| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Jean Galot, S.J., Le coeur du Christ (Museum Lessianum Section Ascétique et Mystique, 47). - Desclée de Brouwer, Brugge-Parijs, 1953, 265 pp., Fr. 78.
Wij zijn sedert lange tijd gewoon het hart van Christus te vereren en te benaderen langs de providentiële weg der H. Hart-devotie; wij plegen minder dikwijls de wonderbare rijkdom van dit goddelijk Hart uit de levende teksten zelf van het Evangelie te ontdekken. Om een dergelijk werk tot stand te brengen beschikt Schrijver over een fijne psychologische en theologische vorming. Hij geeft ons geen commentaar op het Evangelie, geen eigenlijk meditatieboek, maar schenkt ons een pakkend en buitengewoon diepgaand inzicht in het Hart van Christus zoals het nog steeds klopt en leeft in de verscheidene woorden en taferelen van de H. Schrift. De voornaamste hoedanigheid van dit boek ligt wel in de zeer oorspronkelijke wijze, waarop de goddelijke diepte van het verlossende Hart uit de reëel-menselijke en ons zeer nabije persoon van de historische Christus wordt in het licht gesteld. Al wie in deze tijd naar religieuse verdieping uitziet zal bij het ter hand nemen van deze studie niet ontgoocheld worden.
A. Poncelet
| |
Alois Riedmann, Wie Jesus lebte, litt und starb. - Herder-Verlag, Freiburg i/Br., 1953, XVIII-264 pp., 132 taf., geb. D.M. 26,80.
Een boek waarin de lezer langs beeld en gewijde tekst in contact komt met de blijde boodschap van het christendom. Honderd twee en dertig fraaie reproducties uit de Europese religieuse kunst stellen het leven van Christus voor, vanaf de Boodschap tot de Hemelvaart. Een sobere omschrijving van het evangelieverhaal begeleidt de afbeeldingen.
A.L. Vandenbunder
| |
Chan. Jean Vieujean, La religion vivante (Coll. Cité Chrétienne). - Casterman, Doornik, 1954, 256 pp., Fr. 63.
Dit werk is bestemd voor universiteitsstudenten en afgestudeerde intellectuelen, die verlangen hun geloofsleven uit te bouwen en te verantwoorden. De schrijver heeft een zeer brede informatie, die hij in een diep christelijke synthese weet uit te werken. Het essay is inderdaad gekenmerkt door de wil alle menselijke waarden in een katholieke levensvisie te integreren. Oprechtheid van toon, scherpe analyse van de huidige geloofscrisis en van de oplossing ervan, rake tekening van bepaalde misstanden en de positieve houding tegenover het moderne leven, maken deze studie tot een vade mecum van de leek bekommerd om zijn geestelijke volwassenheid.
A.L. Vandenbunder
| |
Joseph Goldbrunner, Sainteté et santé (Présence Chrétienne). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1954, 70 pp., Fr. 42.
In enkele rake schetsen - eerst over de rol van het lichaam in de geestelijke groei, daarna over de theologale deugden en hun tegenpolen in het psychische leven - brengt Dr J. Goldbrunner, psycholoog en moralist, een rijk inzicht in de ascese, ook al is het enigszins eenzijdig, zoals hij zelf toegeeft, wegens zijn reactie tegen vroegere verkeerde stellingen. Een uitstekende vingerwijzing voor zieleleiders.
R. Hostie
| |
Alfons Kirchgassner, Geistliche Glossen. - Verlag Josef Knecht-Carolusdruckerei, Frankfurt a/Main, 1953, 236 pp., geb. D.M. 7,80.
In drie grote secties, gewijd aan God, de mens en de Kerk, bevat dit boek een reeks beschouwingen, meestal essayistisch, soms met de klank van het gesproken woord, over grondwaarheden van het Katholicisme en zijn morele leer. Hun waarde ligt niet in de theoretische uiteenzetting, maar in de directheid, waarmee ze de betekenis er van voor de moderne mens peilen en samenvatten: wat beduidt deze waarheid in en voor ons leven, hoe wordt het er door getransformeerd, en waar brengt ze ons heen? Gezonde spiritualiteit, grote oprechtheid, inzicht in de psychologische instelling en de behoeften van onze tijdgenoten, rake illustraties uit de hedendaagse cultuur in hun confrontatie met de eeuwige waarheid en suggestieve uitdrukking zijn de voornaamste kwaliteiten van dit boek. De indeling in korte, zelfstandige hoofdstukjes maakt het zeer geschikt voor meditatie.
A. Deblaere
| |
| |
| |
A Benedictine of Stanbrook. Mediaeval Mystical Tradition and Saint John of the Cross. - Burns and Oates, London, 1954, 161 pp., 12 s. 6 d.
Deze eenvoudige leesbare en toch wetenschappelijk verantwoorde studie van middeleeuwse mystieken heeft als zeer bijzondere verdienste dat zij klaarheid brengt in wat door verschillende schrijvers bedoeld werd met contemplatie, meditatie, inwendig gebed en extase. Veel verwarring in deze toch al moeilijke materie vindt zijn oorsprong in de omstandigheid dat de inhoud van deze termen niet steeds even accuraat te bepalen is, en dat deze termen bovendien door verschillende schrijvers voor niet steeds dezelfde geestelijke ervaring worden gebruikt. Na een inleidend hoofdstuk over vroeg-spaanse spiritualiteit - met haar uitgesproken afwezigheid van het contemplatieve element - worden achtereenvolgens besproken zowel de persoon - uiteraard summier - als werken en leer van Hugo and Richard van St. Victor, St. Bonaventura, Tauler, Dionysius de Carthuizer, Jan van Ruysbroek met enkele andere Vlaamse mystieken. Terwijl deze voorgangers als het ware nog enigszins voorzichtig het ingewikkelde stramien van het gebedsleven aftasten en de orde hiervan geleidelijk open leggen, staat aan het einde van de rij St. Jan van het Kruis, die het uitgewerkte patroon, zinvol tot in ieder detail, voor ons ten toon spreidt.
Deze studie is vooral wegwijzer, en lijkt ons daarom bijzonder geschikt voor iedere ontwikkelde christen die zich getrokken voelt tot een inniger en dieper gebed. Een tekort waarop gewezen dient te worden is de gebrekkige kennis van de spiritualiteit van de H. Ignatius, die te veel steunt op boeken over Ignatius en zijn Geestelijke Oefeningen uit een bepaalde periode en een bepaalde school, met alle beperkingen van dien.
W. Peters
| |
Odo Casel, Vom wahren Menschenbild. - Verlag Fr. Pustet, Regensburg, 1953, 192 pp., ing. D.M. 5,80, geb. D.M. 7,50.
Drie reeksen van voordrachten met als thema Wat is de Mens, De geestelijke Strijd, en Het Getuigenis. De leer van de grote liturgist en theoloog wordt in deze geestelijke conferenties op een eenvoudige doch diep religieuse wijze in een ieders bereik gesteld. De mens geschapen naar Gods gelijkenis, keert door een leven van gelijkvormigheid met de Zoon, naar zijn oerbeeld terug. In strijd en getuigenis wordt dit ware mensenbeeld veroverd. De taal is zeer eenvoudig, vol zalving, steeds aanleunend bij de Heilige Schrift, de Kerkvaders en de grote liturgische plechtigheden. Een ideaal meditatieboek voor geestelijke afzonderingen.
A.L. Vandenbunder
| |
Albert Kuyle, Rond Jezus' Kleed. - De Fontein, Utrecht; Sheed & Ward, Antwerpen, 1954, 205 pp.
In Rond Jezus' Kleed heeft Albert Kuyle, die een goede twintig jaar geleden met een paar bundels schetsen en short-stories tot de vernieuwers van het Nederlands proza behoorde, een groot aantal vertellingen, legenden en beschouwingen verzameld, die onder die titel te vangen zijn. Alle spelen zich af rond de Godmens. Kuyle is nog een meester in het schrijven van glashelder, concreet, direct en beeldend proza en Pieter van der Meer, die het boek inleidt, vergelijkt hem met niemand minder dan Flaubert, naar aanleiding van diens St. Julien, l'hospitalier. Ik zou dit boek willen zien als een huiskamer- of familieboek, dat voor ieder ter hand ligt en elk ogenblik kan opgeslagen worden. Het is een vroom verzamelboek, dat niet ineens wordt uitgelezen, maar dagelijks stof biedt ter lezing voor individu en gezin. Het is voortreffelijk geillustreerd door Cuno van den Steene.
J. van Heugten
| |
Sven Stolpe, Das Mädchen von Orléans. Das Schicksal der Jeanne d'Arc. Verlag J. Knecht-Carolus-druckerei, Frankfurt/M., 1954, 422 pp., 8 taf., 1 K., geb. D.M. 15,80.
Sven Stolpe heeft ons in dit merkwaardig boek, dat meer is dan een historische roman, een belichting van Jeanne d'Arc gegeven, die we geneigd zijn ‘de’ katholieke interpretatie te heten. De grondvisie van de auteur is dat Jeanne een mystiek-begenadigde ziel was. Deze term mag nochtans niemand misleiden want niet op de eerste plaats is daarmede de visionnaire in Jeanne getypeerd, maar de God-minnende ziel: de authentieke heilige. De neerslag van deze heiligheid op haar zending is dat Jeanne zelf diep doordrongen was dat zij een werktuig in Gods handen was. Deze houding wordt nog vergemakkelijkt door een onbewust zoeken om nederig anoniem te blijven in de garantie van elke heiligheid: de nederige zelfverloochening. Vanuit dit standpunt wordt de draagwijdte van haar stemmen duidelijk gesitueerd: het is de intieme omgang met de uitnodigende God, Die Zich langs
| |
| |
haar richt tot het Franse volk. Voor de historische gegevens heeft de auteur hoofdzakelijk gebruik gemaakt van het materiaal, dat aan de kritiek van Cordier weerstand heeft geboden.
Cordier's gegevens bieden omwille van hun minimalistisch karakter een ideaal platform voor de polemische argumentatie van Sven Stolpe. De inleiding door Ida Görres in de vorm van een manifest gesteld is enigszins misleidend voor de ware bedoeling van de schrijver.
A. Knockaert
| |
Anne Fremantle, De roep der woestijn. Het leven van Charles de Foucauld, Nederl. van André Noorbeek (Graalboekerij). - Sheed & Ward, Antwerpen, 1954, VIII-288 pp., geb. Fr. 165 (leden: Fr. 105).
Beschrijvend, amper onderbroken door een rake opmerking, heeft dit levensverhaal het voordeel te zijn geschreven in Engeland, na een lange bedevaart langs de vele wegen waarop Ch. de Foucauld rondzwierf, om steeds beter God te dienen. Het steunt op een onuitgegeven familiedocumentatie en profiteert van de huidige ontwikkeling van zijn vele stichtingen. Men begrijpt nu des te beter de mens in deze ‘providentiële’ heilige.
Wie de drie kloostercongregaties van de Petits Frères en Petites Soeurs kent, de twee pas gestichte seculiere Instituten en de grote Fraternité Ch. de Foucauld, waarin reeds vroeger zijn vrienden, en nu talrijke leken deel hebben aan zijn geest en aan zijn universele zending, zal dit mooie leven des te beter appreciëren.
Ontegensprekelijk heeft Sch. Charles' jeugd beter gesitueerd; vrij goed zijn bekering, zijn roeping en zijn eerste kloosterjaren weergegeven; het dieper kluizenaarsleven werd nog niet ontsluierd. Het is een leemte. Hier is een moeilijke opdracht weggelegd voor een theoloog, die meteen een trouw discipel zal zijn van de grootste Ordestichter van onze tijd.
J. Beyer
| |
Theologie en wijsbegeerte
Richard Mohr, Die christliche Ethik im Lichte der Ethnologie (Handbuch der Moraltheologie, 4). - Max Hueber-Verlag, München, 1954, VIII-190 pp., ing. D.M. 7, geb. D.M. 9.
Ziehier een originele bijdrage aan de moraal-theologie, zoals er slechts weinige tot nog toe werden gepubliceerd. Op velerlei punten, o.a. de zonde-bekentenis, het offer, het gebed, het tabou, de maagdelijkheid, de echtelijke trouw, het schaamtegevoel, het hiernamaals etc., gaat Prof. Mohr na welke houdingen in verschillende culturen werden aangenomen. Zelden werd een zo overvloedig materiaal samengelezen uit de belangrijkste studiën van alle richtingen in de ethnologie. Dat echter niet alles kan voldoen in zulk een nieuwe opzet is onvermijdelijk. Zo lijkt ons het onderscheid tussen het ‘magisch-innerweltliche’ en het ‘religiös-überweltliche’ niet voldoende afgebakend en gestaafd. Ook komt nergens tot uiting welke waarde de samengebrachte ethnologische gegevens vertegenwoordigen voor de moraal. De veelzijdige uitwerking van de originele opzet is echter bewonderenswaardig.
R. Hostie
| |
Margaret T. Monro, Thinking about Genesis. - Longmans, London-N.Y., 1953, XXVII-221 pp., 11 sh.
Op dit boekje willen wij graag de bijzondere aandacht vestigen. De laatste tijd is in ons land de H. Schrift op grote schaal onder de katholieken verspreid. Bij het openslaan van zijn exemplaar vindt men het Boek Genesis, een moeilijk boek voor velen, een boek dat herinneringen oproept aan school-verhalen waar een volwassen mens geen raad mee weet. De tijd en de moed om er lange uiteenzettingen op na te lezen ontbreekt hem en toch zou hij er graag eens iets verstandigs over horen. Voor zulke mensen is dit boekje aangewezen lectuur. Voor hen echter niet alleen, ook onze godsdienstleraren kunnen er plezier aan beleven.
Vooreerst heeft de schrijfster een stijl waaraan men zich zonder moeite gewonnen geeft en zij schrijft met de zekerheid en de humor van een nuchter denkend verstand. Iemand die enigszins van de problemen op de hoogte is zal bovendien de vertrouwdheid van een langdurige studie constateren - de schrijfster is een bekeerlinge uit het Protestantisme. Zij behandelt niet alleen de voornaamste problemen en oplossingen, maar vormt daarbij het inzicht van de lezer. Deze voelt zich georiënteerd, hij krijgt het veilige gevoel niet meer in een kinderlijke of totaal vreemde omgeving te staan en dat is een eerste voorwaarde voor verdere persoonlijke interesse. Bovendien wordt ongedwongen de houding en opvatting van de Kerk naar voren gebracht. In het middelpunt blijft staan wat het voornaamste is:
| |
| |
datgene wat God ons in dit Boek heeft willen mededelen. Men beseft dat men er mensen ontmoet die men geestelijk benaderen kan en dat hun nood en strijd en daarnaast Gods genade en barmhartig geduld de achtergrond vormt ook van ons religieus leven.
Na een inleidingshoofdstuk, dat enkele verhelderende informaties geeft over taal en stijl, tekst en vertalingen, behandelt de eerste afdeling de oudste historische periode, die van de Aartsvaders. Vooraf gaat een beschouwing over Inspiratie; het auteurschap van Moses en het ontstaan van het Boek Genesis. Dan volgt de historische achtergrond en de centrale figuren. In het tweede deel wordt de praehistorische periode behandeld: schepping; evolutie-vraagstuk; zondeval en zondvloed met verwijzing naar de parallele tradities uit de cultuursfeer van Mesopotamië. Tenslotte een mooi hoofdstukje over de groeiende Messisas-verwachting. Ook is een bruikbare index toegevoegd. Uiterlijk en inhoud getuigen van een goede smaak. Warm aanbevolen.
H. Suasso
| |
Robert H. Thouless, Authority and Freedom. Some psychological problems of Religious Belief. - Hodder and Stoughton, London, 1954, 124 pp., 8 s. 6 d.
Wordt de inhoud van dit boekje zakelijk bekeken, dan kan men als recensent volstaan met vermelding ervan; een opsomming, laat staan bespreking, van de inhoud verdient het nauwelijks. Voor een bepaalde groep lezers zal het echter om een geheel andere reden zijn zin hebben er aandacht aan te besteden. Dr Thouless is professor in de paedagogie en psychologie, daarbij overtuigd lid van de Anglikaanse Kerk, als zodanig, en dus niet als theoloog, richt hij zijn aandacht op enige aspecten van de geloofsact, dit in zeer ruime zin genomen. In zekere zin is hier dus geen dilettant aan het woord, maar lezing maakt al spoedig duidelijk hoe het werkje van dilettantisme druipt, waarbij het interessante is dat dit dilettantisme meer op rekening komt van de kerk waartoe hij behoort dan van de professor zelf. In zijn denken toch is hij geheel kind van zijn kerk zoals deze in feite nu haar houding heeft bepaald tegenover stromingen en problemen van deze tijd. Verdraagzaamheid bij voorbeeld, verdringt het woord waarheid bijna geheel; het bovennatuurlijk element in de openbaring heeft plaats moeten maken voor logisch denken of nuchter verstand of hoe het verder genoemd wordt; dat geloven is een daad waartoe de mens uit zich niet in staat is wordt niet eens meer bevroed. Hierbij houdt de schr. steeds de 39 artikelen in de hand en is overtuigd zuiver in de christelijke leer te zijn.
Contradicties en inconsequenties die een behoorlijk onderlegde schooljongen zonder veel moeite zou aanwijzen, worden door schr. even rustig neergeschreven als gold het vanzelf sprekende waarheden; dat we ons niet ergeren, komt hiervandaan dat schr. zo ongeveinsd oprecht is en zo evident bezorgd om wat een wijde kloof is voor te stellen, als een lieflijke vallei, die om geen enkele reden overbrugd hoeft te worden. Aldus zal dit boekje lezers iets doen begrijpen van die voor de katholiek vaak onbegrijpelijke diversiteit van geloof en geloofsopvattingen binnen een kerk, die door haar juist als het kenmerk van de ene ware kerk wordt. Indirect geeft het ons de methode aan de hand waarop een oecomenisch gesprek met leden van deze kerk gevoerd zal moeten worden: het zal een zuivere bepaling zijn van wat geloven is, openbaring, genade, natuur etc.
Om inzicht te krijgen in de doctrinaire opvattingen en de ontwikkeling hiervan binnen de Anglikaanse Kerk is het een leerzaam boekje.
W. Peters
| |
Dr E. Brongersma en Dr O. Noordenbos, Rooms gevaar of katholiek recht? - Moussaults Uitgeverij N.V., Amsterdam, 1954.
Een uitgever brengt een Humanist en een Katholiek met elkaar in contact om een briefwisseling te beginnen waarvan de publicatie zou kunnen bijdragen tot verheldering in strijdvragen en oplossing van misverstanden over en weer, die velen in het Nederlandse volk hoog zitten. Dit is het ontstaan en de inhoud van het voor ons liggende boek.
Overtuigd zoals de schrijvers zelf zeggen, dat ze de inhoud van elkaars overtuiging of tenminste wezenlijke delen ervan, hartgrondig verwerpen, meenden ze toch, dat dit geen beletsel zou zijn voor een eerlijk en vruchtbaar gesprek, omdat de confrontatie van een eerlijke persoonlijke overtuiging met een andere eerlijke persoonlijke overtuiging steeds waardevolle bijdragen levert tot beter begrip van elkaar.
Het boek is boeiend geschreven. Is men er eenmaal mee begonnen, dan kan men moeilijk ophouden voordat men de laatste bladzijde gelezen heeft, ondanks dat het te
| |
| |
kleine lettertype het lezen niet veraangenaamt.
Niet alleen worden vrijwel alle actuele kwesties en misverstanden behandeld, het geschiedt ook op een levendige en sprankelende wijze. Men volgt met spanning aanval en verweer in de spitsvondige - in de goede zin van het woord - en flitsende redeneringen; zwakke stellingen worden meedogenloos weggevaagd, iedere vermeende doorbraak onmiddellijk opgevangen, uit iedere fout of onvoorzichtigheid direct munt geslagen. De schrijvers, die aan elkaar gewaagd zijn, strijden voor hun levensvisie en sparen elkaar daarom niet. Voltreffers worden over en weer met genoegen geplaatst. Het is een duel op hoog niveau, waaraan ook de humor vaak niet ontbreekt.
In dit opzicht zij dit boek aanbevolen aan ieder die regelmatig met niet-geloofsgenoten geconfronteerd wordt. Een register der behandelde onderwerpen verhoogt de bruikbaarheid nog.
Behalve om de besproken kwesties is het boek voor Katholieken ook instructief om wat niet met zoveel woorden gezegd wordt: hoe moeilijk het Katholicisme met al zijn uitingen en aspecten voor niet-Katholieken te begrijpen is, hoe diepgaand de misverstanden en vooroordelen zijn, hoe onmachtig apologie en redenering alleen zijn om deze te overbruggen. Het bewijst de juistheid van hetgeen een vooraanstaand niet-Katholiek geleerde eens zei: Gij, Katholieken denkt, dat Uw geloof een te beredeneren en te bewijzen stelling is. Leeft echter eerst zó, dat Uw leven als Katholiek voor mij aantrekkelijk wordt. Dan zal ook Uw apologie vruchtbaar worden en neem ik ook de rest graag op de koop toe.
Ondanks al deze goede kwaliteiten, geloof ik toch, dat het boek niet aan zijn opzet voldaan heeft n.l. een waardevolle bijdrage te leveren tot beter begrip van elkaar.
Vooreerst omdat de schrijvers zich in hun brieven te ongedwongen hebben laten gaan. Er had meer gesnoeid kunnen worden. Van de bomen ziet men vaak het bos niet meer. Een meer scherp omschreven doelstelling zou de opzet van het boek ten goede gekomen zijn.
Vervolgens wordt er wel veel behandeld, maar weinig opgelost. Althans men krijgt niet de indruk, dat veel misverstanden of vooroordelen uit de weg geruimd zijn.
Ten slotte, en dit lijkt me het hoofdbezwaar, de behandelde kwesties hebben door inhoud of wijze van behandeling enkel betrekking op de peripherie van het Katholicisme. Tot het wezenlijke is men niet doorgedrongen. Vandaar dat het geheel na lezing wat onbevredigend en teleurstellend is. Men is opgehouden waar men beginnen moest: waarom een Katholiek ondanks al het gebrekkig menselijke in de Kerk, toch van ganser harte en dankbaar lid wil blijven van die Kerk om de rijkdom die zij hem biedt: het liefdesavontuur van het schepsel met God.
De schrijvers hebben dit zelf ook aangevoeld, waar ze in hun voorwoord zeggen, dat de discussie juist goed op gang kwam en diepere lagen begon te raken, toen de uitgever het sein gaf, dat de auteurs het toegedachte bestek hadden volgeschreven.
Wanneer dit de oorzaak mocht worden, dat er nog een vervolg op deze briefwisseling zou komen, dan zou dit enkel een felix culpa zijn.
P. Dresen
| |
Prof. H.Ch. Puech en Prof. Dr G. Quispel, Op zoek naar het evangelie der waarheid. - Uitg. G.F. Callenbach, Nijkerk, 1954, 64 pp., geb. f 2.90.
Beschreven wordt de vondst, de historische oorsprong, een karakteristiek van de inhoud en de strekking van enige handschriften, welke omstreeks 1945 in Egypte opdoken en C.G. Jung ter ere Codex Jung werden genoemd. Eén der handschriften, Het evangelie der waarheid geheten, zou van de gnosticus Valentinus afkomstig zijn. Met name voor historici en theologen is deze gecomprimeerde publicatie zeer interessant.
J.J.C. Marlet, arts
| |
Martin Buber, Godsverduistering. Beschouwingen over de betrekking tussen religie en filosofie. - Erven J. Bijleveld, Utrecht, 1954, 144 pp.
De Joodse godsdienstphilosoof Buber bundelt hier hoofdzakelijk enige gastcolleges welke hij in 1951 in de Verenigde Staten heeft gegeven. Alle hoofdstukken cirkelden om het thema der verhouding tussen religie en philosophie. De godsdienst is volgens B. te karakteriseren door de relatie ‘ik-gij’, terwijl de philosophie slechts kent de relatie ‘ik-het’. Beide relaties zijn in de mens noodzakelijk aanwezig, maar het komt erop aan, dat de ik-gij relatie, de godsdienst, leidende blijft. Het nadeel van onze tijd is juist, dat de philosophie de aanwezigheid Gods voor deze wereld verduistert. Met zijn vurig
| |
| |
geloof en scherp intellect weet B. de kern van het denken van Sartre, Heidegger, Jung e.a. dikwijls beter te vatten dan menig christen, die zijn christelijk geloof te sterk scheidt van zijn wetenschap en wijsbegeerte. Daarom kan de christen veel leren van dit getuigende boek van een zoon van het oude Israël, ook al zal men de onderscheiding tussen de God der philosophen en de God van Abraham, Isaäk en Jakob anders zien, meer precisie wensen in het weergeven van de leer der wijsgeren en het betreuren, dat B. het christendom blijkbaar slechts in individualistische verschijning heeft ontmoet, niet in de vorm der Kerk, die zich het nieuwe Israël noemt, het volk Gods.
Ds. Kroon, in wie de ontmoeting tussen ongelovig humanisme en christelijk geloven samen met zijn liefde voor het oude Israël een existentieel gebeuren is, blijkt de aangewezen vertaler voor een boek dat van dit alles getuigt.
J.H. Nota
| |
Sybrand H.M. Galama, Het wijsgerg onderwijs aan de hogeschool te Franeker. 1585-1811. - T. Wever, Franeker, 1954, 355 pp., f 12.-.
Dit Leidse proefschrift is een gedegen studie waarin zeer vele gegevens zijn verwerkt. Het is een kostbare bijdrage voor de geschiedenis van het wijsgerig onderwijs aan de Hogeschool van Franeker, tevens ook voor de geschiedenis der vaderlandse wijsbegeerte in de 17e en 18e eeuw. In het eerste gedeelte wordt over de hoogleraren van genoemde inrichting gehandeld en over hun wijsgerige leer; in het tweede wordt een samenvattende beschouwing gegeven van de meningen die zij voorstonden. Bibliographische notities vullen het gezegde aan.
Met taaie volharding en wetenschappelijke akribie heeft de schr. alle te verkrijgen inlichtingen verzameld, ze verwerkt en in eenvoudige en zakelijke bewoordingen te boek gesteld.
De indruk die men bij de lezing van het boek verkrijgt, is toch wel dat er veel verwarring bestond in de wijsgerige meningen die te Franeker en elders heersten in de 17e en 18e eeuw, een verwarring die verklaarbaar is uit de diverse stromingen op wijsgerig terrein gedurende dit tijdvak. Niettegenstaande de geschilpunten, onzekerheden, duistere opinies bleek toch de philosophie beslag te leggen op de geesten van velen en een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit te oefenen.
L. Steins Bisschop
| |
Literatuur en cultuurleven
Louis Chaigne, Georges Bernanos. - Editions Universitaires, Parijs-Brussel, 1954, 126 pp., Fr. 39.
Na een beknopte levensschets worden aan elk van Bernanos' werken enkele bladzijden gewijd, die er de korte inhoud en een literaire appreciatie van geven. Tot slot krijgen bepaalde grondthema's van zijn oeuvre een afzonderlijke bespreking. In een zo bondige studie verwacht men geen ver doorgedreven analyses, maar des te sterker voelt men het aan als een gemis, dat Schrijver blijkbaar niet tot de spirituele kern van de grote romans kan doordringen, en genoegen neemt met een reeks essayistisch vlotte, doch niet zeer diepgaande kanttekeningen.
J. Dax
| |
Edmée de la Rochefoucauld, Paul Valéry (Classiques du XXe Siècle, 13). - Edit. Universitaires, Parijs-Brussel, 1954, 162 pp., Fr. 39.
Met veel penetratie en kennis wordt het veelgestaltige, fascinerende werk van Valéry hier voorgesteld in zijn rijkdom en originele exploratie van de geest, zonder er echter in te slagen, achter deze verscheidenheid de diepere lijn van eenheid en van persoonlijke evolutie weer te vinden.
J. Dax
| |
Kleine Getijden der Schoonheid: 1. H. Herrmann, De Bekoorlijkheid. 2. id., Het Leven van Maria. 3. U. Bruns, Thuis. 4. R. Schneider, St. Franciscus. 5. H. Luetzeler, Het Kind. 6. E. Peterich, De Goden der Grieken. - Desclée De Brouwer, Brugge-Bussum, 1953-1954, per deel 25 à 30 pl., geb. Fr. 42.
Onder een poëtische titel heeft de uitgeverij Desclée De Brouwer een reeks kleine kunstmonographieën ingezet, waarvan de eerste zes deeltjes zijn verschenen. Wie de Bilderkreis kent, herhaaldelijk reeds in Streven besproken, zal verheugd zijn dat hij zich deze kleine juwelen niet meer in een vreemde taal hoeft aan te schaffen. De kleine getijden der schoonheid zijn immers niets anders dan een Nederlandse bewerking ervan. Een korte inleiding, een lijst van afbeeldingen, tenslotte een dertigtal kunstprenten, waarvan enkele in kleur.
Niet alleen in de keuze der thema's steekt er een grote afwisseling. Ieder the- | |
| |
ma ook wordt vertolkt door een rijk gevariëerde reeks prenten uit de onuitputtelijke schat van de Westerse kunst. Zo kwamen reeds aan de beurt het thema der bekoorlijkheid, het Marialeven, thuis, het leven van Sint Franciscus (met een zeer lezenswaardige inleiding van R. Schneider), het kind. Het laatste deel is iets meer beperkt en gaat over de Griekse Godenwereld, zoals deze in de kunst werd afgebeeld.
Deze aantrekkelijke boekjes vormen een ideaal geschenk voor wie van stilte en schoonheid houdt.
G. Bekaert
| |
Vincent van Gogh, Verzamelde Brieven, 4 dln, 3de dr. - Wereldbibliotheek, Amsterdam-Antwerpen, 1952-1954, XLIX-429 pp., 471 pp., 542 pp., 390 pp., geïll., per deel geb. Fr. 275.
Vele willekeurige en onverantwoorde besnoeiingen hebben de brieven van Vincent van Gogh verminkt. In de vier lijvige delen der Wereldbibliotheek worden ze piëteitsvol, onverkort en in hun oorspronkelijke taal uitgegeven. De brieven zelf spreken hier hun eigen taal.
Voor een goed deel in chronologische volgorde gerangschikt tonen zij ons Vincent zoals hij was: ‘Theo, ik ben een man met fouten, en misères, en hartstochten’. Men ervaart er zijn hartstochtelijke liefde voor de misdeelden, zijn religieuze onzekerheid, zijn liefdesmart en worstelen om zijn kunst. Deze thema's volgen elkander op, totdat het laatste alle andere verdringt en het enig object van Vincent's schrijven wordt.
Verhevener nog en aangrijpender dan de inhoud der brieven is de volhardende vriendschap met zijn jongere broer Theo. De eerste drie delen van de verzamelde brieven - meer dan veertienhonderd bladzijden - bevatten haast uitsluitend brieven van Vincent aan Theo in het Nederlands of het Frans geschreven. Het was een gelukkig initiatief in het vierde deel, naast de interessante brieven aan Van Rappard, aan zijn jongste zuster, aan E. Bernard, de weerklank op de brieven van Vincent te laten horen in de brieven van Theo. De vriendschap van de twee broers dateert reeds uit hun jeugd toen beiden nog in de kunsthandel werkzaam waren en is sedertdien nooit verflauwd, zelfs niet in de akeligste omstandigheden. Tijdens zijn verblijf in Nederland had Vincent er zich reeds bij neergelegd slechts met de hulp van zijn broer verder te kunnen leven. Wanneer hij naar Frankrijk gaat wordt hij zo van hem afhankelijk dat hij op een bepaald ogenblik de kist die Theo hem toestuurde niet kon krijgen voordat zijn broer voor hem de frankering had betaald.
Hoewel de boodschap van Vincent van Gogh vooreerst in zijn schilderijen ligt, toch zal men de waarde van deze brieven nooit hoog genoeg aanslaan. Wij kunnen er de uitgevers alleen dankbaar om zijn.
G. Bekaert
| |
Helga Eggemann, Evangelium im Bild. Worte aus den Evangelien und ihre Darstellung in der Kunst. - Kösel-Verlag, München, 1954, 359 pp. waarvan 160 pl. 26 × 21 cm., geb. D.M. 32,50.
De hoogheid van het evangeliewoord lijdt vaak onder het menselijk onvermogen, niet in het minst wanneer het in een beeld gestalte krijgt. Zo gaven de bijbelillustratoren van de laatste anderhalve eeuw niet alleen blijk van een hopeloos slechte smaak, maar meer nog van een ergerlijk wanbegrip van het evangelisch ideaal. Helga Eggemann gaat daar tegen in. Voor de illustraties van het evangelieverhaal in haar boek Evangelium im Bild heeft zij haar keuze beperkt tot de kunstwerken ontstaan vanaf de catacombentijd tot in de eeuw van Rembrandt. Een schitterende keuze, even veelzijdig als smaakvol! De meeste werken zijn van een authentiek religieus gehalte. Een groot deel der afbeeldingen komt van de middeleeuwse miniaturisten en de primitieve meesters van Italië en Duitsland. Men kan zich echter afvragen waarom geen werken van Fra Angelico werden opgenomen. Deze hadden toch sommige reproducties op gelukkige wijze vervangen!
Slechts één werk valt uit de toon. Het theatrale van Reni kunnen we niet aanvaarden op een der meest aangrijpende ogenblikken uit het leven van Jesus. Daar tegenover staan schitterende vondsten zoals de illustratie van Luc. 23, 44-45 door El Greco's Onweder boven Toledo; of zoals het laatste beeld De Goddelijke Hand, een romaans frescofragment uit Tahull.
De uitgebreide verklarende nota's achteraan hadden we in enkele gevallen critischer gewenst. Als geheel echter staat dit werk - dat een Nederlandse adaptatie verdient - op een niveau, dat we voor dergelijke werken niet gewoon zijn zowel wat de samenstelling als wat de uitgave betreft.
G. Bekaert
| |
| |
| |
Hugo Van de Perre, Présences belges à Londres (Empreintes, 12). - L'Ecran du Monde, Brussel, 1954, 110 pp., geïll., Fr. 90.
In een zwierige stijl en met speelse humor voert schrijver ons door het hart van Londen, op zoek naar de getuigenissen, op doek, op hout of op steen, van onze invloeden op Engeland. Het is een wandeling die twintig eeuwen doorkruist en telkens weer een onverwachte ontmoeting meebrengt: de schaduw van Julius Caesar; de goedheid van Philippina van Henegouwen, echtgenote van Edouard III; de 243.000 bakstenen, uit Vlaanderen afkomstig, voor de Londense Tower; de schilderstukken van Rubens in Whitehall; het stijfsel aan de Londense wasvrouwen bezorgd door Mevr. vander Plasse; de koetsen ingevoerd door William Boonen en de rolschaatsen van Joseph Merlin, uit Hoei. Dit alles en nog veel meer zal iedere lezer boeien, die bekoord wordt door het pittoreske detail.
R. Hostie
| |
A. Boni, Antwerpens roem, St Jacobskerk. - N.V. Helicon, Antwerpen, 1953, 182 pp., geïll.
Vlot geschreven vulgarisatiewerk, gebaseerd op grondige voorstudie: rond de geschiedenis van de St Jacobskerk worden de bewogen lotgevallen van Antwerpen en de Nederlanden opgeroepen. Dank zij de levendige voorstelling slaagt schrijver er in, een zo moeilijke onderneming als een geschiedenis die over eeuwen loopt tot een niet alleen leesbaar, maar boeiend verhaal te maken. De kunst, zowel architectuur als meubilair van de kerk, krijgt in deze geschiedenis slechts een bescheiden plaats toegewezen. Mooie uitgave, geïllustreerd door kunstschilder Leo Lewi, doch jammer genoeg ontsierd door talrijke zetfouten.
A. Deblaere
| |
Psychologie en paedagogie
Prof. Dr R. Hostie, S.J., Analytische psychologie en godsdienst (Universitaire Bibliotheek voor Psychologie). - N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen; Het Spectrum, Utrecht, 1954, 260 pp., ing. Fr. 150, geb. Fr. 180; f 13,90.
Dit boek bestudeert een onderwerp, dat hoe langer hoe meer in wijdere kringen belangstelling wekt, n.l. de diepte-psychologie van C.G. Jung, en het behandelt dit op een klare, bondige en prettige manier. Jungs psychologie raakt allerlei problemen van theologische aard, waarbij men telkens op het bezwaar stuit dat het vaak zeer moeilijk is Jungs eigenlijke opvattingen in zijn talrijke, nergens gesynthetiseerde geschriften te achterhalen.
Daarom heeft de auteur in een eerste deel getracht een heldere en overzichtelijke uiteenzetting te geven van heel het systeem, en men mag zeggen dat hij daarin volkomen geslaagd is.
In het tweede deel wordt dan uitdrukkelijk de verhouding van Jungs psychologie tot het religieuze onderzocht. Vooreerst gaat Schrijver de ontwikkeling na van Jungs opvatting omtrent de godsdienst en toont aan hoe de grootmeester uit Zürich reeds zeer vroeg de Freudiaanse negatieve positie (godsdienst als obsessie) opgaf en geleidelijk kwam tot een meer positieve, zij het dan ook voor Katholieken nog onvoldoende, waardering van het godsdienstig phenomeen. Daarna behandelt hij de zeer actuele kwestie der betrekkingen tussen psychotherapie en zieleleiding. Tenslotte durft hij het moeilijkste maar ook gewichtigste probleem aan dat Jungs psychologie stelt voor de katholieke denker: hoe staat Jung tegenover het dogma? En in 't bijzonder tegenover het probleem van het kwaad en de Triniteit?
Persoonlijk contact met en sympathie voor een auteur dragen bij tot een juist begrip zoals ook blijkt uit dit werk. Toch is schrijver niet blind voor de zwakke punten in Jungs doctrine. Herhaaldelijk wordt, na een volmondig goedkeuren der aannemelijke punten, het streven van Jung, om zijn empirisch-psychologische bevindingen te verabsoluteren, onverholen verworpen.
Niet alleen de theoloog, die Jungs opvattingen beter wenst te verstaan, maar ook al wie zich voor diepte-psychologie interesseert, zal dit goed doordacht en vlot geschreven werk met vrucht ter hand nemen. Het boek bevat een volledige bibliographie van Jungs werken.
J. Donceel
| |
Dr N. Beets, De grote jongen. De psychologie van de jongen in de vlegeljaren. Uitg. Erven J. Bijleveld, Utrecht, 1954, 239 pp., geb. f 8,90.
Na zijn phaenomenologische werkwijze te hebben toegelicht en deze in de juiste verhouding te hebben gebracht tot de ontwikkelingspsychologie en de paedago- | |
| |
giek, geeft Schr. een voor-wetenschappelijk beeld van de praepuber aan de hand van voorbeelden uit de belletrie en een wetenschappelijk beeld door critische referaten te geven van het werk van Blair and Burton en dat van H.H. Muchow. Deze eerste twee delen dragen het strenge karakter van het proefschrift, en zijn mede door de lange onvertaalde citaten moeilijk verteerbaar.
In het uitermate boeiende derde deel geeft Schr. een phaenomenologische analyse van talrijke levenssituaties welke de jongen in zijn vlegeljaren typeren: de jongen thuis, onderweg en op school, hierbij in de voetsporen tredend van o.a. Buytendijk en Langeveld.
Prof. Langeveld schreef een woord ten geleide bij de handelsuitgave van dit belangwekkende proefschrift, dat ook buiten de kring van psychologen en paedagogen vele lezers zal vinden.
J.J.C. Marlet, arts
| |
Dr F. van Dooren, Aspecten van de industriële sociale psychologie. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1954, 148 pp.
In deze Nijmeegse dissertatie worden problemen opgeworpen aangaande de sociale structuur onder de arbeiders in de bedrijven. Na beschouwingen over de verscheidene gemeenschappen, welke men in het bedrijf aantreft, en na een analyse van de arbeid als menselijke activiteit, wordt verband gelegd tussen arbeid en de sociale verhoudingen der arbeiders. Het is een bijzondere verdienste van deze studie, dat aldus aan de arbeid de eigen plaats is toegekend, welke deze in problemen betreffende de arbeider toekomt. De empirische bevestiging is gering, maar de gedachten, die hier zijn ontwikkeld, zullen ongetwijfeld van belang zijn voor bevordering van sociaal-psychologisch verantwoorde organisatie der bedrijven.
J.M. Kijm
| |
Dr A. Decoene, Grondproblemen van de christelijke paedagogie. - N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1953, XX-252 pp., ing. Fr. 85, geb. Fr. 120.
Iedere paedagogiek steunt op een wijsbegeerte. Op grond hiervan alleen, zo betoogt de schrijver, is echter een katholieke paedagogiek onmogelijk. Geheel het boek is er dan ook op gericht de theologie, en meer bepaald het Christocentrisme, als grondwaarde van de christelijke opvoedingsleer te herstellen. Het moeilijke probleem van de verhouding natuur en bovennatuur wordt vanzelfsprekend niet opzij gelaten. Het is wel enigszins verrassend dat de wezenskenmerken van de katholieke paedagogiek die op originele wijze door de schrijver worden omschreven, helaas niet verder worden uitgediept, terwijl aan een detailaspect - de sexuele opvoeding - als het ware een eerste rangswaarde wordt toegekend. Enkele beschouwingen over het universele karakter der katholieke opvoeding besluiten dit waardevol geheel.
W. Smet
| |
Geschiedenis
Erich Eyck, Geschichte der Weimarer Republik, 1ste B. - Eugen Rentsch, Verlag Erlenbach, Zürich, 1954, 472 pp., D.M. 13.50.
De schrijver, indertijd voor Hitler naar Engeland gevlucht, verhaalt in dit eerste deel, nog door een tweede te vervolledigen, niet alleen uit eigen ondervinding, maar ook gebruikmakend van vele bronnen, de veelbewogen eerste zeven jaren (1918-1925) van de Weimarse Republiek. Het is een meesterwerk naar inhoud en vorm. Met onverbiddelijke objectiviteit schildert Eyck de geestesengheid van de monarchaalgezinden, de politieke onbetrouwbaarheid der communisten, de passiviteit van het merendeel der Duitsers, die voor een parlementaire regering geen begrip hadden en liever geregeerd werden dan zelf mee te regeren volgens het democratisch stelsel. Generaal von Seeckt en dr Helfferich, om van Ludendorff te zwijgen, die te bekrompen was om iets verstandigs te bedenken of te ondernemen, waren de mannen, die openlijk of in het geheim, de toch reeds labiele regering de voet dwars zetten. Tegenover de overwinnaars heeft de regering zonder twijfel ernstige fouten gemaakt (verdrag van Rapallo) en door bedrog zich aan de verplichtingen van het verdrag van Versailles trachten te onttrekken. Poincaré was niet ten onrechte bevreesd, dat de onderworpen buurman vroeg of laat nogmaals een poging zou doen naar de wereldheerschappij. Ook voor deze tijden is dit werk leerzaam. De mentaliteit van een groot deel van het Duitse volk is slechts weinig veranderd en de tegenwerking, die Adenauer in zijn verzoeningspolitiek met het Westen ondervindt, is van hetzelfde allooi als waartegen presi- | |
| |
dent Ebert te strijden had. Het was een veeg teken, dat de ‘civilist’ Ebert door de militair Hindenburg, onwetend en onbekwaam, werd opgevolgd. We kennen de afloop. Doch Eyck zal in het tweede deel, naar we hopen, even meesterlijk als in het eerste, de oorzaken blootleggen van de verdwazing, waaraan de Republiek van Weimar ten onder ging.
K.J. Derks
| |
Philip Spencer, Politics of Belief in Nineteenth Century France. - Faber and Faber Ltd, London, 1954, 284 pp., 25 s.
Dit is een brilliant geschreven boek over een onderwerp waar de schrijver weinig van af weet. Dit laatste is niet te wijten aan gebrek aan studie: geenszins, maar studie is niet genoeg. We werden tijdens lezing meerdere malen herinnerd aan de veelzeggende titel van een van Christopher Hollis' boeken: Foreigners aren't fools. Het wanbegrip dat de Engelsen hebben van de vreemdeling is bijna spreekwoordelijk. Wanneer nu een niet-katholieke Engelsman uit de twintigste eeuw zich zet aan de beoordeling van enkele typisch Franse katholieke voormannen uit de negentiende eeuw, en dit juist in hun betrekkingen tot hun geloof zoals dit in hun land werd beleefd, dan worden we stil en wachten af, en vrezen van alles. En we zijn niet teleurgesteld. Omdat het zo fascinerend geschreven is en daarbij stevig gekruid, waartoe een chronique scandaleuse zich gemakkelijk leent, deed het boek ons vaak glimlachen waar de zakelijke inhoud eigenlijk verdiende dat het geschrift in de prullebak werd gegooid. Als er in het Franse gezin van de vorige eeuw wat hard geschreeuwd en druk gegesticuleerd wordt, dan is dat voor de placiede Engelsman van vandaag een evident teken van hooglopende ruzie; als er over de Paus gesproken of geruzied wordt, waarin het hele gezin nog gelooft, dan ontwaart de protestantse Engelsman al direct de passie voor wereldverovering in politieke zin. Tegelijkertijd is de zelfverzekerdheid, door humor aannemelijk gemaakt, toch ook weer zó dat we heel veel enormiteiten accepteren omdat de aankleding zo boeiend is. Wat de enormiteiten betreft: de aanbidding van Maria door de Katholieke Kerk is een vaststaand feit; de onfeilbaarheid van de Paus is van begin tot eind een politieke manoeuvre: de vraag of deze waar is, komt bij schr. niet eens op. Hij denkt enkel in categorieën van nuttig, gevaarlijk, onverantwoord, etc. Geloof is
uiteindelijk een kwestie van politiek, binnen en buitenlands.
Geloof, kerk, monarchie en revolutie liggen allen in hetzelfde vlak. Deze these demonstreert schr. dan aan de grote representanten van het Franse Katholicisme uit de vorige eeuw: Lacordaire, Michon en Veuillot, maar schr. plaatst zich midden in het gezin, waar ook Montalembert aanwezig is en Dupanloup, Lamennais de Mun en vele anderen, om van Pius de Negende, waar hij geen goed woord voor heeft, niet te spreken. Maar als vreemdeling: die de sfeer van het gezin niet begrijpt, een zwak heeft voor het zwarte schaap in de familie, en zich verlustigt in het sorteren van goede en slechte vissen, deze laatste het talrijkst in het net van de kerk in Frankrijk.
W. Peters
| |
Count Renaud Przezdziecki, Diplomatic Ventures and Adventures. Some experiences of British Envoys at the Court of Poland. - The Polish Research Centre, London, 1953, 262 pp., 15sh.
Nu enkele honderden duizenden Polen zich in vrijwillige ballingschap bevinden in Groot Brittannië, is het niet zo verwonderlijk dat er een historische studie verschijnt over de betrekkingen tussen dit land en Polen. De schrijver heeft zich beperkt tot het contact op diplomatiek gebied, en houdt zich strikt aan het chronologisch verloop van deze betrekkingen, vanaf ongeveer het jaar 1000 tot het jaar 1795, toen Polen bij het verdrag van St. Petersburg van de kaart werd weggevaagd. Het werk moet strikt wetenschappelijk genoemd worden en zal, gespecificeerd als het was, voornamelijk de historicus aanspreken.
W. Peters
| |
Romans en verhalen
Otto Schrag, Het Antwoord. - Roman. G.W. Breughel, Amsterdam; Mertens & Stappaerts, Antwerpen, 1953, 320 pp.
De Duitse schrijver Otto Schrag behandelt in dit boek een merkwaardig psychologisch geval. Een Duits-Joods onderdaan, die wist te ontvluchten, meldt zich tijdens de laatste oorlog bij de geallieerde luchtmacht en wordt opgeleid en uitgestuurd om Duitse steden te bombarderen, ook een enkele maal zijn vaderstad. Na de oorlog laat zijn geweten, het besef stadgenoten gedood te hebben, hem niet
| |
| |
met rust en zo begeeft hij zich naar zijn vroegere vaderstad om te zien of er een brug tussen hem en zijn stadgenoten te slaan is en om rust te vinden voor zijn gemoed. Als de stad hoort van zijn verleden, is hij onmiddellijk het zwarte schaap, doch wanneer hij zijn leven waagt om uit een brandend huis een kind te redden, is hij weer de held van de dag. De auteur heeft dit gegeven levendig en boeiend geincarneerd in een aantal personages, die in levende lijve voor ons staan. Hij grijpt direct en concreet in de volle werkelijkheid en hij weet van de verwikkeldheden van het mensenhart. Een boeiende en merkwaardige roman.
J. van Heugten
| |
Irving Stone, Pioniersvrouw (Wereldbibliotheek). - N.V. Wereldbibliotheek, Antwerpen, 1954, 395 pp., geb. Fr. 175.
Geslaagde vertaling van Irving Stone's Immortal Wife, klassieke Amerikaanse roman met historische achtergrond, verheerlijking van de huwelijkstrouw ondanks alle beproevingen, vol levensmoed en optimisme. Heldin is Jessie Benton, vrouw van John Charles Fremont, de grote explorateur van het Westen, door wiens toedoen Californië werd geannexeerd, aan wie op het ogenblik van zijn beslissend ingrijpen in de Secessie-oorlog het legercommando werd ontnomen, die geslagen werd bij de verkiezingen voor het presidentschap, wiens laatste expedities mislukkingen werden en die in armoede eindigde. In voor- en tegenspoed, in de strijd tegen politieke oneerlijkheid en intriges verschijnt Jessie als de ideale medestrijdster en nimmer ontmoedigde levenskameraad. Een kloek boek, maar met een enigszins ontstellende afwezigheid van álle religieus bewustzijn.
A. Deblaere
| |
Yvonne Pauwels, Getuige van het licht (Davidsfonds - Guldenreeks, 424). - Leuven, 1954, 334 pp., ing. Fr. 58, geb. Fr. 86 (leden: Fr. 29 en 43).
Weer een priesterroman, en wel over de priester in de grote stad met als inspirerend thema: het mooie werk van de E.H. Cornelis en zijn Jongens-tehuis in Mechelen. De roman over een kind uit een arbeidersbuurt, de vurige zoon van een nog vuriger socialistische leider, die ten slotte priester wordt, en in de havenbuurt van Antwerpen zich totaal geeft aan de zorg voor de verlaten en verwaarloosde jeugd. De roman is niet diep, al zijn verschillende scènes zeer juist weergegeven. De personen uit het verhaal zijn nog te veel bedacht, te weinig uit het leven zelf gegrepen. Maar overigens is het een vlot verhaal, dat ons volk en zelfs onze jonge priesters veel goed kan doen. En dat is het ten slotte wat het Davidsfonds bedoelt.
P. van Doornik
| |
Pierre Very, Onder narcose. Nederl. vert. J.G. Aelen (Regenboog-serie, 4). P. Vink, Antwerpen, 1953, 235 pp., geb. in reeks Fr. 65, buiten reeks Fr. 80.
Roman van een chirurg naar de film Le grand patron: Prof. Delage ziet in de ziekte zijn enige geliefde; de zieken, de mensen, zelfs zijn vrouw, bestaan niet voor hem; zijn collega Tannard, de menselijke medicus, is zijn vijand. Bij een ‘pracht-geval’ van niertransplantatie komt in Delage's leven een jongetje, dat hij in zijn huis opneemt, en dat hem bewondert als een god. Maar hij wil de knaap weer verwijderen, als hinderlijk voor zijn carrière: innerlijke catastrofe bij het kind, dat zich gaat verdrinken. Een ogenblik geschokt, dooft Delage's geniaal egoïsme echter weldra weer zijn menselijkheid. Knap boek, met filmische flashback procédé's. Vlotte vertaling.
J. Dax
| |
Maurice Gilliams, Winter te Antwerpen. - Colibrant, Lier, 1953, 104 pp., Fr. 120.
Deze Winter te Antwerpen herinnert in zijn speciale stijl en verhaaltrant aan sommige van Van Schendels fantasieën. Het zijn als mijmeringen van een zieke tussen slapen en waken, herinneringen uit vroeger jaren aan vader en moeder, aan een rare tante...., alles in een egale, fijne toon, in een zuivere taal. Twee hoofdindrukken dringen zich aan de lezer spontaan op: die van een decadente lust in en belustheid op subtiele sensaties, en vooral die van een schuwe poging om door zijn kunst het levensmysterie te benaderen. Een boekje van zeldzame taalverfijning en tere kunst.
J. Noë
DRUKKERIJ SINT GREGORIUSHUIS - ZEIST
|
|