| |
| |
| |
[1953, nummer 10]
Christelijke samenleving naar Quadragesimo Anno
door Prof. Dr J.A. Veraart
I. Moeilijkheden van het probleem
DE vraag werd door een priester gesteld - op de laatste vergadering van de oud-leerlingen van het Sint Ignatiuscollege te Amsterdam -: voor welke maatschappij moeten wij ons inzetten? Als antwoord werd gezegd: voor de christelijke maatschappij naar Quadragesimo Anno! De gelegenheid is er nu om dat nader te verantwoorden.
Er zijn moeilijkheden, die eerst zoveel mogelijk moeten uit de weg geruimd. Hierbij wordt vooral terug gegrepen op twee vroegere studies: ‘Kapitalisme en Katholicisme’ (1931) en ‘De School van Léon Bloy’ (1931), beide in ‘Roeping’.
In een geschiedenis van bijna twee duizend jaar is de katholieke gemeenschap - in haar geheel en in delen - telkens heen en weer geslingerd tussen twee uitersten: verborgenheid en volle openbaarheid. Het een is herhaaldelijk op het andere als reactie gevolgd. Christengemeente van Jeruzalem, Catacomben-samenleving, Katholiek Nederlands leven na de Reformatie en tot omstreeks 1870, - dit en zoveel meer zijn goede voorbeelden van de verborgen katholieke gemeenschap; hoogtepunt der Middeleeuwen, in de 13e eeuw, is wellicht het beste voorbeeld van machtige openbaarheid. Er zijn dus tijden geweest, dat die gemeenschap, aan welke onder oppergezag van de Paus de bewaking-en-beleving van de heiligste en hoogste waarheden, waarover de mensheid beschikt, eenmaal door goddelijk Christus-woord is toevertrouwd, meende en mocht menen die in het volle licht te plaatsen, daaraan de menselijke samenleving geheel te kunnen en te moeten onderwerpen; maar in vele andere tijden was het vijandig geweld van buiten zó groot, dat er niets anders mogelijk was of mogelijk scheen dan in stilte en afzondering, ‘ondergronds’, de heilige leer te beleven en te bewaren.
Die beweging tussen twee uitersten is onder de Katholieken dikwijls aanleiding geweest tot veel misverstand en ook tot bittere strijd. Het misverstand werd vaak geboren uit een ongezond idealiseren of roman- | |
| |
tiseren over die verschillende tijdvakken. Klassiek is het voorbeeld van de geweldenaar Léon Bloy, die in vrijwel al zijn geschriften de Middeleeuwen, met als centrale figuur Bonifacius VIII, als verloren toverland heeft geschilderd, om alles wat na Kruistochten, Jeanne d'Arc en de val van Byzantium kwam tot de ‘verborgenheid’ te veroordelen. Wat anders te concluderen uit zijn veroordeling van, zijn spot en hoon voor alle pogingen tot ‘openbaar’ katholiek leven van later tijd? Een hele School is de geniale, maar volstrekt eenzijdige Franse auteur in die opvatting gevolgd.
Maar ook kunnen wij opmerken, sedert, in het bijzonder onder leiding van Leo XIII, belangrijke pogingen tot een hernieuwd ‘openbaar’ katholiek leven werden ondernomen, in dubbel opzicht misverstand - en daaruit geboren strijd - bij veel katholieken, die de nieuwe pogingen met geestdrift hebben aangehangen en dikwijls met grote kracht ondersteund. Vooreerst een niet te miskennen ‘neerzien’ op perioden van ‘verborgenheid’, als tijdvakken van schromelijke achterlijkheid, zonder te verstaan hoe in menig opzicht te verdedigen afzijdigheid en pogingen ‘om zich onbesmet van deze wereld te bewaren’ de verborgen katholieke schare en haar leiders hebben beheerst. Trekken hiervan vinden wij stellig in de tot nu toe verschenen delen van het machtig Gedenkboek In Vrijheid Herboren van Rogier en de Rooij. En vervolgens - in dezelfde groep, en samenhangend met dat ‘neerzien op’ - een zeer vaak bijna geheel de ogen gesloten houden voor de enorme gevaren van het ‘openbaar leven’ van een katholieke gemeenschap, die het verflauwen van grenzen, het ontbreken van sterke doctrine, het onderschatten van bestaande misstanden veel te gemakkelijk neemt en op die wijze wordt bedreigd met een transigeren en dikwijls ook jongleren, dat het wezen van het katholicisme, naar binnen en naar buiten, onnoemelijke schade toebrengt.
Kortheidshalve worde de zaak hier dan zo gesteld:
Onvoorwaardelijk aanvaard ik de opzet om het Katholicisme als Wereldmacht zijn taak te doen volbrengen. Schrikwekkende verschijnselen in deze tragische tijd zijn er in overvloed - en van een gehalte als wij nauwelijks onder de Christenvervolgende Romeinse keizers kunnen terugvinden - om er van te overtuigen, hoeveel gebieden en katholieke gemeenschappen er zijn, die zich noodzakelijk thans aan dat Katholicisme als Wereldmacht onttrekken en slechts aan de ‘verborgenheid’ kunnen worden overgelaten. Daarbij blijve elke ongezonde repristinatiezucht ons vreemd: er is b.v. geen enkele reden om welk tijdvak der Middeleeuwen ook als ‘ideale orde’ te beschouwen; integendeel, tot dusver heeft elke katholieke ‘machtsopenbaring’ zóveel kwade kanten
| |
| |
vertoond, dat voor elke nieuwe generatie de uiterste omzichtigheid is geboden om weer niet in de oude fouten te hervallen of nog ernstigere te plegen. Maar bovenal hebben wij te beseffen, hoeveel ons na een lange geschiedenis nog ontbreekt om waarlijk, in openbare activiteit, ‘het licht der wereld’ te kunnen zijn.
Dit laatste nu zou op allerlei gebied kunnen worden toegelicht. Te beginnen met al de menselijke kwaden, die, ook in dienst van de beste zaak, alle werkzaamheid in het openbare leven begeleiden, als daar zijn: hoogmoed, eerzucht, afgunst, rivaliteit en zoveel bedenkelijke zwakheden meer. Maar ook in de sectoren van het openbare leven zelf, waar zoveel niet-katholieke en aan-het-katholicisme-vijandige-machten vele eeuwen onbelemmerd hebben gewerkt, doen zich voor de daar strijdende en werkende katholiek ongehoorde moeilijkheden voor. Ook hierbij is uiterste beperking vereist - en zo wil ik mij, met het oog op onze eigen tijd, beperken tot het ‘kapitalisme’, dat in de sociologische, de sociaal-economische en de staatkundige gebieden zijn verwoestingen heeft aangericht en blijft aanrichten - en in onze tijd als tegenvoeter vooral gaat vinden een nog afschuwelijker stelsel, dat men veelal ‘communisme’ noemt, maar dat veel beter als ‘bolsjewisme’ wordt aangeduid.
Men herinnere zich goed, dat het optreden van de Kerk door het machtig stuk ‘Rerum Novarum’ van Leo XIII in 1891 - ‘grijpend het accoord van de stemmen, die vanuit de Kerk in de laatste tientallen van jaren over de wanverhoudingen der economische maatschappij waren opgegaan’, Prof. Quack in De Gids van 1893 - volstrekt niet werd gevolgd door een algemeen sociaal élan van de Katholieken over de gehele wereld. In die samenleving, sociaal-economisch en staatkundig geheel beheerst door de gezeten burgerij en nog maar met een begin van uiterst zwakke ‘ordelievende’, niet ‘klassestrijdende’ arbeidersorganisaties, bleef de grote massa van de katholieke burgerij, ondanks het pauselijk woord, economisch liberaal, sociaal individualistisch, even goed als de andere burgerlijke groepen. Zo er al heel langzaam, door gevaar gedwongen, enige beweging kwam om met sociale wetgeving in te grijpen en arbeiders-vakverenigingen te erkennen, dan ging dit uiterst omzichtig, terwijl er in brede katholieke gebieden zelfs niets of nagenoeg niets van terecht kwam. En dan betekende Rerum Novarum nog volstrekt niet een program, dat ‘het kapitalisme’ tot in de grond aantastte - ik moge naar mijn studie ‘Kapitalisme en Katholicisme’ verwijzen.
Maar toen dan ook Quadragesimo Anno in 1931 verscheen, dat zich inderdaad wezenlijk tegen het Kapitalisme keerde, was er - ondanks
| |
| |
een ontwikkeling, die de sociale en economische positie van de brede volkslagen over groot terrein aanzienlijk had verbeterd - wel zeker geen sprake van, dat de katholieke volksdelen der wereld eensgezind optrokken. Tot op de dag van vandaag, nu, twee en twintig jaren later, is er, wat zich ook hier en daar aan bemoeiingen ten aanzien van ‘medezeggenschap’ - en dikwijls zeer onwenselijke bemoeiingen! - moge vertonen, alleen in Nederland het een en ander te bespeuren, dat er op wijst, dat een uitgebreide volksgroep zich eindelijk de nieuwe orde van zaken, door Pius XI geëist en door Pius XII zo krachtig telkens weer verdedigd, met zorg aantrekt. En dan is dat alleen te verklaren door een vooraf gegane arbeid van jaren - en dan moet er nog worden bijgevoegd, dat hier en daar, zelfs in Nederland, openlijk en latent verzet onder een deel der katholieke burgerij nog in het geheel niet is verdwenen.
En toch: het Kapitalisme, dat op die wijze, door de Katholieken mee, nog altijd wordt in stand gehouden, is een gedurig rijk vloeiende bron van zedelijke ellende voor de volken afzonderlijk en in het internationaal verkeer der volken, die het ‘openbaar’ leven van de katholieken onophoudelijk beschadigt en de maatschappelijk-geestelijke invloed van het Katholicisme zonder onderbreken aantast. Zolang dit stelsel niet als een vijand nummer één ook door de katholieken algemeen of zo goed als algemeen in de zogenaamde beschaafde wereld wordt erkend, mag niet worden verwacht, dat - ondanks de persoonlijke daden, offers, verstervingen van talloos velen - ‘het licht van de wereld’ voor de brede volksmassa's zal schijnen, of de verloren millioenen terug zullen keren naar wat zij als dekmantel mee van ongehoorde gruwelen van zich hebben afgeworpen. Corruptie op elk gebied, speculatie, geldheerschappij, bedrog op de allergrootste schaal, niet-principiële en practisch afdoende bestrijding van crisis en werkloosheid, dat en zoveel andere vruchten meer van het heilloos Kapitalisme, beletten volkomen - zolang de Katholieken het niet alles als aartsvijand daadwerkelijk leren bestrijden met inspanning van alle krachten - het bloeiend ‘openbaar’ leven van het Katholicisme. Al weer moet ik naar de aangeduide studie voor bredere uitwerking verwijzen.
Nog zijn er - ik herhaal het - vele aspecten meer, die ik hier slechts kan noemen. Zoals: meedoen aan lichtvaardig en slecht vermaak, medeplichtig zijn aan een wereld van valse voorlichting en reclame, het zonder protest aanvaarden van een openbaar heidendom in uitingen te veel om op te noemen. Is op al deze en zoveel meer gebieden niet een duidelijk onderscheid tussen de katholiek en ‘de anderen’, dan is en blijft het ‘openbaar’ leven van de katholieken een gevaar voor het
| |
| |
Katholicisme als Wereldmacht - en is de drang naar terugkeer tot het ‘verborgen’ leven niet alleen begrijpelijk, niet alleen volkomen te verantwoorden, maar wellicht opnieuw gebiedende eis.
| |
II. Internationaal Lichtpunt
Het valt niet te ontkennen, dat de systematische gruwelen, sinds geruime tijd, en geïnspireerd door een grote, diabolische Staatsmacht, achter het zogenaamde IJzeren Gordijn voltrokken, nieuwe en belangrijke impulsen hebben gegeven aan de Westerse Beschaving - en daaronder voor een niet zo onbelangrijk deel aan een grotere dan nationale, katholieke gemeenschap. Zeker, deze gemeenschap is in het grote westerse geheel niet meer dan een belangrijke en volstrekt niet eensgezinde minderheid. De grote meerderheid - en daarin overheersend de Amerikaanse en Angelsaksische machten - beseft zeker nog niet in een ook maar enigszins betekenisvolle mate, welk groot gevaar het Westen ook van binnen uit blijft bedreigen, met name door het laten voortwoeden van de kapitalistische krachten en al wat deze aan vernietiging voor de christelijke cultuur meevoeren. Noch in werkgevers-, noch in werknemerskringen van de Verenigde Staten, noch bij de regering daar, leeft ook maar enigermate de overtuiging, dat het nog maar een pover restant van Christelijke Beschaving is, dat men heeft te verdedigen, ook al verdient dat verre de voorkeur boven het afzichtelijk Sovjetstelsel. In Groot-Brittannië, met zijn onafzienbaar indifferentisme tegenover positieve christelijke waarden, met zijn volstrekt gemis aan constructieve bijdragen, sociologisch en sociaal-economisch, voor een christelijke openbare samenleving, staat het weinig beter, zo niet slechter. En zo zou met een bitter-harde opsomming kunnen worden voortgegaan.
Maar er is dan toch het West-Europees Continent en - naar het omzichtig woord van Paus Pius XII - ‘de katholieken betekenen daar toch waarlijk iets’. In de zes landen, die de kern van dat West-Europees Continent uitmaken: Frankrijk, Italië, West-Duitsland, Nederland, België, Luxemburg, bezetten de katholieken staatkundig een positie vooralsnog, die hun, althans getalmatig, in het ‘parlement van Straatsburg’ een meerderheid schenkt. Weliswaar is het tot dusver niet gelukt die meerderheid te mobiliseren, die meerderheid staatkundig op belangrijke punten één lijn te doen trekken, - men denke nu alleen maar aan de verkiezing van Spaak en het weren van Brentano, de leider van de C.D.U. in West-Duitsland, als voorzitter! - maar het potentieel is, nog eens: voorlopig althans, (want wat zullen nieuwe nationale
| |
| |
gebeurtenissen, als verkiezingen, reeds in nabije toekomst uitwerken!), in ieder geval thans aanwezig. Met enige schroom denkt men ook aan andere gebieden om die kern heen, zoals: Zwitserland, Oostenrijk, Spanje en Portugal. Zou het mogelijk zijn - wij zijn ons van de overgrote moeilijkheden ten volle bewust, vooral op nationaal en internationaal staatkundig terrein! - deze groeperingen op enigerlei wijze in te schakelen, dan was er zelfs van een zeer aanzienlijk potentieel in het staatkundige voor de katholieken sprake.
Maar terstond denken wij thans ook aan een andere ernstige moeilijkheid, een belangrijke verzwakking - en hier is meer dan potentie, maar zijn wij reeds volop in het actuele! - voor de katholieke, openbare activiteit. De katholiek-sociaal-economische organisaties, waarvan toch zoveel afhangt voor een nieuwe orde van zaken, zowel in het staatkundige als in het sociaal-economische, zijn internationaal zeer ernstig in de minderheid, ook in het aldus aangeduide continentale West-Europa. Voor groot-werkgevers, boeren en middenstand is men nog maar bezig met een zwakke en slechts geleidelijk groeiende organisatie; met alle goede wil, zeker van Nederlandse kant, is hier nog veel schijn en weinig wezen! Maar ook de veel sterker gegroeide Internationale Christelijke (Katholieke) Arbeidersbeweging vertegenwoordigt maar een zwak gedeelte van de arbeiders uit deze gebieden, is op gevaarlijke wijze bij de internationale socialistische arbeidersbeweging in de minderheid. Afgezien van veel andere bezwaren houdt dat reeds in een staatssocialistisch, niet een solidaristisch internationaal streven. Wij weten allen, hoe fataal de houding van de West-Duitse arbeiders van christelijke levensbeschouwing hier na de Tweede Wereldoorlog heeft gewerkt! En al schijnt het, dat de Duitse Bisschoppen nu het roer willen gaan omwerpen, niet zonder redelijke bezorgdheid vraagt men zich af, of het nu niet reeds te laat is.
Intussen, met deze zwerm van grote en ernstige bezwaren: hier is een Internationaal Lichtpunt, dat wij bij onze beschouwingen en bij het kiezen van de weg, waartoe die beschouwingen leiden, niet mogen verwaarlozen. Op dat West-Europa is een laatste hoop gericht; men zegge immers maar, indien ook dat ons in de steek zou laten, wáár nog met enige redelijkheid voor een ‘openbaar’ katholiek leven verwachtingen kunnen worden gekoesterd!
Maar dit noopt ons nog wat dieper op die katholieke zaken van het continentaal West-Europa in te gaan.
Vooreerst: hoe staat het met de houding van de groepen, die ik hierboven als ‘de anderen’ heb aangeduid? Is hier bij de ‘geestelijke’
| |
| |
verdediging van de Westerse Beschaving, in het bijzonder dan van West-Europa, steun van betekenis te verwachten? Het antwoord op die vraag kan niet zeer hoopvol zijn. Beperk ik mij - om wille van de hier al weer noodzakelijke kortheid - tot de sociaal-economische orde, dan is er van de twee vleugels naast het Katholicisme als Wereldmacht eer felle bestrijding dan krachtige medewerking - zij het uiteraard op andere grondslagen - te voorzien. Er is immers in West-Europa een zeer belangrijke en machtige ‘kapitalistische’ macht, die zich maar al te gaarne op Amerika en Groot-Brittannië inspireert. Wat binnen die kring, zeg ‘humanistisch’, aan solidariteit tussen de mensen wordt nagestreefd, strekt zich zeker niet uit tot de sociaal-economische orde, is even afkerig van een sociaal-economische orde naar het beeld van Quadragesimo Anno als van zulk een orde naar sovjetistisch model. Men geeft zich in die machtige Europese kapitalistische kring even gaarne als in de Verenigde Staten en in Engeland aan de illusie over, dat men West-Europa alleen maar ‘militair’ heeft te redden en dat er verder - o.a. door een redelijke sociale wetgeving - geen vuiltje aan de lucht is. Dat West-Europa, kreeg deze macht haar zin, in weinige jaren communistisch zou zijn ‘ondermijnd’ en dat een militaire verdediging van de vesting geen zin meer zou hebben, omdat de vijand reeds met volle macht binnen de poorten is, komt bij de kortzichtige leiders van deze groep eenvoudig in het brein niet op.
Aan de andere vleugel van het Katholicisme als wereldmacht staat het reformistische socialisme, dat, zoals reeds aangeduid, in de internationale sociaal-economische verbinding van de socialistische arbeiders zulk een machtige steun bezit. In Nederland leeft gemakkelijk de gevaarlijke illusie, dat in samenwerking hiermee toch wel belangrijke dingen ten goede voor de sociaal-economische orde - al weer beperk ik mij noodgedwongen daartoe - kunnen worden bereikt, gezien de gunstige ervaringen in ons land na de tweede wereldoorlog. Maar dan vergeet men twee dingen, en wel: dat sociologisch de katholieken ten onzent reeds lang het overwicht hadden en het Nederlands socialisme wel werd genoopt om, zij het schoorvoetend en met bezwaren, te volgen; en vervolgens: dat het internationaal socialisme, ook in de vakbeweging, bitter weinig van een organische orde wil weten, volop staatssocialistisch georiënteerd blijft en verder met lede ogen de eigen gang van de Nederlandse socialistische zuster-organisatie aanziet.
Welnu, bij de geestelijke verdediging van West-Europa blijft het reformistisch socialisme, in het algemeen genomen, en thans vooral onder Engelse invloed, een zeer groot gevaar. Aan de ‘staatkundige’ democratie van deze groepering mag zeker niet worden getwijfeld; aan
| |
| |
haar anti-bolsjewisme dus ook niet. Maar door de sociaal-economische aspiraties - en hoe wordt dat in die kring, helaas, maar al te zeer vergeten! - bereidt men een bolsjewistische gang van zaken maar al te goed voor, waarover de Russische schare, hier en ginds, aardig in haar vuistje lacht.
Alsof dit alles niet genoeg was voor ernstige bezorgdheid over de verdere geestelijke ontwikkeling - en dus geestelijke verdediging van Westerse Beschaving en West-Europa, komt daar nog het volgende zeer ernstige bij. Reeds mocht ik er op wijzen, dat het ‘in Straatsburg’ nog alleen maar getalmatige potentie is, die de Katholieken hoop kan geven. Gaat men dieper op de zaak immers in, dan moet men zich van een gemeenschappelijke doctrine onder de daar verenigde katholieken nog volstrekt niet een te grote voorstelling maken. Toegegeven worde, dat er in de laatste jaren intellectueel veel is bereikt. Congressen in Italië, Zwitserland, Nederland - ik denk aan het vruchtbaar werken van M.I.I.C. en M.I.E.C. - duiden onmiskenbaar op een vooruitgang, die na 1931, het glorierijke jaar van Quadragesimo Anno, nog maar al te lang uitbleef. Maar er is en blijft, helaas, een zeer grote afstand tussen de veroveringen in de intellectuele sfeer, op Congressen en in tijdschriften, en de veroveringen in de practische staatkunde. Op kleinere schaal hebben wij dat in Nederland in verschillende tijdperken van onze katholieke emancipatie in openbaar leven maar al te zeer ervaren. Op grotere schaal, in de internationale sfeer, ervaren wij dat nog veel meer. Wie het voorrecht had in Scheveningen, Luxemburg en elders voor de katholiek internationale intellectuele milieu's op te treden, heeft reeds daar weet van pijnlijke ondervinding. In de direct-staatkundige groepen moet de ondervinding nog veel pijnlijker zijn. Deze diep-gelovige katholieken liggen internationaal-sociaal - al weer beperk ik mij daartoe - nog zeer ver uit elkaar. Zo verschillend nationaal element, gepaard aan internationaal wantrouwen, leidt tot een vaak zo geheel verschillende wijze van zien in leerstellingen en consequenties daarvan voor het geestelijk West-Europees leven, ook al schakelt men het Katholicisme daarbij zoveel mogelijk in. Hoop is hier vooral op een jongere generatie te vestigen,
die, vol optimisme en idealisme, de laatste kans in groot élan wil grijpen.
Zo is er zeker een Internationaal Lichtpunt - maar het zal nog geruime tijd duren vóór men van een helder brandende fakkel zal kunnen spreken.
| |
| |
| |
III. Verdraagzaamheid
Intussen is er één vraagstuk in dit grote geding van alles-beheersende betekenis, dat onze volle aandacht moet vragen: de zaak van de verdraagzaamheid.
Geheel afgezien van een door ons, katholieken, voorgestane sociaal-economische orde, is er vrees bij de niet-katholieken voor onze nationale en internationale staatkundige macht, met het oog op het handhaven van het goed, dat men in het bijzonder na het doorwerken van de Franse Revolutie het grote goed van de Westerse Beschaving acht: de verdraagzaamheid. Nu laat ik, al weer om wille der beperking, geheel ter zijde, hoeveel onverdraagzaamheid er in naam van de verdraagzaamheid van vrijzinnig-socialistische kant in de loop van de 19e eeuw vooral is bedreven. De Franse Derde Republiek met haar Waldeck Rousseau's en Combes' worde alleen maar als het meest afschrikwekkend voorbeeld te midden van vele in herinnering gebracht.
Van niet-katholieke zijde herinnert men aan Karel de Grote, Karel V, Lodewijk XIV; inquisitie en herroeping van het Edict van Nantes. Men wijst op het waarheids ‘monopolie’ van de katholieken en zijn staatkundige consequenties. Voor onze tijd houdt men niet op over restanten van katholieke ‘staats’ godsdienst en over het Franco-Spanje - verzuimende te vermelden, wat er aan onverdraagzaamheidsgruwelen werd bedreven tijdens de daaraan voorafgegane Spaanse parlementaire democratie.
Een machtige protestantse groep in Nederland - volstrekt niet alleen het gelovig protestantisme van verschillende kleur - toont zich in het bijzonder verontrust over de aanwas van het katholieke volksdeel, een katholieke meerderheids-vorming in afzienbare tijd - en al weer gevolgen voor de verdraagzaamheid.
Men heeft zich er voor te hoeden dit vraagstuk - zoals dikwijls geschiedt - op geheel verkeerde wijze aan te pakken. Zeker doet men dat als men zich b.v. verliest in speculaties over de waarschijnlijkheid van een katholieke meerderheid in Nederland in afzienbare tijd - en terecht of ten onrechte ‘aantoont’, dat die meerderheid niet te verwachten is. Evenmin gaat het aan, de zaak te willen besluiten met de onverdraagzaamheid van de anderen tegenover die van de katholieken te stellen. Een principieel standpunt is noodzakelijk, wil het maar enige zin hebben een pleidooi voor katholiek ‘openbaar’ leven op te stellen.
Welnu, met de zondeval van zoveel andere systemen in heden en verleden, hebben wij ‘de zondeval van het Katholicisme’ - variant van
| |
| |
Heering's ‘zondeval van het Christendom’ - te erkennen en te belijden.
Wij, die uiteraard een monopolie van waarheid - over welks begrenzing nu niet te spreken valt - moeten vasthouden, hebben in korter of langer verleden gemeend aan dit monopolie wereldlijke, staatkundige machtsmiddelen te moeten verbinden. Dat is onze zondeval geweest. Wij hebben gemeend, die waarheid te moeten opdringen, om het niet willen aanvaarden van die waarheid te moeten vervolgen, kwellen, mishandelen, doden op min of meer gruwzame wijze. Dat is alles onze schuld, onze zeer grote schuld. Zonder een gebeurtenis als de Franse Revolutie, zonder een wereldbeweging als het liberalisme - deden wij het misschien nog.
Het Katholicisme als Wereldmacht heeft te verklaren, dat het dit alles met zovelen bejammert, maar dat het voorbij moet zijn, omdat het principieel volstrekt verkeerd is. Het betekent immers: wantrouwen in de kracht van de waarheid, wantrouwen ook in de kracht van de bijstand van de Heilige Geest. Het houdt in de verloochening van het diepzinnig woord van Gamaliël uit de Handelingen der Apostelen: ‘Bemoeit u niet met deze lieden, en laat hen begaan. Want als dit plan of dit werk uit mensen is, zal het mislukken. Doch is het uit God, dan zult ge niet bij machte zijn het te doen mislukken, om niet op verzet ook tegen God betrapt te worden’. In de practijk heeft het verder ook betekend twee zeer kwade dingen uit de Kerkgeschiedenis: de hang en drang naar tijdelijke macht in velerlei opzicht, met alle consequenties in staatkundige zin daaraan verbonden, én: de overtuiging van een eigen schromelijk tekortschieten in prediking en geestelijke verzorging van allerlei aard, met als gevolg: vrees voor zeer dwalende maar zeer toegewijde broeders. Niemand zou kunnen ontkennen, dat die kwade dingen thans, in onze tijd, nog niet geheel zijn uitgegroeid.
In ieder geval: op het stuk van verdraagzaamheid moeten wij thans onverwijld klare taal laten horen. Zonder ook maar het geringste stukje prijs te geven van het aan de Katholieke Kerk toevertrouwde waarheidsmonopolie, moeten wij aan allen volkomen duidelijk maken, dat dit hoegenaamd niet insluit ook maar het minste vervolgen, belemmeren, tegengaan met de middelen van macht en rechtsorde van de overtuigingen en het dienen van overtuigingen door welke andersdenkenden ook. Duidelijk moeten wij maken: dat het grote goed van de Vrijheid mee door ons, Katholieken, wordt begeerd en nagestreefd; dat wij evenzeer verfoeien de frases van Louis Veuillot op dit punt als de uitzinnigheden van een Léon Bloy. Daarbij moet hier noodzakelijk thans buiten
| |
| |
bespreking blijven, dat wij - gelukkig door vele anderen gesteund - altijd Vrijheid-in-Orde bedoelen en ons evenzeer afkeren van de valse vrijheids-ideologieën, zoals zij door zovele Franse revolutiemannen en hun nazaten tot diep in de 19e eeuw zijn gepredikt.
| |
IV. Christelijke Samenleving
Een Christelijke Samenleving, zoals zij dan, met zoveel voorzorgen, door ons nationaal, maar vooral in het huidig tijdsgewricht: West-Europees internationaal, moet worden nagestreefd, is een ontzaglijk complex, bestemd voor de arbeid van vele generaties. Hier zal maar op enkele aspecten nog de aandacht worden gevestigd.
Wat zulk een samenleving moet betekenen voor: Rechtsorde, Onderwijs, Openbare zedelijkheid en eerbaarheid, en zoveel meer, blijve geheel onbesproken. Het zal overduidelijk zijn, welk een ontzaglijk program hier door de verenigde katholieken van zoveel landen - en naar men hopen en verwachten moet: met de medewerking van talrijke andere groepen! - zal moeten worden bewerkt.
Bepalen wij ons dan hier tot de sociaal-economische orde, die niet alleen in zich zelf zo uiterst belangrijk is, maar die ook, zo zij op waarachtige wijze, naar de beginselen van Quadragesimo Anno, wordt uitgewerkt, voor al die andere onderdelen, en met die onderdelen in organisch verband, een machtig fundament gaat vormen, waarop een waarlijk Christelijke Samenleving kan worden opgetrokken.
Verheugend is het in de hoogste mate, dat wij de fatale klassenstrijd-doctrine in het Europese Westen, zoals die als noodzakelijke consequentie van het verfoeilijk Individualisme door Karl Marx aan de mensheid werd voorgedragen, reeds in brede kringen aan het overwinnen zijn. Wel laat, maar nu ook ten volle, zijn de Rechten van de Arbeid aanvaard. In het sociaal-economisch leven zijn de arbeiders volop als partners erkend. De natuur-noodzakelijke strijd tussen arbeiders en ondernemers-kapitalisten begint geheel op de achtergrond te raken; de zuivere afbakening van omvang en positie van de verschillende economische functies ten opzichte van nationale en internationale gemeenschap gaat die strijd over de hele linie verdringen.
Daarbij moet worden toegegeven, dat bij de concretisering van die Rechten van de Arbeid er vooralsnog een overgrote verwarring bestaat, die de meest toegewijde internationale staatkundige arbeid zal vereisen. Hierbij worde gedacht aan ongezonde ondernemings-medezeggenschap, die van Duitsland uit, maar ook in Italië, Frankrijk en België, gevaarlijke aantasting betekent van het organische geheel. Hier wreekt zich de
| |
| |
overigens door geweldige catastrofes zeer wel te verklaren verstoring van de band, die het medezeggenschaps-geheel van thans met de bedrijfstaksgewijze organisatie van het verleden door de bedrijfs-collectieve-arbeidsovereenkomsten verbindt. Men heeft niet ordelijk voortgebouwd en dikwijls niet ordelijk kunnen voortbouwen. Minder zwaar getroffen landen hebben hier mogelijkheden geschapen, die gelukkig thans op het internationale forum komen - zo goed op congressen als in periodieken, maar ook in de besprekingen van Straatsburg - en de kans krijgen door haar systematische opbouw door te dringen ver buiten enge landsgrenzen.
In dit verband moet noodzakelijk nog eens worden gewezen op de internationale socialistische beweging, zo machtig in getal en waarmee dus ter dege rekening moet worden gehouden, die zich om het organische noch om het systematische veel bekommert tot nu toe. Haar medezeggenschaps-opvatting, op duistere wijze verbonden met staatssocialistische tendensen, die nog altijd op een bijzonder ondoelmatige wijze de aandacht van de grote verwezenlijking van de Rechten van de Arbeid afleiden - zal opnieuw moeten worden onderzocht. De strijd zal fel zijn. Maar dat neemt niet weg, dat de algemene erkenning van de Arbeid er is - en dat geeft goede hoop, dat de goede wegen zullen worden gevonden om die erkenning op een bruikbare wijze te verwezenlijken.
Zo openbaart zich dan - na moeilijke en zware arbeid - een sociaal-economische orde, waarin allen hun optimale plaats innemen.
Welk een overwinning op de 18e en 19e eeuw! De achttiende eeuw met haar sociaal-economisch bederf, onvermijdelijk leidende tot de ondergang van alle sociale en alle economische gebondenheid. De negentiende eeuw, met haar verwoesting eerst van een grote arbeidersklasse, met haar verwekken later van bittere opstand en - veel erger nog - van dit indruppelen van het gif in de geesten: de afzichtelijke leer van de natuurnoodzakelijke klassenstrijd. Dan maakt de eerste helft van de twintigste eeuw zich op tot herstel, door vakverenigingen aan beide kanten, door steun van zogenaamde sociale wetgeving, door de collectieve arbeidsovereenkomst het meest. Van twee kanten komt de idee van de ‘arbeiders-medezeggenschap’, het zwakst van het XIIIe deel van het Tractaat van Versailles en van het Arbeidsbureau van Genève, het sterkst van de zijde van het kleine Nederland, met zijn moderne collectieve arbeidsovereenkomst, inluidende de bedrijfsgemeenschap. Bedrijfstaksgewijze zal de economische structuur worden hervormd, prijs en loon worden in beginsel aan elkander gekoppeld, rechtsposities, individueel en collectief, worden geschapen - de weg
| |
| |
wordt gebaand naar een geheel nieuwe sociaal-economische orde. Hier en daar ontmoet men medewerking in vrijzinnig en socialistisch kamp, maar - om ons tot het laatste te bepalen - staatssocialisme en daarmee in verband socialisatie of nationalisatie laten de greep op een socialistische massa nog niet los, ook al bieden staatssocialistische elementen maar zeer geringe kans op verwezenlijking van de mee in de socialistische scharen aangehangen gedachte van de arbeiders-medezeggenschap.
Maar deze socialistische dwangpositie is te onnatuurlijk dan dat zij in West-Europees staatkundig verband, zo de grootste toewijding wordt gegeven, niet zou kunnen worden weg gewerkt. Zou dit geschieden, dan is de weg vrij naar de optimale positie voor de Arbeid over de gehele linie - juridisch, sociaal, economisch en cultureel - en kan de hechte grondslag worden gelegd voor de Christelijke Samenleving in een hoofdgebied van de mensheid.
Zulke gedachten moeten toch vooral de katholieke jongeren inspireren, die haken naar staatkundige eenheid op steeds groter terrein, maar die moeten beseffen, dat dit slechts vage romantiek blijft, zo de in de werkelijkheid gevonden sociaal-economische oplossingen niet tot volle wasdom zouden komen. Welnu: de wegen zijn gewezen, zij moeten nu alleen nog maar worden gebaand. Die wegen zijn niet gewezen in studeerkamer-wijsheid. Leer ging uiteraard vooraf en heeft leiding gegeven; maar dat die leer in zo nauwe aansluiting bleef op de werkelijke ontwikkeling, daar niet boven zweefde, gaf haar toch vooral de grote kracht. Op het diep-aanwezig christelijk solidarisme deed die leer vooral haar beroep; de feitelijke ontwikkeling hield haar jong en fris.
Zo weten wij nu, wat de samenleving is, waarvoor wij, nationaal en internationaal, met moed en liefde moeten gaan strijden: de Christelijke Samenleving naar Quadragesimo Anno!
|
|