Streven. Jaargang 6
(1952-1953)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |
[1953, nummer 9]De noodzaak van internationale samenwerking der KatholiekenGa naar voetnoot1)
| |
Aaneensluiting en nauwste samenwerking der katholieken van Europa en van de wereld is nodig ter wille van de mensheidInzake de noodzaak van een wereldpolitiek en wereldeconomie zijn heden alle deskundigen het met elkaar eens. De wereld is klein geworden. De mogelijkheden tot materiële en geestelijke uitwisseling zijn hoog ontwikkeld en bijna onbegrensd; de wereldbevolking groeit geweldig en kan alleen dan een dragelijke levensstandaard onderhouden, als een veelomvattende goederenuitwisseling en echte samenwerking op econo- | |
[pagina 194]
| |
misch gebied gewaarborgd zijn. Allen zijn afhankelijk van allen. Meer dan ooit is het lot van de mensen ondeelbaar geworden, zoals de vrede heden ondeelbaar is. Oorlog of vrede in Korea betekent praktisch in zekere zin oorlog of vrede voor het gehele mensdom. Terwijl het in vroegere eeuwen zeker mogelijk was, dat gedeelten van de mensheid in betrekkelijke vrede en welstand leefden en gelijktijdig in andere hoeken van de globe oorlog en onbeschrijflijke ellende heersten, en dit zonder dat het lot van de ene door dat van de ander beïnvloed werd, lijkt dit door de moderne ontwikkeling in de toekomst uitgesloten te zijn. Als het bijvoorbeeld op de duur niet gelukken zou de geweldige mensenmassa's in India een dragelijk bestaansminimum te verschaffen, zou dit onoverzienbare terugslagen op de gehele wereldbevolking kunnen hebben. De eenheid van het menselijke geslacht ligt niet uitsluitend in de oorsprong en de bestemming; zij is heden ook een lots-eenheid, een lots-gemeenschap geworden. Bij de mens gaat het echter om een met rede begaafd wezen, dat voorbestemd is zelf aan zijn lot mede te bouwen, zijn lot zelf ook mede vorm te geven. Met andere woorden: de mensen moeten thans deze werkelijke lotsverbondenheid zien en daaruit ook de nodige gevolgtrekkingen maken. Zij moeten weten, dat een familiegemeenschap slechts bestaan kan, als deze door een familiegeest gedragen en gevormd wordt. En deze familiegeest moeten wij vormen en behoeden, de geest van saamhorigheid, van broederlijkheid en van wederzijdse goedwillendheid, zonder welke - in een tijd van moderne vernietigingswapens - een catastrophe voor de gehele mensheid onafwendbaar lijkt. In plaats daarvan zien wij op dit uur angstwekkende machten aan het werk, die alle kracht van het verstand, alle wilsenergie, alle uitvindingen van de moderne techniek inzetten, om de grondvesten van elke menselijke samenleving radicaal te vernietigen, alle geestelijke idealen voorgoed te begraven, de mens volledig te ontrechten en te verkrachten en de strijd van allen tegen allen tot een durende toestand te maken. Wij mensen van het Westen, vooral van Europa, voelen ons in de eerste plaats door dit verschrikkelijke gevaar bedreigd. En daarom zijn ook vooral hier, op Europese bodem, de eerste pogingen in het werk gesteld om tot een internationale samenwerking te komen; meer door vrees dan door liefde gedicteerd, bescheiden, schuchtere pogingen, die nog niet met zware hypotheken van wederzijds wantrouwen, nationale bekrompenheid, gerechtvaardigde en niet gerechtvaardigde vrees belast zijn. De initiatiefnemers tot deze pogingen zijn wij onze diepste erkentelijkheid schuldig. Maar daarbij mag het niet blijven. Wij zijn het er over eens, dat | |
[pagina 195]
| |
weliswaar voor dit moment het onmiddellijk dreigende gevaar de mensen tot gemeenschappelijk verzet en gemeenschappelijk handelen in afweer kan doen samengaan; ook echter, dat deze eenheid in negatieve zin nooit en nimmer voldoende is om nu ook positief op te bouwen en het voortbestaan van een echte gemeenschap op de duur te verzekeren. Daartoe is een solide geestelijke basis nodig. ‘Niemand’, zo zegt Paus Pius XII op 12 November 1948 in een toespraak tot de Europese Unie, ‘zal, naar Onze mening, kunnen ontkennen dat een verenigd Europa, om zich in evenwicht te houden en de verscheidenheden op zijn continent te nivelleren, een onverbreekbare zedelijke grondslag nodig heeft, waarop het kan rusten. Om nog maar te zwijgen van zijn invloed op de zekerheid van een universele vrede. Waar kan het deze grondslag vinden? Laten wij de geschiedenis antwoorden: er was een tijd, waarin Europa in zijn samengesteldheid een compact geheel vormde. Bij alle zwakheden en ondanks alle menselijke mislukkingen was dit voor Europa een kracht. Dank zij deze eenheid volbracht het grote dingen. De ziel van deze eenheid was de godsdienst. Deze vervulde de gehele gemeenschap in alle geledingen met een christelijk geloof. Toen zich echter de cultuur eenmaal van de godsdienst gescheiden had, was de eenheid verbroken. Op de duur is de minachting voor de godsdienst, die zich langzaam maar niet te stuiten heeft verspreid, steeds verder in het openbare leven doorgedrongen. Daaraan in de eerste plaats dankt dit continent zijn verscheurdheid, zijn ellende en zijn onrust. Wanneer dus Europa zich daarvan wil bevrijden, moet het dan niet in zichzelf de band tussen religie en cultuur herstellen?’ Zeer duidelijk zegt de H. Vader in een brief aan de Katholieke Duitse Vrouwenbond: ‘men spreekt zo veel van de Europese cultuur, die cultuur, die uit het verleden gered en waaruit het verenigd Europa in de toekomst opgebouwd moet worden. Men make zich echter geen illusies: deze Europese cultuur zal onvervalst christelijk en katholiek zijn, of zij zal verteerd worden door de steppenbrand van die andere materialistische, die slechts waarde hecht aan de massa en het zuiver physieke geweld’. Daaruit vloeit met grote zekerheid voort de geweldige verantwoordelijkheid van in de eerste plaats de katholieken van Europa voor de vernieuwing van de door de Paus geëiste zedelijke grondslag voor een gemeenschappelijk denken en handelen. Wij zien allen in, dat wat hier van Europa gezegd wordt, in dezelfde zin van toepassing is op de vereniging van het ganse mensdom. Europa is slechts het terrein, waar de verwezenlijking van deze eis het meest urgent is en ook met betrek- | |
[pagina 196]
| |
king tot zijn verleden en het altijd nog aanzienlijke getal der hier levende gelovige christenen - menselijk gezien - het eerste uitzicht op succes biedt. Maar slechts dan, als de katholieken van Europa zich van deze verantwoordelijkheid ook bewust zijn en overeenkomstig handelen. ‘Zich deze verantwoordelijkheid bewust zijn’, dit betekent voor alles, dat zij in het diepst van hun ziel ervan doordrongen moeten zijn, dat geen andere menselijke gemeenschap ook maar bij benadering zoals de Kerk van Christus, de heilige Rooms-Katholieke Kerk, waarvan zij de levende ledematen zijn, in staat is, een rotsvast fundament voor zulk een eenwording te leggen; - ‘en overeenkomstig handelen’, wil vooral zeggen, dat zij er naar streven, hun gedoopt- en gevormd-zijn zeer ernstig te nemen en hun eerste plicht daarin te zien, in hun gehele denken en doen katholiek te zijn. Dan zullen zij ook met vreugde en daadkracht de hun gestelde practische opgaven aanpakken. Een van de belangrijkste daarvan is - als ik dit zo zeggen mag - de psychologische onderbouw voor zulk een internationale eenwording. ‘Als Wij’, zeide de H. Vader bij het Pax Christi Congres in Rome, ‘de pogingen volgen van die staatslieden die een Europese integratie nastreven, kunnen Wij ons niet aan een angstig gevoel onttrekken: gedreven door de noodzaak, die een vereniging van Europa eist, streven zij naar politieke doelen en beginnen ook politieke doelen te verwezenlijken, die een nieuwe verhouding veronderstellen in de betrekkingen van volk tot volk; deze veronderstelling wordt echter niet, of niet in voldoende mate, bewaarheid. De atmospheer, zonder welke politieke instellingen zich op de duur niet kunnen handhaven, bestaat nog niet’ (Pax Christi Congres, Rome, 13 September 1952). ‘Om aan het scheppen van zulk een atmospheer, zonder welke een gemeenschappelijke internationale actie noch kan bestaan, noch een vruchtbare ontwikkeling kan hebben, mede te werken, zijn’, naar de woorden van de H. Vader, ‘de katholieken op de eerste plaats uitstekend geschikt. Het gaat hier om de atmospheer van het wederzijds begrijpen, waarvan de grondelementen als volgt genoemd kunnen worden: wederzijdse achting, wederzijdse loyaliteit, die de ander dezelfde rechten verzekert als men voor zichzelf verlangt. Bereidheid tot welwillendheid ten opzichte van zonen van andere volken, alsof zij broeders of zusters waren. De katholieken van de gehele wereld moeten steeds juist in deze atmospheer leven. Zij zijn met elkaar verbonden in de volle rijkdom van hun geloof en daardoor in datgene, wat voor de mens het hoogste, het dierbaarste en het belangrijkste betekent. Niet minder ook in de uitstralingen van hun geloof in het sociale en culturele leven. De | |
[pagina 197]
| |
katholieken zijn bovendien van hun jeugd af opgevoed om alle mensen, om het even uit welke zône zij komen, om het even van welke nationaliteit of van welk ras zij zijn, als schepselen en evenbeelden Gods, door Christus verlost en tot eeuwige bestemming geroepen, te beschouwen, voor hen te bidden en hen lief te hebben. Er is geen andere groepering in de mensheid, die op zulke gunstige voorwaarden - in de breedte en in de diepte - voor de internationale samenwerking zou kunnen bogen’ (De H. Vader tot de deelnemers aan het studiecongres der Italiaanse Katholieke Actie op 23 Juli 1952). En het is waar: als het één groepering mogelijk is over alle scheidingen heen het grote gemeenschappelijke te zien, dan zouden dit de in Christus' mystieke Lichaam verenigden moeten zijn. Zeker is het ook voor de katholiek niet altijd gemakkelijk, zich boven diep ingewortelde vooroordelen te plaatsen, de grens van een bekrompen nationaal inzicht te overschrijden en bij alle waardering voor de eigen, toch ook geheel open te zijn voor de goede eigenschappen en hoedanigheden van anderen. Want de Kerk staat geenszins op het standpunt, dat de eigen aard der verschillende volkeren, naties en groepen een hinderpaal is voor de nagestreefde vereniging. Integendeel wenst zij mensen, ‘die in hun grond en hun zeden vast verankerd zijn.... Zij hecht er waarde aan, het religieuze leven steeds met de gebruiken in het vaderland te verbinden’ (Toespraak van de H. Vader tot de nieuw benoemde kardinalen in het Consistorium van 20 Februari 1946). Reeds in zijn eerste wereldbrief heeft de Paus de opvatting van de Kerk in dit opzicht helder uiteengezet: ‘De Kerk bewaart met de grootste zorg de leeropdracht Gods; daarom kan zij er niet aan denken en denkt zij er niet aan, de voor elk volk typische bijzondere waarden aan te tasten of minder te waarderen, welke door iedereen met gevoelige aanhankelijkheid en met begrijpelijke trots behoed en als kostbaar erfdeel beschouwd worden. Het doel der Kerk is de eenheid in het bovennatuurlijke, in omvattende liefde, in overtuiging en daad, niet de eenheid die slechts uiterlijk en oppervlakkig is en juist daarom krachteloos maakt. De Kerk begroet met vreugde en begeleidt met moederlijke welwillendheid elke instelling en poging tot een verstandige en geordende ontplooiing van zulke eigen-geaarde krachten en strevingen, die in het eigen wezen van elk volk wortelen; voorwaarde daarbij is slechts, dat zij niet botsen met de verplichtingen, die ze de mens uit zijn gemeenzame oorsprong en uit de gemeenschappelijkheid van zijn doel opleggen’. Dat is echt katholieke breedheid. Juist ter wille van de eenwording moet iedere enkeling zich bewust blijven, dat er naast hem in volle gelijkberechtiging andere vormen van in de grond gelijke mensen staan | |
[pagina 198]
| |
en dat juist in de veelvoudigheid rijkdom en volheid ligt. Hij moet zich in liefde met de ander verstaan, want slechts voor een liefdevolle blik ontsluiten zich de schoonheden van de anders geaarden. Hij moet dat andere ook laten gelden en zich er in verheugen, zonder het te copiëren en daardoor zelf tot caricatuur te worden. Wij zien het: hier alleen reeds ligt een enorm betekenisvolle, schone, maar ook moeilijke opgave van de Europese katholieken, een opgave, die slechts ten uitvoer gebracht kan worden door voortgezet contact onder de besten en onder hen die er werkelijk toe bereid zijn; door een zich liefdevol verdiepen in de historische ontwikkeling en de plaatselijke eigenaard van het andere land; door uitwisseling van waardevolle voortbrengselen der literatuur en van de kunst en zeer in het bijzonder en op de eerste plaats door gemeenschappelijke ontmoeting in gebed en offer. Dit alles betekent echter één worden. Het verheugt me, mij van een plicht van dankbaarheid te kunnen kwijten, als ik op deze plaats opnieuw erop wijs, hoeveel uw vereniging reeds gedaan heeft om zulk een atmospheer te helpen scheppen, zoals de H. Vader deze als noodzakelijke voorwaarde voor het gelukken der pogingen der Europese staatslieden stelt. Vanzelfsprekend is het niet voldoende, dat deze atmospheer uitsluitend bij de katholieken heerst; maar daar moet zij in de eerste plaats door ons geschapen worden, om zich van daaruit in steeds bredere lagen van het betreffende volk uit te breiden. De katholieken moeten de bewuste dragers van deze atmospheer zijn en hun gehele kracht ervoor inzetten, dat zij niet steeds weer door misverstanden, zoals deze nu eenmaal onder mensen onvermijdelijk zijn, of door politieke toevalligheden vertroebeld of geheel en al vergiftigd wordt. Deze aaneensluiting der Europese katholieken is ook nog om een andere reden noodzakelijk. Wij weten, van welk een beslissende betekenis het ook voor de toekomst van Europa is, dat de katholieken in de afzonderlijke landen zich aaneensluiten om hun invloed bij de bezetting der leidende posten te doen gelden; want voor de eenwording van Europa is het waarlijk niet zonder belang, of de daarvoor in de afzonderlijke landen verantwoordelijke mannen de christelijke westelijke traditie voorstaan of niet; of zij zich bij de opbouw van een Europese volkerengemeenschap door de beginselen van het Evangelie en de door de Kerk authentiek verklaarde eisen van het natuurrecht laten leiden of niet. Wee ons, als aan het begin van de nieuwe ontwikkeling niet de heilige ordeningen Gods, doch de wanorde der menselijke dwaalwegen zouden staan! Dit geldt echter evenzo voor de internationale lichamen der Europese gemeenschap, die gevormd zullen worden, als voor de | |
[pagina 199]
| |
reeds bestaande als de Uno en de Unesco. Juist met het oog daarop is de internationale aaneensluiting der katholieken een gebiedende eis. Met angst stellen wij vast, dat de vertegenwoordiging der katholieke belangen in de Unesco en de mogelijkheid van katholieke invloed-uitoefening op het werk van de Unesco volledig ontoereikend is. Daarom is het ook zo verheugend, dat de katholieke stands- en vakorganisaties - die toch vooral voor de culturele sector van belang zijn - van uw land en het onze, vooral ook dank zij uw krachtdadige initiatieven, zulk een goed contact met elkaar onderhouden. Ook op de juiste samenstelling der overeenkomstige lichamen in het raam der Europese gemeenschap zullen wij een waakzaam oog moeten hebben en ons daarbij goed op elkaar moeten afstemmen.
Dit zijn enkele redenen, die ons de aaneensluiting en de nauwste samenwerking der katholieken van Europa, terwille van Europa en van het mensdom, tot een heilige plicht maken. Daartoe roept de H. Vader de katholieken van alle landen opnieuw en met grote aandrang op in zijn toespraak van 23 Juli 1952, als hij zegt: ‘Wij geloven dat elke beschaving, die er wel op uit is het aardse erfgoed van de christelijke cultuur - en het is waarlijk niet gering - te behouden, doch de ware zin ervan - openlijk of bedekt - loochent of afwijst, onherroepelijk ertoe bestemd is als offer van het aanstormende materialisme te vallen. Gij kent de inspanningen die men zich getroost om een Europese cultuur te scheppen, die geen christelijk karakter, geen christelijke geest en geen christelijke ziel bezit. Gij, Zonen van de Kerk - en gij zijt in Europa waarlijk noch zwak noch gering in aantal - hebt de heilige plicht, u te verzetten tegen zulk een onderneming. Gij zult het toekomstige Europa de grootste dienst bewijzen, als het u gelukt te bewerkstelligen, dat de zuivere, op het katholieke geloof gegrondveste christelijke cultuur overal achting voor haar vrijheid en haar mogelijkheden of tenminste een geheel en al erkend burgerrecht vindt’. Verwondert u er derhalve niet over, als reeds de vooruitziende Pius XI in zijn beroemde brief aan kardinaal Bertram, ‘Quae nobis’, sprekend van de Katholieke Actie, als haar eerste doel gekentekend heeft de nauwe verbondenheid der gelovige christenen van alle naties. | |
Maar ook terwille van de Kerk zelf is deze samenwerking noodzakelijkLaat u mij daartoe nog kort enige aanwijzingen geven: Het is nodig, de innerlijke eenheid der Kerk, waarop wij ons steeds weer en terecht beroepen, ook naar buitenuit tot indrukwekkende aan- | |
[pagina 200]
| |
schouwelijkheid te brengen. Zij is toch niet slechts een kenteken van haar wezen, doch ook kenteken van de ware Kerk van Christus. Onze opgave echter is het, dit kenteken ook werkelijke straalkracht te geven. Het is mooi en verheffend, als scharen pelgrims zich in de Sint Pieter om de Confessio verzamelen en in heilige bevangenheid hetzelfde Credo zingen en bidden. Maar dit alleen is niet voldoende. Niet alleen in Rome of bij deze of gene bijzondere bijeenkomst moet zich deze eenheid tonen; zij moet een innerlijke houding worden, als ik zo zeggen mag, die ons gehele denken en doen doordringt. Het valt niet te ontkennen, dat in de loop der laatste eeuwen tot in de nieuwste tijd, het saamhorigheidsgevoel en de samenwerking der katholieken der verschillende Europese landen zwaar op de proef gesteld zijn. Evenmin valt te loochenen, dat de moderne nationalistische stromingen ook aan de katholieken geenszins zonder spoor voorbijgegaan zijn, waarbij men in het oog moet houden, dat veelvuldig de katholieken in hun eigen land een tekort aan patriotisme verweten werd en wordt en dat zij dit verwijt soms door een overdreven nationale gezindheid trachtten te ontzenuwen. Over het algemeen bleef toch de blik, ook van de katholieken, zeer eng en op het eigen land geconcentreerd. Men meende zich min of meer met de heersende politieke richtingen te moeten identificeren en doorzag ook begrijpelijkerwijze niet voldoende de achtergronden. Daarbij kwam en komt de grote macht, die de moderne staat, vooral als deze autoritair geleid wordt, door de inzet van moderne middelen der publiciteit op de vorming van de openbare mening uitoefent. Onder deze omstandigheden valt het waarlijk niet te verwonderen - ofschoon dit diep te betreuren valt -, dat onder anderen ook katholieken van verschillende nationaliteit elkaar heftig bestreden en elkaar de zwaarste beschuldigingen toegeworpen hebben. Welk een verschrikkelijke schade aan de zaak van Christus! Met alle mogelijke kracht moet zoiets verhinderd worden. Afgezien van een verdieping van echte geloofshouding, zullen daartoe in het bijzonder opnieuw veelvuldige ontmoetingen en voortdurende gedachtenwisselingen kunnen dienen. De een zal zich aan de ander corrigeren. Men zal leren met globale oordelen: de Russen, de Polen, de Duitsers, de Fransen enz. voorzichtig te zijn. Men zal met verblijding de overeenstemming in alle belangrijke problemen vaststellen; echte in Christus gegrondveste vriendschap tussen vertegenwoordigers der verschillende naties zal de mogelijkheid bieden, in zakelijk overleg, opduikende misverstanden te klaren. Men zal daarbij echter ook steeds in het oog moeten houden, waarop Pius XII doelt in zijn toespraak tot de leden van de Pax Christi Bewe- | |
[pagina 201]
| |
ging, dat toch inderdaad de enkeling heden ten opzichte van de structuur der moderne staatsmachine en van het ondoorzichtbaar in elkaar grijpen van economische en politieke betrekkingen, nog slechts betrekkelijk weinig mogelijkheden heeft, invloed uit te oefenen op politieke beslissingen, waarvoor hij derhalve ook niet verantwoordelijk gesteld kan worden. Zou niet iedere, voor zijn Kerk - Christus' mystieke Lichaam - begeesterde en zich voor haar uitbreiding verantwoordelijk wetende christen met inzet van zijn gehele persoonlijkheid moeten meehelpen, opdat zij als ‘Signum levatum inter nationes’, als ‘teken, dat hoogopgericht is onder de volkeren’ door haar tijd en ruimte bindende eenheid alle eerlijk zoekenden als Tehuis van de Waarheid openbaar wordt?! Terwille van de Kerk! Een laatste gezichtspunt nog: hoe bevruchtend zal de uitwerking van deze aaneensluiting zijn voor de individuele katholiek en de Kerk in de verschillende landen en tenslotte voor de universele Kerk! De individuele katholiek zal met verbazing de rijkdom der Kerk bewonderen, hoe veelvuldig en steeds nieuw en anders hetzelfde geloof in de mensen van verschillende volkeren, stammen en rassen gestalte krijgt. Hoe benepen zijn wij katholieken in dit opzicht dikwijls! Ik moet helaas in alle eerlijkheid ook mijn eigen landgenoten, speciaal de Noord-duitsers een verwijt maken voor de neiging, slechts die vroomheidsvormen te laten gelden, die met de eigen inslag en de eigen religieuse opvoeding in overeenstemming zijn. Hoe rijk en breed is juist hier de Kerk! En het is zaak deze rijkdom te leren kennen en er zich aan te verwarmen. Daardoor kan de eigen vroomheid slechts winnen. Bevruchtend voor de Kerk in de verschillende landen! Ik denk hier bijzonder aan bevruchting op het punt van de zielzorg. Met vreugde denk ik terug aan mijn eerste bezoek aan Nederland en de vele suggesties voor de zielzorg die ik toen mocht meenemen. Hoeveel kunnen wij o.a. leren van uw voorbeeldige regeling van het katholieke onderwijs, uw katholieke radiobedrijvigheid. Aan de ontmoeting met u danken wij de oprichting van de Bond van Katholieke Werkgevers in Duitsland. In een tijd waarin de wereld naar een eenheidsbeschaving groeit, waarin politiek en economie in denken en plannen op grote gebieden gebaseerd moeten zijn, moet ook de zielzorg haar isolationisme verbreken; ook zij moet de problemen in haar nationale en internationale vervlochtenheid zien en oplossen, of zij lost ze in het geheel niet op. Omdat de verhoudingen, tenminste binnen het Europese vlak, een min of meer gelijklopende ontwikkeling nemen, duiken ook overal dezelfde of toch soortgelijke moeilijkheden op. Ik denk bij voorbeeld | |
[pagina 202]
| |
aan het probleem der industrialisering, zoals dit hier, zover ik meen te weten, vooral bijzonder dringend is voor het bisdom Haarlem. Met grote belangstelling heb ik in de Nederlandse katholieke pers het bericht over de door de bisschop van Haarlem in studie genomen maatregelen gelezen en ze de bijna gelijkvormige situatie bij ons ten nutte kunnen maken. Dat is slechts één geval onder de talrijke andere. Wij zien: ook om deze reden is de Europese aaneensluiting urgent; evenals een Europese samenwerking der katholieken op alle gebieden en in alle sectoren, te beginnen bij de eigenlijke zielzorg, die uitsluitend aan de competentie der hiërarchie behoort, en reikend tot de randgebieden van het culturele leven, waarbij het initiatief van de gelovige leek beslissend is en waarbij in dit tijdsgewricht in grote mate de beslissing valt voor de geest, die de nu komende tijd bestemmen zal. Terwille van de mensheid, terwille van de Kerk - wat tenslotte natuurlijk op hetzelfde neerkomt - is de aaneensluiting en de samenwerking der katholieken van Europa en van de gehele wereld een dringend gebod van de tijd. Daarom moogt gij ook van innige dank vervuld zijn ten opzichte van God, die u dit postulaat van onze tijd zo vroeg deed erkennen en zo krachtdadig deed aanpakken. Wij staan nog slechts aan het begin van het werk. Het is harde pioniersarbeid en stelt daarom aan hen die zich hieraan wijden, niet geringe eisen. Slechts de diep-innerlijke overtuiging van waarde en noodzaak ervan, verbonden met onverzettelijke taaiheid en vooral een onwrikbaar godsvertrouwen zijn in staat ons de kracht te geven, dit werk niet alleen voort te zetten, doch het - waartoe alles dringt - nog te verdiepen en te verbreden. Het werk is zwaar, maar het is lonend. God wil het! Daarvoor staat ons borg het woord van Zijn vertegenwoordiger op aarde. Is dat alleen voor een gelovig christen niet reeds aansporing en loon genoeg! Is er in de hemel en op aarde dan iets groters dan dat Gods heiligste wil geschiede! Het is lonend! Het vormt toch een zeer belangrijke bijdrage tot de vestiging van Christus' Koningschap in de wereld van heden; dat Zijn Heilig Rijk, van gerechtigheid en vrede kome! Daaraan te mogen medewerken is voor ons een heilige roeping en een hoogste eer. Houden wij de blik gericht op Hem, die onze Heer en Koning is. Hem willen wij opnieuw onze trouw beloven. Uit eigen kracht vermogen wij niets. Doch gesterkt door Zijn genade, geborgen in de liefde van Zijn allerheiligst Hart, gaan wij moedig en vol vreugde aan het werk. Christus vincit, Christus regnat, Christus imperat! |
|