Streven. Jaargang 4
(1950-1951)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
ForumDoorbraak der EenheidGa naar voetnoot1)De oude alledaagse volkswijsheid zag de menselijke persoonlijkheid weerspiegeld in zijn concrete vriendschapsneigingen en sprak dit uit in het 'spreekwoordelijk' geworden gezegde: zeg mij wie uw vrienden zijn en ik zal u zeggen wie gij zijt. Men kan de mens natuurlijk ook weerspiegeld zien in andere levensuitingen, b.v. in de begrippen die hij zich vormt omtrent de grote realiteiten waarmede hij als mens te maken heeft: God, Christus, Kerk, wereld, maatschappij, vaderland, gezin, beroep, zichzelf: zeg mij wat gij van God denkt en ik zal u zeggen wie gij zijt, etc. Dr Cornelissen is niet alleen een hevig eenheidsminnaar, maar het juist begrip van 'eenheid' lijkt hem ook zó ingrijpend in en bepalend voor de menselijke levenshouding, dat hij als motto boven een verhandeling over eenheid ietwat uitdagend de woorden plaatst: zeg mij wat gij van eenheid denkt en ik zal u zeggen wie gij zijt. Dit motto maakt het de bespreker niet gemakkelijk. Neemt hij het over, dan is iedere opmerking aangaande het eenheidsbegrip, dat Dr Cornelissen in zijn boek ontwikkelt, eo ipso een opmerking aangaande de persoon van Dr Cornelissen. Neemt hij het niet over, dan wekt hij de indruk minder waarde te hechten aan het juist begrip van eenheid dan Dr Cornelissen doet. Wij zullen desondanks trachten in volgende bespreking een middenstelling in te nemen: enerzijds slechts de zaak en niet de persoon van de schrijver in onze kritiek te betrekken, - anderzijds het eminent belang van een juist eenheidsbegrip ten volle te beamen. De studie die Dr Cornelissen op verzoek van het Bestuur van de Katholieke Jeugdbeweging geschreven heeft - eerste van een verhoopte serie publicaties - is nu eens een boek, dat wij niet genoeg aan alle ontwikkelde landgenoten, katholieken én niet-katholieken, kunnen aanbevelen. Reeds het onderwerp zelf, Eenheid en Doorbraak, is van meer dan gewone actualiteit. Wie ook maar enigermate contact heeft met de huidige gedachtenwereld op het gebied van politiek, sociale organisatie, onderwijs, jeugd- vorming, enz., weet dat de na-oorlogse doorbraak-mentaliteit waarlijk niet met de distributiebescheiden zo ongeveer verdwenen is. En zeer terecht ziet Dr Cornelissen het ontstaan en voortbestaan van deze mentaliteit gegrondvest op een bepaald begrip van eenheid. Want 'eenheid is het spilbegrip waar alles om draait' (p. 5). Bovendien weet schr. zijn belangrijk onderwerp op een belangrijke wijze te behandelen. Hij bekent zich volmondig tot het intellectualisme, 'doch dan echt, verantwoord gebruik van de rede' (p. 6) en zijn dringende en niet zelden dwingende redeneringen boeien van het begin tot het einde. Hij beheerst zijn materie en hij beheerst zijn gedachten, en - niet de geringste verdienste voor een schrijver! - hij heeft de gave om deze helder, suggestief en geestig tot ons over te brengen. Licht kan men de lectuur van deze 137 bladzijden bezwaarlijk noemen. Maar de inspanning die gevraagd wordt wekt een verstandelijke interesse, die ze toch ook weer ontspannend maakt. De soms wat agressieve toon, het radicale | |
[pagina 87]
| |
optreden voor de rechten der waarheid, de klappen die manmoedig en zonder aanzien des persoons naar links en rechts worden uitgedeeld, zij komen telkens op het geschikte moment bij wijze van geestelijke kamferinjectie de aarzelende hartslag van de vermoeid rakende lezer versterken. Wij zouden eigenlijk gaarne hele passages uit dit merkwaardig boek willen citeren; maar dit verlangen zwicht voor de evidentie van het dubbele nadeel dat hieraan noodzakelijkerwijze zou aankleven: de bespreking zou veel te lang worden en wij zouden onze lezers aan de bekoring blootstellen het boek zelf verder maar ongelezen te laten: juist het tegenovergestelde van wat wij beögen. Ziehier derhalve een summiere weergave van de inhoud. Het eerste wat te doen stond, was natuurlijk een uiteenzetting te geven van wat 'eenheid' eigenlijk is, om daaraan de doorbraak-mentaliteit te kunnen toetsen. Dan moest de valse eenheidsconceptie van het Liberalisme worden geschilderd met alle funeste gevolgen van dien. Vervolgens diende te worden aangetoond, dat de huidige anti-liberale propagandisten van eenheid en doorbraak onbewust en onbedoeld 'de vrienden van hun vijanden zijn' (p. 49): Neo-Liberalen. Ja, dat ook bij de hedendaagse Katholieken het Liberalisme en de liberale eenheidsvisie nog lang niet overwonnen zijn: hoeveel opvattingen en praktijken, die nog een duidelijk liberaal stempel dragen. Volgen enige praktische conclusies, voornamelijk met het oog op het katholiek organisatieleven en bijzonder de Katholieke Jeugdbeweging; en ten slotte het paradoxale besluit: 'geen eenheid, doch wel doorbraak' en 'eenheid, en dus geen doorbraak' (p. 133): 'de innerlijke vrijwording van de tijdgeest moet nog volgen, nadat wij ons organisatorisch als volksdeel naast de anderen een plaats in de Nederlandse gemeenschap hebben veroverd.... en daarbij heeft bovenal de Katholieke jeugd met al haar organen een roeping te vervullen' (p. 134). Tegen deze achtergrond van hoge waardering moeten wij nu ook eerlijkheidshalve enige aanmerkingen plaatsen. Het hoofdstuk, dat ons eigenlijk het minst heeft bevredigd, was helaas niet het minst fundamentele, namelijk 'Wat is eenheid?'. Het wil ons voorkomen dat dit kernbegrip dieper moet worden doorgedacht. Wat Dr Cornelissen erover zegt moge zakelijk gelden voor de 'onvolmaakte' eenheid, die in haar eenheid noodzakelijk 'samengesteldheid' bergt, het gaat niet op voor de eenheid als 'zuivere zijnsvolmaaktheid', van waaruit toch alle onvolmaakte eenheid wijsgerig begrepen moet worden. Vandaar waarschijnlijk de enigszins verwarde beschouwingen over de verhouding tussen eenheid en verscheidenheid: 'beide begrippen sluiten elkaar als zodanig uit' (p. 20) en toch is 'eenheid zonder verscheidenheid onbestaanbaar en ondenkbaar, evengoed als verscheidenheid zonder eenheid' (p. 17) en moet er 'eenheid in en door de verscheidenheid' zijn (p. 18); 'eenheid is het tegendeel van verscheidenheid' (p. 19), maar verscheidenheid is toch 'een voorwaarde' voor eenheid (p. 19) en de eenheid 'veronderstelt' verscheidenheid (p. 20). Dit alles past niet helemaal bij de zuivere denkstijl, waarop schr. in zijn boek terecht zo herhaaldelijk aandringt. Geen wonder dat somwijlen, in de overigens voortreffelijke kenschetsing en weerlegging van de liberale en neo-liberale eenheidsopvatting, iets van dit vlekje op de zuivere denkstijl doorwerkt. O.i. is ook de tegenstelling werkelijk een vorm van eenheid, anders kon ze immers nooit meer overwonnen worden en kon er van een 'doorbraak der eenheid' (p. 137) geen sprake zijn; alleen indien een der termen van de tegenstelling het 'niets' zou zijn, dus niet zou 'zijn', en er dus geen 'tegenstelling' zijn zou, dan | |
[pagina 88]
| |
ware alle eenheid uitgesloten. Om wat wij bedoelen te illustreren aan een concreet voorbeeld: is het alleen maar waar dat, als de Protestant er naar streeft om beter Protestant te zijn en de Katholiek er naar streeft om beter Katholiek te zijn, een dergelijke groei in eigen godsdienstige overtuiging en geloofsbeleving 'betekent, dat beide confessies van elkander afgroeien, wat het tegendeel van een toenadering is' (p. 65)? Is het niet tevens waar, dat de Protestant die bona fide leeft volgens zijn godsdienstige overtuiging en doet wat zijn geweten hem voorschrijft, in Christus meer één is met ons Katholieken dan een 'slecht Protestant'? De bedoeling van Dr Cornelissen is duidelijk, de zuivere denkstijl en formulering laat echter te wensen over. Ten slotte: wij vinden het jammer, dat, waar de katholieke eenheidsvisie zulk een wezenlijke rol speelt in het probleem van 'Eenheid en Doorbraak', het hele boek niet meer theologisch is geöriënteerd. Over de verhouding, de eenheid in tegenstelling (die hier beneden nooit helemaal overwonnen wordt) van genade en gevallen natuur, van Kerk en wereld, van priester en leek, van godsdienstig en profaan, van religie en cultuur, ware in verband met dit probleem vanuit theologisch gezichtspunt nog zo veel te zeggen. Maar wellicht loopt ons ongeduld op de toekomst vooruit: dit boek is immers uitdrukkelijk bedoeld als het eerste van een reeks. En in ieder geval is het een hoogst waardevolle eersteling en doet het ons verlangend uitzien naar meer. Het prachtige werkprogram, dat Dr Cornelissen aan het einde van zijn studie ter verwezenlijking voorhoudt aan onze katholieke jeugd, onderschrijven wij volkomen: 'Het oude moet met het nieuwe worden aangevuld en vervolmaakt. Bracht de feitelijke toestand destijds mee, dat de emancipatie meer gericht was op eigen beveiliging, op afweer tegen gevaren van buiten en dat de vrijwording meer werd gezien als een loswording, thans moet de richting worden omgelegd. Binnen de beveiligende omheining van onze organisaties moet een eigen stijl worden aangekweekt, niet om deze enkel voor de huisgenoten des geloofs te cultiveren, maar om hem uit te dragen naar buiten.... Nieuwe stijl is herstel van de idee en het ideaal der ware eenheid in eigen leven en in het leven onzer organisaties om zo de doorbraak der ware eenheid mogelijk te maken. In deze zin formuleren wij de conclusie van dit geschrift over eenheid en doorbraak als: doorbraak der eenheid' (p. 136 v.). Dr F. Malmberg S.J. |
|