| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
BINNEN vijf dagen heeft de Londense Conferentie (28 September) in het Lancaster House een alternatief gevonden voor de door het Franse parlement verworpen E.D.G. De Franse premier, Mendès-France behaalde ook hier, zij het met verlies van enkele veren, de overwinning. Van de drie door de Franse regering prëalabele voorwaarden: een Amerikaanse garantie om troepen op het Europese continent te houden zolang de communistische dreiging voortduurt, een actieve, blijvende militaire deelneming aan de verdediging van het continent door Brittannië en de oplossing van het Saargeschil, was, naar de verklaring van Dulles, de vervulling van de eerste voorwaarde verzekerd, indien de Conferentie zou slagen. Ten opzichte van de tweede voorwaarde toonde zich Eden, namens de Britse regering, bereid de ‘formidabele stap’ te zetten om tot 1998 vier Britse divisies, benevens een tactische luchtmacht, op het vasteland te stationeren en deze slechts in geval van acute noodtoestand naar elders te zullen terugtrekken, mits de nieuwe verplichting de financiële draagkracht niet zou overbelasten. De derde conditie, het Saargeschil, zou in Parijs besproken worden.
Aldus was het voorterrein schoongeveegd en kon tot de kern van de zaak: de Duitse souvereiniteit en herbewapening worden doorgedrongen. In de onvermijdelijkheid van het herstel der Duitse souvereiniteit had Mendès-France reeds eerder berust. Zonder tegenstribbelen werd zij aanvaard, zodat West-Duitsland (en ook Italië) tot het verdrag van Brussel kon toetreden en opgenomen worden in de Nato. De Fransen zijn echter het meest beducht voor de 12 aan Duitsland toegestane divisies (een half millloen soldaten) en wilden, zonder de Bondsrepubliek te mogen discrimineren, een wakend oog houden op haar wapenproductie. Het had een ogenblik de schijn, dat de conferentie op dit punt zou stranden. Een poging van Spaak hieromtrent een compromis te vinden mislukte, terwijl het voorstel van de Nederlandse minister Beyen om de details van het Franse plan ter bespreking aan een commissie toe te vertrouwen slechts gering succes had. Mendès-France bleef op zijn stuk staan. Zogenaamd bevreesd dat de wapenproductie der strategisch meest bedreigde gebieden (het Ruhrgebied) bij een agressie in handen van de vijand zou vallen, wenste hij daar geen aanmaak van de ABC-wapenen (atoom-, bacteriologische- en chemische wapenen); contrôle op de maximum sterkte der strijdkrachten en een geïntegreerde continentale wapenproductie, nl. een wapenbank onder leiding van Frankrijk. Doordat de Benelux vrijwillig toegaf zich van de ABC-wapenproductie te onthouden verviel in dit opzicht de discriminatie van West-Duitsland. Maar de wapenpool aan Franse handen over te leveren was te veel gevraagd. Zelfs voorzitter Eden raakte bij dit heftig debat uit de plooi. De nacht bracht echter wijsheid, zodat werd vastgesteld, dat de ‘Raad van Brussel’ (de ministers van buitenlandse zaken der 7 verbonden mogendheden) te Londen residerend, de verdedigings-bijdragen eenstemmig zal vaststellen en een bureau voor contrôle der bewapening zal oprichten. Details
zullen, zoals Beyen had voorgesteld, door commissies nader worden uitgewerkt. In de West-Duitse Bondsdag had Adenauer, gesteund door het gesloten front van de vier regeringspartijen, geen moeite zijn houding te Londen goedgekeurd te krijgen. Wel werd hem verweten zich verbonden te hebben de hereniging niet met wapengeweld te zullen doorzetten, wel dienden de socialisten een motie in om eerst nog met de Sovjet over de Duitse eenheid te onderhandelen, maar de motie werd op beleefde wijze van de tafel geschoven en verdween naar de com- | |
| |
missie van buitenlandse zaken. Met de Franse premier ging het niet zo vlot. Van uit de Assemblée werden 7 moties voorgesteld, die alle tot doel hadden voorwaarden te stellen inzake de voortzetting der onderhandelingen, hoewel Mendès-France verklaard had zich niet te willen laten binden. Des te minder, omdat op een Congres der Britse conservatieven Churchill waarschuwend de vinger opstak: ‘Naar ik verneem, zijn er in de Franse Nationale Vergadering suggesties gedaan om de onderhandelingen te heropenen. Daar kan, naar mijn mening, geen sprake van zijn’. Derhalve stelde de Franse premier de vertrouwenskwestie, herstelde intussen de eenheid in zijn radicale partij, won de socialisten door een verhoogde loonronde met het vooruitzicht van deelneming aan de regering. Zo kon hij zich de weelde veroorloven de mokkende M.R.P. in de hoek te laten staan, voelde zich bevrijd van ongewenste communistische hulp en behaalde zijn vertrouwensvotum met 350 tegen 113 stemmen. Alvorens deel te nemen aan de conferenties van Parijs had Mendès-France een langdurig onderhoud met generaal de Gaulle over binnenlandse en buitenlandse vraagstukken, waaruit bleek, dat de Gaulle de wijze, waarop de premier knopen doorhakt, wel mag lijden.
De conferenties te Parijs op 21 en 22 October hadden als inzet de regeling van de ‘Westeuropese Unie’ en de toelating van West-Duitsland tot de Nato. Op beide conferenties toonde zich Mendès-France inschikkelijk. Alleen op het stuk van de wapencentrale wenste hij meer vastheid. Het ‘Agentschap’, verantwoordelijk aan de Raad van West-Europa wordt in Parijs gevestigd, en zal op 17 Januari 1955 zijn studie beginnen.
De toelating van West-Duitsland (22 October) tot de Nato was louter van formele betekenis. Adenauer woonde als toehoorder de zitting bij en zonder veel discussie werd het nieuwe lid aanvaard. De snelle afwikkeling van deze zaken vond Eden ‘groots’ en Dulles sprak van ‘near a miracle’.
Het feit blijft echter staan, dat West-Europa in plaats van tot eenheid te komen tot een coalitie is teruggevallen.
Minder snel en uitermate spannend verliep de bespreking over de Saar. Mendès-France plaatste deze kwestie onmiddellijk op het niveau van een verzoening en een samenwerking tussen beide eeuwenoude rivalen. Duitsland was de voornaamste klant en, op één na, de voornaamste leverancier van Frankrijk. Gezamenlijk kunnen zij hun technische kundigheden en kapitalen in projecten, tot in de Sahara toe, aanwenden ten voordele van de Duitse industrie, de Franse landbouw en andere economische bedrijven. Bij dit toekomstbeeld viel de Saar in het niet. Na raadpleging van de Duitse partijhoofden, de socialisten niet uitgezonderd, ging Adenauer op dit gedurfde plan in, met het mes op de keel. Want op 23 October moest het Saarcompromis tot stand zijn gekomen, zo niet, dan onthield de Franse premier zijn handtekening ook aan de reeds gesloten overeenkomsten. De onvermoeibare Adenauer was dag en nacht in het getouw, de experts zaten nog met 30 verschilpunten, maar in de namiddag van 23 October nadat ook de Franse ministerraad zijn goedkeuring had gegeven, werden alle tractaten ondertekend. Na ratificatie door de betrokken parlementen zullen zij in werking treden. In December zal de Franse Assemblée als eerste voor de goedkeuring gesteld worden.
Het compromis over het Saargebied bepaalt, dat het onderworpen wordt aan een Statuut in het kader van de nieuwe Westeuropese Unie. Namens deze Unie oefent een Hoge Commissaris het gezag uit. Indien een in Maart te houden volksplebisciet het Statuut goedkeurt blijft dit in werking tot de sluiting van een vredesverdrag met een herenigd Duitsland.
Op economisch gebied worden de eisen van Saarland om nauwe handelsbetrekkin- | |
| |
gen met de Bondsrepubliek aan te knopen erkend. Deelneming aan het economisch verdrag tussen deze twee groten zou ook open staan voor andere mogendheden, doch de kleine zijn enigszins bevreesd op de duur in het gedrang te komen!
Zoals altijd zijn de motieven waardoor Moskou zich laat leiden voor de buitenwereld raadselachtig. Toen Eisenhower (December 1953) met een voorstel kwam om een atoombank voor uitsluitend vreedzame doeleinden op te richten, weigerde de Sovjet haar medewerking. Een ontwapeningsvoorstel door Brittannië en Frankrijk in Juni jl. gedaan kon geen genade vinden bij haar vertegenwoordiger Malik. Nauwelijks bracht echter Dulles (24 September) het plan-Eisenhower voor de Algemene Vergadering der V.N. of Visjinski, zich baserend op het Frans-Britse voorstel, kwam met een plan om in stadia een verbod van atoomwapens toe te passen. Aanvankelijk met achterdocht bekeken werd het toch niet verworpen. Het resultaat was, dat voor de eerste maal sinds jaren een eensgezind voorstel van de Sovjet-Unie, de V.St., Groot-Brittannië, Frankrijk en Canada werd ingediend, dat de ontwapeningsbesprekingen weer op gang zal brengen. De kloof tussen Oost en West blijft altijd nog wijd.
Ook in andere kwesties nam Moskou een meer welwillende houding aan. Het accoord over Triëst, waarbij de A-zone grotendeels aan Italië kwam en Joego-Slavië de B-zone behield, een vergelijk dat lange tijd door het Kremlin was tegengewerkt, mocht nu zijn instemming verwerven. Tegenover Tito streefde de Sovjet naar aanknoping van diplomatieke en economische banden, een vriendelijkheid, die echter het Westen met achterdocht gadeslaat. Nadat Molotof bij zijn bezoek aan Oost-Duitsland een vage toespeling had gemaakt op mogelijke vrije verkiezingen in geheel Duitsland, kwam 25 October de Sovjet-nota af. Een nieuwe poging om door de Duitse socialisten en de Franse weifelaars in de kaart te spelen de tractaten van Parijs op losse schroeven te zetten. De hereniging van Duitsland is de belangrijkste en dringendste zaak, zegt de nota. Daarom stelde de Sovjet-Unie voor in November een nieuwe conferentie der vier te houden, waar zou worden besproken de hereniging van Duitsland, het vraagstuk der vrije verkiezingen, de terugtrekking der bezettingstroepen en een stelsel van collectieve Europese veiligheid. Te Wenen zouden de vier ambassadeurs het sluiten van een staatsverdrag met Oostenrijk kunnen bespreken. De omstandigheden zijn echter niet van dien aard om met deze voorstellen haast te maken.
Om het prestige van Mao Tse Toeng te verhogen heeft een Sovjet-deputatie, uit niemand minder dan Kroesjtsjef, partijsecretaris, en Boulganin, minister van defensie, bestaande, een feestelijk bezoek aan Peking gebracht. De delegatie bracht geschenken mee. Port Arthur wordt ontruimd, gezamenlijk zullen Rusland en China twee spoorwegen aanleggen door Mongolië naar Siberië en door Zuld-Siberië naar Alma Ata. Alle aandelen, waarin Russisch geld zit, worden aan Peking overgedragen, dat tevens een geldlening ontvangt van ongeveer 500 millioen gulden. De beide mogendheden betreuren het, dat Japan niet vrij is in zijn buitenlandse handel en gebruikt wordt voor agressieve doeleinden. De agressieve blocs in Azië worden energiek veroordeeld. Dit alles dus een speerpunt op de V. Staten gericht!
| |
Nederland
Sinds de rumoerige manifestatie tegen het Mandement der bisschoppen op de Kaderdag der P.v.d.A., en sinds tengevolge daarvan het N.V.V. de samenwerking met de K.A.B. en de christelijke vakverenigingen had verbroken en de vraag van de voorzitter van het Partijbestuur der K.V.P., of de P.v.d.A. een duidelijke beslissing wilde geven met betrekking tot de samenwerking van beide partijen, onbeantwoord was gebleven, waren de verwachtingen gespannen naar de Algemene Beschouwingen in de Tweede
| |
| |
Kamer. Mr Burger, de woordvoerder van de P.v.d.A. vroeg zich af of zijn partij zich samenwerking kon veroorloven met een politieke groepering, wier democratisch karakter in twijfel kan worden getrokken. Naast hem stond en sprak voorzichtiger Mr Oud. Daartegenover stonden de leider van de christelijk-historische fractie, Mr Tilanus en van de anti-rev. fractie de heer Schouten, die, hoewel het niet geheel eens met het Mandement, de strekking ervan konden aanvaarden. De heer Schouten toonde uit bisschoppelijke verklaringen van 1946, 1948, 1949 en 1953 aan, dat nóch voor het N.V.V. nóch voor de P.v.d.A. het Mandement iets nieuws verkondigd had, zodat de opwinding van de laatste tijd niet voldoende was gemotiveerd. Aan de leden van de ‘Katholieke Werkgemeenschap’ stelde de heer Schouten de vraag, waarom zij het universele van hun godsdienst in de keuze van hun politieke partij verloochend hadden? De heer Willems antwoordde: ‘Omdat ik het licht op de kandelaar wil plaatsen’, waarop Schouten repliceerde: ‘U is toegetreden tot een politieke partij, die het licht niet op de kandelaar plaatst’.
De heer Romme begon zijn magistrale rede met de opmerking, dat hij geen antwoord meer verlangde op de vraag van de heer van Doorn, wijl de regering reeds verklaard had, dat zij tot 1956 dacht aan te blijven. Aan de weifelende heer Burger zeide hij: ‘Indien de K.V.P. zich zulk een vraag zou moeten stellen, dan zouden wij stellig antwoorden: neen, met zulk een partij werken wij niet samen. Het kwam hem niet toe, nóch als katholiek, nóch als politicus, het beleid der bisschoppen te bespreken, wier recht om hun stem te doen horen, ook inzake politiek, zelfs door minister Suurhof was erkend. Dit is geen gewetensdwang, omdat de katholiek zich vrijwillig schaart onder het gezag der bisschoppen. (Over dit bestuursgezag der bisschoppen heeft Mgr Alfrink in de bijeenkomst van ‘Het Thijmgenootschap’ behartenswaardige woorden gesproken). Verder zette prof. Romme het karakter der K.V.P. uiteen en voerde tegen Welter, die een conservatieve partij had bepleit, aan, dat de taak van een katholieke partij is te zoeken naar een synthese van rechtvaardigheid en liefde bij de belangen, die ons zijn toevertrouwd. Tenslotte sprak de minister-president Drees, zich zorgvuldig onthoudend van een toespeling op het Mandement. De discussies waren langs de regering heengegaan, zij zou haar taak blijven voortzetten, dewijl de samenwerking in het kabinet goed was. De onderlinge meningsverschillen lagen veel meer buiten het partijverband dan naar buiten wel eens wordt voorgesteld. Het was een storm in een glas water geweest. Ofschoon er geen bom gevallen was kon des te geruster gezegd worden: ‘la Séance continue’. Het debat heeft klaar gemaakt, dat de K.V.P. niet in het politiek isolement is gedrongen en dat de drie christelijke partijen geen reden hebben gezien om de brede samenwerking te verlaten.
De Indonesische regering zowel als haar president Soekarno heeft de populariteit bij de bevolking verloren. Verschillende partijen stellen de eis, dat de ministers zich zullen terugtrekken en Soekarno heeft door zijn tweede huwelijk een golf van critiek ontketend. Nederland heeft ook zijn grieven, waarvan thans op de voorgrond staat de mishandeling van Nederlandse gevangenen. Sinds de aanvang van dit jaar verblijven een 30-tal Nederlanders in voorarrest; zij worden er mishandeld en blijven verstoken van juridische bijstand. Meermalen heeft onze regering protestnota's gezonden, die onverstoorbaar als ongegrond werden afgewezen. 19 October stelde onze regering op korte termijn de eis, dat een onpartijdig onderzoek over de gedragingen van de politie zou worden ingesteld en dat de Nederlandse arrestanten, die verklaringen wensen af te leggen, afwijkend van die tijdens het vooronderzoek (onder pressie) afgelegd, van represailles zullen worden gevrijwaard. Ook dit protest is onmiddellijk afgewezen! 1-11-'54
K.J.D.
| |
| |
| |
België
Met October is de laatste maand verstreken, waarin een vervroegde parlementsvergadering zoals door de oppositie geëist, had kunnen plaats vinden. De regering evenals de bureau's van Kamer en Senaat hebben zich daartegen schrap gezet en hetgeen in 1952 op grond van de zaak De Bodt-van Coppenolle niet werd toegestaan, is ook dit jaar, op grond van de gewijzigde Europese politiek, niet gebeurd. Men kan ook niet zeggen dat de oppositie met inspanning van alle krachten gepoogd heeft die bijeenroeping te forceren: zo heeft ze in alle kalmte in de verschillende parlementaire commissies meegewerkt, hetgeen alleszins meer eerbied voor de parlementaire instelling verraadt, dan zin voor de parlementaire tactiek.
Tot de belangrijkste vergaderingen behoorden wel die van de Commissie voor de Grondwetsherziening. Men herinnert zich, dat die herziening in de eerste plaats werd voorgenomen, om België te veroorloven, deel te nemen aan de Europese Integratie. Deze hield een zeker verzaken aan strict nationale soevereiniteit in, dat moeilijk met de Grondwet overeen te brengen was. Maar de Accoorden van Londen en van Parijs hebben intussen een geheel ander uitzicht aan de integratiekwestie gegeven: de West-Europese Unie sluit geen integratie in en de huidige strekking schijnt niet direct gunstig voor de voorvechters van de Europese eenheid. Toch blijkt uit de beschikbare gegevens, dat de mogelijkheid van soevereiniteitsoverdracht aan volkenrechtelijke lichamen door de commissie niet wordt opgegeven.
De ommekeer in de Europese politiek had niet plaats zonder schokken te verwekken. De minister van Buitenlandse Zaken, dhr Spaak, heeft weliswaar uitleg verstrekt vóór de bevoegde commissie, maar niet voor het parlement zelf. Dit wordt hem en de Belgische Socialistische Partij des te meer kwalijk genomen, daar hij wel een uiteenzetting over zijn politiek is komen geven voor de partijraad van de B.S.P. Deze voorkeur voor de partij boven het parlement is bedenkelijk, en noch het belangrijke neutrale dagblad ‘Le Soir’ noch de liberale kranten hebben de socialisten hun critiek gespaard. Sommige liberalen gingen daarbij zover, openlijk de stelling van de oppositie tot de hunne te maken. De oppositie harerzijds beroept zich op deze gebeurtenissen, om dhr Spaak haar steun te ontzeggen, hoewel ze zich hoogstwaarschijnlijk niet tegen de Accoorden van Londen en Parijs zal richten. Toch dringen voorstanders van de EDG aan op een zeer grondige en critische ontleding van deze Accoorden die het bestaan van nationale legers - ook voor Duitsland - bevestigen, geen democratische contrôle voorzien, en de Benelux-landen en Italië van gelijkberechtigde partners tot zwakkere broertjes zouden maken.
Niet alleen n.a.v. de houding van Spaak kwam een verdeeldheid tussen liberalen en socialisten tot uiting. Dhr Rey moest toegeven aan het algemeen syndicaal verzet tegen zijn indexcijfer voor September en trok de prijsbesluiten tot beïnvloeding van dit cijfer in. De stijging van de levensduurte bleef uit, integendeel deed zich een scherpe daling van de vleesprijzen voor, en het nieuwe indexcijfer werd op 420,4 vastgesteld. Wegens de ingetrokken besluiten wordt echter ook dit cijfer door de syndicaten niet erkend.
De partij van dhr Destenay (dit Luiks kamerlid werd inderdaad door de algemene vergadering van de Liberalen tot Voorzitter verkozen) bekwam echter haar revanche. Een van de voorwaarden voor haar deelneming aan de regering was de erkenning van de liberale syndicaten geweest. Dhr Van Glabbeke, voorzitter dezer syndicaten, kondigde de verwezenlijking van dit punt aan, en ondanks een ondubbelzinnig protest van het A.B.V.V., verschenen de besluiten in die zin, ondertekend door de minister van Arbeid én de Eerste Minister. Deze in strict syndicaal opzicht betwistbare maatregelen leiden tot een open conflict tussen rood en blauw. Het A.B.V.V. heeft, niet op zijn
| |
| |
congres dat technisch-economisch bleef, maar op een minder in 't oog lopende vergadering aangekondigd, dat de aan te wenden middelen waren bepaald....
Het is een feit dat de verdeeldheid tussen de regeringspartijen dieper ligt en van fundamentele aard is. De controverse Renard-Liebaert inzake nationalisaties, bewijst het eens te meer. Toen de eerste regeringsverklaring zo weinig over een grondige economische, financiële en sociale politiek wist te zeggen, antwoordde de regering op de critiek: wacht maar tot het volgende parlementaire jaar, en verwees ze naar de toelichting op de rijksbegroting. De begroting brengt geen opheldering op dit stuk. Ze omvat hoogstens een ‘inventaris’ van het C.V.P.-bewind die ondanks een tendentieuze voorstelling het beleid van de heren Van Houtte en Janssen niet vermag zwart te maken. Intussen wordt bevestigd wat we in grote lijnen reeds vorige maand schreven, nl. dat de begroting zich heel eerlijk aandient, maar minder eerlijk is. Schijnbaar blijft ze in evenwicht op het peil van de vorige: de ontvangsten bedragen 80.618 millioen fr., de uitgaven 80.590 millioen fr.
Maar dit heeft, voor milliarden, transferten vereist van de gewone naar de buitengewone begroting die allesbehalve orthodox zijn, terwijl tal van uitgaven onderschat werden. Daarenboven valt op te merken, dat 16 milliard opnieuw door leningen gefinancierd moeten worden. De linksen waren dus wel betere stuurlui zolang ze aan wal stonden. Eens zelf aan het stuur, kunnen ze niet anders manoevreren dan dhr Janssen zelf.
Van de critieke punten op de begroting vallen o.a. op: het crediet voor de ziekteen invaliditeitsverzekering en toelagen aan de vrije scholen. Wat de ziekteverzekering betreft, is het crediet duidelijk te laag. Deze tak van de sociale veiligheid blijft onderhevig aan een chronisch tekort. Dhr Troclet heeft 300 millioen van de staat (voorgesteld als bijcredieten op de buitengewone begroting 1954) aan deze verzekering verdeeld, op zulke wijze, dat de socialistische mutualiteiten vijf zesden ervan wegdragen en dat de reserves van de christelijke mutualiteiten nog verder worden aangetast. Wat de schoolpolitiek betreft, slinken de toelagen aan het vrij onderwijs met 431 millioen. De begroting houdt niet alleen niet de minste rekening met de bestaande schoolwetten, maar voert practisch weer een ongelijkheid voor de gezinshoofden in. Rond gans deze sector gaat de campagne van het comité voor Vrijheid en Democratie voort. Maar ondanks een geslaagde meeting te Leuven, waar enkele ministers het te kwaad kregen, blijft de opinie eerder onverschillig voor dergelijke aanslagen op de vrijheden. Deze aanslagen nemen echter ernstige vormen aan, vooral ook in Kongo, waar 84 millioen credieten voor het vrij onderwijs gebruikt werden voor de overhaaste oprichting van de eerste negen scholen van een anticlericaal leke-onderwijs, op totaal onregelmatige wijze ingericht. De bedoeling, het missie-onderwijs te fnuiken en het prestige der missies te ondermijnen is ontegensprekelijk, ondanks de breeddenkend aandoende redevoeringen van de minister. Dit sectarisme brengt België's positie in Afrika zelf in gevaar, temeer nu een onverstandige koloniale politiek en de syndicale politiek (A.B.V.V.) een scherpe tegenstelling blank-zwart dreigen op te roepen.
Er is koren genoeg op de molen van de oppositie. Maar bij deze treden aarzelingen op omtrent het punt of de regering ten val dient gebracht, dan niet. Sommige liberalen komen ervoor uit, dat ze liever een samengaan met de C.V.P. wensen dan met de B.S.P. In bepaalde middens van de C.V.P. vindt zulks wellicht een echo. De meerderheid wenst echter een beginselvaste houding, en lijkt nog geenszins bereid tot regeringsdeelname. Zijn het deze factoren die verhinderen dat ze een ondubbelzinnige strijdhouding kiest, die meer op ‘het vernietigen van de tegenstander’ gericht is?
L. Deraedt
|
|