| |
Boekbespreking
Godsdienst, theologie en philosophie
Mgr Dr W.M.J. Koenraadt, Prof. Mr J.C.P. Oomen, Prof. Dr L.J.W. Smit, Verklaring van de Katechismus der Nederlandse bisdommen. Dl. IV. - L.C.G. Malmberg, 's-Hertogenbosch, 1953, VIII-366 pp., p.d. f 8.90, geb. f 11.40.
Voortreffelijke behandeling van genadeleer, algemene sacramentenleer, Doopsel, Vormsel en Eucharistie (Katech. les XXVI t/m XXXIV). Bijzonder prettig is de bescheiden en tegelijk gezond-critische vermelding der modernere theologische verklaringen. Slechts één uitzondering hierop is ons opgevallen: inzake het nuchter-zijn vóór de H. Communie wordt al te categorisch gesteld, dat de Greenwichtijd in Nederland niet kan gevolgd worden (middernacht één uur). Zolang anderen nog anders denken, en vooral: zolang het wettig kerkelijk gezag in deze nog geen uitspraak heeft gedaan, behouden de gelovigen in deze hun vrijheid. Wij willen echter nogmaals van de gelegenheid gebruik maken om dit waarlijk uitstekende werk warm aan te bevelen. Wie tot nog toe nog aarzelde dit werk aan te schaffen, kan met gerust hart deze
| |
| |
aarzeling opzij zetten. De waarde ervan is na dit 4e deel overvloedig bewezen.
S. Trooster
| |
Dr Th.V. Nijs, O. Praem., De Catechismus op de preekstoel. - Nelissen, Bilthoven; St. Norbertus Boekhandel, Tongerlo, 1953, 3de druk, 1247 pp., f 19.75.
Dit handboek is bedoeld voor alle priesters, die iedere Zondagmorgen in België de katechetische instructies moeten verzorgen. Het is geheel op de nieuwe Belgische katechismus ingesteld. Ten gerieve van Nederlandse gebruikers is er een zeer overzichtelijk lijstje aan toegevoegd om een aanpassing aan de nieuwe Nederlandse katechismus mogelijk te maken. Het munt uit door heldere kortheid en doctrinaire nauwkeurigheid. We missen er echter een neerslag in van de theologische vernieuwing, die nu overal leeft. Zelf zal men ook de psychologische aanpassing en inkleding moeten aanbrengen. Mooi uitgegeven en in een handig formaat. Het bevat zeer vele goede, practische opmerkingen.
P. van Kol
| |
Dr C. Smits, Oud-Testamentische Citaten in het Nieuwe Testament, I Synoptische Evangeliën (Collectanea Franciscana Neerlandica VIII-1). - L. Malmberg, 's-Hertogenbosch, 1952, 160 pp., bij intekening f 8.65, afzonderlijk f 9.60.
Dit is geen boek voor de amateurs, maar voor de mensen van het vak. Met grote nauwgezetheid heeft P. Smits alle citaten uit het O.T. die in de Synoptische Evangeliën voorkomen, nagegaan en getracht er de betekenis van zo exact mogelijk vast te leggen. Daarbij is S. uitstekend op de hoogte van de moderne literatuur, die overvloedig wordt aangegeven. Uit dit alles blijkt wel, dat het boek een voortreffelijk hulpmiddel biedt voor hem die zich een mening wil vormen in de tegenwoordige discussies omtrent geestelijke en hogere zin die aan teksten van de H. Schrift worden toegekend.
L. Rood
| |
P. Bernard, Saint Bernard et Notre-Dame. Etude d'âme, textes authentiques et traduction. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1953, 427 pp., geill., Fr. 125.
Als men in de geschriften van de H. Bernardus het liefst teruggaat naar de Mariapreken en -homilieën, dan is dit omdat de vaak bijtende onstuimigheid van zijn lyrisme telkens weer kinderlijk fris wordt, zodra hij de Moeder Gods verheerlijkt. Daar ontvouwt hij zijn eenvoudige ziel op de meest authentieke wijze. Op 20 Augustus jl. was het 800 jaar dat Bernardus stierf. Bij gelegenheid van deze herdenking hebben de monniken van Sept-Fons de Mariateksten van B. bijeengebracht en samen met een vertaling uitgegeven. De vertaling is accuraat en in levendig Frans. Bij wijze van algemene inleiding schets P. Bernard het zielebeeld van de heilige aan de hand van een korte levensbeschrijving.
Een mooie uitgave verlucht met oude, stijlvolle gravures.
E.V.
| |
Theologisch Woordenboek. Onder hoofdredactie van Dr H. Brink O.P. afl. 3. - J.J. Romen & Zn, Roermond/Maaseik, 1953, 384 col., f 9.- (bij int.).
Ook in deze 3e aflevering vinden wij vele belangrijke onderwerpen uitvoerig en gedegen behandeld. Met name mogen genoemd worden: Dogma-ontwikkeling, en het voortreffelijke artikel over de Dominicaanse theologie i.v. ‘Dominicanen’. Verder enige knappe samenvattende artikels over grote Kerkvaders als b.v. Cyrillus van Alexandrië, Cyrillus van Jerusalem. Bij al dit goede valt het artikeltje ‘Crematie’ enigszins uit de toon: waar de H. Kerk met zo bittere ernst crematie aan haar kinderen verbiedt, had met meer zorg gezocht kunnen worden naar een verklaring van deze categorische afwijzing.
S. Trooster
| |
Dr G. Brillenburg Wurth, Kentering in de Vrijzinnigheid. - J.H. Kok N.V., Kampen, 1952, 76 pp., f 2.95.
Geheel in irenische geest wordt van Hervormde zijde de ontwikkeling van de Vrijzinnigheid in de laatste 50 jaar van Modernisme tot dieper-beleefd geloofsleven beschreven. Een goed boekje voor hen die zich voor deze kwesties interesseren (en de nodige faculteiten bezitten om dergelijke lectuur te mogen lezen). Prettig geschreven en goed uitgegeven.
S. Trooster
| |
Joseph Defever, La Preuve réelle de Dieu, Etude critique (Museum Lessianum. Sect. Philosophique, 37). - Bruxelles, l'Edition universelle, 1953, 146 pp.
Er zijn vele wegen om het bestaan van God te bewijzen. Doch juist omdat ze zo talrijk zijn en telkens een bepaald aspect van onze natuurlijke Godskennis méér
| |
| |
naar voren brengen, gebeurt het wel dat een bepaalde vorm van Godsbewijs wordt afgewezen als niet ‘reëel’ en dus eigenlijk niet geldig. Zo zal een streng rationele bewijsvoering niet zelden als te notioneel of te abstract worden gebrandmerkt, een meer emotionele argumentatie integendeel als te romantisch van de hand worden gewezen. Het is de grote verdienste van deze critische studie dat zij voor haar demonstratie een standpunt heeft verkozen waarbij de hoogst mogelijke rationele gestrengheid vanzelfsprekend geïntegreerd wordt door liefde, hart en affectiviteit. Schrijver geeft dus geen critisch overzicht van verschillende vormen van Godsbewijs, maar werkt zelf een sterk-synthetische, critisch-verantwoorde bewijsvoering uit. Daartoe wordt als vertrekpunt de affirmatie-act genomen, waarvan de bij uitstek reële en existentiële waarde wordt aangetoond. Dergelijke critische studie zal wel voor niemand lichte lectuur zijn: des te meer zal men echter de hoge wetenschappelijke ernst waarderen, waarvan ze getuigt. Een ernst, die nooit in zwaarwichtige duisternis vervalt, maar door didactische klaarheid uitmunt en in deze zin ook echt ‘reëel’ blijft.
A. Poncelet
| |
K.L. Bellon, Wijsbegeerte der geschiedenis. Philosophische bibliotheek. - Uitg Mij N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, Amsterdam, 1953, 360 pp., f 14 en f 16.
Het eerste en grootste gedeelte van deze wijsbegeerte der geschiedenis bestaat uit een geschiedenis van deze wijsbegeerte. Hierin wil de S. de grote lijnen van de ontwikkeling der verschillende geschiedbeschouwingen aangeven. Een veel korter tweede gedeelte, met als titel: De mens in de geschiedenis, is bedoeld als een inleiding in de wijsbegeerte der geschiedenis, om te brengen tot diepere bezinning omtrent dit vraagstuk.
De waarde van dit werk bestaat vooral in het uitgebreide eerste deel waarin de grote belezenheid van de auteur het best tot zijn recht komt. Daarom zou een register de bruikbaarheid zeer verhoogd hebben. In het korte tweede deel zou men wat teleurgesteld kunnen worden, als men niet voldoende de bedoeling van de S. voor ogen houdt. Wij ontvangen hier niet meer dan een inleiding, omdat prof. Bellon ons hier ook niet meer wil geven. Hopelijk zullen deze gedachten later uitvoeriger worden uitgewerkt in nog inniger contact met de geschiedenis als wetenschap en als gebeuren.
J.H. Nota
| |
Nikolaj Alexandrowitsj Berdjajew, Mijn weg tot zelfkennis. Autobiografie vert. door W. Huisman en J. De Graaf. - Uitg. Van Loghum Slaterus, Arnhem; N.V. Kosmos, Antwerpen, 1952, 348 pp., geb. Fr. 195.
In deze autobiografie, die loopt tot kort voor zijn dood, wil Berdjajef de geschiedenis geven van zijn denken en van de evolutie en groei van zijn geest in de wisseling van zijn levensphasen. Op de achtergrond van de Russische revolutie, met haar geestelijk en bloedig verloop, beschrijft Berdjajef het worden van zijn levensinzicht door zijn ruim contact met de philosophische, literaire en politieke wereld. In een aristocratisch milieu opgegroeid sloot hij zich aan bij de Russische revolutionnaire intelligentsia, keerde zich tot het marxisme maar verliet dit om te komen tot een vrije christelijke wereldbeschouwing. Als existentialistisch denker ligt de vrijheid eerder dan het zijnde aan de basis van zijn philosophie, van waaruit hij dan zijn hele houding en instelling bepaalt: nl. de vrijheid van de persoon, de vrijheid van morele normen, van denken, van geloof. Vrij is ook zijn houding tegenover elk gezag, ook tegenover de Kerk, het dogma en de H. Schrift, waarin hij het exoterische der gelijkenissen in strijd noemt met de waarheid van de godmenselijkheid en die hij beschouwt als zijnde de leer van Christus welke in het nog duistere, menselijke bewustzijn wordt gebroken. Berdjajef noemt zichzelf een theosoof en een christelijk vrijdenker. Zijn godsidee berust op een subjectief mystische grondslag, als een immanente ervaring van de transcendentie. Zijn opvatting van de vrijheid, die wij moeilijk kunnen aanvaarden, is zeer revolutionair gericht, al denkt hij slechts aan een revolutie van de geest. Vrijheid en afhankelijkheid zijn toch niet tegenstrijdig. Heel dit enigszins chaotische werk vertoont een moeizame groei in een hartstochtelijk gemoed, een onverpoosd, onrustig zoeken naar waarheid.
J. Snyders
| |
Literatuur
De Windroos. - U.M. Holland, Amsterdam, 1953, f 2.75 per deeltje. Bij aankoop van tien deeltjes f 2.25.
In de serie De Windroos, onder redactie van Ad den Besten, verschenen onlangs vier gedichtenbundels: Coert Poort,
| |
| |
Twee Gedichten; Sybren Polet, Demiurgasmen; Gerrit Kouwenaar, Achter een Woord en J.W. Schulte Nordholt, Tijd voor Eeuwigheid. Wie zich interesseert voor de jongste poëzie, abonnere zich op De Windroos. Hij vindt experimentele poëzie in de bundels van Kouwenaar en Polet en de meer traditionele in die van Poort en Schulte Nordholt.
J.v.H.
| |
Prof. Dr H. Uytersprot, Heinrich Heine en zijn invloed in de Nederlandse Letterkunde. - Drukkerij Sanderus, Oudenaerde, 1953, 528 pp.
Dit standaardwerk over Heinrich Heine vertegenwoordigt een studie- en 'n speurzin van jaren. De auteur heeft zich alzijdig op de hoogte gesteld van zijn onderwerp, heeft alle mogelijke bronnen, boeken en tijdschriften doorgesnuffeld en zijn bevindingen in dit lijvige boekdeel neergelegd. De eerste helft, een kleine driehonderd bladzijden, biedt een Lebensbild van Heine, niet zo zeer chronologisch en biografisch als wel psychologisch en in verband met de tijdsstromingen; de tweede helft behandelt Heine's betekenis en invloed in de Nederlanden. Nu is de invloed van een veelgelezen schrijver moeilijk te omschrijven; invloed is een innerlijke uitwerking, die zich openbaart, doch slechts ten dele, in geschriften. Daarom bevredigt een dergelijk werk, ondanks alle accribie, nooit ten volle. De auteur staat zeer objectief tegenover Heine, hoewel zijn standpunt anders is dan het onze. Met instemming citeert hij het woord van Jacob Burckhardt over Nietzsche en past dit op Heine toe: Er hat die Unabhängigkeit in der Welt vermehrt. Het hangt van iemands wereldbeschouwing af, of men dit als lof of blaam opvat. Ik acht dit een zeer, zeer bedenkelijke lof en heb geen zuivere bewondering, noch voor Nietzsche, noch voor Heine. Neemt men dit in aanmerking, dan komt het doorwrochte, goed geschreven en veelzijdige werk alle eer toe.
J. van Heugten
| |
Alphonse de Chateaubriant, Fragments d'une confession (Les Carnets D.D.B.). - Desclée de Brouwer, Brugge-Parijs, 1953, 121 pp., Fr. 39.
Dit zijn de twee voornaamste hoofdstukken van een geestelijk ‘itinerarium’, door de bekende, onlangs overleden romancier, in de laatste jaren van zijn leven neergeschreven. Zij verhalen zijn bekering. Een wonderbaar visioen schijnt wel aan het uitgangspunt van die heerlijke omwenteling te staan. Langs een soort existentiële transpositie van de cartesiaanse methodische twijfel wordt, hij, door een spontaan ontdekte en radicaal beleefde ascese van het ‘denken’ teruggebracht tot het diepere, godverbondene ‘weten’, tot die kern van zijn wezen waar elke geest zich als door de Geest gegrepen ervaart, en waar hij alle verloren gewaande spirituele en godsdienstige waarden herontdekt.
Het is een aangrijpend zielsdocument, met sobere, bijna zakelijke beheersing neergeschreven en toch vol brandende ontroering en oprechtheid. Zo vormt dit dunne boekje niet slechts de sleutel op het literair werk van de Ch., maar is het ook op zichzelf een zeldzaam waardevol getuigenis, geheel afgestemd op de behoeften van onze tijd, en dat daarom een diepe weerklank zal vinden bij velen. Aanbevolen.
L. Monden
| |
Dr R. Antonissen, Lyriek der Nederlanden. Dl 4: Van Rokoko naar romantiek (Klassieke Galerij, 40). - De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen, 1953, 160 pp., Fr. 35.
Vooral Poot, Staring, Bilderdijk, Gezelle en Perk staan hier iets uitvoeriger vertegenwoordigd; verder één of een paar gedichten van Loosjes, Heye, Tollens, Da Costa, Van Beers, Loveling, Hemkes enz. Behoorlijke commentaar en goede keuze: men wordt zelfs een paar maal verrast, door het rustig vloeiende vers ‘De rups van Van Alphen’ b.v., of door het wat Gezelliaans aandoende ‘De laetste zwaluw van Ledeganck’.
J. Noë
| |
Robert Franquinet, Figuratief Overschot. - Winants, Heerlen, 1953, 32 pp.
Franquinet bundelt hier een aantal gedichten uit de laatste jaren te Parijs. Hij is een fantazievol speler met het woord, van Dijck-achtig weelderig van kleur en klank, een verfranst Limburger.
J.v.H.
| |
Louis Sourie, ‘Van Nu en Straks’. Historiek en betekenis. - Eigen Beheer, Tumulusstraat, 58, Roeselare, 1953, 184 pp., Fr. 92.
Na een vroegere poging in zijn Inleiding tot de geschiedenis van Van Nu en Straks is dit de tweede maal dat L. Sourie zich grondig bezighoudt met deze literaire beweging. De nieuwe studie is inderdaad nieuw; de schrijver heeft in de laatste jaren contact genomen met de nog overblijvenden Van Nu en Straks. Waardevolle gegevens werden hier bijeengebracht, vooral omtrent de onderlinge ver- | |
| |
houding (en twisten) tussen de liberaal en de katholiek gezinde fractie.
Anderzijds lijkt ons de uitwerking van deze historiek te onsystematisch, en men loopt wat verloren tussen al die verschillende jaargangen heen, zodat we meer voor een massa feiten komen te staan dan voor een geheel.
Jammer is de vaak gebrekkige taal waarin dit boek geschreven werd: barbarismen en onjuiste constructies ontsieren het ál te zeer.
Over Van Nu en Straks is waarschijnlijk ook het voorlaatste woord nog niet gezegd - de auteur weet het zelf heel goed - maar dit blijft toch een belangrijke, zij het ook niet volmaakte, bijdrage tot de geschiedenis van een literaire beweging die meetellen mocht in onze cultuurgeschiedenis.
J. Noë
| |
Geschiedenis
H.J.J. Wachters, Wereldspiegel der 20ste Eeuw Deel II. - Zuid Holl. Uitg. Mij, Den Haag, 1953, 831 pp., per deel f 25. Per 4 delen f 100.
Het heeft er alle schijn van, dat de uitgave van dit vierdelig werk binnen de gestelde termijn, nl. vóór het einde van het jaar 1953, zal voltooid zijn. Nauwelijks hadden we het eerste deel besproken, of het tweede, dat meer dan 800 bladzijden telt, lag op onze schrijftafel. De uitgever, die zich zo prompt aan zijn woord houdt, verdient daarvoor alle hulde. Dit tweede deel zal vermoedelijk wel het belangrijkste zijn, want van de landen, die hierin behandeld worden: Frankrijk, Griekenland, Groot-Brittannië, Hongarije, Ierland, Britsch-Indië (India en Pakistan), Indonesië en Israël, behoren er twee tot de leidende grote mogendheden, heeft één (Ierland) een fel bewogen geschiedenis, terwijl de daaropvolgende vier nieuwgevormde staten zijn, wier wording in bloed en tranen is tot stand gekomen. Bij het lezen van deze hoofdstukken is onze bewondering voor de geleerde samensteller nog gestegen. Tot in de kleinste bijzonderheden is hij meester van zijn stof. Met kwistige hand strooit hij feiten uit, die de tijdgenoot allang vergeten heeft, maar die hij ter juister plaatse in hun verband met de algemene lijn weet in te lassen. Om van de uitstekende behandeling van de Franse en Engelse geschiedenis te zwijgen, die op zich al kleine boekdelen zouden vormen - de wijze, waarop het ontstaan van Indonesië, met al de vergissingen en verwarringen, die zich erbij hebben afgespeeld, wordt geschetst, getuigt van een inleven in dit drama, waarin een trouwe krantenlezer zelden het heldere inzicht kan verkrijgen. Op één punt moeten we met de auteur verschillen. Het is (blz. 359) waar hij zegt, dat het verhaal van Jan van Hoof naar het rijk der legende moet verwezen worden. De schrijver volgt hier de mening van luit.kol. van Hilten. Een commissie, speciaal belast met het onderzoek naar de toedracht dezer zaak, heeft 13 Maart 1952 haar bevinding gepubliceerd: ‘Op grond van de door haar vastgestelde
feiten is zij overtuigd, dat Jan van Hoof met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid sabotage aan de springlading van de brug heeft gepleegd’. Alleen de heer van Hilten was niet overtuigd, maar dat is geen reden om met hem over een te verwerpen legende te spreken.
K.J.D.
| |
A. Toynbee, De Wereld en het Westen. - F.G. Kroonder Uitg., Bussum, 1953, 108 pp., f 3.90.
Zes lezingen die T. de vorige winter voor de B.B.C. heeft gehouden. In 4 hoofdstukjes schetst hij de ontmoetingen tussen resp. Rusland, de Islam, India, het Verre Oosten met het Westen. In het vijfde hoofdstuk geeft hij als conclusie hierop een kleine psychologie der cultuur-ontmoetingen om dan als slot uit het verleden van Grieken en Romeinen een prognose af te lezen voor het heden.
Een voortreffelijk geneesmiddel tegen onze westelijke superioriteitswaan, maar tevens richtinggevend voor de wijze waarop wij moeten trachten het beste van ons, dat niet van ons is: het christendom aan andere volkeren over te dragen. De passage over de aanpassing der vroegere Jezuïetenmissionarissen in China en India is hier zeer illustratief. Jammer, dat de vertaling zo slordig is (b.v. p. 78).
J.H. Nota
| |
Walter Dirks, Die Antwort der Mönche, tweede uitgave. - Verlag der Frankfurter Hefte, 1952, 238 pp.
Met de bekende vrijmoedigheid en toch diep katholieke zin eigen aan de Frankfurter Hefte bespreekt de leek en publicist Walter Dirks de vraag wat de religieuzen aan de mensen van onze tijd te bieden hebben.
Hij gaat uit van de grondstelling, dat wij in de geschiedenis niet moeten zoeken ‘wie es eigentlich gewesen’, maar hoe het heil, door God gewild, tot de mensen
| |
| |
is gekomen. In dit perspectief toont de auteur hoe de demonen van de wereld: de machtsbegeerte, de geldzucht en het uitvieren der sexualiteit, de mensheid op wegen sturen die niet Gods wegen zijn. Door de drie kloostergeloften nu, van gehoorzaamheid, armoede en zuiverheid, bedwingen de monniken deze drie demonen en werken door hun voorbeeld heilzaam op de mensheid in.
Daarna onderzoekt de schrijver hoe de vier grootste ordestichters aan de nood van hun tijd beantwoordden, al werd dit antwoord door velen verworpen. In de tijd van de volksverhuizingen, van geweld en rassentegenstellingen, stichtte Benedictus zijn Orde met de stabilitas loci of gebondenheid aan de plaats, de pax of de vrede, en een christelijke broederschap van alle mensen. Franciscus kwam in de tijd van de opkomende rijkdom der kooplui en gemeenten en koos de armoede tot bruid. Toen het middeleeuwse denken begon te streven naar vrijheid en zelfstandigheid, kwam Dominicus om deze nieuwe geestesrichting ruimte te verschaffen binnen de Kerk, en door de inquisitie de ketters te bestrijden. En toen Renaissance en Hervorming voor de algehele vrijheid van de moderne mens opkwamen, stichtte Ignatius een Orde, waarin de beweeglijkheid in de gehoorzaamheid aan de paus en het vormen van een katholieke élite, de meest typische kenmerken zijn, waardoor die Orde ook nu als vanzelf op de Katholieke Actie overgrijpt.
Tenslotte onderzoekt de auteur, hoe deze vier grote Orden hun ideaal op de hedendaagse tijd kunnen overschakelen.
Bij het lezen moet men af en toe het hoofd schudden, maar iedereen ziet dadelijk dat hier verrijkende ideeën naar voren worden gebracht.
M. Dierickx
| |
H. Verbist, A l'Aube des Pays-Bas. St Willibrord. - Editions Universitaires, Brussel-Parijs, 1935, 218 pp.
Reeds in 1939 publiceerde de auteur zijn doctorsthesis over St Willibrord, door P. de Moreau genoemd: ‘une des meilleures biographies du Saint’. In dit nieuwe boek plaatst H. Verbist de grote apostel in het kader van Benelux, althans in zijn enigszins hoogdravend Woord Vooraf, vandaar de titel van het boek en de reclame-omslag met de woorden ‘Benelux naquit en l'an 700’.
Afgezien van deze bijkomstigheden biedt de schrijver ons een degelijke biographie in een vlotte stijl en met poëtische titels voor de hoofdstukken. In de zeldzame oorspronkelijke bronnen, met hun soms tegensprakelijke gegevens, zoekt hij een middenweg tussen te strenge en te milde kritiek. Naast de zegenrijke activiteit van St Willibrord in Noord-Ierland en in de streek van Echternach, wil hij ook zijn apostolaat langs de Vlaamse kust, in Antwerpen en in de Kempen fixéren. Sinds de laatste publicaties van Post en Philippen is dit laatste weinig waarschijnlijk.
In de bibliografie had niet de tweede maar de vierde uitgave van het Handboek der Kerkgeschiedenis van Kard. De Jong vermeld moeten staan, des te meer daar Mgr Post, de bekende Willibrordkenner, deze uitgave bezorgde.
M. Dierickx
| |
A. Boni, Scherpenheuvel. Basiliek en gemeente in het kader van de Vaderlandse Geschiedenis. - N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1953, 240 pp., geïll., ing. Fr. 160, geb. Fr. 185.
Afgezien van enige oudere alleenstaande feiten, begint de verering van een Mariabeeldje op een eik te Scherpenheuvel bij Diest, op het einde der XVIe eeuw. Maar in enkele jaren tijd ongeveer in 1600 constateerde men honderden wonderbare genezingen en gebedsverhoringen. Dank zij de steun van de Aartshertogen Albrecht en Isabella werd de bekende bouwmeester Wenceslas Coberger belast de huidige kerk te bouwen, die in 1627 door de aartsbisschop van Mechelen plechtig werd gewijd en in 1922 door Pius XI tot de graad van basiliek werd verheven.
Met grote eruditie en critische scherpzinnigheid verhaalt de auteur in het ruime kader van de vaderlandse geschiedenis de bewogen geschiedenis van de basiliek, de gemeente en de parochie van Scherpenheuvel gedurende drie en een halve eeuw. Dit mooi geïllustreerde boek in groot formaat is een waardige en vrome hulde aan het Maria-oord, dat vroeger als een nationale bedevaartsplaats van de Zuidelijke Nederlanden doorging, en nog steeds jaarlijks honderdduizenden pelgrims aantrekt.
M. Dierickx
| |
Dr Felix van den Berghe. De Latijnsche Schoole van Veurne. - Uitg. Vonksteen, Langemark, 1953, 172 pp. geïll., Fr. 100.
In deze degelijke en prettig geschreven monografie verhaalt de auteur de lange geschiedenis van de Latijnsche Schoole te Veurne. Reeds in de 12e eeuw ontstond
| |
| |
er een kapittelschool, maar de Latijnse School kwam slechts tot een zekere bloei onder de Norbertijnen, die sinds 1619, volgens het studieplan van de toonaangevende Jezuïetencolleges, onderwijs gaven, en onder de Vlaamse Oratorianen, die in 1713 de leiding overnamen. De Franse Revolutie en het Koninkrijk der Nederlanden lieten de school een kwijnend bestaan voortslepen. Vanaf 1831 echter door een gelukkige samenwerking van clerus en stad bloeide de Latijnse School op, maar in 1851 verbraken de anticlericalen deze samenwerking, zodat de bisschop zich verplicht zag een eigen college op te richten. Waarschijnlijk zal een volgend boek ons het honderdjarig bestaan van het bisschoppelijk college beschrijven.
De auteur citeert voluit oude lesroosters, schoolreglementen en andere interessante documenten en geeft de lezer daardoor een levendig beeld van het strenge onderwijssysteem in die tijd. In het boek ontbreken enkel een literatuur- en bronnenopgave en vooral de verklaring van de talrijke afkortingen in de voetnoten.
M. Dierickx
| |
Dom Albertus van Roy, O.S.B., Affligem, roem van ons land (Davidsfonds-Keurreeks, nr 52). - Davidsfonds, Leuven, 1953, 228 pp., 24 pl., Fr. ing. 60, geb. 88.
In de Keurreeks van het Davidsfonds, dus voor een ruim publiek, publiceerde de Affligemse Benedictijn Dom Alb. Van Roy een mooi overzicht van de acht eeuwen geschiedenis van deze Brabantse abdij: vanaf de stichting door zes bekeerde rovers, over de grote bloei in de Late Middeleeuwen, de moeilijkheden en rampen onder het Spaans en het Oostenrijks bewind, de ondergang onder de Franse Revolutie en de heropstanding sinds 1869. Het boek steunt vooral op de uitstekend bijgehouden kloosterkroniek en op een aantal historische studiën. Affligem was de hoofdabdij van Brabant in het Ancien Régime, verscheidene bekende geschriften zijn van de hand van Affligemse monniken, aldus het in koninklijk Diets geschreven ‘Leven van Sinte Lutgart’, de zeven bewaarde schilderijen van de ‘Affligemse Meester’ zijn terecht beroemd, Rubens zelf schilderde verscheidene doeken voor de kerk van de abdij, enz. De bouw van het boek is niet volledig evenwichtig: een vierde van het geheel gaat over de periode tot de dood van de eerste abt, terwijl de incorporatie van de abdij bij de aartsbisschoppelijke zetel van Mechelen, een ramp voor de abdij gedurende twee en een halve eeuw, niet voldoende wordt behandeld. Deze onderhoudend geschreven geschiedenis van de abdij van Affligem, die geen hoge wetenschappelijke pretenties heeft, zal toch de historici grote diensten bewijzen, en verdient een ruim lezerspubliek.
M. Dierickx
| |
Floris Prims, Antwerpiensia 1952 (23e reeks). - De Vlijt, Antwerpen, 1953, 232 pp., Fr. 125.
In deze jaarlijkse reeks Antwerpiensia bundelt de onvermoeibare ere-stadsarchivaris van Antwerpen 65 korte historische artikels, die in de loop van 1952 in de ‘Gazet van Antwerpen’ verschenen: 25 over Antwerpen zelf, evenveel over de Antwerpse Kempen, en de rest vooral over enige omliggende dorpen. Zoals gewoonlijk geeft de ervaren kenner van het Antwerpse verleden tal van interessante details vooral over de 16e, 17e en 18e eeuw.
M. Dierickx
| |
J. de Brouwer, Het kollegiaal kapittel te Haaltert 1046-1495. - J. de Brouwer, Kerkstraat, 18, Hofstade (Vl.), 1952, 75 pp.
Met behulp van een eerste rangsdocumentatie schetst de auteur de geschiedenis van het kollegiaal St. Gorikskapittel te Haaltert van af zijn oprichting in 1046 tot aan zijn overbrenging naar Aalst in 1495. Al kon hij, bij gebrek aan voldoende bronnen, slechts weinig bieden over de invloed van het kapittel op het godsdienstig en cultureel leven van het dorp Haaltert en zijn omgeving, toch vond hij zovele interessante gegevens over de inrichting en de inkomsten van het kapittel, dat dit boekje een mooie aanwinst is voor de kerkgeschiedenis, speciaal van het land van Aalst.
M. Dierickx
| |
Psychologie en paedagogie
Prof. Dr Franz Alexander, Onze redeloze wereld, een onderzoek van de irrationele krachten in het maatschappelijke leven. - Uitg. Erven J. Bijleveld, Utrecht, 1953, 266 pp., geb. f 8.50.
De Freudiaans georiënteerde auteur behandelt in dit werk de geschiedenis van het politieke denken, de theorie van de storingen van het gevoelsleven, en de psychologische analyse van maatschappelijke stelsels en gebeurtenissen. Hij
| |
| |
heeft gepoogd een samenhang in dit brede blikveld te vinden met behulp van twee fundamentele beginselen: dat van de geringste inspanning en dat van de overmaat van energie, waaruit Schr. resp. aanpassingsgedrag en regressie, en alle progressieve neigingen verklaart. Alexander distancieert zich enigszins van de orthodoxe psycho-analyse maar meer nog van Horney e.a. die culturele factoren laten praevaleren. Metaphysische aspecten spelen bij hem hoegenaamd geen rol. Men krijgt de indruk, dat al te veel paarden van stal worden gehaald en met veel omslag in een te strak span worden samengedrongen.
Dit interessante boek zal daarom velerlei critiek wekken, zowel bij psychologen als bij historici en cultuurphilosophen.
J.J.C.M., arts
| |
Marcel Monnier, L'organisation des fonctions psychiques (Bibl. scientifique, 22). - Editions du Griffon, Neuchatel (Zw.), 1951, 106 pp.
Dit boek is het resultaat van de samenwerking van de bekwaamste vakgeleerden op het gebied van psychophysiologie en ‘gubernetica’.
Alleen de titel van het inleidend artikel, geschreven door M. Monnier, verwijst naar de algemene strekking van de verschillende bijdragen: ‘L'Organisation des fonctions psychiques à la lueur des données neurophysiologiques’. Daarop volgen uiteenzettingen over de zintuigelijke psychologie, de eerste van M. Monnier: Aufbau und bedeutung der Sinnesfunctionen, en de tweede van A. Gemelli: La strutturazione del linguaggio stutiata mediante l'analisi elettroacustica. Dan volgen bijdragen over neurophysiologie: Mc Culloch, Why the Mind is in the Head; C. Sherrington, Le cerveau et son méchanisme; M.A.B. Brazier, Neuronal Basis of Ideas. Daarna studies over behavioristische psychologie: C.J. Herrick, Mechanisms of nervous Adjustement; H. Klüver, The method of equivalent and non-equivalent Stimuli in the Study of Behaviour and Personnality. Het laatste deel van het werk bevat enige artikelen over ‘robots’ die de menselijke of dierlijke handelingen nabootsen: W.G. Walter, An electromechanical ‘Animal’; F. Gonseth, L'organisation des Robots sensorimoteurs et l'intuition géométrique. Tot slot volgt een waarschuwing tegen het misbruik van sommige natuurkundige termen toegepast op biologische en psychologische feiten: N. Wiener, Some Maxims for biologists and psychologists.
De uiteenzettingen richten zich vooral tot lezers die met deze technische vraagstukken vertrouwd zijn. Zij kunnen hier of daar eenzijdig en zelfs materialistisch lijken aan wie ze van uit het standpunt van de christelijke philosophie benadert. Zij doen echter een dringend beroep op de nadenkende mens en geven de huidige stand van zaken weer wat betreft de hoofdgegevens die door de hedendaagse wetenschap verworven zijn in de verschillende gebieden die door de auteurs betreden worden.
J. Catalan
| |
Prof. Dr A. Kriekemans, Gezinspaedagogiek. - De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen; Uitgeverij H. Nelissen, Bilthoven, 1953, 236 pp., f 7.90 en f 9.75.
Na een inleiding over de natuur van de mens, waarin vooral over de menselijke vrijheid gehandeld wordt, maar weinig over zijn typering als ‘animal educandum’ (Langeveld), gaat Kriekemans direct over op het wezen en de taak der gezinsopvoeding, waar hij weliswaar enigszins verward maar toch op welsprekende wijze de betekenis van het gezin voor de opvoeding aantoont. Daarna wijdt hij een groot gedeelte van het werk aan de huwelijksvoorbereiding (blz. 24-113), om eerst in de laatste honderd bladzijden (blz. 115-223) de eigenlijke gezinsopvoeding aan de orde te brengen. De schrijver verantwoordt de opzet met deze korte woorden: ‘Dit wordt een groot deel in dit werk. Het is ook het belangrijkste aspect der gezinsopvoeding, omdat bijna alles op de goede voorbereiding aankomt’ (blz. 24). Hierover wilde ik iets zeggen. Ik geloof, dat de schrijver eigenlijk op twee gedachten hinkt. In de orde van de practijk gaat vanzelf de goede huwelijksvoorbereiding voorop, maar in de orde der theorie is zij te beschouwen als een integrerend onderdeel van de gezinsopvoeding en had dan ook daar behandeld moeten worden. Dit is niet zo maar een losse opmerking, ik ben ervan overtuigd, dat het boek veel aan waarde gewonnen had, wanneer de schrijver de eigen gezinssituatie - in verband vooral met de functionele opvoeding in het gezin - als voorbereiding op het komend huwelijk beschouwd had. Dit is ongetwijfeld een moeilijke opgave, maar zij is ook van het grootste belang. Trouwens de kwestie van de voorlichting, het contact tussen de twee geslachten enz. kunnen niet afdoende behandeld worden zonder deze midden in de gezinsopvoeding te plaatsen.
| |
| |
Hiermede kom ik vanzelf op een andere incongruentie van het boek: het is een merkwaardige mengeling van een wetenschappelijke en een practische stellingname. Het boek wordt aangekondigd als ‘hét boek voor verloofden en ouders en voor allen, die betrokken zijn bij de opvoeding onzer jeugd’, maar van de andere kant worden allerlei theoretische vraagstukken behandeld, die voor de practische opvoeders van geen belang zijn en gemakkelijk verwarring kunnen stichten, niet alleen in de eerste 50 bladzijden.
Ik had het zeer gewaardeerd, wanneer Kriekemans een zuiver wetenschappelijk boek had geschreven, waarin hij tegelijk richting wees naar de practijk der opvoeding, min of meer concreet, dat doet weinig ter zake, maar minder waardering heb ik ervoor, dat hij een blijkbaar op de practijk gericht boek zich zozeer met theorieën bezighoudt en - zoals bijna vanzelf spreekt - te weinig diep gaat. De weliswaar van grote belezenheid getuigende citaten en verwijzingen bevorderen noch de leesbaarheid noch de overtuigingskracht van het boek.
Hoe ongaarne ik deze critische opmerkingen neerschrijf, de eerlijkheid gebiedt dit te doen, maar ik prijs mij toch gelukkig, dat de inhoud van het boek mij ook toestaat veel goeds ervan te zeggen. Het is niet alleen, dat het een echt christelijke geest ademt, dat het een vurig pleidooi voor de onvervangbaarheid der gezinsopvoeding is, maar ook dat het naast kennis van zaken diepe ervaring en wijsheid verraadt. Er is geen twijfel aan, dat wat hij verkondigt, voor vele ouders en voor vele andere opvoeders van grote betekenis kan zijn.
Ik wil eindigen met de hoop uit te spreken, dat het Kriekemans gegeven zal zijn Gezinsopvoeding nog eens opnieuw te schrijven. Men kan het hem niet euvel duiden, dat het eerste ontwerp van zijn boek nog ernstige leemten vertoont. Dit ontdekt de schrijver zelf dikwijls eerst als hij het in druk voor zich ziet. Wat hij geschreven heeft, is ook in deze vorm van waarde, maar te streven naar grotere volmaaktheid is ook de deugd van de geleerde.
Dr Nic Perquin
| |
Gordon Hamilton, Theorie en practijk van het Social Case Work, nederl. van Rob Limburg. - Uitg. Ploegsma, Amsterdam, 1952, 368 pp., geb. D.M. 11,90.
Dit boek is een standaardwerk in de Amerikaanse literatuur van het Social Case Work. Nu men zich op ons continent voor deze vorm van sociaal dienstbetoon interesseert, kunnen wij ons enkel verheugen de Nederlandse vertaling ervan te bezitten. Toch is deze vertaling, naar onze mening, geen werk om beginnelingen in handen te geven. Er is veel aanpassing, voorbereiding en vooral ervaring vereist vooraleer een middelmatige sociale assistente de vele rijke inzichten en wenken, die hier als vanzelfsprekend worden opgesomd, kan verteren en naar waarde schatten, laat staan toepassen. Natuurlijk wil dit werk niet doorgaan voor de ‘summa’ van het moderne sociaal dienstbetoon. Het geeft vooral de techniek, die de sociale werkster, vooral wanneer zij met echt christelijke geest is bezield, in haar beroep moet zoeken toe te passen, wil ze efficiënt werk verrichten. Voegen wij er nog aan toe dat de schrijfster slechts één - zij het nog dominante - strekking in het Social Case Work vertegenwoordigt, nl. de diagnostische en, wat de psychologische interpretatie betreft, psycho-analytische richting. Wat de vertaling betreft, ze was geen gemakkelijke taak. Daar waar de Engelse tekst vloeiend en helder voorkomt, blijft het Nederlands dikwijls zwaar en ingewikkeld. Misschien is dit niet te vermijden: Engelse psychologische en sociale literatuur vergt in het Nederlands dikwijls een totale omwerking.
Dr W. Smet
| |
Romans en verhalen
Seu-nai-an, De chinese rovers. In onze taal naverteld door M.J. Boutsen. - P. Vink, Antwerpen, 1953, 288 pp., 6 photo's, gekart. Fr. 68, geb. leder Fr. 95.
Deze bewerking van de grote Chinese picareske is gemaakt op de oorspronkelijke tekst. Anderzijds werden sommige oude stijlvormen die minder stroken met de moderne verhaaltrant achterwege gelaten. Kan men dit laatste van literair-historisch standpunt betreuren, dan is het ontegenzeggelijk een feit, dat het verhaal er een vlotheid door wint die het toegankelijk maakt voor het grote publiek. De taal van de bewerker is van sommige -ismen niet gespeend, maar leest overigens heel vlot. Pater Boutsen verdient onze beste dank voor dit waagstuk. Hij verrijkte dit meesterwerk van de Chinese epiek met een even interessante als originele inleiding.
F.R.
| |
| |
| |
H. van Thiel, Het offer van Itota. Het leven van de Ngombe in Kongo. - De Sikkel, Antwerpen, 1952, 131 pp., 32 foto's, ing. Fr. 80, geb. Fr. 96.
Eerst verschenen in het tijdschrift: Kongo-Overzee werd dit verhaal nu gebundeld als geheel. Aangrijpend, boeiend, pakkend als negerliteratuur, zal dit bij onze jeugd en ook bij de ouderen, zijn succes niet zo vlug verliezen. Zijn diepere waarde ligt echter in zijn wetenschappelijke ethnographische ondergrond. E.P. van Thiel is niet alleen de Ngombe-taal echt meester en thuis in haar gevarieerde Gesproken Woordkunst, waarvan hij tal van genre's in zijn verhaal wist in te vlechten, hij is vooral een knap ethnoloog, die nauw toekeek, alom beluisterde en het daarna objectief oprecht meesterlijk wist weer te geven. Met ongeduld zien wij nu uit naar de wetenschappelijke publicatie van die ethnische monographie, welke tot dit verhaal aanleiding gaf.
V. van Bulck
| |
Rafaël Sabatini, Kapitein Blood, vert. J.G.H. van den Bovenkamp (Reinaert-reeks). - Arbeiderspers, Brussel, 1953, 296 pp.
Een volkse uitgave van het destijds door de film beroemd geworden zeeroversverhaal. Het oppervlakkige ‘zwart-wit’ en de langdradige romantiek zullen niet beletten dat het boek boeit tot het laatste woord.
F.R.
| |
Ridgwell Cullum, Het geheim van het Noorderland, vert. door H. Rappard (Reinaert-reeks nr 30). - Arbeiderspers, Brussel, 1953, 244 pp.
Een boeiende kruising van avonturenroman en politieverhaal, echter in een zwakke vertaling.
F.R.
| |
Giovannino Guareschi, Don Camillo en zijn Kudde. - De Fontein, Utrecht, Sheed & Ward, Antwerpen, 1953, 245 pp.
Deze tweede Don Camillo doet niet onder voor zijn voorganger. Hij en Peppone blijven de meesters in la Bassa, bestrijden elkaar op leven en dood en zijn ten slotte op het innigst aan elkaar verknocht. Guareschi is onuitputtelijk in het vinden van de wonderlijkste situaties en gewoonlijk treedt Don Camillo als overwinnaar uit het strijdperk. De tweede Don Camillo-film heeft weinig of niets te maken met het tweede Don Camillo-boek. Het zal zijn weg wel vinden onder het lezend publiek.
J.v.H.
| |
Antoon Thiry, De zevenslager (Reinaert-Reeks, 28). - Arbeiderspers, Brussel, 1953, 220 pp.
Een heimatroman, genre Claes. Ook hier veel goedlachse humor en guitenstreken, waarbij toch telkens weer wat innige of pijnlijke levensweemoed om de hoek komt gluren. Echte Vlaamse vertelkunst.
F.R.
| |
Prisma-Boeken
Michael Hastings, Dood in de Jungle.
Theo Thyssen, Het grijze Kind.
H.G. Ponting, Het eeuwige ijs.
Mary Webb, Kostbaar Gif. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1953, f 1.25 per stuk.
Deze afgelopen maand verschenen er weer 4 nieuwe Prisma-boeken. De schrijver van het eerste heeft als vliegofficier bij de Royal Air Force in het Oosten de moordende jungle leren kennen.
Theo Thyssen heeft in zijn boek zijn liefde voor het kind en zijn strijd voor onderwijsvernieuwing neergelegd.
Het Eeuwige ijs, de beschrijving van de laatste tocht van Kapitein Scott, spreekt voor zich zelf. Dit boek is geschreven door de meesterlijke fotograaf van de expeditie Ponting, die met veel humor het dagelijkse leven en werken in 's werelds meest onherbergzame oorden beschrijft.
Tenslotte nog Kostbaar Gif van Mary Webb. Een volkomen gave roman.
Gaarne aanbevolen.
X.
| |
Prisma boeken
F. Dostojewski, De demonen. Dl I en II. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1953, 306 en 338 pp.
In de Prisma-serie verscheen onlangs het grote werk van F. Dostojewski De demonen.
Voor de uitvoerige bespreking verwijzen wij naar K.C.T. Streven, 1ste Jaargang nr 11-12, 1948, p. 1128 door Dr J. van Heugten.
| |
Varia
Dr W.G.N. van der Sleen De Canadezen en hun land. - Uitg. Nederlands' Boekhuis Tilburg, 308 pp., geb. f 11.50.
Een boek van Dr van der Sleen over Canada behoeft feitelijk geen uitvoerige bespreking of aanprijzing. Zijn voor-oorlogswerk Canada, waarvan de derde druk
| |
| |
reeds verschenen is, is algemeen bekend. Dit nieuwe boek heeft echter een andere opzet, het wil met het oog op de sterke Nederlandse emigratie naar dit land een meer gedetailleerde kennis geven van land en volk, een beter inzicht in leven en bedrijf, meer begrip voor de mogelijkheden, welke er op elk gebied gevonden worden. Daarom behandelt het achtereenvolgens de verschillende staten of provincies, die de Canadese statenbond vormen, en wijst bij ieder op de betekenis, welke dit onderdeel voor een toekomstig emigrant hebben kan. Twee korte hoofdstukken: ‘ongezellige maar toch wetenswaardige gegevens over Canada’ en ‘emigratie naar Canada’ besluiten dit overzicht.
Het is verre van eentonige lectuur; het blijft altijd onderhoudend door de honderden bijzonderheden uit het dagelijks leven van de bewoners, door de vlotte beschrijvingen van stad en land. Zestien fotopagina's en tien kaarten verhogen nog de waarde van dit leerzame boek.
C.W.
| |
Jan Valvekens, katholiek Vlaams idealist (1894-1951) (Davidsfonds-Keurreeks nr 51). - Davidsfonds, Leuven, 1953, 225 pp., 17 pl., Fr ing. 60, geb. 88.
Enkele vrienden hebben hun herinneringen aan dhr. Jan Valvekens neergeschreven en samengebundeld. Uit hun bijdragen groeit het beeld op van een wijze en milde huisvader, een rechtschapen politicus, een christelijk rechtsgeleerde; het beeld van een man wiens leven, geheel in dienst van zijn medemensen, gedragen werd door het geheim van de goedheid. Veredelende lectuur. Jammer toch dat geen enkele medewerker buiten de al te persoonlijke herinneringen niets weet neer te schrijven. Zeker had het boek een ruimere verspreiding gevonden, zo de figuur van Jan Valvekens meer met zijn tijd in verband werd gebracht. Nu blijft het al te veel een boek van enkele vrienden voor enkele vrienden.
J. Du Bois
| |
Jan Roeges, De Vlaamse politieke doctrine. - Uitgaven Oranje, Gent, 1953, 60 pp., Fr. 40.
Deze korte brochure heeft een zwaarwichtige titel: men zou er heel wat meer achter verwachten? Nu moeten wij ons vergenoegen met enkele algemene beschouwingen, die o.i. te algemeen blijven om de titel te wettigen: de ‘Vlaamse’ politieke doctrine. Hiermede willen we echter niets afdingen op vele gezonde beschouwingen omtrent de sociale, economische, religieuze mogelijkheden die de brochure ten beste geeft.
J.N.
| |
A.E. Corn, De zilverrivier. Onder de Indianen van Zuid-Amerika. - Heideland, Hasselt, 1953, 197 pp., ing. Fr. 75, geb. Fr. 95.
Enkele boeiende bladzijden uit de geschiedenis van de Plata-landen, sinds de Europese veroveringen. De menigvuldige wreedheden maken het boek minder geschikt voor te jonge lezers.
F.R.
| |
F.R. Boschvogel, Waar Maas en Schelde vloeien. - Lannoo, Tielt, 1953, 342 pp., rijk geïll., ing. Fr. 105, geb. Fr. 130.
Na een tocht door ‘ons schoon West-Vlaanderen’ voert Boschvogel ons ditmaal per jeep dwars door ons land. Het boek kon wel de titel dragen van een ander Benoit-lied: Wij reizen om te leren, want het wil onze reis-grage jeugd de ogen openen voor de stoffelijke schoonheid en geestelijke rijkdom onzer gouwen. Het heeft echter niets van een onpersoonlijk of overladen Baedeker, maar dank zij een overvloedige illustratie en een prettige verteltrant is het een aangenaam en vlot reisverhaal geworden, dat velen kan leren de genoegens der ontspanning te verenigen met de geneugten des geestes.
G. Windey
| |
Reninca, Zaad in de Wind. 2de druk. - Lannoo, Tielt, 1953, 141 pp., geb. Fr. 45.
Dit bundeltje heerlijke aphorismen, Reninca's debuut, werd bij zijn eerste verschijnen reeds in Streven besproken (Aug. 1945, p. 289). Warm aanbevolen!
F.R.
| |
Knaurs Welt-Atlas. - Droemersche Verlagsanstalt, München, 1952, 300-157 pp., 115 kaarten, geb. D.M. 9.80.
De bekende Knaurs Welt-Atlas biedt ons in 115 gekleurde en zwart-wit kaarten het huidige politieke en economische beeld van de wereld samen met 300 blz. tekst, tabellen, laatste statistieken en een alphabetisch register van 23.000 plaatsnamen.
Wie ‘Knaurs Atlas’ kent zal zich in het bezit van de uitgave 1952 verheugen.
Wie het boek niet kent en naar een handig werkinstrument zoekt vindt hier wat hij hebben moet.
W.T.
|
|