| |
Boekbespreking
Godsdienst en theologie
Mgr Ronald Knox, Richesses de l'Ancien Testament; retraite sacerdotale, uit het Engels vertaald door A. Tenneson S.J. - Desclée de Brouwer, Paris, 1953, 185 pp., Fr. 57.
Dit werkje is origineel opgezet. Het biedt een serie conferenties voor priesters op thema's van het Oude Testament. De titel is aanvechtbaar, daar het boek het O.T. niet als voorwerp heeft. Het is niet allereerst bemediteerde H. Schrift, maar de meditaties, die als retraite-stof zijn bedoeld, zijn enerzijds bepaald door een min of meer logische volgorde van onderwerpen, anderzijds ook wel door de mogelijkheden welke een bepaald Bijbelverhaal bood. Door de Bijbelse achtergrond echter geven zij inderdaad een uitzicht op de rijkdom van het O.T.
De titels der overwegingen luiden: Schepping - priesterwijding; Zondvloed - gebruik van de schepselen; Abraham - gehoorzaamheid enz. Men ziet het reeds: de methode is niet exegetisch. De auteur is met de H. Schrift vertrouwd en zo is de tekening van situaties en personen meestal getrouw en levendig, de zin van het verhaal echter is aangepast aan onderwerp en gehoor. Bij dat alles heeft de schrijver voldoende critische zin om zijn uitwerking te laten aansluiten bij een of ander aspect van de letterlijke betekenis der H. Schrift en vermijdt zo een louter willekeurige accomodatie. Soms echter is de H. Schrift niet meer dan een ‘point de départ’ voor een beoogde toepassing (b.v. Jacob).
Mgr Knox is een welsprekend man, dat blijkt zelfs uit deze Franse vertaling. Hij doet het ideaal van het priesterschap leven, maar is vooral ook practisch. Priesters zullen deze conferenties zeker met voldoening lezen en bemediteren. Voor een retraite hangt het geheel te los aan elkaar. Het boek is een bemoediging om ook het O.T. zijn plaats te geven in ons geestelijk leven en het geestelijk perspectief te verwijden.
H. Suasso S.J.
| |
Josef Andreas Jungmann S.J., Katechetik. Aufgabe und Methode der religiösen Unterweisung. - Verlag Herder, Wien, 1953, 314 pp., S. 74.
Naast Liturgie doceert P. Jungmann sedert 1934 ook Katechetik aan de theologische faculteit van Innsbruck. In dit katechetiek-handboek - het eerste dat na de oorlog in het Duitse taalgebied verschijnt - biedt hij zijn wetenschappelijke inzichten en ervaringen aan een groter gehoor aan.
Het is in zoverre beperkt, dat het alleen het godsdienstonderricht aan kinderen tot en met de lagere school behandelt. Daarvoor geeft de schrijver niet alleen de algemene lijnen aan, maar gaat ook tot in onderdelen op de praktijk in. De titels van de verschillende hoofdstukken zijn: Geschichte der Katechese - Der Katechet - Das Kind in der Katechese - Die katechetische Aufgabe - Der Lehrplan - Allgemeine Methodik - Einzelfragen der katechetischen Methode - Besondere Aufgaben nach den Alterstufen.
Zeer grote nadruk wordt gelegd op de bezinning en vernieuwing van de inhoud
| |
| |
van ons godsdienstonderwijs. Uitvoerig komt daarbij ook de katechismus ter sprake - in Oostenrijk en Duitsland wordt volop aan een nieuwe uitgave gewerkt - en het gebruik daarvan in de godsdienstles. Het sterkste is de schrijver van ‘Missarum Sollemnia’, waar hij over liturgische onderwerpen spreekt; zijn ‘Einführung in die heilige Messe’ zij met name als uitstekend genoemd.
De Katechetiek heeft als wetenschap nog niet volledig zijn plaats gevonden als deel van de theologie. Dit handboek betekent een flinke stap vooruit in de goede richting, al worden nog niet alle fundamentele kwesties geheel bevredigend opgelost.
Iedere vakman zal dit boek moeten hebben, en dit niet alleen om op de hoogte te blijven van de stand van zaken in de Duitse katechese, maar ook omdat het een zeer waardevolle bijdrage betekent voor de katechetik in het algemeen.
W. Bless
| |
Ign. van Loyola, S.J., Geestelijk dagboek, vert. en inl. door Ed. van Iseghem, S.J. (Humanitas-Boekjes, nr 10). - Lannoo, Tielt, 1954, 64 pp., Fr. 25.
Van wellicht de meest gereserveerde onder de heiligen krijgen we hier, voor het eerst in het Nederlands, de twee enig resterende fragmenten van een geestelijk dagboek waarin hij zijn intiemste belevenissen noteerde. Het zijn uiterst kostbare getuigenissen omdat ze de mystiek openbaren van een man wie men soms zulk een caricaturaal voluntarisme aanwrijft, mystiek die zich voedt aan de beschouwing van de geloofsmysteries, vooral aan dat van de Allerheiligste Drieeenheid, en vervolgens heel het practische leven leidt. De uiterst accuraat genoteerde gemoedstoestanden en gemoedsbewegingen getuigen tevens hoezeer Ignatius' persoonlijkheid geïntegreerd was en hoezeer hij zich liet leiden door het concrete aandrijven Gods meer dan door abstracte normen. Het Geestelijk Dagboek geeft dan ook de ziel te kennen waaraan de beroemde Constituties en Geestelijke Oefeningen zijn ontsproten en de geest waarin ze blijvend begrepen worden. De vertaling, die vlot leest, werd piëteitvol zo dicht mogelijk bij het oorspronkelijk Spaans gehouden en van een substantiële inleiding voorzien. Bij al dat voortreffelijke betreuren we toch twee zaken. Vooreerst waarom dit geschrift, waarvan men de lezing niet onvoorbereid moet aanvatten, zo maar het grote publiek aangeboden wordt tussen Napoleon en Stijn Streuvels, in een overigens verdienstelijke serie maar met vrij uiteenlopende inhoud? Vervolgens vinden we het vooral jammer dat van deze twee korte fragmenten (resp. 13 en 12 blz. handschrift) het tweede nog werd besnoeid. Ook de weggelaten ‘zeer korte aantekeningen’ zijn kostbaar om ons een gedachte te vormen van het geheel, en waar we vernemen dat de heilige ‘het er nu en dan ook had over inwendig spreken’ (blz. 53) worden we toch zeer benieuwd naar zijn eigen bewoordingen, hoe bondig ook. Toch blijft dit keurig boekje onontbeerlijk voor al wie zich interesseert voor de veel besproken,
veel omstreden en tenslotte weinig gekende Jezuïetenspiritualiteit.
R. Leys
| |
C.C. Martindale, The Life of Mère Anne-Marie Javouhey. - Longmans, Green and Co, London, 1954, 140 pp., 8 s. 6 d.
Ofschoon dit levensverslag van een Bourgondisch meisje dat stichteres werd van een bloeiende onderwijscongregatie wel mijlen afstaat van het vroegere genre hagiographie, is het al even weinig bevredigend. De indruk door dit boekje gewekt is dat op een of andere manier een hard werkende vrouw van vrij onverzettelijke wilskracht een te milde advocatus diaboli heeft gehad en door nauwe mazen van hedendaagse zaligverklaringen is heengeglipt. We kunnen met andere woorden het zichtbare doen en laten van een heilige of zalige zo zeer tot grondslag nemen van ons leven, dat het innerlijk niet voldoende tot zijn recht komt. Dit is des te erger naarmate dit uiterlijk leven zijn portie botsingen kent met de omgeving. De wrijvingen tussen deze in 1949 zalig verklaarde vrouw en haar medezusters, de bisschop en anderen treden sterk naar voren, zonder dat deze voldoende geplaatst worden tegen de achtergrond van haar karakter en innerlijk leven. Het resultaat is een weinig boeiende hagiografie, omdat het een weinig boeiende, te oppervlakkige biografie is.
W.P.
| |
Dr J. v.d. Ploeg O.P., Prediker in de serie: De Boeken van het Oude Testament, deel VIII boek II - J.J. Romen, Roermond-Maaseik, 1953, 71 pp., f 3.06.
In de vertaling van prof. v.d. Ploeg begint dit Boek opnieuw te leven. De noten zijn rijk en veelzijdig en daardoor ook voor mensen van het vak belangrijk.
| |
| |
Een zakelijke inleiding tekent vooral het ontstaan en de inhoud van het Boek en geeft enkele opmerkingen over persoon, taal en milieu van de schrijver.
Het is een verdienste, dat deze inleiding zeer objectief gehouden is. Uit de ervaring blijkt immers, dat de verleiding tot problematische persoonlijke interpretaties in deze materie altijd zeer sterk is geweest. Uitgesloten is het echter niet, dat de gewone lezer zich nu te weinig ingeleid zal voelen in de mentaliteit van de geïnspireerde auteur en de religieuze betekenis van het Boek als stadium in een groot geestelijk proces. De laatste paragraaf van de inleiding bevat een meer directe aanwijzing in deze richting. Een iets bredere uitwerking van dit gezichtspunt zou, dunkt ons, wenselijk geweest zijn. Dan worden de voorlopige oplossingen van deze ‘qohelet’ nog duidelijker tot een lied van verlangen naar wijder zicht. Deze Israëliet die het leven durft te bezien zoals het is, zonder idealistisch zelfbedrog maar tevens zonder zijn geloof in God te verliezen, is een figuur van alle tijden en bijzonder van de onze. Zijn ervaren van de uitzichtloosheid van een onverloste wereld en zijn roep om een nieuw goddelijk initiatief van Verlossing en Verlichting kan iedere mens en iedere Christen meebeleven. Zodoende zal ook dit Bijbelboek hem confronteren met Gods Werk in de historie en in eigen persoonlijk leven.
Dit kan wellicht zonder gevaar voor de hoge wetenschappelijke waarde van dit deel nog iets sterker benadrukt worden.
In de bibliografie signaleren wij tenslotte nog - waarschijnlijk ten overvloede - een corrigendum: als titel van het werk van H. Duesberg is te lezen: Les scribes inspirés.
H. Suasso
| |
G. Kelly S.J., Vóór de drempel. Morele beschouwingen over vriendschap en liefde. - J.J. Romen en Zn., Roermond, 1954, 1881 pp., f 3.70.
Onder de titel Modern Youth and Chastity heeft de Amerikaanse moraaltheoloog Pater Kelly S.J. dit werkje uitgegeven, in samenwerking met twee andere Amerikaanse Jezuïeten. Het boekje geeft een degelijke uiteenzetting van de katholieke leer over de kuisheid voor ongehuwde jonge mensen. Het is zo prettig en bevattelijk geschreven, dat het ook in andere landen de aandacht trok en reeds meerdere keren vertaald werd. De Nederlandse vertaling, die ons hier geboden wordt, is uitstekend verzorgd. Het 10e en 11e hoofdstuk heeft een sterk casuïstische inslag en is daarom voor onze streken niet zo aangepast. De vertaler heeft zich echter terecht gehouden aan de oorspronkelijke tekst. Het geheel bevat zoveel goeds, dat het van harte aanbevolen verdient te worden.
A. v. Kol
| |
Concordantie op den Bijbel, o.r. van Prof. Dr W.H. Gispen en Prof. Dr H. Ridderbos. Nieuwe Testament. Afl. I. - J.H. Kok, Kampen, 1953, 64 pp., f 2.50 per afl.
‘In een nieuwe vertaling van het Nederlandse Bijbelgenootschap’ verscheen dezer dagen Concordantie op den Bijbel, aflevering I. Na verschijning van het complete deel, d.w.z. 5 afleveringen, zal het in dit tijdschrift worden besproken. De eerste aflevering is keurig verzorgd, maar de letter van de tekst is wel zeer klein.
| |
August Brunner, Eine neue Schöpfung. Ein Beitrag zur Theologie des christlichen Lebens. - Paderborn, (1952), 12 × 19,5, 216 pp., geb. R.M. 7,80.
In een ruimere zin van het woord wordt dit werk theologie genoemd. Het is evenzeer een metaphysiek en deels ook een psychologie van het christelijk leven in zijn twee wezenlijke aspecten: van de staat van evangelische volmaaktheid en van het leven in de wereld. Daarop wijzen ook de verschillende hoofdstukken, die achtereenvolgens handelen over de betekenis van het christelijk leven, de verhouding van bezit en armoede, van huwelijk en maagdelijkheid en van vrijheid en gehoorzaamheid.
De bezinning op deze fundamentele structuur van de H. Kerk is van het grootste belang b.v. inzake de positie van het religieuze leven en de gezonde in stand houding daarvan door voldoende roepingen.
De schr. heeft zo een boek geschonken van grote actuele en tevens van grote blijvende waarde.
H.G. Wannemakers
| |
| |
| |
Wijsbegeerte en psychologie
Het Hylemorphisme, 1: Dr A.A.J. Kuiper, Substantiële verandering en Hylemorphisme; 2: Prof. Dr J.A.J. Peters, De plaats van het Hylemorphisme in de metaphysiek; 3: Dr W. Couturier, Het Hylemorphisme in de mens (Overdruk uit Annalen van het Thijmgenootschap, 41 (1953), 3). - Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 1953, 64 pp.
Op Zaterdag 18 en Zondag 19 April 1953 werd te Amersfoort de algemene achttiende vergadering gehouden van de Vereniging voor Thomistische Wijsbegeerte. De drie voordrachten en de gedachtenwisseling gingen over het bewijs van het hylemorphisme: hoe moet men aantonen dat de lichamelijke wezens bestaan uit stof en vorm. Dr A.A.J. Kuiper betoogt dat niettegenstaande de ernstige moeilijkheden het niet raadzaam is het argument ex mutationibus substantialibus te laten schieten, wat veel auteurs tegenwoordig wel doen. Dr J.A.J. Peters, C.SS.R. zoekt het antwoord op de vraag in een zuiverder metaphysische reflexie o.m. door de analyse van de tijdelijkheid, de zuiverste openbaring van de hylemorphische structuur. Ten slotte beschouwde Dr W. Couturier S.J. de betekenis van de stof-en-vormleer toegepast op de verhouding tussen de menselijke ziel en het lichaam.
M. De Tollenaere
| |
Walter Brugger, S.J., Philosophisches Wörterbuch. 5 Aufl. (Mensch, Welt, Gott, Ergänzungsband). - Herder-Verlag, Freiburg, 1953, XL-503 pp., geb. D.M. 16.
Dit philosophisch woordenboek is als een instelling geworden. Het werd samengesteld door de Professoren in de philosophie van het Berchmanscollege S.J. te Pullach bij München, en wordt steeds hernieuwd en aangevuld. In 1949 begonnen, is dit werk reeds aan zijn vijfde uitgave. Bijna al de medewerkers zijn overigens bekend door belangrijke publicaties betreffende de verschillende takken van de wijsbegeerte. Allen ook zijn de scholastieke philosophie toegedaan, zodat dit woordenboek niettegenstaande de veelheid van medewerkers het voordeel biedt van een grote eenheid van inspiratie. Het is essentieel een boek ingedeeld volgens de philosophische trefwoorden, niet volgens de namen van de philosofen. Op het eigenlijke woordenboek volgt weliswaar een schematisch overzicht van heel de geschiedenis der philosophie - een uitstekende aanvulling - en daarna nog een alphabetische lijst van de philosofen met bij elke naam verwijzingen naar het systematisch of/en naar het historisch deel van het woordenboek. Naar onze mening maakt dit het gebruik er van tamelijk moeilijk. Wellicht zou het de voorkeur verdienen tussen de systematische artikelen ook korte artikelen over de voornaamste philosofen in te lassen, zoals in het overigens veel oppervlakkiger Philosophisches Wörterbuch van H. Schmidt. We kunnen het verzorgde en mooi uitgegeven boek van Brugger aan alle belangstellenden ten zeerste aanbevelen.
F. De Raedemaeker
| |
Humanisme et éducation en Orient et en Occident. Entretien international organisé par l'Unesco (Unité et diversité culturelles). - Unesco, Parijs, 1953, 245 pp.
Op initiatief van de Unesco had in December 1951 te New-Delhi een conferentie plaats, waarop eminente vertegenwoordigers van Oost en West hun opvattingen over de opvoeding en haar doel met elkaar confronteerden. De stemming, die algemeen heerste, kan als volgt worden samengevat: het Westen erkent het failliet van het materialisme, van een louter technische of wetenschappelijke, utilitaristische opvoeding. ‘Primauté du spirituel’ is het motto, waarmee allen het eens zijn. Men erkent, dat het Westen in de middeleeuwen een juister inzicht had in de zin van het mensenleven. Het rationalisme begon van dit inzicht af te wijken. Van het Oosten, dat aan zijn spiritualistische en religieuze opvattingen trouw is gebleven, kan het dan ook veel leren. Met een eerbied-afdwingende eenvoud en oprechtheid zetten de Oosterse gedelegeerden hun diep-religieuze wereldbeschouwing uiteen. Uit de hier gepubliceerde teksten van de lezingen ziet het er echter naar uit, dat het Westen wél een nieuwe spiritualistische levenshouding zoekt, maar dan liefst één zonder inhoud. Met grote eerbied wordt over het Christendom gesproken, maar in het verleden, en bij ontstentenis, zo niet van katholieken, dan toch van het Katholicisme. Dat zijn verheven spirituele leer in al haar rijkdom bij dergelijke ontmoetingen afwezig is, werpt eens te meer een ontstellend licht op de ghetto-mentaliteit, op het principe van ‘niet-samenwerken’, die bij
| |
| |
de katholieke intelligentsia blijven heersen. - De slotrede van Jawaharlal Nehru is in al haar bescheidenheid, diepte en oprechte probleemstelling het overwegen waard.
A. Deblaere
| |
Dr A. Kuypers, Inleiding in de Zielkunde. Derde herziene en vermeerderde druk naar de oorspronkelijke uitgave van Dr J.H. Bavinck. - J.H. Kok N.V., Kampen, 1953, 440 pp., f 16.50.
Het werk is verdeeld in een analytisch en een synthetisch deel. In het analytisch deel worden de verschillende psychische functies behandeld, in het synthetisch deel komen onderwerpen ter sprake die op de menselijke psyche als geheel betrekking hebben. Hier wordt gesproken over: typologie, liefhebben, dieptepsychologie, gestaltetheorieën, bewustzijn en menselijke structuur. Het boek bevat een grote rijkdom aan materiaal, dat de verscheidene psychologische onderzoekers hebben bijgedragen. Hierbij is uitdrukkelijk gestreefd naar het weergeven en beoordelen vanuit een spiritualistische mensbeschouwing. Opmerkelijk is de duidelijk religieuze visie, welke de auteurs heeft geleid. Deze visie is Protestants, en de Katholieke lezer zal niet in alles met hen mee kunnen gaan, maar zeker verdient deze openhartige stellingname waardering en respect. Een soort kortsluiting tussen psychologie enerzijds en wijsbegeerte en vooral theologie anderzijds is echter niet geheel vermeden. Om dit te voorkomen zou het nuttig geweest zijn, wanneer meer aandacht was geschonken aan de phaenomenologische psychologie. Een naam- en zaakregister sluit dit prachtig verzorgde boek af. Het komt ons voor dat een bibliografisch overzicht nog een welkome aanvulling zou vormen voor dit inleidend werk.
J.M. Kijm
| |
Persoon en Wereld, Bijdragen tot de phaenomenologische psychologie. (Onder redactie van Prof. Dr J.H. van den Berg en J. Linschoten). - Erven J. Bijleveld, Utrecht, 1953, 253 pp.
Deze verzameling van phaenomenologische studies werd samengesteld als huldeblijk voor Prof. Dr F.J.J. Buytendijk ter gelegenheid van zijn 65ste verjaardag. Prof. Langeveld schreef een studie over ‘De verborgen plaats in het leven van het kind’; Prof. v. Lennep leverde een tweetal bijdragen: ‘De hotelkamer’ en ‘De psychologie van het chaufferen’; Prof. Rümke schreef ‘Over afkeer van de eigen neus’, Prof. v.d. Berg over ‘Het gesprek’ en ‘De rêve éveillé van Robert Desoille’; J. Linschoten over ‘Aspecten van de sexuele incarnatie’. Hiermee is de opsomming van de inhoud niet volledig. Deze opsomming moge echter volstaan om een indruk te geven van de grote verscheidenheid der behandelde onderwerpen. Door Prof. v.d. Berg en J. Linschoten werden beschouwingen toegevoegd, waarin het wezen van de phaenomenologische psychologie wordt bestudeerd. De opzet van dit werk, en van de phaenomenologische psychologie in het algemeen, is mooi gekarakteriseerd in het aan Prof. Buytendijk ontleende motto: ‘Wij willen de mens uit zijn “wereld” begrijpen, d.w.z. uit de zinvolle grondstructuur van dat geheel van situaties, gebeurtenissen, culturele waarden, waar hij zich tot richt, waarvan hij bewustzijn heeft, waarop zijn gedragingen en gevoelens betrokken zijn - de wereld, waarin de mens bestaat, die hij in de loop van zijn persoonlijke geschiedenis aantreft en vormt door de betekenissen, die hij aan alles geeft. De mens is niet “iets” met eigenschappen, maar een initiatief van verhoudingen tot een wereld, die hij kiest en waardoor hij gekozen wordt’. De resultaten van deze methode, vastgelegd in het hier besproken werk, verdienen ongetwijfeld de bijzondere aandacht van allen, die zich bezighouden met de ontwikkeling van de psychologie.
J.M. Kijm
| |
Prof. Dr F.J.J. Buytendijk e.a., Ontmoeting der sexen in de puberteit. - Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1954, 47 pp., f 1.50.
Verslag van de Studiedag van de Katholieke Centrale Vereniging voor Geestelijke Volksgezondheid, 4 November 1953. Deze brochure bevat bijdragen van Prof. Dr F. Buytendijk, N. Vendrik, studenten-kapelaan te Utrecht, Mej. Dr E. Breukers en Prof. Dr H. Ruygers. Tekorten van de huidige toestand worden aangewezen (Vendrik), een psychologische achtergrond voor bestudering van het probleem wordt geboden door beschouwingen van Prof. Buytendijk over de puberteit en van Mej. Breukers over het meisje in de puberteit. Prof. Ruygers behandelt het belang van een coëducatief moment in de opvoeding. Een samenvatting van de discussie biedt een overzicht van vragen met betrekking tot dit probleem.
J.M. Kijm
| |
| |
| |
A.A.A. Terruwe, De vrouw en haar werk. - J.J. Romen en Zn., Roermond, 1954, 34 pp., f 1.50.
Deze lezing, door Dr Terruwe te Antwerpen en te Nijmegen gehouden, verscheen reeds in Kultuurleven 20 (1953) 753-763 maar werd thans in enigszins uitgebreide vorm als brochure uitgegeven. Er staan veel nuttige wenken in, al wordt op het gevoelsleven een wat te sterk accent gelegd.
A. v. Kol
| |
Dr Rita Vuyk, Plaatjes, als hulpmiddel bij het kinderpsychologisch onderzoek (deel II Kinderpsychologische onderzoekingsmethoden, onder redactie van Dr D. Arn. van Krevelen) - Uitg. H.E. Stenfert Kroese N.V., Leiden, 117 pp., geb. f. 8.90.
De schrijfster, lector in de kinderpsychologie aan de Universiteit van Amsterdam, geeft in deze publicatie een uitbreiding van de duiding van Bellak's Children's Apperception Test (CAT), een testmethodiek welke speciaal voor kinderen is ontworpen, naar voorbeeld van Murray's Thematic Apperception Test (TAT). Ten besluite vergelijkt zij de CAT met Jackson's Test of Family Attitudes, en beschouwt ze de theoretische grondslagen van projectietests met platen.
Deze testpsychologische bijdrage, geschreven op grond van een rijke ervaring en geïllustreerd met vele voorbeelden, is waardevolle lectuur voor kinderpsychologen en -psychiaters, eveneens voor hen die beroepshalve met paedagogie te maken hebben ter verdieping van hun kennis van de kinderpsyche.
J.J.C. Marlet
| |
R. Wilhelm en C.G. Jung, Het geheim van de gouden bloem. - Een Chinees levensboek, vert. van J.M. Hondius. - Uitg. L.J. Veen, Amsterdam, 1953, 158 pp., geb. f 10,90.
De vertaling van de Tai I Gin Hua Dschung Dschï, een Taoïstisch levenselixer, wordt voorafgegaan door een verklarende inleiding van Richard Wilhelm en een commentaar van Jung. De dieptepsycholoog Jung toont zich aangenaam verrast in Wilhelm's tekst aanknopingspunten te hebben gevonden voor eigen veronderstellingen betreffende het collectieve onbewuste, animus en anima, en illustreert zijn conclusies o.a. met een vergelijking tussen Europese en Chinese mandala's. Het is niet Jung's bedoeling ‘Het geheim van de gouden bloem’, zijnde het product van een wijze levenshouding, aan Europeanen op te dringen als een autotherapeutische methodiek, maar wel als spiegel voor te houden bij het zoeken naar een verantwoorde houding in het leven.
Hoewel uitermate speculatief van inhoud, is deze uitgave lezens- en bepeinzenswaard.
J.J.C. Marlet
| |
Gilles van Hees, De School. - J.B. Wolters, Groningen, 1950, 5de druk, 283 pp., f 3.25 en f 3.75.
Dit is het derde deel uit de vierdelige Paedagogiek; Handboek voor Opvoedkunde ten dienste van Kweekscholen door L.C.T. Bigot en Gilles van Hees, met medewerking van Prof. Dr Ph. Kohnstamm en Prof. Dr M.J. Langeveld.
De schrijver opent met een inleiding, waarin hij het Nederlandse schoolstelsel onder de loupe neemt en hij merkt terecht op: ‘Het Nederlandse schoolstelsel is niet gemakkelijk te overzien, het is niet zó, dat de verschillende delen ervan nauw aaneensluiten en het geheel steeds een duidelijk beeld geeft van te zijn een scholen-organisatie’. (Wie zijn Nederlandse diploma's ooit aan een buitenlands instituut heeft gepresenteerd, kan er van meespreken). Hij bespreekt dan in het eerste hoofdstuk: de taak der school en de schoolorganisatie, en in het tweede hoofdstuk: algemene onderwijs-beginselen, algemene methodiek en bijzondere methodiek. Het derde en vierde hoofdstuk zijn respectievelijk aan godsdienstige, morele, aesthetische en lichamelijke opvoeding gewijd.
In het vijfde hoofdstuk wordt het belangrijke probleem van de samenwerking tussen huis en school behandeld. Deze weinige bladzijden bevatten gegevens en wenken van kapitaal belang. Schrijver vat dit aan 't einde samen in het gezegde van Prof. Dr G. v.d. Leeuw: ‘De ouders zijn geen klant van de school, maar ze zijn verantwoordelijk voor de school’.
Een hoofdstuk over de wetgeving L.O. besluit dit practische boekje, dat niet alleen voor onderwijzers van belang is.
A. Schrijnemakers
| |
A. Stoll, Van drie tot zeven. - Dijkstra, Zeist, 1950, 2de druk, 360 pp., geb. f 9.75.
Dit werk is in de eerste plaats bedoeld als leerboek voor hen, die zich voorbereiden op het examen voor kleuteronderwijzeres en het is dan ook geheel en al afgestemd op de gangbare indeling van de examenstof voor hulpakte en hoofdakte.
| |
| |
Zelfs gaat de schrijfster hierin zo ver, dat ze vrij vaak zinnen in vette druk laat zetten om zodoende op het examen zogenaamde memorisatiekennis paraat te hebben. Dit voor wat vorm en opzet betreft, welke vooral te verklaren zijn uit de functie, welke de schrijfster bekleedt, nl. Schoolopziener van het Kleuteronderwijs.
Wat nu de inhoud aangaat heeft de schrijfster zich gericht naar de verantwoorde gegevens der moderne kinderpsychologie. En ofschoon ze vaak wel wat te beknopt is om aan de student een dieper inzicht te verschaffen, bestrijkt ze toch een rijkdom aan facetten, die de horizon zeer verbreedt. Ook huldigt ze de gezonde opvatting, dat paedagogiek, psychologie en methodiek in dit geval onafscheidelijk zijn, vooral in het dagelijkse reële contact tussen leidsters en kleuters. En in dit contact benadrukt de schrijfster vooral hoe men het initiatief der kleuters op gang kan brengen door ze telkens voor nieuwe problemen te plaatsen, die ze op hun eigen wijze kunnen oplossen.
Een practisch boek, dat ook door jonge moeders met veel vrucht zal worden geraadpleegd.
A. Schrijnemakers
| |
Dr H.J.M.I. van der Ven, Onderneming en winstdeling. - H.E. Stenfert Kroese N.V., Leiden, 1954, 221 pp., f 12.-.
Over het onderwerp ‘winstdeling’ kunnen de betrokkenen het nog maar moeilijk eens worden. Dat komt ten dele omdat dit gegeven zozeer op de verbeelding en de affecten inwerkt. De werknemers die nog niet in de winst mochten delen, verwachten er niet zelden gouden bergen van; en de werkgevers die tot nog toe de winst voor zich konden reserveren, vrezen van een verdeling economisch rampzalige gevolgen. Ook Van der Ven blijkt in de aanvang van zijn Tilburgse dissertatie niet geheel vrij te zijn van een affectief a priori ten gunste van zijn onderwerp. Des te meer waardering verdient het dan, dat hij gaandeweg zijn onderzoek en, ‘gedwongen’ door de objectieve feiten, zijn mening steeds meer nuanceert, en tenslotte tot een uitgewogen oordeel komt, dat zo niet de instemming, dan toch de achting van vriend en vijand zal kunnen wegdragen. Hierdoor is dit boek een belangrijke bijdrage geworden om in de onderhavige kwestie tot een bevredigende oplossing te komen.
Na enkele inleidende paragrafen wordt besproken de winstdeling per onderneming zowel als per bedrijfstak, waarbij de schrijver zijn voorkeur voor de eerste vorm overtuigend motiveert, afgezien echter van zijn argumentatie vanuit het gemeenschapskarakter van de onderneming, die te algemeen is om indruk te kunnen maken. Vervolgens wordt de houding van werknemers en werkgevers onder de loupe genomen, waarna critisch onderzocht wordt welke reële resultaten door middel van winstdeling bereikt kunnen worden. Bezwaren tegen winstdeling krijgen de volle aandacht, alsook de voorwaarden waaronder, en de wijze waarop invoering kan plaats hebben. Een laatste waardevol hoofdstuk verschaft door middel van een uitgewerkte enquête een overzicht van de practijk der winstdeling in de metaal- en electrotechnische industrie. Tenslotte mogen nog twee verdiensten van dit boek genoemd worden: het biedt een welhaast volledig overzicht van de meningen pro en contra winstdeling; en vervolgens brengt de schrijver de winstdeling in verband met talrijke aspecten van het ondernemingsleven (jammer genoeg niet met het economische aspect). Naast verdienste is dit laatste echter tevens een bezwaar: terwille van deze breedheid van opzet, moest hier en daar wel iets aan diepgang geofferd worden.
Belangstellenden in het vraagstuk der winstdeling mogen dit boek niet ongelezen laten.
A. Kuylaars
| |
Literatuur en cultuurleven
Maksim Gorky, Onder de levenden. - Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1953, 189 pp., f 7.90.
Deze verzameling verhalen van de Russische schrijver Maksim Gorky bevat een twaalftal eigenaardige schetsen, novellen en sprookjes. Gorky is een volksverteller, voortkomend uit het volk en met een grote liefde voor het volk, voor de armen en verdrukten. Dit menselijke element is een der boeiende factoren in al zijn werken, grotere en kleinere. Geheel anders dan bij Tsjechof, de klassieke novellenschrijver, vindt men bij hem niet dat geacheveerde; hij blijft een volksman, ook hierin dat hij treft en bekoort door zijn hartelijk medeleven met al wat mens is.
J.v.H.
| |
| |
| |
Hedendaagse Spaanse Poëzie door Dr G.J. Geers en G.P. de Ridder. - Noordhoff N.V., Groningen, 1953, 173 pp., f 6.25.
De samenstellers dezer bloemlezing hebben een aantal gedichten van Spaanse dichters na 1900 bijeengebracht in de oorspronkelijke tekst en in Nederlandse vertaling. Zij wilden zowel de Spaans-studerenden als de in het Spaans ‘amateurenden’ bereiken. Wegens het ontbreken van een Nederlandse vertaling moesten verschillende nieuwere poëten worden weggelaten. Het is a-priori duidelijk dat de samenstellers zich niet tot Spanje konden beperken, maar ook Zuid-Amerikaanse in hun verzameling hebben opgenomen. Een dankbaar gebruik maakten zij van Albert Helmans Put der Zuchten.
J.v.H.
| |
Christopher Hollis, Evelyn Waugh. Writers and their Work: No. 46. - Longmans, Green and Co., London, 1954, 37 pp., 2 s.
De misschien net iets te veelzijdige schrijver bespreekt de romans van Waugh in chronologische orde. Hij is evident een enthousiast Waugh-iaan, maar hij slaagt er niet in althans de recensent zijn enthousiasme mee te delen. Het betoog mist o.i. de vonk die ware overtuiging kenmerkt en vanzelf overspringt op de lezer. Het boekje is handig als overzicht van Waugh's werk (over zijn leven wordt zo goed als niets gezegd) maar van geringe waarde als kritiek.
W.P.
| |
Léon Gischia, Lucien Mazenod, Les Arts Primitifs Français. Art Mérovingien, Art Carolingien, Art Roman. - Tekst van J. Verrier. Arts et Métiers Graphiques, Parijs, 1953, 31 pp., 224 pl., 32 × 25 cm.
De moderne kunstenaars kunnen het zich als een verdienste aanrekenen de hoge waarde van een gesloten, maar waarachtig, deel van onze traditie te hebben onthuld: de primitieve kunstuitingen der Merovingers, Karolingers en van de Romaanse stijlperiode. Een modern kunstenaar L. Gischia heeft het daarbij op zich genomen om ons deze erfschat in een indrukwekkende reeks platen te tonen. De titel en de inleiding van het boek dat hij samen met L. Mazenod en J. Verrier heeft uitgegeven kunnen wel de indruk wekken van een Frans exclusivisme. De werken echter loochenen dit totaal. En het is juist de verdienste van deze uitgave dat zij zo sober en objectief de werken tot hun recht laat komen. Chronologisch geordend krijgen we de hoogtepunten van deze homogene kunstperiode te zien in de vele facetten der schilderkunst: mozaïeken, fresco's, miniaturen en weefsels, en der beeldhouwkunst: gebruiksvoorwerpen, sieraden, reliëfs en een enkele rondsculptuur. Ook de fotograaf A. Dumas-Satigny heeft zich diezelfde objectieve stijl gekozen, waarin men de eerbied voor het werk voelt. Dit belet de kunstenaar niet om in enkele detailopnamen zeer goede foto's te verwezenlijken. Alleen het zwart is hier en daar té hard weergegeven, wat wellicht meer aan het drukken dan aan het fotograferen ligt.
Door de genoemde eigenschappen draagt dit werk een klassiek karakter.
G. Bekaert
| |
Wilhelm Hausenstein, Abendländische Wanderungen. - Schnell & Steiner Verlag, München, 340 pp., geïll., geb. D.M. 12.80.
Hausenstein zelf heeft zijn boek met een rake uitdrukking getypeerd. In deze gebundelde reisbeschrijvingen, vooral uit Duitsland, maar ook uit Oostenrijk, Frankrijk, Zwitserland en Italië, wendt hij zich ‘niet tot de kunstgeleerden, maar tot de leken die het geheim van stad, kerk en landschap zoeken te begrijpen’. Hij heeft getracht ‘deze lezers wat te helpen, ze als het ware over de schouders heen in het oor te fluisteren’. Hausenstein kent het geheim anderen niet te zeggen wat en hoe hij het ziet, maar om dit te tonen en het zelf te doen zien en meteen de vreugde te geven van de ontdekking. Daarenboven bezit hij een grote eruditie en een knappe stijl. Nooit is deze eruditie vaag. Nooit verwordt zijn stijl tot literatuur. Er is steeds de mens die weet en spreekt en die kennis en woord aanwendt om het geheim der dingen te onthullen. Zo stijgen deze reisbeschrijvingen boven het pittoreske uit.
G. Bekaert
| |
Kurt Bauch, Abendländische Kunst. - L. Schwann Verlag, Düsseldorf, 340 pp., 266 abb., geb. D.M. 20.
Geen geschiedenis van de Westerse kunst wordt ons in het boek van de Freiburger Ordinarius aangeboden, wel een ontmoeting ermede. Een ontmoeting geschiedt steeds door toevallige aspecten heen. Ook hier komen we in contact met de Westerse kunst door blijkbaar toevallig gekozen perioden en kunstwerken. Van enkele klassieke hoogtepunten der Europese stijlvormen worden de meesterwerken getoond en besproken, om van hen uit hun oorsprong te ontdekken en hun invloed na te gaan. Zo begint dit
| |
| |
boek met de Griekse klassieke periode en komt dan tot de archaïsche, die slechts gewaardeerd wordt als een voorbereiding. Zo ook voert ons de Gothiek terug naar de Romaanse periode en brengt ons de Nederlandse schilderkunst uit de XVIIe eeuw naar Van Eyck. Men ziet het betwistbare van dergelijke stelling en de, zo al niet verantwoorde, dan toch originele manier om de Westerse kunst voor te stellen.
Het boek van K. Bauch blijft waardevol om het onmiddellijk contact met het kunstwerk, dat in zover het kunst is, steeds actueel blijft.
G. Bekaert
| |
H.G. Creel, Chinese Thought from Confucius to Mao Tse-Tung. - University of Chicago Press, 1953, IX-293 pp., geb. $5.
De gedachtenwereld van het moderne China, sterk beïnvloed door Indië, West-Europa, Amerika en Rusland, blijft toch overwegend afhankelijk van het eigen verleden. Dit verleden, zo opvallend door zijn hoge ouderdom en zijn bonte rijkdom, bleef tot aan het begin der christelijke tijdsrekening, zo goed als totaal gevrijwaard van vreemde invloeden. Aan deze eerste periode wijdt H.G. Creel terecht het grootste deel van zijn werk. De Chinees uit de Oudheid, weinig bekommerd om philosophische of godsdienstige beschouwingen, trachtte niet te ontkomen aan de wereld waarin hij leefde. Het leven in harmonie met zichzelf, met de anderen en met de wereld, ziedaar het voorwerp van zijn bekommernissen. In de grond zijn de problemen die hij zich stelde dezelfde als die welke ons kwellen. Doch hij loste ze anders op, meestal op een gelukkige en in alle geval op een diep-menselijke wijze, die ook voor de moderne lezer leerzaam is.
H.G. Creel's historische schets van de Chinese gedachte is zo suggestief dat ze menig lezer zal aanzetten tot verdere studie.
M. Lichtenberger
| |
Geschiedenis
Joseph Bernhart, De Drievoudige Kroon, vert.: K. Deenen. - ‘De Fontein’, Utrecht; Sheed & Ward, Antwerpen, 1953, 367 pp., f 12.90.
Dit werk van de Duitse priester Bernhart, reeds tweemaal (in 1940 en in 1951) onder variërende titel uitgegeven, heeft tot onderwerp de geschiedenis van het pausdom. Niet van de pausen, want in 283 bladzijden kan men de, volgens Mercati, 259 pausen geen voldoende recht doen wedervaren. Met vaardige pen geschreven en goed vertaald biedt dit overzicht een spannend verhaal van de wereldgeschiedenis van uit Rome bezien. De auteur is er niet op uit de tekortkomingen en de onwerkelijke visies van vele dragers der tiara te verbloemen: ‘De gehele geschiedenis van het pausdom, in het grote en in het kleine, de uren van de verloochening en die van de heroïsche liefde, zijn een herhaling van het leven van die éne Petrus, die ondanks alles Cepha was’. De dagen van vernedering en die van glorie in de worsteling niet om de macht, maar om de handhaving van Jesus' leer en geboden, hebben slechts betekenis als verschijnselen van het ‘Zijn in het Worden’. Deze twee grondgedachten vormen de draad van dit boeiend werk.
Toegevoegd zijn enige leerzame uiteenzettingen over het bestuur van de Kerk, de pauskeuze, de inrichting van het Vaticaan, de levenswijze van de paus, de Congregaties, een chronologische lijst der pausen en andere wetenswaardigheden. Over de pauselijke ridderorden en onderscheidingen merkt de toevoeger op, dat zij voor verdiensten, maar ook voor geld worden toegekend. Dit laatste vindt hij niet zo erg. Menig vroom en onvroom gemoed zal wellicht aan die dingen aanstoot nemen, maar het pauselijk hof ondervindt geen schade van deze geridderden, die daardoor nog vaster aan Rome gebonden worden. Alles moet de grote zaak van de Kerk dienen - zelfs de menselijke ijdelheid. Of is het geven van geld ook geen verdienste?
K.J.D.
| |
Albert Mirgeler, Geschichte Europas. - Herder-Verlag, Freiburg i/Br., 1953, XII-468 pp., 11 kaarten, geb. D.M. 24.80.
Bij mijn weten is dit het eerste synthetisch overzicht van de geschiedenis van Europa. De grote algemene geschiedenissen waren tot nog toe voor hele gedeelten slechts een samenbundelen van nationale geschiedenissen. Hier gaat de auteur van het standpunt uit dat Europa van af Pepijn's revolutie omstreeks 750 tot aan de Franse revolutie een geschiedkundige eenheid vormde en pas de laatste anderhalve eeuw in echte naties was gesplitst - een korte periode die nu ten einde is -. Hij ziet de eenheid van Europa gebouwd op de spanning: traditie - revolutie, op de
| |
| |
klassiek-christelijke traditie en de voortdurende soms gewelddadige aanpassingen aan de nieuwe toestanden. Aangezien wij weer in een tussentijd van ‘niet-meer’ en ‘nog-niet’ verkeren, is het ogenblik gunstig om daaruit opnieuw Europa's eenheid te zien naar voren komen.
Op een interessante en suggestieve wijze doorloopt de auteur de twaalf eeuwen Europese geschiedenis, belicht alle belangrijke feiten op geestelijk, politiek en economisch gebied en geeft herhaaldelijk een nieuw inzicht in het historisch gebeuren. Zo is dit boek geen getrouw opsommen van al wat er belangrijks is gebeurd, maar een bezinnend en evocerend verhalen van Europa's' geschiedenis. Zijn besluit is: de roeping van Europa bestaat er in, zijn eigen diepe eenheid en geestelijk patrimonium weer bewust te worden, en de grote bedreiging van technificatie en massificatie, die op de hele wereld drukt, af te wenden.
Ons enig groot bezwaar tegen Mirgeler's synthese is echter, dat door, na een korte voorgeschiedenis, met de Karolingers aan te vangen het belang van de antieke traditie voor het constitueren van Europa niet voldoende tot uiting komt.
Een tijdstafel, vier registers en twaalf kaarten verhogen nog aanmerkelijk de bruikbaarheid van dit magistrale boek.
M. Dierickx
| |
G. Guyot de Mishaegen, Histoire de Belgique (Histoire de la Civilisation o.l.v. E. Lousse en J. Roland). - Wesmael-Charlier, Namen, 1953, XX-266 pp., 20 pltn, 14 krtn.
De Eerw. Moeder Guyot de Mishaegen heeft deze geschiedenis van België gestructureerd zoals wij dat in de ‘Histoire de la Civilisation’ gewoon zijn. Het geheel is in drie grote perioden ingedeeld: ‘La formation des Pays belges (843-1419)’, ‘Les pays belges sous un seul prince (1419-1795)’ en ‘Le royaume de Belgique depuis 1831’, met een inleidend hoofdstuk over de periode vóór 843 en een tussenhoofdstuk over de ‘Période de transition (1795-1830)’. De drie grote perioden tellen telkens vijf hoofdstukken waarin achtereenvolgens de instellingen, de economisch-sociale factor, de cultuur, de godsdienst en de buitenlandse politiek behandeld worden.
Een dergelijke indeling heeft het voordeel, op elk van deze factoren het volle licht te laten vallen: het is een groots panorama van ons verleden waarin alle personen, gebeurtenissen en prestaties staan opgenomen. Ook de volheid der gegevens is merkwaardig: in vele kwesties wordt het institutionele en juridische aspect sterk beklemtoond.
Een nadeel van deze indeling is wel dat b.v. een Jacob van Artevelde of de Tachtigjarige Oorlog, eerst van binnenlands standpunt en vier hoofdstukken verder van buitenlands standpunt uit behandeld wordt. De periode 1795-1830 uit de algemene indeling lichten is zeker origineel, maar ook zeer vatbaar voor kritiek.
Deze geschiedenis van België biedt gevormde lezers verrijkende lectuur en kan de leraren in de geschiedenis grote diensten bewijzen, maar lijkt minder geschikt als handboek voor het middelbaar onderwijs.
M. Dierickx
| |
De ondergang van het tweede Rome; bij de herdenking van de val van Constantinopel 1453-1953. - Instituut voor Byzantijnse studies, Nijmegen, 1953, 188 pp., f 3.50.
Het tweede nummer van de zesde jaargang van ‘Het Christelijk Oosten en Hereniging’ is als een afzonderlijk boekje uitgegeven, dat bevat het ‘Verslagboek van de oosterse studiedagenen onder auspiciën van het Apostolaat der Hereniging gehouden te Nijmegen op 28 en 29 Mei 1953’.
De volgende inleidingen werden op die studiedagen gehouden: 1. Dr J. Remmers, Rome en Byzantium aan de vooravond van 1453. 2. Prof. Dr F. De Waele, Het heroïsme van Konstantijn XI Palaiologos in het licht van Byzantions politiek verleden. 3. Prof. Dr Zacharias O.F.M. Cap. Moskou - het derde Rome. 4. Drs J. Franken A.A., De actuele betekenis van het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel. 5. Dr W. Driessen O.P., Peiling naar de opvattingen over het Episcopaat in Oost en West.
P. Grootens
| |
Dr J.J. Mak, De Geboorte der moderne Westerse Beschaving. - Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1954, 179 pp., f 7.90.
Dr Mak bundelt hier een vijftigtal korte beschouwingen, die hij vroeger afzonderlijk publiceerde in de N.R.C. Uitgaande van de nieuwere opvatting dat het keerpunt van de oudere tot de latere geschiedenis der Europese cultuur in de twaalfde eeuw valt, zegt hij zijn mening over allerlei verschijnselen op staatkundig en maatschappelijk gebied, die zich in en na die tijd van kentering voordoen. Zijn standpunt is het liberaal-Protestantse. Over het
| |
| |
Katholicisme en de kerk van Rome spreekt hij zelden gunstig. Van hoeveel kennis en studie het werkje ook getuigt, het is te weinig ‘einheitlich’, het blijft teveel bestaan uit losse, nauwelijks samenhangende inzichten en beschouwingen om de lezer sterk te boeien. Het is inderdaad ‘hogere journalistiek’.
J.v.H.
| |
Romans en verhalen
Jan H. Eekhout, Vlucht naar de Vijand. - Paul Brand, Hilversum, 1954, 206 pp., f 6.90.
Met Vlucht naar de Vijand heeft Jan Eekhout een bekentenis en een pleidooi geschreven, de bekentenis van een misstap, door namelijk toe te treden tot de N.S.B. en de zijde van de bezetter te kiezen tijdens de oorlog, een pleidooi voor de velen die zo deden. Sommigen zullen dit boek a-priori veroordelen en terzijde leggen. Wie echter de verschijnselen evenwichtig te beschouwen wenst, zal ook zulk een werk kunnen waarderen. Een groot kunstwerk is het echter niet; Eekhout heeft betere dingen geschreven. Het is het eerlijk getuigenis van een man, die beseft zich vergist te hebben en zulk een getuigenis is altijd te aanvaarden. Het boek houdt zich vooral op met mensen, die tegen het einde van de oorlog naar Duitsland vluchtten omdat de Nederlandse of Vlaamse grond te heet werd onder hun voeten en dit gezelschap doet weinig sympathiek aan. Hopelijk wendt zich het grote talent van Eekhout weer tot stoffen, die hem liggen, mensen uit te beelden uit de landelijke omgeving, waarin hij bij voorkeur leeft.
J.v.H.
| |
Frank Morison, Het lege graf. Vert.: A.J.C.. Visser-de Jonge. - Uitg. de Spaarnestad, Haarlem, 1953, 215 pp.
In een nogal sterk rationalistisch milieu opgegroeid was de schrijver in zijn jeugd er stellig van overtuigd, dat de evangelieverhalen geen echte historie bevatten. Op latere leeftijd wilde hij dit wetenschappelijk aantonen door te bewijzen, dat het relaas over Jesus' lijden, dood en verrijzenis niet meer dan het product is van een opgezweept volksgeloof uit de na-apostolische tijd. Door zijn vaak spitsvondig maar eerlijk onderzoek van de schriftuurlijke gegevens was het resultaat echter geheel anders dan hij zelf verwachtte. Zo ontstond ‘het boek, dat niet geschreven wilde worden’. Ten slotte werd het een pleidooi in de vorm van een ingewikkeld speurdersverhaal van Jesus' historisch lijden, kruisdood, begrafenis en verrijzenis.
Wie detectiveromans niet versmaadt vindt hier een verhaal naar zijn gading.
Door schrijvers ietwat rationalistische instelling en zijn te exclusief interne psychologische critiek stoot de eenvoudige gelovige lezer wel eens op een vreemde en niet verantwoorde uitdrukking als: ‘Hij bloosde’ over Jesus (blz. 24) en: ‘overspannen vrouw wier hart gebroken was’ over Maria (blz. 77).
Intussen blijft het als geheel - meer bijzonder voor de andersdenkende zoeker - een wel ongewoon maar toch krachtig pleidooi voor Jesus' dood en verrijzenis.
P. Ploumen
| |
Irma Meyer, Draaiboek voor Titia. - De Fontein, Utrecht; Sheed and Ward, Antwerpen, 1953, 232 pp., f 6.90.
Een meisje uit een middenstandsfamilie met veel aanleg voor toneel en zang, weet in Parijs en elders carrière te maken. Gedachten aan God en Zijn geboden hebben reeds lang vrijwel alle betekenis verloren. Eén ding blijft haar bij; als zij op kritieke momenten moet kiezen, kiest zij de waarheid; liegen kan zij niet. Door leed en tegenslag gaan haar ogen open en beseft zij dat artist-zijn niet is: alleen maar te eisen van het leven, doch dat deze gave haar in staat stelt en bewust moet worden om veel te geven: aan God en haar medemensen. Een goed procédé doch wat te zeer overwoekerd is door allerlei bijkomstigheden die ten slotte niet veel aan de kern van het verhaal toedoen. Hier en daar besnoeid, zou de roman aanmerkelijk gewonnen hebben.
Een goed-geschreven en onderhoudend werk met een nobele inhoud.
Joh. Heesterbeek
| |
Maurice Walsh, De stille man, vert. door Jan Baesjou (Regenboog-serie). - P. Vink, Antwerpen, 1953, 311 pp., geb. Fr. 65 (buiten reeks Fr. 80).
Een levendige Nederlandse vertaling van het frisse Green Rushes, waarnaar de film ‘The Quiet Man’ werd gemaakt. Het verhaal speelt onder en na de Ierse vrijheidsoorlog. Het vertelt het leven van een groep mannen en vrouwen, die alles voor Ierland over hebben, hoe zij lijden en gelukkig zijn, liefhebben en hun vrien- | |
| |
den helpen, hun leven op het spel zetten en vredig gaan vissen, eerlijk en onverbiddelijk zijn. Een boek vol humor en tragiek, levensmoed en menselijkheid, vol van al het proza en de poëzie van het Ierse leven, boeiend, ontspannend, en voor allen aan te bevelen. Verzorgde uitgave en keurige praesentatie.
A. Deblaere
| |
Barbara Simmons, Tante Martha komt.... (Uilenspiegel-reeks). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1954, 173 pp., geïll., Fr. 28.
Met bakvisachtige branie en een humor die wat te sterk naar het caricaturale neigt, vertelt Barbara Simmons de Italiëreis van haar originele artistenfamilie, waarbij de tante Martha van de titel maar een voorwendsel blijkt te zijn, en haar eigen overigens sympathiek persoontje onmiskenbaar de hoofdrol speelt. Een plezierig verhaal zonder enige diepte, maar dat charmeert door zijn ongedwongen verhaaltrant en zijn onstuimige, gezonde levenslust. De illustraties van Tonet Timmermans doen het uitstekend.
L. Monden
| |
Varia
Onder de titel: En zij volgden Hem brengt de uitgeverij Lannoo ons een gebundelde herdruk van zeven brochuurtjes uit de bekende reeks: Bekeerlingen uit de twintigste eeuw. Bij dezelfde uitgever verscheen een herdruk van Innig bidden, dat terecht als een pareltje van gebedsliteratuur werd geprezen, en drie nieuwe brochuurtjes in de Humanitas-reeks: BONAPARTE, Aan mijn soldaten, E. HELLO, Hij schreef voor ons, en een herdruk van STREUVELS' meesterwerkje, Leven en dood in de Ast. Drie goede brochures in een reeks die echter al te disperaat wordt. De al te kleine drukletter maakt de overigens keurig uitgegeven boekjes haast onleesbaar.
In samenwerking met de vereniging ‘Kunstenaars voor de jeugd'’ werd door Heideland, Hasselt, een reeks van vier seizoenboeken voor de jeugd uitgegeven; Jeugd in de Lente, Zomer, Herfst, Winter. Verhalen, verzen, weerspreuken, kampvuurnummers, alles in een frisse, idealistische jeugdsfeer.
Ook in de Reinaert-reeks verschenen drie herdrukken van populaire werken: Esther Hanrahan, het temperamentvolle meisje dat slachtoffer dreigt te worden van de Ierse trots en koppigheid van de man die haar liefheeft: Roger Byam, muiter tegen wil en dank bij de Muiterij op de ‘Bounty’, maar wiens hart door Tahiti getemd en geboeid wordt; Pastoor Campens zaliger tenslotte, wiens naam alleen reeds als een glimlach en een verpozing klinkt in de sombere problematiek van de moderne priesterroman. Drie sympathieke figuren, die de lezer bijblijven; en meteen drie verdienstelijke romans, de eer van een herdruk ten volle waard. Volkslectuur, maar van hoge standing.
De uitgeverij ‘Voorposten’ van de P.P. Oblaten lanceert een nieuwe reeks brochures: Beschouwingen over apostolische vroomheid. De eerste drie brochures uit de reeks zijn van de hand van P. ALBERS. Zij bevatten rustige, rake beschouwingen van uit een gezonde en evenwichtige spiritualiteit. Alleen is de toon soms wat té populair voor het publiek van priesters en lekenapostelen waartoe ze zich richten. De reeds verschenen brochures handelen over: Apostolische liefde tot God (een ongelukkige titel!), Apostolische naastenliefde en Apostolische deemoed.
| |
Gerhard Rohlfs, Romanische Philologie; II: Italienische philologie (Winters Studienführer). - Winter, Heidelberg, 1952, XII-230 pp., ing. D.M. 10.80, geb. 12.90.
Rohlf's Romanische Philologie, I Teil, bracht eindelijk een beknopte, volledige en veilige handleiding in een vak dat de laatste decennia een uitzonderlijke uitbreiding heeft genomen. Ook het tweede deel over de Italiaanse philologie verdient bijzondere aandacht. Rohlfs is immers één der hoogste autoriteiten op het gebied der Italiaanse taalvorsing. Zijn grootse Historische Grammatik der Italienischen Sprache und der Italienischen Mundarten vervangt definitief de Italienische Grammatik van Meyer-Lübke, die tot nog toe als een standaardwerk gold. Daarom zijn de hoofdstukken over het Italiaans, het Sardisch en het rheto-romaans zo waardevol. Het hoofdbestanddeel echter van het werk blijft de encyclopedie der Italiaanse letterkunde.
De methode van Rohlfs getuigt van een fijnzinnige aanleg voor paedagogie. Alle domeinen van de taalwetenschap als phonetiek, morphologie, syntaxis enz. en alle
| |
| |
eeuwen van de literatuurgeschiedenis, worden systematisch en helder besproken, telkens gevolgd door een critische bibliographie, waarin ook de voornaamste artikelen werden opgenomen.
Al is dit werk voor studenten bestemd, toch is het eveneens een boek van grote waarde voor vakkundigen en geleerden.
J.P. Van Schoote
| |
Hellmuth Roessler, Günther Franz und Willy Hoppe, Biographisches Wörterbuch zur deutschen Geschichte, Lief. 4-8 (einde). - Verlag von R. Oldenbourg, München, 1953, pp. 353-968, geb. D.M. 88.
In het begin van verleden jaar kondigden we de drie eerste afleveringen van dit Woordenboek aan. Nu reeds ligt het volledig voor ons. De schrijvers verdienen alle eer voor de vlugge voltooiing van een zo belangrijk consultatiewerk.
Op de grote hoedanigheden die het vertoont hoeven we niet meer terug te komen. Het mag in elk opzicht - wetenschappelijke degelijkheid, zin voor proporties, overzichtelijkheid, accuratesse en materiële uitvoering - een volkomen geslaagd repertorium heten. Bijzonder op het gebied van de politieke geschiedenis bieden deze 2000 artikelen over het verleden van Duitsland een veilige documentatie.
Het werk doet ons met verlangen uitzien naar het Sachwörterbuch zur deutschen Geschichte dat erop moet volgen.
M. Dyckmans
| |
Steven Debroey, Rebel uit roeping. Het leven van Patrick Pearse. - Lannoo, Tielt, 1953, 208 pp., geïll., ing. F 78, geb. F 106.
Dit boek werd geen biografie. Hoewel het geval van Pearse, de humanist en opvoeder, die rebellenleider werd, stof bood tot psychologische ontleding, heeft de auteur hiervan afgezien. Hij schreef ook geen sterk verhaal’, al leende de Paasopstand zich daartoe. Maar hij tekende de geestelijke adel van Patrick Pearse sober en treffend. Zelf was hij ontroerd, en deelde ons zijn ontroering mee.
Het werd een bezinning op het nationalisme der voorbije jaren. Niet een pleidooi voor een nieuw flamingantisme. Wel echter de bevestiging van een liefde voor het volk zonder haat voor de anderen, van een dienstbaarheid die ondanks miskenning niet versaagt, van een trouw in de opvoeding der jeugd, die niet terugdeinst voor het hoogste offer.
In de bezinning op de waarde van het offer ligt de diep-christelijke strekking van dit boek. Geen gewetenstrouw, geen belangeloosheid, of ze zijn gegrondvest in Christus' offer.
De stijl is eenvoudig en gedragen. De auteur werkt niet gemakkelijk, al leest de tekst vlotter dan die van de ‘Lord-Kanselier’.
H. Smets
| |
Heinrich Harrer, Zeven Jaar Tibet. Vertaald. - N.V. Uitgeversmaatschappij Pax, 's-Gravenhage, 347 pp., f 9.75.
De Oostenrijker Heinrich Harrer, die tijdens de laatste oorlog in Brits-Indië geinterneerd werd, wist uit zijn internering te ontsnappen naar Tibet, waar hij, na veel wederwaardigheden, een gastvrij onthaal vond en zelfs bevriend werd met de Dalai Lama. Dit alles vertelt hij uitvoerig in dit boek, dat geen wetenschappelijke pretenties heeft, maar een boeiend verhaal biedt over een weinig bekend en streng afgesloten land, waar het Boeddhisme het gehele leven der inwoners beheerst. De geheimzinnige figuur van de Dalai Lama treedt hier zo menselijk op, dat hij veel van dat geheimzinnige verliest. De inval der Chinezen in 1950 verdreef de schrijver uit Tibet, alsook de Dalai Lama, die echter spoedig weer terugkeerde. Een land, dat beheerst wordt door monniken (althans tot voor kort), is een wonderlijk verschijnsel in de twintigste eeuw. Harrer doet Tibet en zijn bevolking leven voor de lezer.
J.v.H.
| |
Nothing All, Inzicht in de Vierde Dimensie. Met een voorwoord van Prof. Dr Ch.H. van Os. - P. Noordhoff, Groningen, Djakarta, 1954, 127 pp., f 6.25 en f 7.50.
Een duidelijke, hoewel niet gemakkelijke inleiding tot de vierdimensionale meetkunde. Vele uitstekend geslaagde figuren verhelderen de tekst. Geen strenge bewijsvoering, maar analogie met de bekende meetkunde. Aanbevolen.
Ir J.Chr. Deuss
| |
T. Price, Christianity and Race Relations. - SCM Press London, 1954, 88 pp., 4 s. 6 d.
Wanneer op de allereerste pagina de late middeleeuwen beschreven worden als ‘barbarized decadence’ zonder verdere qualificatie, wachten we op hetgeen komen gaat. Het gehele boekje getuigt van
| |
| |
een soortgelijke beperktheid. Zelfs waar dit boekje bedoeld is als een eerste inleiding op het rassenprobleem in verhouding tot het christendom, meenden we te mogen rekenen op iets dat zowel omtrent rassenverschil als christendom scherper begrippen naar voren zou brengen.
W.P.
| |
Nicholas Humphreys O.P., Missionary in South Africa. - Blackfriars, London, 1953, 237 pp., 16 s. 6 d.
Een oud-missionaris bespreekt verschillende aspecten van het missioneringswerk in Zuid Afrika. Het boek voornamelijk bedoeld voor de nieuwe missionaris bevat interessante anthropologische gegevens, kostbare raad en een merkwaardige serie verhaaltjes, gebaseerd op de ervaringen van de auteur.
W.P.
| |
Erwin Schrödinger, Nature and the Greeks. - Cambridge University Press, 1954, 97 pp., 10 s. 6 d.
Gelijk vele andere grote beoefenaars der theoretische wetenschap houdt ook de Weense Nobelprijswinnaar Schrödinger zich op het eind van zijn leven graag bezig met wijsgerige vraagstukken. In dit boekje, dat een viertal in 1948 gehouden lezingen bevat, wil hij een oplossing aan de hand doen voor het steeds terugkerend probleem van de tegenstelling tussen religie en wetenschap als wereldverklaring. Hij wendt zich tot de (voorsocratische) Grieken, omdat bij hen deze tegenstelling niet aanwezig zou zijn. De vergelijking van hun theorieën met onze moderne vondsten is zeer interessant, maar het resultaat waartoe schr. komt zou Plato zeker bestreden hebben als te agnostisch en te weinig spiritueel.
v. L.
| |
Dr J. Boelaars, Nieuw Guinea, uw mensen zijn wonderbaar. Het leven der Papua's in Zuid Nieuw Guinea. - Paul Brand, Bussum, 1953, 167 pp., f 6.90.
Een missionaris, als ambtenaar in tijdelijke dienst van de regering belast met taalkundig en ethnografisch onderzoek, geeft in dit boek een boeiend en aantrekkelijk verslag van zijn eerste oriëntatiereis. Aangezien de verwondering de eerste schrede is op het pad naar de wetenschap, kunnen allen, die belangstelling koesteren voor het leven van de Papua's - ook zij, die niet in de ethnologie zijn ingeleid - dit boek met veel vrucht lezen. Wanneer ons volk zijn historische taak aan de evenaar op Nieuw Guinea wil voortzetten, dient het kennis te nemen van de zeden en gewoonten van de mensen, die aan zijn leiding zijn toevertrouwd. Moge het werk van deze missionaris er toe bijdragen, dat steeds meer Nederlanders gaan beseffen, dat zij de Papua's tekort doen door hen simplistisch als ‘wilden’ te beschouwen. Ook dit volk heeft een cultuur - zij het op laag niveau - waaraan de pogingen het godsdienstig en cultureel te verheffen zich dienen aan te passen.
J. Wernink
| |
John A. O'Brien (Editor), The Road to Damascus. Volume three: The Way to Emmaus. - W.H. Allen, London, 1954, 264 pp., 12 s. 6 d.
Het verschil tussen de twee voorafgaande delen - intussen verkrijgbaar in Amerikaanse pocket uitgave - en deze verzameling bekeringsgeschiedenissen is wel dat namen van beroemde mensen hier zo goed als niet te vinden zijn, en vervolgens dat het merendeel van hen die hier aan het woord zijn, voor hun bekering tot de clergé behoorden van hun kerkgenootschap. Zoals gewoonlijk bij dergelijke verzamelingen is er grote verscheidenheid van voorstellingswijze, verteltrant, stijl, enz. Maar over het geheel staat het peil hoog, licht verklaarbaar doordat deze bekeerlingen allen bedienaars van 't Woord waren, hetgeen met zich mee brengt een hanteren van het woord. Als geheel bijzondere verdienste van deze uitgave willen wij wijzen op de leerzame kijk die hier gegeven wordt op het geestelijk leven en godsdienstige praktijk in verschillende vormen van protestantisme, zowel in Engeland als in Amerika.
W.P.
| |
C.A. Coulson, Christianity in an age of science. - Oxford University Press, London, 1953, 53 pp., 5 s.
Schr. onderzoekt de verhouding tussen godsdienst en natuurwetenschappen en stelt zich de vraag of en in hoe verre het in deze moderne tijden, die zo zeer het stempel dragen van science, verantwoord is het christendom als laatste uitleg te aanvaarden. Door middel van bevattelijke beelden en zonder in een te technische terminologie te vervallen worden de uiterste grenzen van het terrein der wetenschap aangegeven, waarbij er op gewezen wordt dat deze uiterste grenzen, verre van laatste en afdoende verklaring te zijn, juist uitwijzen naar een andere wereld. De verhandeling is wat populair en daalt niet af tot de diepste diepten van dit probleem.
W.P.
|
|