Streven. Jaargang 6
(1952-1953)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 236]
| |
Het probleem der melodie in de moderne muziek I
| |
[pagina 237]
| |
uitdrukking meer vermag te geven aan het verlangen naar muzikale schoonheidsgenieting, zoals dat leeft in het overgrote deel der hedendaagse mensheid. Zeker, er zijn mensen voor wie muziek is alle geluid, dat op een muziekinstrument wordt voortgebracht, voor wie alles, ook de kunst, noodzakelijkerwijze evolueert volgens het onvolprezen beginsel van de vooruitgang, voor wie het probleem der moderne kunst slechts bestaat bij de gratie van de domheid van de massa, die de vooruitgang tegenhoudt, voor wie het vast staat dat ook in het verleden alle grote kunstenaars door hun tijdgenoten zijn miskend, voor wie eenieder, die dit alles niet gelooft, een cultuurpessimist is, die slechts afbreekt wat vooruitstrevende geesten trachten op te bouwen. Daartegenover echter neemt het aantal dergenen toe, die zich beginnen te realiseren dat er in het verschijnsel der moderne kunst krachten werkzaam zijn, die, als hun de vrije loop gelaten wordt, het verval der schone kunsten tot een voldongen feit zullen maken. Zestien jaar geleden schreef de Russisch-Franse componist Arthur Lourié dat in de moderne muziek het melodische element geheel en al is verloren gegaan, zoals uit de moderne dichtkunst het lyrische geheel en al is verdwenenGa naar voetnoot1). Ook wij zien het probleem der moderne muziek als het probleem der melodie, van dát element der muziek, dat in het verleden algemeen als de ziel der muziek werd beschouwd. Doch wat is eigenlijk een melodie....? Een van die dingen, waarvan men met S. Augustinus kan zeggen: ‘Als niemand het mij vraagt, weet ik het. Als ik het moet uitleggen aan wie het mij vraagt, weet ik het niet’. Wij zullen daarom, alvorens over het probleem der melodie in de moderne muziek te handelen, eerst het begrip melodie nader dienen te beschouwen. | |
Het wezen der melodieWat hebben wij te verstaan onder melodie? Een muziek-technische begripsbepaling als b.v.: Melodie is een reeks rhythmisch geordende tonen van verschillende toonshoogte, die samen een eenheid vormen, zegt alleen wat de melodie materieel beschouwd is, maar leert verder niets omtrent haar wezen. Tonenreeksen kunnen op meerdere wijzen rhythmisch geordend zijn en een eenheid vormen zonder melodie te zijn. Er zal dus een hoger criterium moeten zijn aan de hand waarvan wij de ene tonenreeks melodie noemen en de andere niet. | |
[pagina 238]
| |
Wanneer de melodie blijkens de algemeen geldende intuïtie de ziel is van de muziek, zal zij de draagster moeten zijn van de wezenlijke waarde der muziek. De wezenlijke waarde van de kunst in het algemeen is de schoonheidGa naar voetnoot2). Schoonheid is, naar Plato's definitie, schittering van de waarheidGa naar voetnoot3). Schoon noemen wij een kunstwerk wanneer het de mededeling is van een waarheid op een zodanige wijze, dat deze waarheid als evident wordt ervaren d.w.z. onmiddellijk gekend wordt. De kunst openbaart de waarheid niet zoals de wetenschap dit doet, in abstracte begrippen, oordelen en redeneringen, zij onthult de waarheid in beelden, visuele of acoustische, dus in een zintuigobject. Zij is geen rationeel, critisch beschouwen van de waarheid, doch de mededeling van een waarheid, ervaren als levende werkelijkheid. Het schone is in wezen irrationeel. Het richt zich niet tot het redenerende maar tot het (intuïtief) kennende verstand. De kunst is een specifiek menselijk voortbrengsel, waarin de tweeledigheid van de menselijke natuur, het gebonden zijn van de geest aan de stof tot uitdrukking komt. Zoals de mens stof en geest is, zo is zijn voortbrengsel: het kunstwerk, stof en geest. In zijn stoffelijkheid is het object van de zintuigen, als mededeling van een levende waarheid is het object van de geest. Geest en zinnen beiden worden in het kunstwerk in hun natuurlijke streving bevredigd. Ook de muziek, inzoverre zij schoon is, doet een waarheid uitschitteren over de stof, over de klanken, die zij voorhoudt aan het gehoor. Deze waarheid betreft de subjectiviteit, het menselijk zieleleven, meer in het bijzonder de gemoedstoestanden en gemoedsbewegingen. Zij is het beeld van het menselijk zieleleven. Iets is beeld van iets anders wanneer dit andere voor het kenvermogen hierin aanwezig is. Zoals in een beeld van Socrates voor het kenvermogen Socrates aanwezig is in een ander zijnde, zoals in een beeld van een roofdier de natuur van het roofdier gekend wordt in een stuk steen, zo is, in de muziek, in de beweging der klanken voor het kenvermogen aanwezig de beweging der menselijke ziel. Anders gezegd: de muziek handelt als de menselijke ziel. Zij is opgetogen of in zich zelf gekeerd, begeesterd of deemoedig, | |
[pagina 239]
| |
vreugdevol of droefgeestig, zij is in vervoering of in zich zelf verzonken, zij mediteert, mijmert, klaagt, treurt, troost, overreedt, zij is ernstig of schertst, zij is opstandig of berustend, of zij is beeld van het zieleleven in zijn ongedifferentieerde vorm, van al die bewogenheden en bewegingen der ziel, die wij niet in begrippen vermogen weer te geven, van heel die geheimzinnige wereld, die woelt in ons binnenste, zoals Maritain het uitdrukte, in al zijn ondoorgrondelijke gecompliceerdheid. Zij doet echter steeds de beweging zelf kennen, zonder het object te doen kennen. Menig werk van Chopin geeft ons een zeer heldere intuïtieve kennis van de van heimwee vervulde menselijke ziel, zonder ons het object van dit heimwee te doen kennen. Ook wanneer de muziek schijnbaar een object uit de buitenwereld voorhoudt aan het oog van de geest, is zij in werkelijkheid uitdrukking van een gemoedsbeweging, dus van de subjectiviteit. Beethoven zelf getuigde van zijn Pastorale symphonie dat zij ‘mehr Ausdruck der Empfindung als Mahlerei’ beoogde te zijn. Naar haar eigen wezen is de muziek onmiddellijke verbeelding van het menselijk zieleleven. Is zij hierop volledig gericht, dan is zij wat wij noemen absolute muziek. Beethoven's Pastorale bewijst dat aan de compositie zeer wel een ‘programma’ ten grondslag kan liggen zonder het absoluut muzikale karakter van het werk aan te tasten. Wanneer de muziek echter de ambitie krijgt het object zelf tot uitdrukking te brengen, streeft zij na wat ten enen male buiten haar vermogen ligt, en is zij, als muziek a priori mislukt. Zij wordt dan een zinledig ijdel spel met analogieën in klank. De muziek is dus naar haar eigen wezen de verbeelding, het tot beeld maken van het menselijk zieleleven, de uitdrukking van de subjectiviteit. Nu is alle kunst min of meer uitdrukking van de subjectiviteit. Terwijl de andere kunsten echter de subjectiviteit uitdrukken door haar mede tot uitdrukking te brengen in een object (zo kan b.v. in een landschap weemoed of in een religieus tafereel vroomheid tot uitdrukking komen), doet de muziek dit rechtstreeks, onmiddellijk, zonder tussenkomst van een aan de buitenwereld ontleend object, en gaat het in de muziek uitsluitend om de verbeelding van de subjectiviteit zelf. Zij heeft daardoor minder dan de andere kunsten verband met de wereld van onze in de tastbare, zichtbare werkelijkheid gewortelde kennis, en dit is de reden waarom zij een groter mate van ‘geheimzinnigheid’, een meer ‘magisch’ karakter bezit. De vraag hoe klanken beeld kunnen zijn van het menselijk zieleleven is een zeer gecompliceerd vraagstuk, waarop wij hier niet nader zullen ingaan. Een bepaald aspect van dit vraagstuk zal ter sprake komen, wanneer wij over rhythme en melodie zullen handelen. | |
[pagina 240]
| |
In de muziek objectiveert het subject zich zelf, maakt zichzelf tot object van zijn kenvermogen. In het luisteren naar muziek beschouwen wij het beeld van ons eigen zieleleven, zij het dan ook dat wij ons doorgaans hiervan als zodanig niet bewust zijn. Luisteren naar muziek is een proces van bewustwording, een bewustwording van ons zelf. Naar haar ontstaan is Mozart's muziek de uitdrukking van hetgeen Mozart ervaren heeft als het leven der menselijke ziel. Een ieder kent het menselijk zieleleven echter slechts als de ervaring van zijn eigen zieleleven. Maar iedere mens is de concrete verwerkelijking op de hem eigen wijze van een algemeen beginsel: het algemene beginsel der menselijke natuur. Door dit beginsel van algemeenheid, waaraan alle mensen deel hebben, is Mozart's muziek beeld van het menselijk zieleleven in het algemeen, is zij een mededeling van mens tot mens. Voor ieder van ons is zij de openbaring van ons zelf aan ons zelf. Zij is echter ook de openbaring van de mensheid aan zich zelf. In het luisteren naar muziek ‘werden alle Menschen Brüder’. Luisteren naar muziek is een proces van bewustwording, schreven wij. Deze bewustwording gaat echter dieper dan een beschouwen van de handelingen der ziel. Het gaat in de muziek niet om het uitbeelden van gemoedsbewegingen als zodanig. Zij is geen ‘psychologie’ in beelden, haar diepste ambities zijn van ‘metaphysische’ aard. De muziek heeft, meer dan de andere kunsten, het vermogen door te dringen in de mysterieuze diepten der menselijke ziel. De ontdekking van dit vermogen is ongetwijfeld de impuls geweest tot de ontwikkeling van het volstrekt unieke verschijnsel der westerse kunstmuziek. Men zegt wel dat de muziek het vermogen bezit in de mens de ervaring van ‘het absolute’ teweeg te brengen. Het lijkt ons heilzaam dat wij ons in de muziek niet al te uitdrukkelijk op het terrein der mystiek begeven, en van haar niet vragen, wat zij niet vermag te geven. Wij menen dan ook dat men het psychisch gebeuren, dat het luisteren naar muziek bij een bepaalde dispositie van het subject soms tot zulk een ongewone belevenis maakt, die, eenmaal ervaren, de grote aantrekkingskracht der muziek blijft uitmaken, eerder dient te beschouwen als hetgeen men in de wijsbegeerte als de ervaring van de existentie onderscheidtGa naar voetnoot4). Zij is een soort intellectuele schok, zich voltrekkend te midden van emoties van ongekende oorsprong en hoedanigheid, waarbij de mens zich plotseling geconfronteerd ziet met het wonder aller wonderen, het mysterie | |
[pagina 241]
| |
aller mysteriën, het mysterie van het zijn. In de ervaring van het zijn der eigen ziel wordt de mens zonder dit als zodanig te kunnen onderscheiden - het wetenschappelijk ophelderen van dit gebeuren is de taak der metaphysica - een vage intuïtie deelachtig van de transcendentele orde van het zijn, van het gegrond zijn van alle zijnde in het absolute Zijn, waarvan hij een ogenblik het huiveringwekkend mysterie beseft. Er is dus een impliciete ervaring van het absolute, die men als prae-mystiek zou kunnen bestempelen. Zeer merkwaardig in verband met ons onderwerp is de mening van Henri Bergson omtrent de wijze, waarop de mens bewust vermag door te dringen tot de intuïtie van het zijn, en hoe dit zich aan hem openbaartGa naar voetnoot5). Voor Bergson geschiedt dit doordringen tot de metaphysieke orde van het zijn langs de weg van een met grote wilsconcentratie doorgevoerde introspectie, die voorbijgaat aan de oppervlakkige regionen van de gedachten, beelden en gevoelens, die doorgaans ons bewustzijn uitmaken, om door te dringen tot de diepten van het psychische leven zelf, dat zich doet kennen als een, slechts door ervaring kenbaar, niet in begrippen uit te drukken, voortdurend veranderend voortbestaan in de tijd. Maar wat is muziek eigenlijk anders dan het beeld van het voortdurend veranderend voortbestaan van de menselijke ziel in de tijd? Wat is muziek eigenlijk anders dan een ‘geëxoprojecteerde’ introspectie? Uit het voorafgegane moge duidelijk zijn dat het vermogen van de muziek om in de mens de geheimzinnige gronden van zijn bestaan tot bewustzijn te brengen in hetgeen wij noemden de ervaring van de existentie, afhankelijk is van de mate waarin zij beeld is van het menselijk zieleleven. Dit beeld zijn van het menselijk zieleleven, deze bezieldheid met menselijk zieleleven, is wat ‘de ziel’ van de muziek uitmaakt, wat haar onderscheidt van georganiseerd geluid. Wanneer dan, blijkens de algemene intuïtie, de melodie de ziel is van de muziek, dan is het beeld zijn van het menselijk zieleleven criterium voor het melodische. Wanneer in een reeks tonen, in de orde der kenbaarheid, als levend beginsel een handelen van de menselijke ziel aanwezig is, dan is zulk een reeks tonen meer dan wat zij materieel genomen is, dan is zij meer dan naar de wetten der stoffelijkheid georganiseerd geluid, dan is zij waarlijk melodie. Een definitie van de melodie naar haar wezen zou dus moeten luiden: Een melodie is een reeks tonen, die beeld is van een | |
[pagina 242]
| |
beweging der menselijke zielGa naar voetnoot6). Zij is volmaakter melodie naarmate zij op volmaaktere wijze beeld is van de menselijke ziel. In diezelfde mate is haar wezen mysterie, zoals het wezen der menselijke ziel mysterie is. Haar diepste wortels heeft zij in het mysterie van het zijn en naar haar diepste wezen is zij de lofzang van het zijn. Doch in de openbaring van haar diepste wezen is zij meer dan een mensenziel bevatten kan, want dan is zij de lofzang van het heelal. |
|