Streven. Jaargang 5
(1951-1952)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |
[1952, nummer 9]Het Huwelijk als Geloofsmysterie
| |
[pagina 194]
| |
de verhouding tussen man en vrouw in het huwelijk een afspiegeling van de verhouding tussen Christus en de Kerk. Dit is een geloofsmysterie. Op het eerste gezicht echter lijkt het een poëtische visie - een beeldspraak, uit dichterlijke phantasie ontsproten. Het is echter niet uit het brein van een dichter voortgekomen, maar uit de verlichte geest van Paulus. De pen, die het voor het eerst neerschreef, werd voortbewogen - en voor dwaling gevrijwaard - door de Heilige Geest. * * *
Deze geloofswaarheid werpt een licht op álles, wat wij van het huwelijk weten. Niet alleen op de diepste levenservaringen der gehuwden, maar ook op het standpunt der Kerk inzake huwelijksrecht en -moraal. Het is het snijpunt van alle lijnen, die door het huwelijk getrokken kunnen worden. Om dit te verduidelijken zal hier eerst de inhoud van het mysterie nader worden bepaaldGa naar voetnoot1). Daarna zal worden nagegaan, hoe enkele fundamentele wetten van het christelijk huwelijk zin en steun vinden in deze huwelijks-theologie. | |
Christus en de KerkDe verhouding tussen Christus en de Kerk is het model, dat nagebeeld is in de verhouding tussen man en vrouw. Om dit te verduidelijken wordt hier eerst de verhouding tussen Christus en de Kerk geschetst. Wij beperken ons tot drie punten. 1. Christus is voor de Kerk, wat het hoofd is voor het lichaam. De gehele leiding der Kerk berust bij Hem en gaat van Hem uit. Dit geldt zowel voor haar denken als voor haar doen. Wanneer men aan de Kerk vraagt, wat zij over God denkt, dan zegt zij iets, dat zij niet zelf heeft bedacht, maar volgzaam overneemt en vasthoudt, nl. dat Hij één van natuur is en drievuldig in personen. Vraagt men aan de Kerk wat zij weet van Maria, dan spreekt zij met een zekerheid, die zij niet aan haarzelf ontleent, maar aan Christus, die de Zoon is van Maria. Bij de laatste dogmaverklaring heeft haar stelligheid ons nogmaals verbaasd. Zo valt de Kerk in geheel haar doen en laten terug op Christus, die voor haar is wat ‘the brains’ zijn voor het lichaam. 2. Christus en de Kerk zijn elkaar eeuwig trouw. Christus heeft de | |
[pagina 195]
| |
Kerk nooit verlaten in het verleden en ook in de toekomst zal Hij haar nooit verlaten, zoals Hij plechtig heeft verzekerd: ‘Ik zal met u zijn tot het einde der tijden’. Wij weten, dat ook de Kerk nooit ontrouw zal worden aan Christus. Zij bezit deze fiere zekerheid niet uit zichzelf, maar uit haar Hoofd, die gezegd heeft: ‘De poorten der hel zullen haar nooit overweldigen’. Als haar afval uitgesloten is, is haar trouw ingesloten. 3. Er is maar één Kerk van Christus en de Kerk erkent slechts één Christus. Voor ons is de enigheid der Kerk een zaak van geloof: ‘credo in unam Sanctam Ecclesiam catholicam’, d.i. wij weten het met een zekerheid, die omfloerst is door duisternis. Christus echter weet dit met een zekerheid zonder feil. De Kerk van haar kant weet, dat haar leiding één-hoofdig is. Naast Hem erkent zij niemand. | |
Man en vrouw1. De man is het hoofd van de vrouw; elke echte vrouw laat aan haar man de beslissing in de verschillende aangelegenheden des levens. Wanneer men aan een gehuwde vrouw een besluit opdringt, reageert zij afwijzend; zij wil er eerst met haar man over spreken. In al die vraagstukken, die de levenswijze van het gezin en de opvoeding der kinderen meebrengen, heeft de vrouw een zekerheid, die zij niet uit zichzelf put, maar ontleent aan de omgang met haar man. 2. Man en vrouw beloven elkaar trouw voor de duur van het leven. Hun verbintenis komt neer op deze zin: ‘ik zal met u zijn tot het einde des levens’. Zelfs als zij de huwelijksband zouden willen verbreken, zouden zij dit nog niet kunnen. Wat God verbonden heeft, scheide geen mens. Noch de paus, noch welke andere verheven instantie ter wereld dan ook, is bij machte, om het voltooide christelijke huwelijk te ontbinden. 3. Het huwelijk is monogaam, d.i. het bestaat slechts tussen één man en één vrouw. Wanneer een van beiden bereid zou zijn, om een ander naast zich te dulden - een der wonderlijkste bedenksels van ‘moderne’ huwelijken - dan is dit geen summum van tolerantie, maar een summum van onwezenlijkheid. De alleen-zaligmakende Kerk heeft haar pendant in de alleen-zaligmakende vrouw. | |
Het Huwelijk, een afspiegeling van de verhouding tussen Christus en de KerkWanneer wij de verhouding tussen Christus en de Kerk vergelijken | |
[pagina 196]
| |
met de verhouding tussen man en vrouw, dan worden wij getroffen door de overeenkomst. Hoe meer men de vergelijking naast de drie aangegeven punten uitbreidt, hoe groter en sprekender de overeenkomst wordt. Dit kan geen toeval zijn. Er moet een verband bestaan tussen deze twee verbonden. Paulus heeft het opgehelderd. Hij heeft gezegd, dat in het huwelijk een groot mysterie schuilt. Als epistel van de huwelijksmis lezen we de volgende passage genomen uit het 5de hoofdstuk van de Ephesier-brief: ‘De man is het hoofd van de vrouw, zoals Christus het Hoofd is der Kerk: Hij, die de Verlosser is van het Lichaam. Welnu, zoals de Kerk onderdanig is aan Christus, zo moeten in alles de vrouwen het zijn aan haar mannen (23, 24). In deze verzen constateert Paulus vooreerst een parallel tussen de beide verhoudingen, Christus-Kerk en man-vrouw. Maar bovendien geeft hij een verklaring van deze overeenkomst: uit het herhaaldelijk gebruikte woord ‘zoals’ nl. blijkt, dat Paulus uit de verhouding Christus-Kerk afleest hoe de verhouding man-vrouw moet zijn. Christus-Kerk is het voorbeeld; man-vrouw is een nabeelding van dit prototype. Wij steunen hierbij niet op het éne woordje ‘zoals’, maar op een oude en constante traditie van kerkleraren en theologen, die deze paulinische opzet in het woord ‘zoals’ zien uitgedrukt.
* * *
De geciteerde passage uit de Ephesier-brief is de sleutel, die toegang geeft tot het geloofsmysterie, dat aan het huwelijk ten grondslag ligt. Hoe diep deze gedachte ook zijn moge, zij heeft het direct-aansprekende van alles wat eenvoudig is. Het is heel voor-de-hand-liggend, dat de afbeelding lijkt op het model. Daarom moeten wij niet verwonderd zijn, dat de verhouding tussen man en vrouw lijkt op de verhouding tussen Christus en de Kerk. Wij zijn zeer vertrouwd met allerlei afbeeldingen, reproducties en copieën, die in ons de herinnering levendig houden aan het model, het origineel en het voorbeeld. Het gehele bedrijf van | |
[pagina 197]
| |
drukkers, photographen en kunstenaars past dit procédé voortdurend toe. Volgens Paulus moeten wij ook het huwelijk in dit verband opnemen, zonder echter het eigen karakter van deze zeer bijzondere afbeelding uit het oog te verliezen. Dit voert ons tot de vraag, waar precies het onderscheid ligt tussen het huwelijk-als-copie en de photo-copie of drukkerscopie. Het eigene en bijzondere van het huwelijk-als-copie komt het beste uit door te bedenken, dat de copieën van techniek en kunst los staan van het origineel. Als mijn moeder sterft, blijft haar photo bestaan. Staan Christus en de Kerk ook zo los van het huwelijk?
* * *
Deze vraag is te beantwoorden volgens de leer van natuur en genade. Want het huwelijk is een stuk natuur en de verhouding van Christus tot de Kerk is de oorsprong van alle genade. Genade echter is verlossing der natuur. Vandaar dat als de natuur wegvalt, ook de genade (als verheffing der natuur) onmogelijk wordt. Omgekeerd is de natuur, zoals zij feitelijk nu is, niet bestaanbaar los van de genade, die geschiedenis gemaakt heeft in deze geschapen natuurGa naar voetnoot2). Wanneer wij deze theologie toepassen op het huwelijk als geloofsmysterie, komen wij tot zeer vérdragende consequenties. Dit voorbeeld en dit nabeeld staan niet buiten elkaar. Het voortbestaan van de copie is afhankelijk van het voortbestaan van het model. Zij zijn zo in elkaar geschoven, dat het terugtrekken van de een de vernietiging van de ander meesleept. Als Christus zou ophouden de Kerk te beminnen, zouden alle huwelijksbanden ter wereld knappen. Hetzelfde zou gebeuren als de Kerk zich van Christus zou terugtrekken. Ook het natuurhuwelijk tussen de heidenen zou aan deze ontbinding niet ontkomen.
* * *
Er bestaat in de natuur nog één wijze van nabeelden, waarbij de copie ook staat of valt met het voortbestaan van het origineel, nl. het beeld in de spiegel. Maar niemand zal het natuurlijke spiegelbeeld | |
[pagina 198]
| |
verwarren met de natuurlijke afspiegeling van de genade-verhouding tussen Christus en de Kerk. Wanneer ik nl. voor de spiegel sta, wordt het licht, dat op mij valt, door de spiegel opgenomen. Mijn leven echter gaat niet op de spiegel over. Deze eenvoudige opmerking werpt tevens een licht op het onderscheid tussen natuur-huwelijk en huwelijkssacrament. Het huwelijk tussen twee ongedoopten is een natuurlijke afspiegeling van de band tussen Christus en de Kerk, zonder dat de levende Christus en de levende Kerk in de copie overgaan. Slechts hun contouren worden afgebeeld. In het sacramentele huwelijk echter wordt de levende liefde van Christus en de Kerk doorgetrokken op de christen en de christin. Als zij elkaar oprecht beminnen, geven zij elkaar wat zij bezitten. Maar deze liefde is niet groter dan zijzelf. Hoe komen zij dan tot de ervaring, dat er tussen hen meer passeert dan mensen elkaar geven kunnen? Of is dit schijn? Hun huwelijk is verlost. Het is tot een hoger plan verheven. Zij zijn opgenomen in de liefde tussen Christus en de Kerk, zij zijn levende beelden geworden, waarin voor de ogen des geloofs het huwelijk tussen Christus en de Kerk aanschouwelijk wordt gemaakt. Dit is het ‘groot geheim’ van Paulus; ik bedoel: hun deelname in de verhouding tussen Christus en de Kerk. Vandaar dat het huwelijk onder de sacramenten der ‘levenden’ hoort.
* * *
Na deze afdaling in de mysterieuze diepte van het huwelijk moeten wij terugkeren tot de begane grond van huwelijksrecht en -moraal. De wet der monogamie vloeit noodzakelijk uit dit mysterie voort. Als Christus meerdere kerken naast elkaar zou erkennen, zou de man ook meerdere vrouwen mogen hebben. Dan zou de polygamie de enig-juiste copie zijn van het origineel. Maar Christus erkent slechts één Kerk. Voor Hem bestaat alleen de Una Sancta. Het christelijk huwelijk moet een levende afspiegeling zijn van deze exclusiviteit. Dit is de diepste grond der monogamie. Vervolgens de wet der onverbreekbaarheid. Sommigen menen, dat dit een ouderwets standpunt is, dat in de toekomst nog wel veranderen zal. Zij beseffen blijkbaar niet over welke oneindige krachten men zou moeten beschikken om de huwelijksband te vernietigen. Want de enige manier om het spiegelbeeld te veranderen, is de band tussen Christus en Kerk te verbreken. | |
[pagina 199]
| |
Dit kan paus, noch duivel, noch Dr Vlimmen. ‘Ik zal met u zijn tot het einde der tijden’ vindt zijn sacramentele echo in ‘ik zal met u zijn tot het einde des levens’. Ten slotte de vruchtbaarheid van het huwelijk. De Kerk verzet zich in deze tegen een kunstmatige regeling van het kindertal, zonder het volgen van een natuurregeling als P.O. a-priori uit te sluiten. Heel in het algemeen gesproken, is haar grondhouding in deze vraagstukken gekenmerkt door een respect voor natuurlijke grenzen. Ofschoon men niet mag verwachten, dat een zo veelzijdige aangelegenheid door één beginsel beheerst wordt, mag men toch ook hier wel enig licht verhopen van het geloofsmysterie, dat aan het huwelijk ten grondslag ligt. Zoals alles in het huwelijk gemodelleerd is op de verhouding van Christus tot de Kerk, zo ook de vruchtbaarheid. Aan de oorsprong van iedere mens staat het verlangen van Christus naar uitbreiding van de familie der Godskinderen. De natuurlijke vruchtbaarheid is hiervan afgeleid. Het is gecopieerd van het origineel. Het spiegelbeeld kan geen eigen wegen inslaan. Het moet respectvol afwachten wat er gebeurt tussen Christus en de Kerk. Alleen die mensenkinderen zullen er komen, die Christus heeft voorbestemd tot Godskinderen. Het doopsel na de geboorte is de vervulling van de meest eigenlijke bestemming van het mensenkind. Anders gezegd: de voortplanting des levens is er ter wille van de voortplanting des geloofs. Alle kinderzegen is naar diepste wezen een vervulling van de bede uit het Onze Vader: ‘Uw rijk kome’. Daar het aan man en vrouw niet toekomt te bepalen, hoe groot de Godsfamilie zijn zal, kunnen zij niet op onafhankelijke wijze de uitbreiding van de mensenfamilie regelen. Een zekere houding van afwachten is hierdoor gefundeerd.
* * *
Soms wordt het huwelijk zo voorgesteld, dat voor de maagdelijke staat geen waardering meer overblijft. Dit is zowel onkerkelijk als onbijbels. Het huwelijk is een afspiegeling van de verhouding tussen Christus en de Kerk, maar niet de enige. Voor ‘wie het vatten kan’, is de maagd ‘gehuwd met Christus’. Zij hebben als taak en roeping om de Kerk te personifieren in haar onverdeelde trouw aan Christus. En hun nakomelingschap zal talrijker zijn dan de kinderen van de gehuwden. Men kan dit aanschouwelijk zien op elke missie-scheurkalender, waar wij een witte zuster treffen omringd door een troep zwarte rakkers. Zij dienen de voortplanting des geloofs door af te zien van de voortplanting des levens. |
|