| |
| |
| |
[1951, nummer 1]
De toekomst van het katholicisme
* * *
HAAST ontelbaar zijn de geschriften, die een diagnose stellen van onze tijd en de toekomstmogelijkheden voor onze beschaving onderzoeken. Er zijn pessimisten, die in het spoor van Oswald Spengler het atoombomtijdperk binnen kort zien ondergaan in een wereldbrand, waarvan de stoïcijnen geen flauw vermoeden hadden; er zijn ook optimisten die door geen desillusies overwonnen aan de eindeloze humanistische draad van de Vooruitgang rustig blijven voortspinnen.
De meeste van deze essaystische bespiegelingen over het tijdsgebeuren kunnen ons niet voldoen, omdat zij soms moedwillig, wegens vooropgezette laïcistische ideeën, de diepste drijfveren van de wereldgeschiedenis negeren, of als onbelangrijk zoveel mogelijk buiten beschouwing laten. Deze drijfveren zijn niet van economische, maar van ideële en tenslotte van godsdienstige aard. Wat een volk, wat een cultuurgemeenschap denkt over God is beslissend voor heel hun geschiedkundig verloop. Door de verhouding tot het Absolute krijgt immers de vrije menselijke daad haar eerste en laatste impuls. De fundamentele vraag die elke cultuurphilosoof zich moet stellen is bijgevolg deze: hoe staat het met het godsdienstig besef in de wereld, en welke zijn zijn kansen voor de toekomst?
Pater Lombardi heeft het hedendaags cultuurprobleem van die kant bekeken en zijn conclusies neergelegd in een lijvig en naar het ons voorkomt merkwaardig boek: Voor een nieuwe wereld (Per un mondo nuovo), dat binnen kort in Nederlandse vertaling in ieders bereik zal komen.
De schrijver hoeven we niet uitvoerig voor te stellen. Velen onder onze lezers hebben hem tijdens zijn korte doorreis door België en Nederland waarschijnlijk gezien en gehoord of langs de radio beluisterd. Alleen reeds het feit, dat hij door zijn ideeën en zijn woord millioenen mensen weet te boeien, dat hij in bijna al de landen van het vrije Europa, in de Verenigde Staten en Canada met de leidende katholieke figuren heeft geconfereerd, geven hem een recht, om over de problemen van deze tijd mee te spreken, dat vele kamergeleerden moeten missen. Het is wel a priori te verwachten, dat een mens met een dergelijke uitzonderlijke ervaring over de vragen, die ons en onze tijdgenoten verontrusten, iets te zeggen heeft. En de lezing van dit boek beantwoordt tenvolle aan deze verwachting.
| |
| |
De stelling die P. Lombardi in den brede ontwikkelt, menen we als volgt te kunnen samenvatten. Onze tijd en de nabije toekomst bieden aan onze katholieke wereldbeschouwing, gevestigd op de princiepen van het Evangelie, een buitengewone kans. Er bestaat een grote waarschijnlijkheid, dat de komende tijd een christelijke periode kan worden genoemd.
Deze op het eerste gezicht eenvoudige, zelfs simplistisch schijnende stelling is in feite zeer geschakeerd, en zij berust op een analyse van het tijdsgebeuren die o.i. alle andere analysen van dit soort verre overtreft.
P. Lombardi wil geen profeet zijn, die de kunst bezit, om de toekomst te voorspellen; hij wil evenmin onze onrust met een goedkoop optimisme in slaap wiegen. Er bestaat, zo zegt hij uitdrukkelijk, geen stricte historische wetmatigheid, zoals de deterministen en de marxisten beweren; we kunnen alleen in het heden sommige tekenen ontwaren, waardoor we de waarschijnlijke ontwikkeling van de onmiddellijke toekomst kunnen gissen, en zelfs wanneer we b.v. in het heden buitengewoon gunstige voorwaarden voor een katholieke cultuur mogen ontdekken, dan blijft het nog een open vraag, of wij, katholieken, de geboden kansen zullen weten te benuttigen. Het optimisme van P. Lombardi is tevens een vermaning, een beroep op de verantwoordelijkheidszin van ons allen t.a.v. de kansen, die ons zo rijkelijk geboden worden.
Maar waarin bestaan deze kansen, en waarom zijn ze groter dan in vorige tijden? De historische analyse van de laatste eeuwen toont aan, dat men in de 18e en 19e eeuw een cultuur heeft willen opbouwen zonder God, een strict humanistische, laïcistische levensbeschaving. Deze heeft op dit ogenblik al haar mogelijkheden ontwikkeld; zij heeft al het goede en het kwade voortgebracht, dat ze in haar praemissen droeg, en zij heeft bewezen, dat een beschaving zonder God tenslotte uitloopt op een beschaving zonder mensen. De humanistische periode is niet nutteloos noch vruchteloos geweest. Zij heeft na de theocentrische cultuur der middeleeuwen, de mens en zijn aardse bestemming in het middelpunt van het menselijk streven geplaatst; en zij heeft ons de onvervangbare les gegeven, dat men niet volledig mens kan zijn zonder God.
Deze ontdekking, dat wij ons eigen menszijn alleen in het Godsbesef tot volledige ontplooiïng kunnen brengen, is de vrucht van de mislukking van een dubbel humanisme: het liberalistische, dat het individu wilde bevrijden, maar de overgrote meerderheid der individuen in feite aan de harteloze uitbuiting van een minderheid overleverde; het marxistische, dat de massa wilde bevrijden, maar de menselijke persoonlijkheid vernederde onder de dwang van de staat.
| |
| |
Deze twee humanistische experimenten hebben ons diep de overtuiging ingeprent, dat wij een aardse bestemming hebben, dat wij van deze aarde een plaats moeten maken, die voor ons, mensen, bewoonbaar en genietbaar is, dat wij in een gemeenschapsverband moeten leven waarin al onze vermogens en geheel onze persoonlijkheid zich kunnen ontwikkelen. Deze aardse bestemming heeft men willen realiseren eerst door een ongebreidelde vrijheid, die oversloeg in een grenzeloos egoïsme; daarna in een verknechting aan de staat, die in een uitzichtsloze tyrannie is vastgelopen.
Wat de mens nu verwacht, om zijn aards ideaal te kunnen realiseren, is een wereldbeschouwing die de synthese vormt tussen de onvervreemdbare rechten van de persoonlijke vrijheid en de onverbiddelijke eisen van het gemeenschapsleven en zo aan het goede van de humanistische strekking een menswaardige vorm kan geven.
Welnu de evangelische leer, zoals de katholieke Kerk die in haar levende ontwikkeling voorhoudt, voldoet ten volle aan deze verwachting. Zij verzoent in een hogere synthese de waarheid, die in het liberalisme en in het communisme op een eenzijdige wijze werd nagestreefd; zij verenigt in éne visie de persoonlijke vrijheid en de solidariteit. Het Evangelie beklemtoont enerzijds de absolute waarde van elke mens, en anderzijds de liefdeplicht tegenover elke evenmens. De eenheid van beide aspecten is gelegen in de opvatting van het goddelijk Vaderschap, waardoor alle mensen in hun zelfstandigheid zich met de anderen verenigd weten door een metaphysisch noodzakelijk verband. De projectie van de leer van Christus op het sociale plan beantwoordt volmaakt aan het hedendaagse streven van de mens, om een menselijke wereld te stichten, waarin idereen aan het gemeenschappelijk welzijn deel zal hebben; een wereld waarin eindelijk rechtvaardigheid en liefde zullen heersen.
Wat de hedendaagse mens wil, is eerst en vooral de zekerheid door zijn arbeid zichzelf en zijn gezin een menswaardig bestaan te kunnen verzekeren. Maar dit strookt volkomen met de leer van Christus, volgens welke de rijkdommen der aarde aan niemand bepaald als exclusieve eigendom werden toegewezen, maar, hoe de eigendomsverhoudingen zich ook mogen voordoen, tenslotte aan alle mensen moeten ten goede komen.
De moderne mens met ontzetting geslagen door de gevolgen van de tyrannie der totalitaire staatssystemen, zoekt naar een levensbeschouwing, die de rechten van zijn persoonlijkheid veilig stelt. Maar heeft Christus niet gezegd: ‘geef aan de keizer wat des keizers is, en aan God wat aan God toekomt’, daarmee de mens in zijn diepe persoon- | |
| |
lijkheid vrijmakend van elk staatsabsolutisme. Maar anderzijds wordt de noodzakelijkheid aangevoeld van een staatsgezag, dat over heel het gebied van zijn bevoegdheid stipt wordt gehoorzaamd; het herstel van het gezagsprincipe is overal aan de orde. Maar het Evangelie preekt de gehoorzaamheid aan het wettig gezag, de vrije onderwerping aan de wet, ook wanneer zij een vermeend recht schijnt aan te tasten, of wanneer de wetgever om een of andere reden onze sympathieën niet kan wegdragen. Een christen weet, dat alle werkelijk gezag van God komt. Zo verenigt hij het onbuigbaar verzet tegen de willekeur met de eerbiedige onderdanigheid voor de rechtvaardige wet.
De moderne mens wil een vaderland, dat hij beminnen kan, een gemeenschap waarin hij zich thuisvoelt, waarin hij weet dat hij veilig en gelukkig zijn aards bestaan kan doorbrengen. Maar anderzijds heeft hij het groeiend besef van de internationale verbondenheid. Ook deze schijnbare tegenstelling vindt haar synthese en haar verzoening in het Evangelie. Christus heeft zijn eigen volk met een speciale voorliefde bemind; Hij heeft zijn apostolaat tot Palestina beperkt; Hij heeft geweend over Jerusalem. Maar Hij heeft tot zijn apostelen gezegd: ‘Gaat en onderwijst alle volkeren’. Hieruit ontwikkelt zich als vanzelf een internationale ethiek, volgens welke, met het toenemen van de betrekkingen tussen de volkeren, een internationale orde en bijgevolg internationale plichten gepaard gaan, maar die nochtans de oorspronkelijkheid en de speciale zending van elk volk in de mate van het mogelijke zal moeten eerbiedigen. De hedendaagse mens eist ook een herstel van het gezin. In de Verklaring van de rechten van de mens door de Verenigde Naties, en in sommige grondwetten, die na de tweede wereldoorlog werden opgesteld, zien we voor de eerste maal in de geschiedenis de rechten van het gezin officieel erkend. De vader en de moeder, die samen de verantwoordelijkheid dragen voor de opvoeding van de kinderen, welke het voortbestaan van de burgerlijke gemeenschap mogelijk maken, de ouders die de last dragen van de vorming der wordende gemeenschap eisen terecht van de staat, dat hun taak zal worden erkend en verlicht. Het wordt meer en meer als een onrecht aangevoeld, dat zij die zich aan deze taak onttrekken, hierdoor zelf in een gunstiger sociale positie komen te verkeren. Ook deze rechtvaardigheidseis van het moderne geweten stemt geheel overeen met de normen van het Evangelie, volgens welke het gezin de door het Sacrament van het huwelijk geheiligde kern is van elke bredere menselijke gemeenschap. Tenslotte verlangt de moderne mens een wereldbeschouwing, die hem een
verklaring geeft voor het lijden, dat ook in de best georganiseerde gemeenschap het geluksstreven zal doorkruisen; die hem
| |
| |
zal ontrukken aan de angst, de wanhoop, waarmee de schijnbare zinloosheid van lijden en dood hem steeds bedreigen. Het Evangelie toont hem het Kruis en de Verrijzenis, de vruchtbaarheid van het lijden en de zin van de dood. Het spreekt met een onweerstaanbare overtuigingskracht over de wijsheid van het goddelijk wereldbestuur en over de menslievendheid van de Voorzieningheid. Het verlicht de tragiek van het leven met de hoop op een eeuwige zaligheid, waarvan het geluk hier beneden een steeds gebrekkige en bedreigde voorbode is.
Zo ziet Pater Lombardi in de hedendaagse drang naar meer sociale rechtvaardigheid, naar een betere verdeling van het bezit der aardse rijkdommen, naar persoonlijke veiligheid in een geordend staatsbestel, naar eerbied voor het vaderland in een steeds hechter internationaal verband, naar erkenning der rechten van het gezin, naar inzicht in de zin van het aards bestaan, de voorwaarde, die een hernieuwd beleven van de christelijke leer in het vooruitzicht stelt. Het individualisme en het communisme hebben zelf de psychologische vooronderstellingen en voorwaarden geschapen, die met de waarheid van het christendom zozeer overeenstemmen, dat deze alle kans heeft om de erkende en leidende waarheid van morgen te worden. Zolang het triomferende individualisme de schrijnende sociale mistoestanden achter het scherm van steeds grotere rijkdom kon verbergen, was het een haast hopeloze onderneming de christelijke leer der solidariteit te doen ingang vinden; en zolang men nog niet had ingezien, dat de concentratiekampen, de transporten naar Siberië en de sensatieprocessen het noodzakelijk gevolg waren van het communistisch collectivistisch humanisme, was het moeilijk de noodzakelijke vrijheden van de menselijke persoonlijkheid te verdedigen. Nu echter schijnt de tijd aangebroken, waarop de massa's, afgeschrikt door de resultaten der valse ideologieën, ontvankelijk worden voor de synthese der christelijke wereldbeschouwing.
Maar uit het voorafgaande blijkt ook voldoende, dat de christelijke gedachte de volkeren alleen dán zal veroveren, wanneer zij haar sociale beginselen duidelijk en volledig zal ontwikkelen. Wij moeten aantonen, dat alleen het Evangelie de oplossing brengt voor de concrete problemen, die de huidige mens zo na aan het hart liggen: de veiligheid, de vrede, de sociale rechtvaardigheid, de ware broederlijkheid. Hier ontvouwt P. Lombardi klaarblijkelijk het geheim van zijn succesrijk optreden. Hij is er van overtuigd, dat tienduizenden en honderdduizenden telkens samenstromen om hem te horen, omdat hij de eenvoudige, elementaire drijfveren, de psychologische toestand van de moderne mens heeft ontdekt en omdat de sociale aspecten van het Evangelie direct aan de behoeften van onze tijd beantwoorden. Het is echter niet vol- | |
| |
doende het sociale Evangelie te prediken. Het moet ook in de concrete realiteit worden verwezenlijkt. En dit kan alleen geschieden met de hulp van de leken. Zo wordt het zo actuele probleem van de leek in de Kerk in deze synthese organisch ingeschakeld. De Kerk zelf, zegt P. Lombardi, kan haar sociale leer zelf niet toepassen, want zij mist de technische en politieke bevoegdheden, die aan de lekensamenleving eigen zijn. De katholieke leken zijn dus verantwoordelijk voor de realisering van de christelijke sociale orde. Het is in de eerste plaats hun taak een dergelijke invloed uit te oefenen op de nationale wetgevingen, dat het voor iedereen duidelijk wordt, hoe alleen de christelijke sociale gedachte een duurzaam antwoord geeft op de problemen van onze tijd. Priester en leek moeten beiden zich bewust worden, dat het van hun doorzicht, hun verantwoordelijkheidszin, hun dynamisme afhangt, of de kansen, die ons nu geboden worden, zullen worden benuttigd, en de nieuwe wereldperiode, die wij ingaan, werkelijk zal zijn de ‘età di Gesù’ - de eeuw van Jesus - die schijnt te zullen aanbreken.
Wij kunnen het voorafgaande niet beter samenvatten dan met de volgende woorden van P. Lombardi zelf: ‘De juridische ontwikkelingslijn van de mensheid, schrijft hij, die de aardse belangen nastreeft, is tenslotte heden op het punt gekomen, dat zij, dieper en breder dan ooit tevoren, de behoefte gevoelt zich integraal door het Evangelie te laten inspireren. Het aardse streven wordt in zulk een richting gedreven dat het bij Jesus alleen de inspiratie kan vinden om op de best mogelijke wijze de specifiek aardse verlangens te bevredigen, zoals zij worden nagestreefd door de overgrote meerderheid van de mensheid. Ik wil voorzeker niet ontkennen, dat men er steeds voordeel in vindt, wanneer men zich door het Evangelie laat inspireren om de aarde te besturen, maar nu dringt een soort noodzakelijkheid zich in die richting op, dank zij de samenloop van zeer bepaalde omstandigheden’ (blz. 244-245).
Met een dergelijke visie op de huidige situatie is het gevaar niet denkbeeldig in een of andere vorm van een cultuurkatholicisme te vervallen, dat het Evangelie uitsluitend in dienst zou stellen van de ontwikkeling der aardse welvaart. Aan dit gevaar ontsnapt P. Lombardi volkomen door een correlatieve beklemtoning van de transcendente, bovenaardse, eeuwige finaliteit van de leer van Christus. Er staan in dit boek bladzijden van een verheven spiritualiteit, die al het aardse en met name de algemeen menselijke drang naar rechtvaardigheid, gelijkheid en broederschap in het licht van de eeuwige menselijke bestemming plaatsen. Het is de overtuiging van P. Lombardi dat in een wereld, waarin een ware christelijke orde zal heersen, de mens vrijer zal zijn om zijn blik te richten op het eeuwige.
| |
| |
We hebben hier alleen de algemene gedachten willen samenvatten van het eerste, meer theoretisch gedeelte van het boek, terzijde latend ook de korte theodicee, de christologie, de anthropologie en de ecclesiologie die de schrijver aan dit deel heeft toegevoegd.
Het tweede en meest uitgebreide deel behandelt het practisch probleem, hoe de Kerk in al haar geledingen, van de Paus tot aan de massa der gelovigen moet optreden, wil zij de haar geboden kans niet laten ontsnappen. Dit deel zal een ieder interesseren, die als priester of als leek, op een of ander gebied van het godsdienstige en sociale leven enige verantwoordelijkheid te dragen heeft. Het moge hier volstaan de aandacht te vestigen op de twee fundamentele gedachten, die alle onderdelen van het betoog beheersen. Ten eerste wordt als een dringende hervorming aangeprezen een grotere concentratie, een rationele uitbuiting van alle katholieke krachten, die thans te veel verspreid optreden en zonder een gemeenschappelijk bestudeerd en uitgevoerd plan van actie, waardoor hun werkzaamheid veel moet inboeten aan doeltreffendheid. Ten tweede wordt telkens weer de aandacht gevestigd op de onontbeerlijke samenwerking met de op hun terrein zelfstandig optredende leken. Naast de bestaande kerkelijke organismen zou P. Lombardi daarmee parallel lopende lekenorganisaties willen zien ontstaan. Naast de pauselijke Curie zou een ‘Senato laico dell' Umanità’ moeten tot stand komen; op nationaal plan zou een ‘Consulta nazionale’ de bisschoppen in hun apostolaat actieve bijstand dienen te verlenen; een lekenorganisme, waarin alle religieus-sociale leiders samenkomen zou in elk bisdom en tot in elke parochie moeten worden opgericht. Alleen door een rationeel opgezette organisatie waarin alle katholieke krachten en werkzaamheden worden samengebundeld, zullen de katholieken aan de eisen van deze tijd tegemoet kunnen komen, en de aardse problemen op wereldschaal kunnen oplossen.
Het boek van P. Lombardi Per un mondo nuovo schijnt ons een zeer belangrijk document, waarin buitengewone, veelzijdige en internationale ervaringen en een niet geringe kennis van de cultuurphilosophie hebben samengewerkt, om een religieus-sociaal tijdsbeeld te scheppen, zoals men er moeilijk een tweede zal kunnen aanwijzen. Wellicht is de stijl ietwat te oratorisch en daardoor te langdradig; hier en daar blijkt P. Lombardi ook specifiek Italiaanse toestanden te veralgemenen; maar dit zijn slechts kleine schaduwzijden van dit tijdsdocument, dat is uitgegroeid tot een soort summa van het hedendaagse katholieke denken en handelen.
|
|