en plaatsen waar mensen die te licht werden bevonden enige tijd moeten doorbrengen voor ze wijs genoeg zijn om in de hemel te komen. De klemtoon ligt hier op het woordje wijs, want schr. gaat het er om de onwijsheid van de mens van vandaag
| |
| |
op sarcastische maar tegelijk toch ook goedmoedige wijze uit te stallen. De pers, humanisme, de clergé, hypermodern christendom in wetenschappelijk gewaad (is Christianity necessarily theistic?, aldus de succesvolle lezing van één der verhoorden), Holywood, statistici die alles bewijzen, en vele andere onderwerpen worden met veel wijsheid maar ook meest met zuiver aangevoelde geestigheid gehekeld.
Het is een precaire onderneming om ernst zo te doseren met een grap dat het gerecht gezond is en appetijtelijk blijft. Schr. slaagt hierin, en dat we een culinaire vergelijking gebruikten geeft aan dat de kost licht is.
W. Peters
| |
Aster Berkhof, De commissaris gaat uit stelen (Lustrum-Regenboog-serie, 3). - P. Vink, Antwerpen, 1954, 224 pp., geb. Fr. 95 (in reeks Fr. 65).
Helemaal geen detectiveroman, zoals de titel ons zou doen vermoeden, maar een gemoedelijk en leuk verhaal over mensen, die, ondanks hun opvallende gebreken, allemaal goede mensen zijn, en vooral over één van die goede mensen die tevergeefs probeert het beroep van gauwdief te leren. Een echte Berkhof, vol goedlachse en milde humor, een tikje naar het caricaturale en goedkoop burleske toe soms, zonder veel diepte, maar zeer vlot geschreven en met een warme ondertoon van gave menselijkheid. Aangename verpozingslectuur.
L. Monden
| |
Edzard Schaper, De Macht der Machtelozen. - J.J. Romen en Zonen, Roermond, Maaseik, 1954, 319 pp.
De oorspronkelijke Duitse uitgave Die Macht der Ohnmächtigen, is in Jaargang VII, deel II Nr 11-12, (Aug.-Sept. 1954) zeer uitvoerig besproken door F.B. van Vlierden.
De Nederlandse vertaling is van Frans van Oldenburg Ermke.
| |
Ernest Claes, Clementine en de heiligen van Zichem. - Wereldbibliotheek, Amsterdam-Antwerpen, 1954, 108 pp.
Ernest Claes is een uitstekende verteller, die voortdurend bij de lezer een glimlach weet te toveren. Maar hij heeft ook diep inzicht in de menselijke natuur en in de mensen van zijn streek ontmoet en peilt men voortdurend, de mensen zoals men ze overal kan tegenkomen. Van dit alles getuigt ook weer dit boekje.
P. Grootens
| |
Varia
P.L. Mollison, A.E. Mourant en R.R. Race, The Rh Blood Groups and their clinical effects (Medical Research Council Memorandum No 27). - Her Majesty's Stationery Office, Londen, 1952, VI-72 pp., sh. 3.
Dit memorandum door vakgeleerden opgesteld behandelt de erfelijkheid en de clinische gevolgen van de Rhesus-factor alsmede door welke testen deze kan worden opgespoord. De Rh. factor, waarvan de aanwezigheid op de bloedlichaampjes van sommige mensen eerst sinds de jaren 1940 bekend is, wordt beschouwd als de oorzaak van enkele bloedziekten bij het pasgeboren kind en van de ongelukkige afloop in bepaalde gevallen van herhaalde bloedtransfusie. Onderzoek wees uit dat de aanwezigheid van de Rh-factor op de bloedlichaampjes door de erfelijke aanleg wordt bepaald. De uiteenzetting van de analyse der erfelijke overdracht ervan is een prachtig staaltje van de toepassing van de algemene wetten der erfelijkheid op de mens. Het werkje geeft een degelijke en sobere mise-au-point van de kwestie, doch veronderstelt enige vertrouwdheid met het vak.
Uit het rapport blijkt, zoals trouwens uit het advies van ervaren practici, dat de Rhesus-incompatibiliteit geen doorslag gevende reden is om het huwelijk af te raden. Wel is het volstrekt aanbevolen om zich in die gevallen aan de zorgen van competente en goed geoutilleerde centra toe te vertrouwen.
F. Elliott
| |
Roger Pilkington, Zoons en dochters, vert. door P.J. Stolk. - Van Loghum Slaterus, Arnhem; N.V. Kosmos, Antwerpen, 1952, 238 pp., geïll., geb. Fr. 155.
‘De lezer van dit boek is een uniek en onherhaalbaar verschijnsel; zijn leven is de culminatie van miljoenen eeuwen van celdeling, combinaties van chromosomen en mutaties van genen’. Met deze woorden begroet Pilkington de lezer van zijn boek waarin hij de oorsprong en vorming van de menselijke individualiteit beschrijft van af de eicel met haar talloze uiterst fijngeregelde mechanismen. De vakkundige uiteenzetting van dit zeer ingewikkeld domein der physiologie wist de schrijver te verduidelijken door goedgekozen voorbeelden en suggestief illustratiemateriaal. Naar zijn inhoud zou het werk moeten
| |
| |
heten: ‘Korte uiteenzetting van de menselijke embryologie’; maar om zijn onderhoudende schrijftrant en geestige voorstellingswijze zou het beter heten. ‘Hoe het zover kwam’ of.... ‘The egg and I’.
F. Elliott
| |
Traute Tschirschwitz, Betrifft Wohnung. - Paulus Verlag, Recklinghausen, 1954, 128 pp. en 40 pp. platen, 90 ill., Geb. D.M. 10.50.
Er ligt nog een grote afstand tussen het moderne, zakelijke en toch frisse interieur in de étalages en de zwaarwichtige wooninrichtingen van onze grootmoeders, waarvan wij niet goed durven afwijken. Om deze sentimentele bezwaren te overwinnen is het pretentieloze boekje van Traute Tschirschwitz uiterst geschikt. En dit niet door een theoretische weerlegging ervan maar door de vele kleine wenken, die zo prettig voorgesteld worden en suggestief geïllustreerd dat men ze gaarne zal volgen.
G. Bekaert
| |
Jos Thomas, Genk, centrum voor nijverheid. - Limburgse Economische Raad en Gemeentebestuur van Genk, 1954, 168 pp., geïll.
Met deze regionale studie, verschenen in de reeks schriften, uitgegeven door de Limburgse Economische Raad, wordt een voorbeeld gegeven van samenwerking tussen het locaal bestuur en de provinciale overheid, in nauw contact met de patroons- en arbeidersverenigingen. Als belangrijkste centrum voor kolenontginning in België geeft Genk de indruk van een nieuwe wereld in een oud gewest. De ongeëvenaarde bevolkingsaangroei, de uiterst personalistische bouwpolitiek, het mozaïek van tientallen vreemde nationaliteiten, maakten het dorpje in de heide tot de industriële hoofdplaats van de Kempen. Dit actueel menselijk avontuur wordt hier vooral in zijn economische en sociale aspecten aanschouwelijk voorgesteld met talrijke foto's, kaarten en grafieken. Moge het vele andere gemeente-besturen in Vlaanderen inspireren.
J. Kerkhofs
| |
David Kelly, Beyond the Iron Curtain. - Hollis & Carter, Londen, 1954, 83 pp., geb. sh. 5/-.
Dit boekje - dertien gebundelde artikels uit de ‘Sunday Times’ - besluit de voorlichtingsactie die de vroegere ambassadeur van Engeland in Moskou in 1952 begon met zijn Rusland-mémoires (destijds uitgegeven onder de titel van The Ruling Few). Ondanks de overvloed van artikels, boeken en causeries, die het Russisch geheim trachten te ontsluieren voor het Westen, blijft het haast hopeloos een juist inzicht te krijgen in de werkelijke toestand. Kelly's werk heeft op vele anderen het voordeel dat de schrijver behoort tot de kleine kring der best ingelichte Westerse politici. Hij wil vooral de linkse Labour-leden waarschuwen in hun al te ijverige pogingen tot co-existentie.
J. Kerkhofs
| |
Raymond De Jaegher, De vijand binnen de muren. - Sheed & Ward, Antwerpen, 1954, 270 pp., geb. Fr. 165.
Het verhaal van een ooggetuige, die van 1930 tot 1949 in China leefde, wiens functies hem veroorloofden de gebeurtenissen van dichtbij te volgen en met talrijke personaliteiten van beide kampen in aanraking te komen. Eindelijk een boek, dat terzelfdertijd direct uit eigen ervaring is geschreven en de nodige perspectieven op de voorgeschiedenis opent (dit laat een levend inzicht in het Chinese communisme toe, iets wat we missen in zoveel andere getuigenissen), om ons de verovering van China door het communisme te laten begrijpen en de gebeurtenissen niet alleen ontzet als een soort onbegrijpelijke gruwel-sensatie aan te staren. Onderhoudend geschreven, vol revelerende anecdoten. Hoewel S. op menige plaats blijk geeft van een onverwoestbare humor, wordt zijn te lang bedwongen verontwaardiging hem dikwijls te machtig; daardoor laat hij zich verleiden om het domein van de zakelijkheid te verlaten en een heftige journalistenstijl vol aanklagende algemeenheden te gebruiken, die met die van zijn rode tegenstanders kan wedijveren en die haar effect op de lezer juist mist in de mate dat ze niet beheerst is.
A. Deblaere
| |
Juliana Regina, 1954. - Hollandia, Baarn, 1954, 18 photo pagina's, f 2.90.
Deze Oranjekroniek van het afgelopen jaar bevat de beste foto's van ons Koninklijk Gezin met korte verklarende tekst en gedeelten uit belangrijke redevoeringen van H.M. de Koningin.
De uitgave is keurig verzorgd en in hoge mate actueel met betrekking tot de vele gebeurtenissen die zich in het afgelopen jaar hebben afgespeeld.
M. Smit
|
|