| |
Boekbespreking
Godsdienst
Kan. Jean Dermine, La dévotion au Coeur de Jésus, foyer de vie sacerdotale et religieuse. - Casterman, Doornik, 1952, 131 pp., Fr. 39.
Dit posthume werk van Kan. Dermine betreft een zeer actueel probleem: de heiligheidsvormen van de seculiere geestelijkheid. Lid en overste van het zeer beroemd Instituut ‘Société du Coeur de Jésus’ heeft Sch. hier de leer van de H. Hartdevotie als een synthese opgebouwd van priesterlijke spiritualiteit. Het is een flinke studie die men graag zal herlezen omdat ze ons volop in het geestelijk leven voert zonder een zweem van ongepaste affectiviteit of al te sensibele devotie. Het meer praktisch deel van het boek is een concrete uitbeelding van wat de evangelische raden betekenen in een priesterleven. Kan. Dermine past ze blijkbaar toe op het leven van de seculiere priester, lid van een seculier Instituut. In enkele markante bladzijden geeft Sch. zijn voorkeur aan een theologie van het Episcopaat die ons heel wat juister en dieper lijkt dan de soms onnauwkeurige paraphrase van enkele Evangelieteksten en van het Romeins Pontificale (blz. 104-113). De draagwijdte van deze enkele bladzijden is dan ook gezien de autoriteit van de schrijver van zeer groot belang in de huidige problematiek over het priesterschap.
J. Beyer
| |
Innig bidden, keuze uit Middeleeuwse Gebedenschat uitgegeven door het Ruusbroecgenootschap, inleiding en omzetting door G. Achten S.J. - Lannoo, Tielt, 1953, 145 pp., ing. Fr. 35, geb. Fr. 50.
Middeleeuws gebed. Ontheven aan 't verleden in de keurige vertaling bloeit in dit gebed alleen nog het eeuwig christen dogma open in zijn diep persoonlijk karakter. Ons menselijk staan met O.L. Vrouw in Christus voor de H. Drieëenheid. Gebeden die in hun vorm genade zijn, en de simpele gracie mochten vinden van dit boekje zonder pretentie, om te gaan naar mensen die innig willen bidden. Voor allen die van hun christendom willen leven.
C. Coppens
| |
Zeugen des Wortes: Strangfeld, J., S.J., Das Dankgebet der Kirche. 2e uitg.; Winterswyl, L.A., Gebete der Urkirche 2e uitg.; J.H. Kard. Newman, Der Traum des Gerontius, 3e uitg. - Verlag Herder, Freiburg i/Br., 1953, 104-84 en 52 pp., D.M. 2,80 (ieder).
Het eerste dezer deeltjes bevat een keuze Prefaties uit oude liturgieën, hoogtepunten van liturgisch gebed waar de dogmatische geladenheid van de inhoud gepaard gaat met een soms lyrische pracht van zegging. Samen met het twee- | |
| |
de bundeltje dat een kijk geeft op de verscheidenheid der gebedswijzen in de primitieve Kerk, vormt het een uitstekende ‘Schule des Betens’ voor een eerbiedig, objectief gebed dat opgaat in de beschouwing van de genadegaven van God.
Het derde biedt een zeer geslaagde vertaling van Newman's bekende gedicht. Objectieve poësie alweer, die, gelijk de inleider terecht opmerkt, aan de algemene waarheid de meest persoonlijke vorm wist te schenken.
De keurig uitgegeven deeltjes beantwoorden aan hun voorname inhoud.
R. Leys
| |
Sir Thomas More, Meditaties in de Tower. Over het zielelijden en de doodsangst van Onze Heer in de Hof Gethsemane, vert. door R. De Pauw en A. Van Mijlbeke. - Lannoo, Tielt, 1953, XVIII-160 pp., ing. Fr. 45, geb. Fr. 68.
In het aangezicht van de dood heeft Thomas More zijn evangelie ter hand genomen om het bitter lijden van Ons Heer te overwegen en zijn ziel te voeden aan het voorbeeld van zijn Meester. Als het kinderlijk geloof waarvan een groot man getuigt in kritieke ogenblikken van zijn leven altijd ontroert, dan is dit nog meer het geval wanneer het een man geldt als More, die onder alle humanisten wellicht de meest evenwichtige is. De vertalers verdienen alle lof om hun even vaste als vloeiende vertaling.
E. Vandenbussche
| |
Peter Lippert, S.J., Von Christentum und Lebenskunst. - Ars Sacra, München, z.j., 240 pp., ing. D.M. 8, geb. D.M. 11.
De paradoxen van het leven werden door Peter Lippert in twaalf radiovoordrachten behandeld en onder deze titel uitgegeven. De tegenstelling van natuur en bovennatuur, die elk mens bewust of onbewust ervaart, is de oorsprong van de tweeheid die het leven in schijnbaar onverenigbare polen splitst. Aarde en hemel, lichaams- of geestescultuur, ideaal en werkelijkheid, wet en vrijheid, eenzaamheid en gemeenschap, God of mens, enz. het zijn allen facetten van één inwendige verdeeldheid. De bedoeling van Peter Lippert is nu, deze tegenstellingen in een nieuw licht te plaatsen, waardoor zij in plaats van tegengestelden, complementair worden om gemeenschappelijk een hoger doel te verwezenlijken. Want natuur en bovennatuur, lichaam en geest, gemeenschap en persoon, zij moeten uiteraard één worden om hun doel te bereiken. De natuur leidt tot de bovennatuur, de bovennatuur verrijkt de natuur. En als de zonde deze gemeenschappelijke werking heeft bemoeilijkt, dan moet het werk van de liefde de volle waarde hieraan terugschenken. In een greep uit het leven heeft Peter Lippert de gedachte willen suggereren, dat alle tegenstellingen in de mens enkelvoudig moeten worden door het geloof en de liefde. Als vrucht van zijn zielekennis is dit boek ongetwijfeld een warme weergave van christelijke levenskunst.
J. Snyders
| |
Thomas Merton, Aux sources du silence. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1952, 296 pp., 8 pl., Fr. 96.
De auteur van Louteringsberg geeft hier met korte, tekenende trekken een historisch overzicht van het leven van de Cisterciënserorde, en speciaal over haar vestiging, ontwikkeling en bloei in het hedendaags Amerika. De leidende gedachte in heel zijn werk is deze: dat alleen een terugkeer naar de bronnen en naar de oorspronkelijke geest van de eerste tijden van Cîteaux, het zuiver-contemplatieve Cisterciënser-leven in een gezond, harmonieus evenwicht kan houden. Dit evenwicht wordt verzekerd, enerzijds door een strenge, maar menselijke boetvaardigheid, anderzijds door een gestadig opgaan in de liefde van God. Aanbevolen.
J. Beyer
| |
In de serie Ecclesia docens verschenen bij de uitgeverij Gooi & Sticht te Hilversum nog de volgende drie uitgaven, de eerste twee in 1952, de laatste in 1953:
De Quelle Consolation. Toespraak van Paus Pius XII van 14 October 1951 tot het wereldcongres van het katholieke lekenapostolaat. En andere documenten October-December 1951. Met een voorwoord van Dr Chr. OOMEN C. ss. R., 146 pp. - Onder deze verdere toespraken is de bekendste die tot de Italiaanse vroedvrouwen van 29 October 1951.
Ingruentium Malorum. Encycliek van Paus Pius XII van 15 September 1951 over het bidden van de rozenkrans vooral in de Octobermaand. et andere documenten Januari-September 1951. Ingeleid door Dr M.H. MULDERS C. ss. R., 104 pp - Hierbij een toespraak van 3 April 1951 over geest en organisatie van de Katho- | |
| |
lieke Actie en van 18 September 1951 over ongezonde sexuele voorlichting.
La Paterna Parola. Toespraak van Paus Pius XII van 13 Maart 1943 tot de pastoors van Rome en de vastenpredikers. En andere documenten 1943-1944. Met een voorwoord van Dr M. MULDERS C. ss. R., 158 pp. - Hierbij een toespraak van 24 April 1943 over de maatschappelijke positie der vrouw.
P. Sch.
| |
J.-M. Perrin, O.P., La Virginité (Cahiers de la Vie Spirituelle). - Editions du Cerf, Parijs, 1952, 146 pp., Fr. Fr. 300.
Pater Perrin is de Stichter van het reeds zeer uitgebreid Seculier Instituut ‘Unio Caritas Christi’ en beantwoordt hier zeker aan de verlangens van leken die boven de hoge morele waarde van een Christelijk huwelijk de overgave aan de onvoorwaardelijke liefde tot Christus verkiezen. Sterk theologisch uitgebouwd, zowel in de Schriftuur als in de Vaders, is dit essay ook psychologisch goed geinformeerd en bespreekt met grote oprechtheid de gevaren en moeilijkheden van de maagdelijkheid, bijzonder als ze beleefd wordt in de wereld. We mogen dus dit boekje warm aanbevelen zowel om zijn actualiteit als om zijn degelijke inhoud.
J. Beyer
| |
Scientia missionum ancilla. - Dekker & van de Vegt, Nijmegen, Utrecht, 1953, XXVII-299 pp., ing. f 12-f 14.
Actualiteit en veelzijdigheid zijn de saillante trekken van deze feestgave, die prof. Mulders, stichter van het Missiologisch Instituut aan de Nijmeegse Universiteit, bij gelegenheid van zijn zestigste verjaardag door collega's en vrienden werd aangeboden. Een enkele blik in de inhoudsopgave laat ons reeds zien, dat we niet te doen hebben met een bloemlezing van technische detailstudies, die alleen voor de specialisten in het vak te savoureren zijn. We treffen er bijdragen aan over The importance of mission pastoral theology (J. de Reeper), Education to world christianity (J. Considine), The need for islamic studies (J. Houben), Le problème du vocabulaire chrétien (Chr. Mohrmann), Psychiatrie, Tiefen-psychologie und Mission (H. Urban). Bijzonder belangwekkend leek ons het artikel van prof. Zeegers: ‘Soziographische Forschung in der Missionierung’, omdat hieruit wel duidelijk blijkt hoe bij de missionering een doelbewuste en wetenschappelijk verantwoorde planning meer dan ooit een klemmende eis des tijds is.
Gaarne bevelen wij dit boek aan in de belangstelling van iedere ontwikkelde Katholiek, die zijn kennis omtrent de Missie wil en moet uitheffen boven het niveau van ‘postzegels en zilverpapier’.
Th. Geldorp
| |
Ronald Knox, The hidden Stream. A further Collection of Oxford Conferences. - Burns Oates, Londen, 1952, X-220 pp., geb. sh. 16/-.
Dit zijn 23 apologetische voordrachten die, in verschillende jaren, gehouden werden voor studenten te Oxford. De eerste handelt over de vraag ‘Wat is godsdienst?’, de laatste over ‘De verrijzenis van het lichaam’; een der daartussen liggende voordrachten, ‘Salvation outside the Church’, heeft bij de Anglikanen in 't bijzonder aanstoot gewekt. Waarschijnlijk omdat ze nogal raak is. Mgr Knox is inderdaad gewoonlijk raak: he hits the mark. Daarin ligt de bekoorlijkheid van al wat hij schrijft. Maar hij kan ook wel eens de indruk geven té vlug doel te treffen, en aldus irriterend werken op mensen bij wie de zaken er trager in gaan. Men zal deze voordrachten vooral appreciëren, omdat ze naar vorm zowel als naar inhoud onmiddellijk uit het leven gegrepen zijn.
E. Vandenbussche
| |
Marie-Joseph Lory, La pensée religieuse de Léon Bloy. - Desclée de Brouwer, Parijs-Brugge, 1951, 376 pp., Fr. 150.
In een eerste werk Léon Bloy et son époque heeft Lory getracht Bloy terug te plaatsen in zijn milieu; thans beperkt hij zich tot de eigenlijk godsdienstige aspecten en motieven van zijn leven en werk. Hij wijdt een eerste deel aan de religieuze psychologie van Bl., een tweede aan zijn inwendige wereld, een derde aan zijn verhouding tot het godsdienstige leven van zijn tijd.
B. was een vulkaan die, zich bevrijdend in telkens nieuwe uitbarstingen, brandende lava rondom zich verspreidde, vernielend en terzelfdertijd bevruchtend. Zijn gemoed was diep, onstuimig, ongeduldig, ongeordend religieus. Wie zal het dan verwonderen dat, wanneer het uitbarstte, de substantie niet altijd orthodox leek te zijn? Maar ze was altijd evangelisch en authentiek christelijk, zodat de auteur B. graag voorstelt - terecht menen wij - als de ergerlijke heraut van een ‘resour- | |
| |
cement’, waarvoor zijn tijd nog niet rijp was.
Wellicht was B. daar zelf nog niet geheel rijp voor, en bleef hij, ook in zijn reactie nog al te veel een kind van zijn tijd. Er is zoveel luidruchtigheid in zijn leven en zijn werk, dat hij wel eens een waterval voor een bron schijnt te hebben genomen.
E. Vandenbussche
| |
Jean Dagens, Bibliographie chronologique de la littérature de spiritualité et de ses sources (1501-1610). - Desclée De Brouwer, Parijs-Brugge, 1952, 210 pp.
De specialist van Bérulle doet verdienstelijk werk met deze, zonder twijfel eerst voor eigen gebruik opgemaakte bibliographie, voor een ruimere kring van lezers ter beschikking te stellen. Hij wil de achtergrond belichten van de Franse zeventiende eeuwse spiritualiteit en doet dit op doelmatige wijze door jaar voor jaar lijsten samen te stellen van de meest verspreide lectuur. Alle zeldzame werken worden geweerd; maar opgenomen worden, na een eerste gedeelte waar bijbelse uitgaven, glassieken en kerkvaders, middeleeuwers en enkele reformatoren vermeld zijn, de voornaamste werken van de katholieke humanisten en geestelijke schrijvers. Wat een mengelmoes! zal men misschien vrezen. Wel neen, 't is een buitengewoon suggestief, en veel onderzoekingen resumerend overzicht.
M. Dijkmans
| |
Luigi Cambise, Mondo Cattolico. - Editr. Domani, Rome, 1952, XXIV-974 pp. 82-80, lire 5000.
Een zeer verdienstelijke en nieuwe encyclopedie over katholieke instellingen en persoonlijkheden over de hele wereld.
De twee voornaamste onderdelen zijn, ten eerste, een gedetailleerde catalogus van alle kloosterorden, congregaties en andere instituten, tot de kleinste toe, met naam en adres; ten tweede, een uitgebreid katholiek ‘who is who’. Dit laatste beslaat in deze eerste uitgave bijna 500 bladzijden. Het is een merkwaardig volledig biobibliographisch woordenboek waar meer dan vijf duizend levende schrijvers en andere vooraanstaande katholieken voorkomen uit alle landen van de wereld. Keuze en bizonderheden hangen natuurlijk bij dergelijk werk sterk af van de inlichtingen die uit elk land verzameld werden. Iedereen zal toegeven dat dit repertorium reeds een echte prestatie is.
M. Dijkmans
| |
Theologie en philosophie
Dr D. Deden, S.C.J., De Kleine Profeten, in de serie: De Boeken van het O.T., deel XII, boek I-IV. - J.J. Romen & Zn., Roermond, 1953, 234 pp., f 7.98.
Reeds verscheen het derde deel van de onlangs begonnen katholieke commentaar op het Oude Testament. Het bevat de eerste zes z.g. Kleine Profeten. Dit deel bewijst opnieuw, dat medewerkers en uitgever zich hoge eisen hebben gesteld.
De inleidingen maken ons direct vertrouwd met de Profeten en hun werk, zij stimuleren de persoonlijke belangstelling bovendien door een korte uiteenzetting van de voornaamste vraagstukken welke zich bij de interpretatie van deze Boeken voordoen. Schrijver poogt terecht, indien mogelijk, een historische gebeurtenis aan te wijzen als aanleiding tot een profetische visie. Dit blijkt in de beschouwing betreffende het huwelijk van Osee en de sprinkhanenplaag van Joel. Op goede grond wordt een uitzondering gemaakt voor het Boek Jonas, dat gekarakteriseerd wordt als een didactische parabel.
De zeer verzorgde tekst tracht zoveel mogelijk de indruk van het origineel weer te geven. In de commentaar heeft de schrijver zijn stof duidelijk ingedeeld en maakte hij gebruik van de nieuwste gegevens om de tekst te doen leven vanuit de religieuze, historische en locale achtergrond. Voor een meer wetenschappelijke studie vindt men er tevens vele linguistische aanwijzingen en bovendien een afzonderlijke lijst aan het eind van ieder boek, waarin vertaler zijn tekstkeuze en eventuele correctie's verantwoordt.
Wij willen deze serie nog eens nadrukkelijk onder de aandacht brengen van priesters, religieuzen en evenzeer van onze katholieke leken.
H. Suasso
| |
Dr F.W. Grosheide, De Brief aan de Hebreeën, in de serie: Korte Verklaring der H. Schrift, 3e herziene druk. - J.H. Kok, Kampen, 1953, 199 pp., f 5.50.
In de populaire serie ‘Korte Verklaring’ verscheen een nieuwe druk van de Brief aan de Hebreeën. In een zevental
| |
| |
pagina's inleiding vinden wij de noodzakelijkste gegevens.
Omtrent de schrijver van de Brief tasten wij volgens prof. Grosheide in het duister, ondanks oude traditie's. De tekst Hebr. 2, 3 vormt het voornaamste argument tegen het auteurschap van S. Paulus, omdat daar de schrijver zijn eigen Heilskennis zou kenschetsen als verworven door de prediking van anderen. Andere argumenten worden niet besproken, noch ook de mogelijkheid van het geestelijk auteurschap van Paulus.
Adressanten zijn waarschijnlijk Jodenchristenen in Rome. Deze opinie hangt gedeeltelijk samen met de datering van de Brief na het jaar 70. Wat de vorm betreft denkt schrijver eer aan een homiletische preek, maar dan uitgeschreven en van een begeleidingswoord voorzien. Over de indeling is toch wel iets meer te zeggen dan dat in 10, 19 een nieuw paraenetisch gedeelte aanvangt.
De vertaling is met alle zorg behandeld en geeft een klare tekst. De nevenschikking van 1, 1 en 2 werkt wellicht iets vervlakkend op de thematische tegenstelling tussen Oude en Nieuwe heilseconomie. De uitgebreide commentaar geeft een mooie uitwerking van de tekst.
H. Suasso
| |
Dr Armand Fiolet O.F.M., Een kerk in onrust om haar belijdenis. Een phaenomenologische studie over het ontstaan van de richtingenstrijd in de Nederlandse Hervormde Kerk. - G.F. Callenbach N.V., Nijkerk, 1953, X-213 pp., f 7.50.
Van 1816 tot de laatste wereldoorlog werd de Ned. Herv. Kerk bestuurd door een synode, die onmachtig was om haar belijdenis te handhaven en haar daarmee prijsgaf aan een uitputtende strijd van richtingen; sinds 1950 is zij door een nieuwe kerkorde ‘verlost uit de dwangcirkel, waarin de richtingenstrijd de reorganisatie onmogelijk maakte en elke poging tot reorganisatie de richtingenstrijd in alle felheid deed oplaaien’ (blz. 194). Van deze richtingen wordt in het onderhavige proefschrift niet slechts de historie geschetst, maar bovenal de phaenomenologie gegeven, d.w.z.: schr. tracht ze ‘te typeren en ze te verklaren vanuit hun grondbeginselen, dit met het doel om de achtergrond te tekenen van het reformatorisch reveil van de twintigste eeuw’ (blz. 4). Dat schr. deze taak op verantwoorde wijze volbracht heeft, moge blijken uit het waarderend ‘Woord vooraf’ van ds. H. van der Linde. Dit werk eert ook de promotor, prof. W.H. van de Pol, en toont de waarde van zijn leerstoel voor phaenomenologie van het protestantisme. De conservatieven onder ons, die zich verwonderen over zulk een protestantse kerkgeschiedenis door een katholiek, mogen zich realiseren dat zonder een dergelijk verstaan van de ander onze apologie en verkondiging een monoloog blijven, evenals omgekeerd de ‘theologen van het gesprek’ moeten blijven beseffen dat dit wederzijds begrip slechts zin heeft als menselijke dispositie voor de genade der terugkeer van onze afgescheiden broeders, vooral indien wij door een dusdanig oecumenisme de volheid van ons geloof zelf tot beleving brengen.
P. Schoonenberg
| |
Mgr Léon Joseph Suenens, Que fautil penser du réarmement moral? - Editions Universitaires, Parijs-Brussel, 1953, 154 pp., Fr. 54.
Na een korte uiteenzetting over wezen en werking van het MRA en een onbevangen erkenning van zijn invloed en resultaten, volgt een genuanceerd, zeer welwillend geformuleerd, maar ondubbelzinnig afwijzend oordeel, hoofdzakelijk op twee motieven gefundeerd: 1) de beweging, haar eigen beweringen ten spijt, heeft een uitgesproken protestants-religieuze inslag; 2) zij verglijdt al te gemakkelijk van het authentiek religieuze naar het psychologische plan, met al de daaraan verbonden gevaren van onverschilligheid, passiviteit, aardgebondenheid en illuminisme. De naam van de auteur, samen met het feit dat hij als door de hiërarchie gemandateerd ooggetuige spreekt, geeft aan zijn interessante uiteenzetting en ook aan zijn slotoordeel een uitzonderlijk gezag.
L. Monden
| |
Lexicon des katholischen Lebens, hersg. von Dr W. Rauch, unter Schriftl. von Dr J. Hommes. - Herder, Freiburg, 1952, XVI pp.-1354 col., geïll., geb. D.M. 42.
Met bewonderenswaardige ijver tracht de uitgeverij Herder de leemten aan te vullen die in haar fonds werden veroorzaakt door de slagen van het Nationaal-socialisme en van de daardoor ontketende oorlog. Onder de encyclopaedieën die de firma had uitgegeven en die door hun hoogstaande betrouwbaarheid in katholiek opzicht uitmuntten was het Lexicon für Theologie und Kirche wel de meest
| |
| |
geslaagde. Voorlopig schijnt er nochtans geen sprake te zijn van een nieuwe uitgave, zelfs niet van een herdruk. Des te meer welkom is het alphabetisch woordenboek dat we nu aan de medewerking van meer dan honderd twintig specialisten te danken hebben. Het behandelt, duidelijk en overzichtelijk, alle gebieden van de christelijke leer, terwijl het ongeveer alle positieve en historische gegevens weglaat. Het is veeleer een uitstekend oriënterende summa van hedendaagse oplossingen op alle theoretische en practische vraagstukken die de christen in deze wereld tegenkomt. Niet slechts de godsdienstige (dogmatische en morele) vraagstukken, maar ook in een ruime omvang alle philosophische en sociale problemen vindt men er in duizend artikels behandeld. Een vernuftig stelsel van verwijzingen biedt de mogelijkheid elk onderwerp in zijn samenhang met alle verwante vraagstukken te bestuderen.
Een werk dat zich zonder twijfel aan veel intellectuelen zal opdringen: ‘ein Lexicon des katholischen Denkens, des katholischen Gewissens, des katholischen Lebens und damit des Lebens überhaupt’, waaraan wij de ruimste verspreiding toewensen.
M. Dijkmans
| |
Pierre Lorson S.J., Wehrpflicht und christliches Gewissen - Verlag Josef Knecht-Carolusdruckerei, Frankfurt am Main, 1952, 236 pp., ing. D.M. 5.80.
Dit is de Duitse vertaling van het veel omstreden en bediscussieerd boekje van de bekende Jezuïetenpredikant P. Lorson, Un chrétien peut-il être objecteur de conscience?
De schrijver is er zich van bewust, dat het vraagstuk erg ingewikkeld en delicaat is. In alle oprechtheid geeft hij de verschillende stellingen aan van de katholieke moralisten, waarvan een deel zich tegen, en een deel voor de dienstweigering uitspreken. Genuanceerd en toch zeer helder zet hij zijn eigen doctrinale positie uiteen in de behandeling van twee scherp omlijnde en uiterst actuele problemen: heeft een jonge man van 1950 het recht in geweten te weigeren de wapens te dragen, en moet de Staat bijgevolg een speciaal statuut ontwerpen voor dienstweigeraars? - heeft een christen het recht deel te nemen aan een nieuwe wereldoorlog?
De vruchtbaarste bijdrage van zijn werkje echter bestaat in het vermelden van talrijke concrete, reële, actuele gegevens; hij brengt de lezer in contact met verschillende redenen en argumenten - zowel op menselijk en zedelijk, als op godsdienstig en katholiek plan - van de talrijke hedendaagse dienstweigeraars, waarop hij dan een loyaal antwoord geeft in het licht van het Evangelie en van de leer der Roomse Kerk.
Het besluit van het boek zal wel iedere katholieke lezer volledig aanvaarden: dat het nl. onze plicht is te ijveren voor een effectief, veelzijdig, universeel, georganiseerd en alom-verspreid pacifisme, geïnspireerd door de christelijke naastenliefde.
J.B.
| |
Prof. Dr C.J. Bleeker, Inleiding tot het denken van Schweitzer. - Born. Assen, 1953, 47 pp., f 1.45.
Een zeer beknopte levensbeschrijving van Schweitzer met een weergave van de voornaamste wetenschappelijke en culturele terreinen waarop zich deze denker beweegt. De schrijver is bij zijn weergave ook kritisch, maar o.i. veel te weinig. Dit doet evenwel niets af aan de persoon van S., bij wie het levensinzicht veel juister en christelijker blijkt te zijn dan zijn theorie.
W. Couturier
| |
Georg Siegmund, Das Zeichen des Widerspruches. - Fulda, Verlagsanstalt GMBH, 1952, 96 pp.
Philosophische beschouwingen over het mensenbeeld in de moderne wereldopvattingen, vanuit christelijk standpunt. Uitstekend boekje, waaruit duidelijk wordt, hoe het onmogelijk is zonder een christelijke levenshouding juist te philosopheren.
W. Couturier
| |
Zestig jaren onderwijs en wetenschap aan de faculteit van de wijsbegeerte en letteren der Rijksuniversiteit te Gent (Werken-Gent, afl. 114). - Brugge, De Tempel, 1952, 212 pp.
Deze feestbundel verscheen ter gelegenheid van de plechtige herdenking van de wet van 1890-91 op de herinrichting van het Hoger Onderwijs en bevat de redevoeringen die bij die gelegenheid werden uitgesproken door de vertegenwoordigers van de secties der Faculteit.
Hoewel de bijdragen van iedere sectie uiteraard verschillend zijn, lijkt toch hun gemeenschappelijke bedoeling te zijn geweest aan te tonen hoe beide aspecten van het universitair onderwijs, - het professionele en het wetenschappelijke, - zich sinds 1890 meer en meer harmonisch naast elkaar hebben ontwikkeld en een
| |
| |
universitaire traditie hebben geschapen van Europees niveau, in tegenstelling met het erbarmelijk peil van het Hoger Onderwijs tussen 1830 en 1890. Vooral de inleiding van Professer P. Lambrechts doet die tegenstelling op treffende wijze uitkomen.
Waarschijnlijk zal de aandacht van de gewone lezer vooral gaan naar de inleiding en naar de meer algemene artikels als b.v. die over Wijsbegeerte (E. De Bruyne), Geschiedenis (H. Van Werveke), ofschoon niet te ontkennen valt dat ook meer gespecialiseerde bijdragen, b.v. over Scandinavistiek (R. Derolez) en Anglistiek (Fr. De Backer), belangstelling kunnen wekken. Dit boek, dat, in zijn geheel, rijk materiaal biedt voor de geschiedenis van de geestelijke ontwikkeling ten onzent tijdens de laatste decennia, vervalt echter hier en daar in een dorre nomenclatuur om hulde te brengen aan tal van overleden Professoren.
Wij willen nog wijzen op de zeer volledige opgave na ieder hoofdstuk van de proefschriften sinds 1890 en de lijst van werken uitgegeven op last van de Faculteit, waarin men namen ontmoet van Pirenne, Fredericq, Cumont, Bidez, e.a. Deze namen illustreren reeds voldoende het belang en de vermaardheid van de Faculteit van Wijsbegeerte en Letteren van de Gentse Universiteit.
J. Verougstraete
| |
Literatuur
Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden. Dl V: Prof. Dr G.A. Van Es en Prof. Dr E. Rombauts, De Letterkunde van Renaissance en Barok, Dl 2. - N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1952, 486 pp., rijk geïll., geb. Fr. 375, half marokijn Fr. 475.
In dit kloeke 5e deel behandelt Dr A.J. de Jong in een honderdtal bladzijden het werk van Vondel na zijn bekering, Dr G.A. van Es de tweede en derderangsfiguren van de gouden eeuw in het Noorden, en ten slotte Dr E. Rombauts de letterkunde van de 17e eeuw in Zuid-Nederland.
Dr De Jong bespreekt systematisch en degelijk alle belangrijk werk van Vondel, met de voor- en nageschiedenis; en gezien de omvangrijkheid en belangrijkheid van 's lands oudste en grootste poëet was de hem toegemeten ruimte niets te veel. We verwonderen er ons enkel over dat de auteur de Kruisberg (1638) zo Rooms interpreteert en Vondels bekering in 1639 plaatst, zonder de waarschijnlijkheid van de andere opinie voldoende ter harte te nemen.
Dr Van Es stond voor een bonte stoet van minder belangrijke figuren; zijn indeling in: dichters van aardse schoonheid en geneugten (onderverdeeld in: erotische poëzie, vreugde van het buitenleven, locaal realisme, nationale barok) en het leven in bovenaardse glans (moralisten, stichtelijke poëzie, christo-centrische poëzie, wereldverzaking) lijkt er ons des te uitstekender om; zo komt elke auteur, al naar zijn dominerende trek, in een bepaalde categorie terecht, en het komt bovendien de overzichtelijkheid zeer ten goede dat elke schrijver in zijn geheel wordt behandeld. Met opzet heeft de samensteller figuren als W. Sluiter, J. Oudaan, en J. De Dekker uit hun schuilhoek gehaald, maar het was daarom niet nodig aan beide laatste auteurs telkens ruim twintig blz. te besteden, en nog minder verdient de beuzelachtige Six van Chandelier zijn 16 blz., waar Jan Luyken het moet stellen met twaalf, en Stalpaert Van der Wielen met.... twee. Maar geheel dit deel is boeiend, omdat we er telkens het leven in betrappen, het leven van kleinere of grotere mannen, in de schaduw van de groten; waarbij de uitvoerige biografische realia ons telkens wijzen op de verhouding van kunst en leven.
Niemand zal prof. Rombauts verdenken van gebrek aan sympathie voor zijn onderwerp: wat hij kón naar voren brengen in de Zuidnederl. 17e eeuw, heeft hij ook gedaan. Des te meer blijkt dat met de Harduyn, R. Verstegen, enkele schooldrama's, een aantal geestelijke liederen, Poirters, Ogier en M. de Swaen zowat alles van waarde is samengevat. De tientallen andere namen verdienen meestal niet meer dan hetgeen de auteur van dit deel voortdurend zelf uit de pen vloeit: gerijmel, onbenulligheid, beuzelachtigheid.... Aan de Zuidnederl. literatuur van de 17e eeuw ontbreekt alle glans. Prof. Rombauts heeft het - ongewild! - overduidelijk aangetoond. Graag hadden we enkele strofen aangehaald gezien uit die geestelijke liederen van de eerste helft van de 17e eeuw, waarvan ons met klem gezegd wordt dat er prachtige onder zijn.
J. Noë
| |
| |
| |
Algemene literatuurgeschiedenis. Dl V, door Prof. Dr Jos J. Gielen: De moderne tijd. - De Haan, Utrecht; N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1952, 377 pp. geïll., geb. intekenaars: gew. uitg. Fr. 225, luxe uitg. Fr. 355.
De ondertitel van dit werk luidt: Geschiedenis van de belangrijkste figuren en stromingen in de wereldliteratuur (van 1850 tot heden). Het is een enorme taak om de zo gecompliceerde moderne literatuur binnen een goede 350 blz. samen te dringen. Dr Gielen heeft dit voortreffelijk gedaan, vanuit een vergelijkend standpunt.
Zo vernemen we achtereenvolgens de invloed op de literatuur vanwege de sociologen (Saint-Simon, Marx....), de wijsbegeerte (Comte, Renan, Nietzsche, Bergson....), de wetenschap (het scientisme, erfelijkheid, Darwinisme....) enz. In een volgend hoofdstuk komen de verschillende landen aan de beurt met hun auteurs, in zoverre ze de menselijke maatschappij critisch beschouwd hebben, en het zijn dus vooral de Russen, de Scandinaviërs en de Engelsen die hier goed tot hun recht komen. Het derde hoofdstuk behandelt het realisme, waarin de grote Franse school van de vorige eeuw, de grote Amerikaanse romanciers van deze eeuw en het Duitse toneel tussen beide perioden vooral domineren. Minder geslaagd lijkt ons: Nieuwe dichtkunst en nieuw proza alsook de laatste beschouwingen over het expressionisme.... Het in elkaar vloeien van de jongste richtingen zou wellicht een andere indeling wenselijk gemaakt hebben dan het systematisch opsommen van symbolisten, neo-romantiek neo-classici, neo-symbolisten.
Deze studie is voorzeker indrukwekkend: in eens komt ons veel helderder voor de geest te staan hoe de grote stromingen zich in Europa hebben ontwikkeld, hoe het realisme geheel anders ontvangen wordt in Frankrijk dan in Engeland, waar en waarom de psycho-analyse haar grote invloed deed gelden, waar en op welke wijze de sociale theorieën het meest ingang vonden....
Maar de auteur stelt hoge eisen aan zijn lezers: biografische bijzonderheden werden tot een minimum herleid, één en dezelfde auteur ligt vaak over een tiental passages verspreid en geen register vergoedt deze moeilijkheid. Het vergelijkende standpunt legt vanzelf de nadruk op het gemeenschappelijke, en spreekt weinig over het eigene, het nationale, het regionale, het religieuze, over de Heimat; het behandelt vaak een auteur niet in zijn geheel doch enkel in zover hij beïnvloed is geweest....
Geheel deze degelijke studie veronderstelt bij de lezer een niet geringe voorstudie; dat lag in de aard van de opzet. Het is jammer dat deze moeilijkheid, deze eis nog verzwaard werd doordat gebrek aan ruimte de auteur belet heeft zijn vergelijkend standpunt meer in bijzonderheden uit te werken. We staan vaak slechts voor een louter constateren van beïnvloeding en horen te weinig van het hoe of het waarom.
Een boeiend en belangrijk werk voor allen die meer dan gewoon belang stellen in de literaire geschiedenis van het Westen.
J. Noë
| |
Dr Rob. Roemans en Dr M.A. Nauwelaerts, Onze Letteren. I, Middeleeuwen en Moderne tijd. - De Vlijt, Antwerpen, (1953), 402 pp., geb. Fr. 150.
Opmerkenswaard aan deze beknopte literatuurgeschiedenis met uitvoerige bloemlezing is: 1. de illustratie (weergave van titelpagina's van beroemde boeken, fotocopieën....); 2. zijn nogal strakke, exclusieve bestemming voor het (middelbaar en normaal) onderwijs.
Dit eerste deel behandelt, zeer summier, de Nederlandse literatuurgeschiedenis tot 1830; de bewerkers hebben deze bondigheid gewild, niet ten onrechte dunkt ons, behalve dan in het hoofdstuk over de verlichting en de romantiek; de algemene inleiding is wat te schraal uitgevallen. De uitgebreide bloemlezing is zeer systematisch-historisch, en daalt wel eens af tot derderangsfiguren.
Het boek is zeer bruikbaar voor wie het historisch standpunt wenst te beklemtonen: daarom o.i. beter geschikt voor het normaal onderwijs dan voor het overige middelbaar onderwijs.
J. Noë
| |
Karel Jonckheere, Bertus Aafjes, de Dichter van de Poëzie. - De Eik; J.M. Meulenhoff, Amsterdam, 1953, 66 pp., f 2.90.
Dit essay over Bertus Aafjes houdt zich hoofdzakelijk bezig met de geïntrigeerdheid van de dichter Aafjes omtrent het wezen, het mysterie der poëzie. Vandaar de vreemde titel. Aafjes wordt als ‘gehanteerd’ door dit mysterie en Jonckheere vervolgt aan de hand van Aafjes' bundels en uitlatingen over dit mysterie diens opvattingen daaromtrent.
J.v.H.
| |
| |
| |
F.E. Halliday, The Enjoyment of Shakespeare, Duckworth, London, 1952, 116 pp., 7 s. 6 d.
Mr Halliday schrijft voor Engelse jongens over het ontstaan van Shakespeare's stukken, hun structuur, de karakterisering en de taal. Alles tegen de achtergrond van het Elizabethaans toneel. Speciale nadruk wordt gelegd op de schrijfvormen en de schoonheid van taal en inhoud. Dit alles op zeer bevattelijke wijze. De hoofdstukken over het leven van Shakespeare en het ontstaan van de gedrukte teksten vallen zeker niet onder de titel van het boek. Aardig is echter een imaginair bezoek aan ‘Hamlet’ in het Globe Theater. Dit boekje verdient een plaats op de schoolbibliotheek.
v.d. P.
| |
Richard de Cneudt, Liederen der bezinning. - Erasmusgenootschap, Gent, 1952, 96 pp., ing. Fr. 75, geb. Fr. 85.
Dit bundeltje, uitgegeven ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van de dichter, zou ongetwijfeld een halve eeuw terug een dankbaarder publiek gevonden hebben. De Cneudt behoort tot degenen die met vlijt en vaardigheid een behoorlijk sonnet weten te schrijven, en blijkbaar nooit in verlegenheid staan om een rijmwoord. Maar naar onze smaak loopt zijn vers niet licht en soepel genoeg, het ontsnapt niet altijd aan een vleugje verouderde rhetoriek, en wordt meer dan men wensen zou tot het voorgeschreven aantal ‘voeten’ gebracht door een gemakkelijk adjectief. Men zal de schrijver echter de eerlijkheid van zijn dichterschap ten goede houden: wat al pose is er niet bij onze jongere dichters, als men hun werk vergelijkt met dat van een de Cneudt! Die eerlijkheid redt dan ook veel dezer gedichten van de banaliteit, en bereikt niet zelden (als in de mooie cyclus ‘Twee Mensen’) een volheid van gevoel ‘waar elke droom zijn lied, elk lied zijn wijding krijgt’.
F.R.
| |
Walter Mets, Een huis gelijk een ander. - Colibrant-Uitgaven, Lier, 1953. 43 pp., Fr. 40.
Een gelegenheidsgedicht bij het betrekken van een nieuwe woning? Dat is al even weinig duidelijk als de rest. In elk geval was het een vermetelheid zo'n dun gegeventje uit te spinnen over bijna 500 verzen, verdeeld in 4 eenvormig geconstrueerde delen (waarvan elk der laatste 3 hopeloos voortborduurt op een paar verzen uit het voorgaande) en 3 geheel onbenullige intermezzi. Duistere didactiek? Of een aangelengd lyrisch thema? Wellicht een mengelmoes van beide, met een overhaaste versificatie, een dwaas aanwenden van banale spreekwoorden in avondkledij, en een héél bizarre beeldspraak. De uitgeverij Colibrant, die enkele goede bundeltjes op haar actief heeft, had ons deze desillusie kunnen besparen.
F.R.
| |
Cultuurleven en wetenschap
Dr Jan Denuce, Na Peter Pauwel Rubens. Documenten uit de kunsthandel te Antwerpen in de XVIIe eeuw van Matthijs Musson. Bronnen voor de Geschiedenis van de Vlaamsche Kunst, V. - De Sikkel, Antwerpen, M. Nijhoff, 's Gravenhage, 1949, CIX-457 pp.
Dr J. Denucé, die zich zo verdienstelijk heeft gemaakt door zijn onderzoekingen over het kunstleven te Antwerpen, publiceert hier een imposante reeks documenten, hoofdzakelijk uit het archieffonds van de ‘Insolvente boedelskamer’, afkomstig van de kunsthandel Musson. Leerling van Rubens, verwant met de patriciërfamilies van de stad, was Musson één van de befaamdste kunstkenners van zijn tijd. De teksten en de volle, soms moeilijk leesbare Inleiding van dr Denucé, tonen ons één van de grootste kunsthandels uit de nog steeds te weinig bestudeerde tijd na Rubens, waar niet alleen kunstwerken maar allerlei kostbare snuisterijen met heel Europa verhandeld werden (Musson handelt o.a. met Messina, Malta, Cadiz, Polen....). De door Rubens zelf reeds ver doorgedreven commercialisatie van de kunstproductie neemt na hem niet alleen het aspect van atelierbedrijvigheid maar van echt fabriekswerk aan, waarbij schilderijen en copieën ‘per dozijn’ besteld en uitgevoerd worden. De straling van de Vlaamse kunst evenaart op dit ogenblik die van de Italiaanse, die trouwens ook bij Musson zeer in vraag is. Ondanks de politieke scheiding met het Noorden, tonen deze documenten dat het kunstverkeer tussen Z. en N. even druk voortleeft. Met het verval van Spanje, wordt Parijs echter stilaan de grote wereldmarkt en wij zien dan ook Musson's kunsthandel zich steeds meer op Parijs richten. De
| |
| |
zakelijke brieven openen ons interessante perspectieven op de smaak van het toenmalige Europa, en laten ons vernemen, wat in de tweede helft dezer eeuw van de Vlaamse kunst geapprecieerd en verwacht werd.
A. Deblaere
| |
C. Aru en Et. de Geradon, La Galerie Sabauda de Turin. Les Primitifs Flamands, I: Corpus de la peinture des anciens Pays-Bas méridionaux au quinzième siècle, fasc. 5. - De Sikkel, Antwerpen, 1952, 30 × 22 cm, VI-35 pp., 69 afb. naar fot. + 1 kleurpl., geb. Fr. 240, ingen. Fr. 200.
Dit 2e deel van het Corpus der Vlaamse Primitieven is gewijd aan de Galleria Sabauda van Turijn, die enkele merkwaardige werken uit onze XVe eeuw bezit: naast de algemeen aan Petrus Christus toegeschreven ‘Madonna met Kind’, en de ‘Aanbidding der Koningen’ van de Maestro dell' Adorazione di Torino, is er nl. Van Eyck's ‘Stigmatisatie van S. Franciscus’, waarover wij het testament van de bezitter, Anselm Adornes, bezitten, Van der Weyden's dyptiek ‘De Visitatie’, uitgevoerd voor het geslacht de Villa, en Mending's ‘Passie’, gemaakt voor Tomasso Portinari, zaakgelastigde der Medici te Brugge. Bij het verschijnen van het eerste aan een buitenlands museum gewijde deel dezer verzameling, kunnen wij er beter de volle waarde van gaan beseffen: de camera helpt ons deze panelen zorgvuldig en objectief, tot in de geringste détails, te leren kennen. Zelfs een studie er van ter plaatse moet naderhand met de studie van dit boek worden bijgehouden en aangevuld. Het zal even welkom zijn voor de echte kunstliefhebber als voor de wetenschapsmens. De Inleiding, waarin dezelfde werkmethode gevolgd wordt als in Dl 1, is een klein wonder van accuratesse: degelijkheid in de behandeling van bronnenmateriaal en bibliografie, uitslagen van het laboratoriumonderzoek, historiek en discussies, een documentatie- en verwijzingstelsel, - in de tekst ingewerkt zonder deze te storen! - dat even vernuftig en geschakeerd als bruikbaar en handig is, dank zij de typografische verzorging. We kunnen het bij dit deel van het Corpus opnieuw en met recht betreuren, dat onze Vlaamse grootmeesters zo lang hebben moeten wachten op een dergelijke wetenschappelijke uitgave: bij de bombardementen van Turijn in 1943 werden de archieven van de Soprintendenza, en daarmee zekere interessante gegevens over de historiek der bewaarde stukken verwoest. We kunnen dan ook enkel wensen, dat door de ijver van het geleerde
comité, dat de uitgave bezorgt, en door de dankbare opname vanwege het publiek waarvoor ze is bestemd, het succes en de degelijkheid van het Corpus mogen verzekerd zijn, en de publicatie er van ijverig worde voortgezet.
A. Deblaere
| |
Dr P.J. Bouman, Revolutie der Eenzamen. Spiegel van een Tijdperk. - Van Gorcum & Co, Assen, 1953, 453 pp., f 6.90.
‘Spiegel van een Tijdperk’ lijkt mij de juiste titel van dit eigenaardige boek. Dr Bouman schrijft de geschiedenis van de laatste vijftig jaar, maar hij doet dit op heel ongewone wijze. Het boek is als een filmjournaal: de auteur schuift telkens representatieve of symptomatische scènen voor de ogen van zijn lezer om zo een tijdsbeeld te suggereren. Zo trekken ons deze vijftig jaren voorbij in telkens wisselende, verspringende beelden en tafrelen; de lezer beleeft als het ware de geschiedenis dezer halve eeuw in korte, sprekende flitsen. Men leest dit boek geboeid en geïnteresseerd tot het einde. Vakhistorici zullen deze methode wellicht afwijzen of ten minste slechts matig waarderen, maar ik geloof toch dat de schrijver bereikt wat hij bereiken wil, namelijk een helder overzicht te geven van de eigenaardige stemming en innerlijke structuur dezer eeuwhelft. Men zou kunnen twisten over de keuze der figuren en gebeurtenissen; een ander zou een andere keuze doen en andere tafrelen kiezen, maar de auteur weet zich in zijn literatuuropgave voldoende te verantwoorden. Een merkwaardig, doch boeiend en belangrijk werk.
J. van Heugten
| |
Sigismund von Radecki, Was ich sagen wollte. - J. Hegner-Verlag, Köln und Olten, 1952, 238 pp., geb. D.M.
S. is Balt en bekeerling, was jarenlang mijningenieur in Siberië. Na 1918 komt hij terug in zijn vaderstad, waar hij zich als electro-technicus vestigt. In 1930 volgt de inlijving bij Pruisen waarna hij zich in Duitsland steeds meer aan de letteren gaat wijden. Na de laatste oorlog wordt hij opgenomen in Zwitserland, te Zürich, waar hij zich nu volop aan journalistiek en literatuur geven kan.
Universeel voelend zoals de hogere
| |
| |
kringen uit Centraal Europa meestal zijn, heeft hij vele werken uit het Russisch en Engels vertaald in het Duits. Zijn eigen werk, waarvan dit laatste boek een typisch voorbeeld is, behoort meer tot een soort literaire miniatuurkunst. Het meest alledaagse onderwerp - een hond, meeuwen, statistieken van auto-ongevallen, een droom en dergelijke meer - biedt hem de gelegenheid tot humoristische ‘Plauderei’, meestal op de achtergrond van gezonde levensvreugde, en met hier en daar een vergezicht op hogere, en zelfs religieuze horizonten. Men heeft hem terecht vergeleken bij een zijner beste vrienden uit München, Theodor Haecker.
P. Fransen
| |
Frans Gevers, De Ballingen der Stilte. - N.V.J. Van Mierlo-Proost & Co, Turnhout; Scheut-edities, Scheut-Brussel, 1952, 244 pp., Fr. 60.
Alleen China is groot, is eeuwig. De mensen die er lijden, arm, verbannen, tot slaven gemaakt, zowel in de steppen als in de steden, slagen er nauwelijks in, enige bekendheid te verwerven in eigen kring. Al beleven ze een epos zoals deze roman er een verhaalt, ze schijnen oneindig klein, waardeloos, onmachtig. Trouwens ook mandarijnen, kooplui, jagers, zelfs de Keizerlijke dynastieën verdwijnen makkelijk in deze oneindigheid.
Verwonder u dus niet, dat christenen eveneens schijnen ten onder te gaan in de meedogenloze wijdte van de natuur en de verstikkende omgeving van materialisme en morele toegeeflijkheid.
Onze auteur verdiende terecht van vele zijden reeds de lof - ondanks de ietwat hinderende poverheid van editie en druk - een suggestief en daarom des te machtiger werk te hebben geschreven, daar dit het oneindigheidsaspect van China door situering en handeling oproept bij gelegenheid van verbanning van christenen naar de Ilistreek lange jaren geleden.
Het enige wat we tegen de inhoud hebben, zoals tegen andere boeken en publicaties van sommige missionarissen, is dit: men kan wellicht modern-objectief zijn in natuurlijke zin, wanneer men zonder schroom de mislukking van het christendom in China constateert: de epiloog van dit boek gewaagt er sterk van, waarschijnlijk onder de indruk van eigen belevenissen in deze laatste tijd. Maar zelfs op de schijnbaar totale uitbanning van het christendom uit China die we thans beleven móét een zeer objectief naspel volgen van genade-overwinning; God beschikt over het hoe en het wanneer; en deze uiteindelijk optimistische en betrouwende ondertoon mag in geen enkel boek over China, door katholieken geschreven, ontbreken.
J. Windey
| |
Mr F. Couvee, Ik heb de eer te requireren.... Belevenissen van een Officier van Justitie. - Arnhem, Van Loghum Slaterus: Uitg. Kosmos, Antwerpen, 1952, 181 pp., Fr. 95.
Men is het er over eens dat magistraten in hun privé-leven uitmunten zowel door menselijkheid en beminnelijkheid als door belezenheid en cultuur. Wat niet steeds voorkomt is dat deze humane hoedanigheden in dezelfde maat in hun beroepsvervulling uitblinken en er dus geen sluier hangt tussen dit beroep en hun intieme bestaan. Dat er ook hier loffelijke uitzonderingen zijn bewijst het boek van Mr Couvée, lange jaren Officier van Justitie, - in België Procureur - en die nu in het openbaar zijn bevindingen ten beste geeft, soms onder de zeer documentaire vorm van een, door hem in feite gehouden, requisitoir. Dat deze belevenissen boeiend zijn en zich laten lezen als een politieroman is wel niet uitsluitend te danken aan de inhoud ervan, maar vindt voorzeker vooral zijn oorzaak in het warme en edele hart van de magistraat die deze gevallen te behandelen kreeg. Het boekje verdient om twee redenen ook in België belangstelling: ten eerste stipt het gaandeweg allerlei soms gedurfde en verregaande suggesties en zienswijzen aan die ook ten onzent leerrijk zijn, ten tweede werd het geschreven in een taal waaraan veel Vlaamse beroepslui hun uitdrukkingsvermogen op rechtskundig en aanverwant gebied met vrucht zullen toetsen.
M. Dijkmans
| |
Dr H. v. Rooy, Casework en Maatschappelijk Werk. - van Gorcum, Assen, 1952, 148 pp., f 4.90 en f 6.25.
Een zeer lezenswaardig boek voor allen, die zich met het maatschappelijk werk bezig houden en dat een goede dosis vergelijkingsmateriaal biedt voor het zeer actuele probleem: ‘Wat praevaleert: Overheidszorg of particulier initiatief? - zoals deze “systemen” in Amerika en Nederland worden toegepast’. Hoe vindt men de gulden middenweg met inachtneming van de mentaliteit van de bevolking?
Van groot belang en zeker geen overbodige luxe dunkt me het sterk paedagogisch element voor onze sociale Werkers en -Werksters zelf. Daarom alleen al zou
| |
| |
ik dit werk, dat zeer prettig leesbaar is, gaarne warm willen aanbevelen.
Dit boek is zeker het bewijs van een vruchtbare studiereis.
R.v.d.S.
| |
J.Z. Young, The Life of Vertebrates. - Oxford University Press, Londen, 1950, XV-767 pp., rijk geïll., geb. sh. 42/-.
Dit werk van een bekend Engels zoöloog, mag klassiek heten, niet alleen om zijn bruikbaarheid voor het onderwijs, maar ook omdat het door afgestudeerden met vrucht en genoegen zal gelezen worden.
Een waardevol universitair tractaat is het door zijn inhoud, paedagogiek en voorstellingswijze. De inhoud biedt een zeer volledig en grondig inzicht in de dierkunde, en belicht niet alleen de morphologie, histologie en embryologie, zoals de vroegere handboeken, doch ook de palaeöntologie, evolutie en ecologie van de soorten. Belangwekkend is ook dat de auteur de beschrijving van het individu centreert rond het ‘organisatie-type’, niet als een philosofische leidende idee, doch als schema dat de samenwerking van de functies kan doen begrijpen. Hier in houdt de schrijver steeds rekening met de laatste en definitieve aanwinsten van de wetenschappelijke navorsingen.
De paedagogiek van een handboek eist dat de voorstellingswijze de lezer zonder moeite in de studie van het vak zal inleiden. De indeling van de hoofdstukken moet logisch gebouwd zijn, en die indeling consequent volgehouden worden. Over het geheel moet dezelfde continue lijn doorgetrokken worden die de gedachte geleidelijk van het meest elementaire tot een zo volledig en genuanceerd mogelijk inzicht opvoert. Bij het instuderen van Young's handboek blijkt het op merkwaardige wijze aan al die vereisten te voldoen. Bovendien is het in een klare en sobere taal geschreven, welke tevens vol kracht en leven is. Verder maakt een welgekozen en handige bibliographie de beginneling wegwijs in de zoölogische literatuur. Al deze hoedanigheden samen genomen maken van Young's werk een waardevol handboek voor het onderwijs der zoölogie.
Dit wil niet zeggen dat het werk uitsluitend voor academische doeleinden kan gebruikt worden. Integendeel is haar een veel ruimere belangstelling verzekerd dank zij de hoge kwaliteit der samenstelling, de uitzonderlijk degelijke en goed bijgehouden informatie en het nieuwe inzicht van de auteur in de studie van de zoölogie, die tracht in zijn beschrijving de ontwikkeling van de organisatie-typen te volgen. Dit opsporen van de evolutielijnen van het leven doet het werk ontsnappen aan de onvermijdelijke dorheid van systematische tractaten, en laat iets van de inspiratie overwaaien uit het oerepos van de verovering der aarde door de levende soorten. Om deze reden kan het werk met interesse gelezen worden door afgestudeerden die wensen him kennis van de dierkunde op te frissen, en zal het ongetwijfeld een plaats tussen de klassieke boeken over zoölogie innemen. Te meer omdat ook de uitwendige praesentatie van de uitgave door kwaliteit van papier en druk, door de smaakvolle afbeeldingen en diagrammen ver boven het genre van schoolboeken staat, en bovendien stevig en handig ingebonden is, zoals men dat van een ‘Oxford-uitgave’ gewoon is.
Dr F. Elliott
| |
Boris N. Menshutkin, Russia's Lomonosov. Chemist, Courtier, Physicist, Poet. - Princeton University Press, 1952, X-208 pp., $ 4.
M.V. Lomonosov is een typische figuur voor het Rusland van Peter de Grote en Elisabeth. Merkwaardig door zijn veelzijdige belangstelling was hij zowel dichter, redenaar en philoloog als natuurkundige, scheikundige en ingenieur tot zelf kunstglazenier toe, en werd bij hem de intellectuele onafhankelijkheidszin der Aufklärung nog door de eigen slavische onstuimigheid meegesleept. Deze veelzijdige figuur schijnt op veel domeinen der letterkunde, natuurwetenschappen en sociologie naast naïeve fantasieën ook zeer originele en prophetische opvattingen te hebben gehad. Menshutkin's biographie van Lomonosov gaat niet boven het klassieke en vrij conventionele letterkundig genre uit.
Dr F. Elliott
| |
Geschiedenis
Dr A.J. Bronkhorst, Rondom 1853. - Boekencentrum N.V., Den Haag, 1953, 144 pp., f 3.25.
Schrijver mag terecht zeggen, dat het nogal eens gehoorde verwijt ‘catholica non leguntur’ ten aanzien van dit ge- | |
| |
schrift wel niet zal gehoord worden. Hij heeft evenwel niet alleen de katholieke werken over het door hem behandelde onderwerp zorgvuldig gelezen, maar ook objectief en met gezond oordeel weergegeven. Zijn protestants standpunt belemmert hem echter nogal om tot een juist inzicht te komen in het katholieke oordeel over het Utrechts Schisma, dat hem toch eigenlijk wel de zuiverste vorm van Nederlands Katholicisme lijkt. Ook beklemt hem het probleem wat de Katholieken in Nederland wel zullen doen, als zij politiek de meerderheid zouden verwerven (blz. 98-104; ook paragraaf 31). Maar niettemin komt de schrijver een woord van hulde toe voor zijn uitstekend overzicht, dat in de bijlagen ook de herderlijke brief van de Algemene Synodale Commissie van 1853 geeft en een zeer praktische lijst met de belangrijkste data.
Dr J. Tesser
| |
C.H. Lambermond, De kerkelijke Hiërarchie in Nederland hersteld 1853. - Gooi & Sticht, Hilversum, 1953.
In het handige formaat van de Paulusreeks geeft dit boekje van 32 bladzijden een helder overzicht van de wederwaardigheden van de Nederlandse Kerk sinds het verdwijnen der in 1559 ingevoerde, maar nimmer geheel doorgevoerde kerkelijke indeling. De toon is bijzonder irenisch, ook daar waar schrijver kennelijk mensen en rechten verdedigt, die in de jongste publicaties niet altijd met respect behandeld zijn. De tweede helft vermeldt de hoofdzaken van de geschiedenis van het herstel. Voor een eerste kennismaking of een opfrissing van het geheugen kan dit goed verzorgde geschrift uitstekende diensten bewijzen.
Dr J. Tesser
| |
Godfrey Anstruther, O.P., Vaux of Harrowden. A Recusant Family. - R.H. John's Ltd., Newport, 1953, 552 pp., 25 sh.
Onlangs vestigden we de aandacht der lezers op father Gerard's uit het Latijn vertaalde autobiographie, die zulk een aangrijpend beeld geeft van het lijden en de moed der priesters en van degenen die hen ontvingen en verborgen hielden tijdens de regering van Elisabeth. We bespraken ook het o.i. minder geslaagde Stonor, waarin een stuk geschiedenis van het Engelse katholicisme van diezelfde tijd zich afspeelt rond een landgoed. In dit boek is het een familie waaromheen het verhaal van vervolgde en gemartelde katholieken wordt op gebouwd. Wetenschappelijk geheel verantwoord, waarbij aan levendigheid van verhaaltrant en spanning van opbouw niets verloren ging, bezit deze studie de kracht de lezer geheel te plaatsen in de sfeer van de kerkstrijd tijdens Elisabeth en de Stuarts. Het eenzijdig beeld dat we van het Engelse leven in die periode krijgen door het doorsnee geschiedenis-boek aangevuld door een verhandeling over de sociale achtergrond van Shakespeare's theaterwereld, vindt in dit onder ieder opzicht voortreffelijk boek een zeer welkome correctie. Het is een weldadig boek voor iedereen wiens verlangens en interessen verder reiken dan brood en spelen voor vandaag.
W.P.
| |
Psychologie en paedagogie
Dr J. Luning Prak, Tests op school. - Uitgeversmaatschappij J.B. Wolters, Groningen, 1952, 415 pp., rijk geïll., geb. f 13.90.
Alwie een verantwoordelijkheid draagt in het onderwijs, zou dit boek moeten gelezen hebben. De titel is jammer genoeg niet zeer gelukkig gekozen. Weliswaar beoogt de schrijver met zijn boek, uiteindelijk, de schoolhoofden te overtuigen dat wetenschappelijke selectiemethodes, zoals testonderzoeken, heelwat geschikter zijn dan het empirisme waaraan we ons nog steeds houden, om bestaande verliesposten in de actuele schoolorganisatie uit te schakelen. Maar de betekenis van dit boek reikt veel verder dan dit practisch doel. Met veel kennis van zaken wordt ons in dit boek gewezen op de vele problemen, zowel humanistische als sociaal-economische, die een betere verstandhouding tussen de verschillende onderwijsvormen en, daarbij aansluitend, een wetenschappelijk opgevatte school-oriëntering van de jeugd, dringend noodzakelijk maken. In dit boek zal men weinig slagwoorden horen of holle phrasen lezen. Het pleidooi wordt gevoerd met een objectief bewijsmateriaal en de sereniteit van iemand die weet dat hij een oplossing bezit, waarvan de deugdelijkheid door jaren practijk werd bevestigd. Misschien zal de voorstelling van de schrijver aan sommigen af en toe wat eenvoudig voorkomen.
Dr W. Smet
| |
| |
| |
Prof. Dr R.L. Plancke, Paedagogica Belgica. Periodieke bibliographie en overzicht van de Belgische paedagogische studien, II (1951). - Hoger Instituut voor Opvoedkundige Wetenschappen, Gent, 1952, 158 pp., Fr. 110.
Dit (tweede) jaarboek bevat een buitengewoon accurate en volledige bibliographie van alle publicaties in België op 't gebied van opvoedkunde het vorige jaar verschenen. Critische aantekeningen, uitvoerige registers, lijsten der niet uitgegeven universiteitswerken, en - aansluitend bij de Historische Paedagogiek van België, van dezelfde schrijver, Antwerpen, 1950, - een bijzonder overzicht der laatste publicaties over de geschiedenis van onderwijs en opvoeding, verhogen waarde en bruikbaarheid van dit voor het vak onontbeerlijk geworden repertorium.
M. Dijkmans
| |
Dr N. Snijders-Oomen, Kleine kinderen worden groot. Kinderpsychologie voor opvoeders. - Malmberg, 's-Hertogenbosch, 1952, 196 pp., geïll., geb.
In dit werkje vinden wij een prachtige synthese tussen christelijk geloof, wetenschappelijkheid en eenvoudig menselijk aanvoelen. Alwie een eenvoudig maar degelijk werkje zoekt over kinder- en jeugdpsychologie, moet zich dit aanschaffen. Het accent ligt vooral op de ontwikkeling van het kleine kind. De auteur heeft ook de goede gedachte gehad een hoofdstuk over het abnormale kind aan het geheel toe te voegen.
Dr W. Smet
| |
Romans en verhalen
Frank G. Slaughter, De roman van Lucas Heelmeester en Apostel. Vertaling en bewerking door G. Oldeman van The Road To Bithynia. - J.M. Meulenhoff, Amsterdam, 1953, 16 × 24, 283 pp., f 8.90.
Een zeer boeiend geschreven verhaal, waarin Lucas getekend is als de sympathieke en moedige arts van de Hippocratische school, die zijn arbeid en persoon in dienst stelt van Paulus prediking.
Meer humaniteit dan geloofsovertuiging drijft hem hiertoe.
De beoefenaar van het ‘officium nobile’ is goed beschreven, maar de bekeerling Lucas, door de genade gegrepen, is niet juist aangevoeld. De Protestantse exegese heeft haar stempel op dit verhaal gedrukt: Paulus is de drijver, de fanaticus, die het geloof formuleert: de eigenlijke waarheid ligt in de boekrol, waarvoor Stephanus stierf; Petrus is mild en wijs, maar van zijn primaat blijkt nagenoeg niets.
De schrijver weet met Paulus' leer over huwelijk en maagdelijkheid niet juist om te gaan. Hij laat Lucas trouwen met Thecla, welke liefde de naijver van Paulus heeft opgewekt. Immers omdat de wederkomst van de Heer nabij is, wenst hij dat ieder coelibatair blijft zoals hijzelf is. Om Paulus' opvatting te ontzien wordt het huwelijk aanvankelijk maagdelijk beleefd, maar na korte tijd wordt deze ongezonde situatie gewijzigd doch kinderen worden hun niet geschonken.
Ook met Maria's maagdelijk moederschap weet de schrijver geen weg; en de oude herder van Bethlehem, die de boodschap van de engel aan Maria gaat vertellen, laat dan ook weg de vraag: ‘Hoe zal het zijn, daar ik geen man beken?’
Dit alles verwringt het karakter van de Evangelist, die zoals handschriften uit de 2e eeuw al aangeven: uxorem numquam habuit, filios numquam procreavit.
Wij missen de bovennatuurlijke bezieling van een, die voor Jezus gewonnen is; de warmte van een vriendschap in Christus, die te horen is in Paulus woord ‘Lucas mijn dierbare dokter’; wij missen de innigheid en heiligheid van een, die heeft mogen luisteren naar de hartsgeheimen van de Moeder des Heren.
H. van Deinse
| |
Gaston Duribreux, Tussen duivel en diepzee (Davidsfonds-Guldenreeks nr 408). - Davidsfonds, Leuven, 1953, 291 pp., ing. Fr. 56, geb. Fr. 84 (leden: Fr. 28 en 42).
Rondom een lichtschip in de nacht woelen de geheime krachten van de diepzee en van de duivel. Een moord dreigt, gebeurt, wordt moeizaam opgehelderd. En stuurman Degraeve vindt in deze ontlading zijn katharsis.
Alles gebeurt binnen het spannend verloop van vierentwintig uur. Maar Duribreux heeft uitvoerige flash-backs en nadrukkelijke parallelismen nodig om het verleden in het heden te schuiven. Toch vernuftig en aanvaardbaar. En diep. Wat voorbij is, leeft voort en wordt nu voor het geweten gedaagd. En alle mannen van het schip vechten met dit verleden:
| |
| |
de kapitein in waanzin, Sanders in onverschilligheid, Willems in angstige aanvaarding, Degraeve zelf in harde verzaking.
Spreekt Duribreux wel ergens zo duidelijk zijn levensbeschouwing uit als in de slotdialogen hier? Er is geen middenweg tussen weerloosheid en steile heldhaftigheid. In de opperste strijd bedwingt de mens zijn lot.
Duribreux' boodschap is meer waard dan zijn stijl en taal. Die zijn niet zuiver. En dit is geen te veronachtzamen verwijt. Onmacht van stijl en taal geven aan zijn verhalen iets melodramatisch dat de zuiverheid van de boodschap aantast.
Paul van Meer
| |
Jan Overduin, Het Paradijs. - J.H. Kok, Kampen, 1953, 192 pp., f 4.25 en f 5.40.
Hoe een jongeman, na een diepe ontgoocheling zijner idealistische dromen, langzaam wederom eerbied en bewondering in zichzelf voelt opkomen en opbloeien voor haar die zijn echtgenote en de moeder van zijn kind zal worden. Een donkere en moeilijke weg heeft hij te gaan alvorens, na de spoedige dood van vrouw en kind, te komen tot geloof en berusting.
Een ernstig en met ernst en overtuiging uitgewerkt thema, bevat deze roman van J. Overduin. De strijd van een mensenziel met God en haar uiteindelijke overgave (van protestantse zijde beschouwd). Met alle waardering voor de inhoud, heeft deze roman mij slechts zeer matig kunnen boeien. Het komt mij voor dat dit boek aanmerkelijk zou gewonnen hebben, ware de stijl meer geserreerd geweest. Gelijk het werk er nu ligt, telt het vele bladzijden die op het langdradige en vervelende af zijn. Jammer, want om de nobele inhoud verdient het boek een uitgebreide lezerskring. (Volwassenen).
Joh. Heesterbeek
| |
Aster Berkhof, Vacantie met drie. - Heideland, Hasselt, 1953, 327 pp., ing. Fr. 90, geb. Fr. 120.
Wie niet kan reizen kan nog altijd op vacantie gaan met Berkhof en zijn drie musketiers: in een oud maar kranig Fordje hobbelt hij met hen door Nederland en Duitsland, in een Deense turnschool beleeft hij waarachtige Wodehouse-avonturen, en onderwijl wordt hij door de geromanceerde propagandafolder die dit boek is, leerzaam en ontspannend ingelicht over land, bevolking en gebruiken. Een allerprettigste cocktail.
Paul van Meer
| |
Prisma boeken. Theo Thyssen, Het taaie ongerief. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1953, 2de druk, 240 pp., f 1.75.
In dit boek heeft Theo Thyssen een deel van zijn jeugdherinneringen neergeschreven. Het is een humoristische close-up van de misère die een mens levenslang met zijn kleren beleeft. Een meesterstukje van geestige observatie van de tijd van het kind, van de tijd van het man-worden, wanneer kleren zo ongelofelijk belangrijk worden. Theo Thyssen legde in dit boek een aantal voortreffelijke verhalen vast, tragisch en tegelijk komisch, die de meest serieuze lezer zal doen lachen, maar tevens sommige ouders en opvoeders tot nadenken zal brengen.
X.
| |
J.M. Elsing, De 32ste bruid. Roman uit Centraal Afrika (B.F.T.-combinatie). - P. Vink, Antwerpen-Tilburg, 1953, 278 pp., geb. Fr. 150 (in reeks Fr. 95).
Opzet van de schrijver is een beeld te schetsen van de neger, zijn milieu, zijn gedachtensfeer, zijn zeden en gebruiken, in het hart van het ‘donker continent, zoals het vroeger was, voor de pionierstijden....’. Zijn reizen en verblijf onder de Baloeba hebben hem in staat gesteld een rijke ervaring op te doen en een waardevolle documentatie aan te leggen: met deze gegevens wil hij het leven en de psyche van de inlander reconstrueren: een waagstuk, vooral wanneer daarvoor de romanvorm wordt gekozen. Op vele plaatsen blijft de psychologische voorstelling van de neger gebrekkig en.... onwaarschijnlijk, en de synthese doet onwillekeurig kunstmatig aan.
C. Depoorter
| |
Thorvald Aadahl, Alles voor elkander, vert. door A. van Maasbragt (Triomfreeks). - van Tuyl, Antwerpen, 1953, 214 pp., Fr. 125.
Een rustig verlopende maar helemaal niet langdradige Noorse dorpsroman, die in een volksreeks zeker een vertaling verdiende.
F.R.
| |
Frans Auland, Mon Biesen (Klokkenreeks, nr 4). - K. Beyaert, Brugge, 1953, 85 pp., Fr. 30.
Een jongensverhaal geknipt naar het gewone patroon van de belhamel die leider van de jeugdbeweging wordt. Prettig en vlot verteld.
F.R.
| |
| |
| |
Rob Sterkenburgh, Duel op de Deel (Triomfreeks). - J. van Tuyl, Antwerpen-Zaltbommel, 1953, 200 pp.
Een niet onverdienstelijk werk van een blijkbaar jong auteur, die nog te weinig de psychologie van zijn helden uitdiept om er ons helemaal aan te doen geloven.
F.R.
| |
Varia
Europese gemeenschap voor kolen en staal. Algemeen verslag over de werkzaamheden van de gemeenschap. (10 Augustus 1952-12 April 1953). - Uitgave van de Hoge Autoriteit. (Luxemburg, 1953), 126 pp.
Wie zich interesseert voor de éénwording van Europa (en welke Europeaan die gelooft in de toekomst van dit oude werelddeel doet dat niet) zal het eerste verslag van de werkzaamheden van de gemeenschap voor kolen en staal met grote voldoening lezen. Wanneer en hoe een volledige Europese gemeenschap tot stand zal komen kan niemand voorspellen, maar zeker is dat de eerste pogingen moeten gaan in de richting van de economische éénwording. Dat deze eerste pogingen met evenveel voorzichtigheid als doortastendheid worden ondernomen blijkt uit dit verslag.
Dr F.J.C.J. Nuyens
| |
Russell W. Davenport, Zo is Amerika, vert. d. J.L. van Tijn. - ‘Zilver-Meeuw-Serie’, Servire, den Haag, 1952, 215 pp.
Dit boekje van 215 bladzijden is een verzameling van artikelen, die onder de titel van ‘The permanent Revolution’ in het Amerikaanse blad ‘Fortune’ zijn uitgegeven. Het heeft niet de arrogantie ons afdoend van Amerikaanse toestanden op de hoogte te brengen, maar slechts een reeks inleidingen te zijn tot de onderscheidene aspecten van Amerika. Het is hierin uitstekend geslaagd en geeft trouwens nog veeel meer gegevens over de ‘Amerikaanse Idie, het Amerikaanse Systeem, de Arbeidsbeweging, de politieke Partijen en de mentaliteit van de doorsnee burger’, die ieders inzicht omtrent de betekenis van deze natie kan verdiepen.
K.J.D.
| |
Compton Mackenzie, Whisky als Water. - Hofboekerij, Heemstede, 1953, 239 pp., f 6.50.
Dit alleraardigste verhaal speelt zich af op twee kleine eilandjes van de Hebrieden, westelijk van Schotland. Het ene eilandje is Katholiek, het andere Protestants, wat een bijzondere nuance aan het verhaal geeft. De whisky speelt er een hoofdrol. Geen diepzinnige litteratuur, maar een boekje vol fijne humor.
J.v.H.
| |
Posthoorn Boeken. Het Nieuwe Testament. Vert. uit de grondtekst met aantekeningen in opdracht van de Apologetische Vereniging ‘Petrus Canisius’ ondernomen met goedkeuring van de Hoogwaardige Bisschoppen van Nederland. - Het Spectrum, Utrecht, 1953, 367 pp., f 1.25.
Het Spectrum lanceert een nieuwe serie goedkope boeken in pocketbook formaat en uitvoering onder de naam Posthoorn-boeken, die bij uitstek bestemd zijn voor Katholieke lezers. Als eerste deel is op dit ogenblik reeds verschenen Het Nieuwe Testament. De prijs is zodanig dat er nu werkelijk geen enkel motief meer denkbaar is, waarom dit Boek der Boeken in welk Katholiek gezin ook zou mogen ontbreken. Nog dit jaar zullen er verschillende boeken in de Posthoorn-Serie verschijnen, die de basis zullen vormen van een specifiek op Katholieke lezers gerichte serie pocket-books. Gaarne aanbevolen.
X.
DRUKKERIJ SINT GREGORIUSHUIS - ZEIST
|
|