Streven. Jaargang 6
(1952-1953)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 501]
| |
Jacques Maritain
| |
[pagina 502]
| |
niet zijn bescheidenheid? Toen Maritain de bevoegdheid bezat om philosophie te doceren, gaf hij er de voorkeur aan de philosophie vrij te beoefenen, omdat hij niet door de Franse staat gecorrigeerd wilde worden in zijn onderwijs. Ik zou graag misverstanden willen voorkomen. De werkelijk grote levens spelen zich vaak in de verborgenheid af. De trouw van gewone mensen is dikwijls veel waardevoller dan alles, wat beroemde mensen presteren. De authentieke hiërarchie der waarden wordt zo vaak vervangen door die van het succes. Er schuilt misschien in het huldigen van grote talenten een element van de wereld, die de duisternis lief heeft. Ik hoop hiermee aan het toevallige van een artikel, dat uiting geeft aan een persoonlijke bewondering, voldoende recht gedaan te hebben. Wij behoeven hem trouwens niet om zijn talenten te benijden, want in de wetenschappelijke wereld, waarin hij terecht kwam, was het scepticisme de hoogste wijsheid. ‘Le jeune Jacques de seize ans se roulait de désespoir sur le plancher de sa chambre, parce qu'à toutes les questions il n'y avait pas de réponse’Ga naar voetnoot1). In Maritains familie leefde een traditie van idealistische liefde voor het volk. Hij zelf bezat een grote jeugdige edelmoedigheid en zo zien we hem dan als student bijv. een protestactie op touw zetten tegen de onrechtvaardige behandeling van Russische, socialistische studenten door de tsaristische politie. Hij maakte bij die actie kennis met een Joodse, uit Rusland afkomstige studente, die later zijn vrouw zou worden. De betekenis van deze edelmoedigheid is zeer groot. Men komt er door in een goede verhouding tot het bestaan. Zij verhindert een verlammende introversie en bevordert spontaneïteit en vertrouwen. Als men Maritains gelaat onderzoekt, (er is een uitstekend portret van hem gemaakt door Otto van Rees) is er, naast de peinzende uitdrukking, iets dat opvalt: een zekere ‘zachtheid’, of liever het ontbreken van elk spoor van een felheid, die zich tegen de mensen zou kunnen richten. Raïssa Maritain zegt: ‘un jeune homme au doux visage.... à l'allure un peu penchée’. Hij heeft niet het karakter om stoïcijn te kunnen zijn. Als men hem kwetsen wil, weet men zeker, dat men hem raken kan. Er zijn mensen, die zich aan hatelijkheden of liefdeloosheden, ja ook aan persoonlijke ellende kunnen onttrekken door zich op hun wezenskern, op het bewustzijn van hun grootte terug te trekken, die zich boven de menigte uit heffen om de miskenning niet meer te voelen. Maritain heeft evenwel een te grote sympathie voor de men- | |
[pagina 503]
| |
sen, die hij ontmoet, om zo iets te willen. Hij bekommert zich echt om hun moeilijkheden en niets is hem meer vreemd dan zo'n verhevenheid boven de massa. Er zit dus niets anders voor hem op dan met een grote bereidheid alle liefdeloosheden te aanvaarden. Ik geloof, dat deze bereidheid de verklaring is van de ‘zachtheid’ in zijn gelaatsuitdrukking. Dit is ook de reden, waarom hij zo veel mensen aantrekt en waarom zo velen hem om raad vragen (vgl. De vuurzuil, van K. Stern). Dit is ook zijn bescheidenheid. Reeds vrij jong kwam Maritain in aanraking met Charles Péguy, die een jaar of negen ouder was dan hij. Maritain hielp hem, en zijn vrouw zegt, dat Péguy hem beschouwde ‘comme un frère plus jeune, qui l'aiderait et lui succéderait plus tard’Ga naar voetnoot2). Door Péguy werd hij nog versterkt in zijn sociale bewogenheid. Maar aan de Sorbonne vond hij het ergste scepticisme. Raïssa en hij komen tot een ervaring van echte wanhoop. Men kan dit lezen in Les Grandes Amitiés. Deze beschrijving van hun houding tegenover het fin-de-siècle negativisme is een der schoonste stukken uit dit boek. Het zij mij vergund enigszins uitvoerig te citeren. ‘Si nous devons aussi renoncer à trouver un sens quelconque au mot vérité, à la distinction du bien et du mal, du juste et de l'injuste, il n'est plus possible de vivre humainement. Je ne voulais pas d'une telle comédie. J'accepterais une vie douloureuse, mais non une vie absurde. Jacques avait pensé longtemps qu'il valait encore la peine de lutter pour les pauvres, contre l'esclavage du “prolétariat”. Et sa propre générosité l'avait fortifié. Mais maintenant il se trouvait aussi désespéré que moi.... Quant il n'y aurait qu'un seul coeur au monde à souffrir certaines souffrances, un seul corps à connaître l'agonie de la mort,.... quand il n'y aurait que la souffrance d'un seul enfant,.... tout cela exigerait une satisfaction.... Avant de quitter le Jardin des Plantes nous prîmes une décision solennelle qui nous pacifia.... Nous décidâmes donc de faire pendant quelque temps encore confiance à l'inconnu; nous allions faire crédit à l'existence, comme à une expérience à faire, dans l'espoir qu'à notre appel véhément le sens de la vie se dévoilerait.... Que si cette expérience n'aboutissait pas, la solution serait le suicide. .... Nous voulions mourrir par un libre refus, s'il était impossible de vivre selon la vérité’. | |
[pagina 504]
| |
Deze jonge mensen bezitten een grote adel van karakter. Door het feit van het kwaad, dat er is, maar er niet mag zijn, komen zij tot een ervaring van echte wanhoop, die hen zelfs aan de waarde van hun edelmoedigheid doet twijfelen. Het beeld van de afgrond van de menselijke vrijheid doemt op. Men schrikt onwillekeurig. Hoe kan het leven hier zijn weg vinden? Hoe zal het uit deze impasse geraken? Men vraagt zich af, hoe dit af moet lopen? En zie, zij besluiten vertrouwen te hebben. Ik geloof, dat dit besluit in zekere zin een beloning voor hun edelmoedigheid is. ‘Aan wie heeft, aan hem zal worden gegeven’. Raïssa zegt, dat zij dit gevoel van wanhoop niet meer van haar herinnering uit levendig kan maken, dat er naderhand wel veel ellende gekomen is, maar nooit die troosteloosheid. Dit moet een beslissend punt in hun leven geweest zijn. Daarna kwam een groot aantal gelukkige ervaringen, allereerst de kennismaking met Bergson. Bergson gaf zijn colleges niet aan de Sorbonne, maar aan het Collège de France. Omdat er aan Sorbonne grote vooroordelen tegen Bergson heersten, moest een buitenstaander Raïssa en Jacques bij Bergson brengen. Het was Péguy, die hen er heen leidde. In Bergson vonden zij iemand, die in de Waarheid geloofde. Het moge zijn, dat de ‘Form’ hen niet direct duidelijk was, de ‘Fülle’ echter zette hen in vuur: ‘Et lorsque la pensée de Bergson atteignait un des sommets comme le jour où il nous dit.... “Dans l'absolu nous vivons, nous nous mouvons et nous sommes” il créait en nous l'enthousiasme, et une reconnaissance joyeuse qui devait subsister à travers les années....’.
En zo lezen we dan:
‘Jacques fut bientôt réputé à l'Université comme un disciple de Bergson. Il promenait dans les salles de cours la flamme révolutionnaire d'un socialisme ardent et de la philosophie de l'intuition. Et le maître lui-même disait qu'il était celui de ses élèves qui comprenait et interprétait le mieux sa pensée’. De volgende gebeurtenis was het eerste contact met Léon Bloy. Na La femme pauvre en Quatre ans de Captivité à Cochons-sur-Marne gelezen te hebben zonden zij hem geld. Bloy inviteerde hen bij hem thuis. Toen ging er weer een nieuwe wereld open, een wereld van grote offers, maar ook van bijzonder zuivere vreugden, een leven, dat in verbinding stond met een macht, die niet van deze wereld is. Bloy leefde in grote armoede. Enkele van zijn kinderen zijn van louter miserie gestorven. Deze man, die het recht bezat gehoord te worden, | |
[pagina 505]
| |
werd verguisd. Welk een ontdekking, als men het onrechtvaardige zo fel doorleeft. Via Bloy zijn zij tot het Geloof gekomen; dat betekende vervreemding van hun kennissen, van hun verwanten. Voordat Jacques zijn overgang naar het Katholicisme aan zijn moeder wilde meedelen, was zij reeds door de indiscretie van een kennis op de hoogte gesteld. Er waren nog omstandigheden, die de stap verzwaarden. Jacques meende, dat hij door Katholiek te worden van alle philosophie zou moeten afzien. Raïssa's bekering kan, ook door haarzelf, gezien worden als een verraad aan het Joodse volk. Dit waren grote moeilijkheden, maar toch niet zo uitzichtloos als die situatie van wanhoop, die zij te voren beleefd hadden. De eis, die zich stelde, was duidelijk. ‘Finalement nous comprîmes que Dieu aussi attendait et qu'il n'y aurait pas d'autre lumière tant que nous n'aurions pas obéi à la voix impérieuse de notre conscience nous disant: vous n'avez pas d'objection valable contre l'Eglise....’. Zij werden gedoopt 11 Juni 1906. Jacques was toen drie-en-twintig. Kort daarna ging hij naar Heidelberg, waar hij bij Driesch biologie studeerde op een beurs, die hem toegekend was. Bij Bloy leerde hij de grote schilder George Rouault kennen. Langzaam aan heeft hij een kring van bekenden gekregen, die wel bij zijn talenten paste. Daar zijn dan toch immers Péguy, Ernest Psichari, Bergson, Bloy, Pieter van de Meer de Walcheren, Rouault, Otto van Rees, later de theoloog Clérissac. Deze omgeving paste nog meer bij zijn idealisme. Want de jeugd is niet bedoeld om te genieten, maar zij is een leeftijd, waarin men tot heldhaftigheid wordt geroepen, zoals een jongenskerkboek Claudel citeert. En hier lag een van de bronnen van het renouveau catholique in Frankrijk. Na hun doop werd de theoloog Clérissac hun geestelijke leidsman. Door hem kwam Maritain rond 1909 in aanraking met Sint Thomas. Als men rekening wil houden met het feit, dat de moderne anthropologie nog niet bestond en dat zijn ideaal was een streng wetenschappelijke methode, die op vaststaande zekerheden een gebouw van duidelijk gearticuleerde waarheden opricht, dat in staat zal zijn te reiken tot de hoogte van de voornaamste problemen betreffende het menselijk bestaan, dan zal men begrijpen, dat Maritain bij Sint Thomas iets vond, dat hij eigenlijk zelf gewenst had. Hij schrijft dan ook ergens, dat het verstand bij Sint Thomas ‘chez soi’ isGa naar voetnoot3). Maritain had zich innerlijk steeds verzet tegen de opvatting van het scepticisme, dat het verstand | |
[pagina 506]
| |
niet in staat is de waarheid te kennen. In Raison et Raisons zegt hij: ‘Si je suis thomiste au contraire, c'est parce qu'en définitive, j'ai compris que l'intelligence voit et qu'elle est faite pour l'être’Ga naar voetnoot4). Hij heeft er zich bijzonder veel moeite voor gegeven om het verstand te rehabiliteren. Zijn eerste publicatie was hier reeds aan gewijd. Misschien is het wel dank zij zijn werk en dat van zijn generatie, dat we ons momenteel met wat meer vertrouwen tot de werkelijkheid zelf richten. Wat hij over dit onderwerp geschreven heeft, zou voor een ander een levenswerk kunnen zijn. Maar Maritain is ontzaglijk veelzijdig. ‘Si le poète est un voyant, le philosophe aussi est un voyant, bien que d'une tout autre manière. Qu'à certains moments un peu d'égarement le saisisse, à d'autres la joie de la découverte, c'est qu'avec toute la science des livres, et la connaissance de la vie qu'on voudra, il reste énivré de l'être’Ga naar voetnoot5). ‘Enivré de l'être’, dat is de bezieling, die alles levend maakt, die van zijn denken een daad maakt: in zijn sociale bewogenheid, in zijn meeleven met het avontuur van de moderne kunst, in zijn Geloof. Zo ontdekte hij de metaphysica van Sint Thomas, die in zijn beschouwingen over het zijnde, het schone, het ware en het goede misschien - zeker in de interpretatie van Maritain - veel meer Platonisch dan Aristotelisch is en meer verwant aan een philosophie ‘des Herzens’, waarvan Guardini spreekt. Maritain is op zijn best, als hij over de metaphysica schrijft (Sept leçons sur l'être, Court traité de l'existence, ‘Une nouvelle approche de Dieu’ in Raison et Raisons, La signification de l'atheîsme contemporain). Hij ontdekt, dat de opvatting van Bergson over het verstand en de begrippen niet te verzoenen is met de manier, waarop de Openbaring zich uitspreekt. Zijn eerste werk is een critiek op Bergson. Het is een opwindende bezigheid voor een jonge man om tegenover de meester, die hem enthousiasme gegeven heeft (‘Dans l'absolu nous vivons...’) en die hem dierbaar is het ‘Magis amica Veritas’ uit te spreken. Maar de houding van Bergson is door zijn nederigheid veel bewonderenswaardiger. Want Bergson toont een wijsheid, die de leerling, die zich emancipeert, in de onstuimigheid van zijn jeugd mist. Les Grandes Amitiés verhaalt: ‘Bergson me parla de Jacques, de ses travaux. Il me dit: ‘Vous savez, lorsque votre mari opposait à ma philosophie “d'intention” comme contenant certaines virtualités non developpées, - il avait raison’. ‘Bergson devait écrire, un peu avant sa mort.... qu'il admettait fort bien qu'on situât sa philosophie dans le prolongement de | |
[pagina 507]
| |
celle de Saint Thomas’. Maritains critiek en zijn ‘Magis amica Veritas’ krijgen in deze situatie een grote nadruk, maar de stille en nederige reactie van Bergson is veel schoner. Maritain heeft Sint Thomas ontdekt en houdt zich voor: ‘Malheur à moi, si je ne thomistise pas’. Dit is overdreven, want het getuigt van een volgzaamheid, die menselijk bewonderenswaardig is, maar wetenschappelijk niet juist. Want Maritain heeft Bergson ondanks alles een weinig miskend en juist in zoverre Bergson de moderne anthropologie aankondigt. Hij meent, dat Bergson een metaphysica wilde, gebaseerd niet op een ‘intuïtion eidétique’, maar op een ‘expérience’, een ‘experimentele’ metaphysica. (De Bergson à St. Thomas d'Aquin). Als men zich afvraagt, wat men van streng Thomistisch standpunt uit over de moderne anthropologie zou kunnen zijn, dan zou de karakterisitek m.i. precies zo uitvallen. Begrippen als ‘Form und Fülle’, als de hoogte van de geest, de innerlijkheid van het hart, de warmte van het bloed, de ruimte van de vrijheid, dit alles past niet in dit strenge Thomisme. Zodra Maritain anthropologische problemen aansnijdt schiet hij te kort. Zijn vrouw getuigt: ‘Jacques.... n'avait souci que de métaphysique et d'idées pures, il passait parmi les hommes sans beaucoup les regarder. .... Ici encore c'est peu à peu, et grâce à l'art et à la poésie, plus tard grâce aux problèmes sociaux et éthiques, grâce surtout à l'expérience de la vie intérieure, que le philosophe et sa philosophie devaient s'humaniser, entrer dans l'épaisseur des choses humaines’Ga naar voetnoot6). De eerste generatie anthropologen is ongeveer tegelijk met Maritain aan het woord gekomen. Maritain had zijn eigen problemen, die hem bezig hielden, en het is menselijk bijzonder onwaarschijnlijk, dat iemand er toe komt te menen, dat zijn leeftijdsgenoten iets nieuws komen brengen, waarvan men zelf nog geen vermoeden had, speciaal als men zich als levenstaak opgelegd heeft een onbekende philosophie tot gelding te brengen. Toch was dit het geval. En wij denken tegenwoordig al zo anthropologisch, dat er in vele boeken van Maritain passages zijn, waarvan wij vervreemd zijn, speciaal als hij Cajetanus of Johannes van Sint Thomas op de voet volgt. Toch mag men niet onderschatten, wat Maritain betekend heeft. Hij is, voor zover mij bekend, de eerste leek geweest, die Thomist was. We kunnen ons wel enigszins voorstellen, wat het Thomisme betekende toen het dreef op het enthousiasme van priesters en monniken. De geestelijkheid leeft immers enigszins in een eigen wereld, waarin men | |
[pagina 508]
| |
gemakkelijk een eigen traditie kan handhaven. Is het misschien niet veelal zo geweest; dat de wereldling het Thomisme als een clericaal onder-ons-je beschouwd heeft? En nu verklaart Bergsons beste leerling (‘Il promenait dans les salles de cours la flamme révolutionnaire.... de la philosophie de l'intuition’) zich aanhanger van deze philosophie. Wat betekent dat nu? Zo iets is verontrustend. Niet alleen voor de anderen, maar ook voor de katholieken zelf. De laatsten waren allesbehalve gesteld op deze vurige bekeerling, die alle geordendheden bedreigde. Toen hij op het Katholieke college, waar hij les gaf, voor de lessen wilde bidden, stootte hij op groot verzet. Maar hij kreeg gelijk. Toen pater Peillaube hem als professor aan het Institut Catholique wilde hebben, moest de prefect van de ‘Congrégation des Etudes’ te Rome, kardinaal Lorenzelli, tussen beide komen om de oppositie ongelijk te gevenGa naar voetnoot7). Deze man met zijn zachte en timide manieren bleek een trouw aan zijn inzichten te bezitten, die verontrustte. Deze logica zette alles op zijn kop. Maar het Thomisme is niet meer te negeren. Het is zijn roeping geweest Thomist te zijn. En misschien had hij toch gelijk, toen hij zei: ‘Malheur à moi, si je ne thomistise pas’. Maritain is altijd bijzonder volgzaam geweest. Ik geloof niet, dat hij even vurig alleen-maar-Thomist had willen zijn, als Sint Thomas geen heilige was geweest. Onder invloed van zijn geestelijke leidsman Clérissac koesterde hij enige sympathie voor de Action Française van Maurras. Toen deze beweging door Rome veroordeeld werd, was het voor hem een schokkende ervaring te moeten constateren, dat zijn bewonderde leermeester op politiek terrein zulke onjuiste opvattingen niet onderkend had en dat men dus op de meningen van deze grote mens niet zonder meer vertrouwen kon. Ook dit is typerend voor zijn karakter. Maritain heeft altijd een nauw contact onderhouden met allerlei mensen; met vele bekende Franse schrijvers, met schilders en musici, met vooraanstaande figuren op sociaal gebied. Hij heeft het leven van de kunst aandachtig gevolgd. In Frontières de la poésie tracht hij te komen tot een oordeel over de situatie van de kunst in Frankrijk (rond 1935). Men zou zeggen, dat hij een speciale belangstelling heeft voor jonge mensen. Daarvan getuigen m.i. de bijdragen van zijn hand in de eerste jaargang van ‘De Gemeenschap’. Het blijkt in Education at the Cross roads en in het voorwoord van zijn Introduction générale. En men kan | |
[pagina 509]
| |
dit begrijpen. Want eigenlijk is Maritains leven één élan, dat in wezen in zijn jeugdig enthousiasme al geheel en al aanwezig was. Het is de absolute trouw aan de edelmoedigheid, die hij in zijn jeugd ontdekte. Het is de overtuiging, dat dit idealisme betrokken is op het meest essentiële in de werkelijkheid, en daarom meer realistisch is dan de ‘ervaring’ van ouderen, die capituleerden en het idealisme loslieten. Als men Maritain leest, komt men steeds weer onder de indruk van zijn Geloof, dat voor hem de ruimte schiep, waarin hij leven kon. Het Geloof bevrijdt de mens, het schept de ruimte, die noodzakelijk is voor de ontplooiing van zijn edelste krachten. Zovele niet-Christelijke schrijvers zijn gevangen door dat, waar zij tegen zijn. Zij zijn onvrij in hun oppositie-houding. Bij Maritain is dit anders. Men ervaart bij hem, wat voor hem het ‘Humanisme intégral’ betekent: de verzoening van alle menselijke krachten ‘à la hauteur de la Croix’. Hij heeft zeer vaak venijnige tegenstand ondervonden. Bij gebrek aan andere informaties hoop ik enige passages uit Raison et Raisons te mogen citeren: ‘Qu'aussi bien les lecteurs de Dom. J. se rassurent: j'ai bien passé l'âge où l'on peut ambitionner d'être un ‘chef’Ga naar voetnoot8) comme il dit: j'ai vu trop de vilenies, j'ai connu trop de faux-frères, et, j'ose dire aussi que j'ai trop aimé et cultivé la philosophie pour cela. Je n'ai jamais eu une telle ambition. Mon ambition a été, et elle reste, de penser et d'agir en chrétien; car la pensée et l'action ne sont pas séparables; et l'action d'un philosophe, c'est-à-dire le jugement qu'il porte sur les événements, n'est que l'aboutissement concret de sa pensée et une manière pour lui de rendre témoignage à la vérité’. Ja, men heeft hem zo aangevallen, dat hij nog schrijft: ‘C'est mon honneur de chrétien que je défends, je trouve qu'il est mal soutenu quand vous supposez à priori que j'ai vraisemblablement dû me tromper parce qu'il faudrait ‘des lumières spéciales et rares’ pour éviter aujourd'hui toute erreur en philosophie politique. Et qui sait après tout si ces lumières m'ont été refusées? Humanum dico, et quasi in insipientia: j'ai servi fidèlement Saint Thomas depuis plus de trente ans, et j'ai contribué plus que les zélés publicistes sud-américains qui invectivent contre moi, à répandre sa doctrine dans le monde’. Maritain kan terugzien op een rijk leven, waarin hem veel geschonken is. Welk een herinnering moet hij hebben aan het enthousiasme van zijn jonge jaren. ‘Mais quand on est déterminé à ne rien ménager il arrive qu'on ne ménage pas non plus ses paroles.... Avec ce qu'il appelle une grande naïveté, mais selon la plus profonde tendance de sa | |
[pagina 510]
| |
nature, Jacques s'était constitué en chevalier de la vérité - Dame non moins pauvre que la Pauvreté chérie de saint Francois.... Cette attitude d'esprit Jacques se la reproche parfois comme une présomption, tout en sachant bien au fond que les sentiments auxquels elle répondait lui ont été demandés, donnés et commandés à la fois, selon la manière de faire de Dieu’. ‘Er is niets schoners dan de sereniteit van de oude werkers’ (La Pensée de Saint Paul). Het blijft treurig, dat er geen Franse universiteit is geweest, die hem een leerstoel heeft aangeboden, toen zijn gezantschap bij de Paus eindigde. De verdiende rust is er dus nog niet. Graag zou ik tot slot het woord van Paulus op hem willen toepassen: ‘De goede strijd heb ik gestreden, de wedloop volbracht, het geloof bewaard’ (2, Tim. 4, 7). |
|