Streven. Jaargang 4
(1950-1951)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[1951, nummer 7]Is het kapitalisme veroordeeld?SOMMIGE pauselijke uitspraken hebben aanleiding gegeven tot het zeer vage besluit, dat Rome 'het kapitalisme' heeft veroordeeld. En ten gevolge van de marxistische propaganda is het woord 'kapitalisme' met zodanige gemoedstonaliteiten belast, dat men bereid is, deze veroordeling toe te juichen. Het loont echter de moeite de teksten, waarin deze veroordeling voorkomt van naderbij te beschouwen, om te weten wat Z.H. juist verstaat door het kapitalisme, dat hij veroordeelt. In zijn radiorede van 1 September 1944, naar aanleiding van de vijfde verjaardag van het uitbreken van de tweede wereldoorlog, brandmerkte Pius XII de communistische sociale leer, die het eigendomsrecht negeert 'zowel van verbruiksgoederen als van productiemiddelen'Ga naar voetnoot1), en vervolgde aldus: 'Maar het kan evenmin die systemen aanhangen die een recht op privaat eigendom erkennen, dat op een volkomen valse opvatting steunt en daarom met de ware en gezonde sociale orde in strijd zijn. Daarom heeft de Kerk bijvoorbeeld “het kapitalisme” dat op zeer verkeerde opvattingen steunt en zich een onbeperkt recht op het eigendom aanmatigt, dat zich in geen enkel opzicht aan het algemeen welzijn onderwerpt, als in strijd met het natuurrecht, veroordeeld'. Het volgend jaar, op 21 October 1945 richtte Z.H. het woord tot de afgevaardigden van de Italiaanse Vrouwenverenigingen. In deze redevoering, waarin de levensvoorwaarden van de vrouw in het moderne leven in al hun aspecten worden belicht, vinden we de volgende verklaring: 'Kan de vrouw anderzijds haar welzijn verwachten van een regime, dat overwegend kapitalistisch is? Wij behoeven u thans de economische en maatschappelijke gevolgen die daaruit voortvloeien, niet te beschrijven. Gij kent er de karakteristieke trekken, gij draagt er zelf de last van: overdreven opeenhoping der bevolking in de steden, voortschrijdende en alles opslorpende groei der groot-ondernemingen, moeilijke en wankele toestand der andere industrieën, vooral van het handwerk en nog meer de landbouw, onrustbarende uitbreiding der werkloosheid'Ga naar voetnoot2). Zeer onlangs nog, in zijn 'Exhortatio' tot de clerus, op 23 Septem- | |
[pagina 2]
| |
ber 1950, herhaalde Z.H. dat met de katholieke leer noch het marxistische noch het kapitalistische systeem is overeen te brengen. Over dit laatste schrijft hij: 'Anderen zijn er, die zich niet minder onzeker en weifelend tonen tegenover dat economisch systeem, dat bekend staat onder de naam van Kapitalisme, waar de Kerk al evenzeer zonder aarzeling de schadelijke gevolgen van heeft gebrandmerkt. Want niet alleen heeft de Kerk aangetoond, waar de misbruiken liggen van het kapitaal en van het eigendomsrecht die dat systeem bevordert en verdedigt, maar van de andere kant heeft zij ook geleerd, dat het kapitaal en de eigendom productie-instrumenten moeten zijn, die ten voordele moeten strekken van heel de gemeenschap, en die de vrijheid en de waardigheid van de menselijke persoon moeten steunen en verdedigen'Ga naar voetnoot3). Het is zeker opvallend, dat Z.H. Pius XII in deze teksten 'het kapitalisme' als strijdig met de katholieke sociale leer brandmerkt. In de uitspraken van Leo XIII en Pius XI, die zo nadrukkelijk over de sociale problemen hebben gesproken vinden we wel de term 'kapitalistisch systeem', maar dit systeem wordt niet op zichzelf veroordeeld, wel echter het 'economisch liberalisme' of het 'economisch individualisme', die het kapitalistische systeem misvormen en van moreel standpunt uit onaanvaardbaar maken. We kunnen niet nalaten, hier een tekst uit Quadragesimo anno aan te halen, waarin het kapitalisme niet veroordeeld wordt, maar ons wordt afgeschilderd als vol gebreken, die te wijten zijn niet aan het systeem zelf, maar aan de onbeperkte concurrentie-vrijheid, aan het individualisme en het ongebreideld liberalisme, waarmee het wordt toegepast. 'Zoals gij weet, Eerbiedwaardige Broeders en Beminde Zonen, heeft Onze Voorganger roemrijker gedachtenis, in Zijn schrijven vooral een economisch systeem op het oog gehad, waarin over 't algemeen de economische samenwerking hierin bestond, dat de één het kapitaal en de ander de arbeid verschafte, wat Hij op zeer gelukkige wijze aldus uitdrukte: 'kapitaal kan niet zonder arbeid en arbeid niet zonder kapitaal bestaan' (Rerum Novarum). 'Dit economisch systeem volgens juiste normen in te richten, was het doel, hetwelk Paus Leo XIII met alle kracht zocht te bereiken. Hieruit blijkt, dat dit systeem om zich zelf niet mag afgekeurd worden. En inderdaad, uit zich zelf is het niet verkeerd doch eerst dan gaat het in tegen de juiste orde, wanneer het kapitaal de arbeiders of de klasse der proletariërs in dienst neemt met dit doel en op deze voorwaarde, | |
[pagina 3]
| |
dat de onderneming, ja heel het economisch leven zich richt naar zijn wensen en tot zijn voordeel wordt aangewend, zonder verder rekening te houden met de menselijke waardigheid van de arbeiders, het maatschappelijk karakter der economie, de sociale rechtvaardigheid en het algemeen welzijn'. Wellicht voor de eerste maal wordt in dezelfde encycliek de term 'kapitalistisch systeem' gebruikt en worden behalve op zijn voordelen, ook op de nadelen van zijn practische toepassing gewezen: 'Maar sedert de uitvaardiging der Encycliek van Leo XIII heeft, met de verspreiding der industrialisering over de gehele wereld, ook het “kapitalistische systeem” zelf zich overal sterk uitgebreid, in zover dat het zelfs de economische en sociale verhoudingen geheel doordrong van wie buiten zijn rechtstreeks gebied staan, hen in zijne voordelen maar tevens in zijne nadelen en gebreken deed delen, er als het ware zijn stempel op drukte. Daarom is het niet alleen in het belang der inwoners van kapitalistische landen en industriestaten, maar van heel de mensheid wanneer Wij op de eerste plaats Onze aandacht schenken aan de wijzigingen, die de kapitalistische economie sinds de tijd van Paus Leo XIII heeft ondergaan. Wat iedereen in onze tijd onmiddellijk opvalt, is niet alleen de ophoping van kapitaal, maar ook de concentratie van een onbegrensde macht en despotische economische overheersing in de handen van weinigen, die meestal nog niet eens de eigenaars zijn, maar slechts de bewaarders en beheerders van aan hen toevertrouwd vermogen, dat zij geheel en al volgens eigen inzicht en oordeel beheren. Deze overheersing wordt vooral met brutaal geweld uitgeoefend door hen, die omdat zij het geld onder zich hebben en beheersen, ook meester zijn over het kredietwezen. Dank hieraan regelen zij als het ware de bloedsomloop, die aan het economisch lichaam leven geeft, en hebben zij het economisch leven zo geheel in handen dat niemand tegen hun wil kan ademen. Deze samentrekking van macht en kapitaal bij enkele, het meest kenmerkende der jongste economie, is het natuurlijk gevolg van de onbeperkte concurrentie-vrijheid; daardoor blijven zij alleen gespaard, die het sterkste zijn of, wat dikwijls op hetzelfde neerkomt, die het meest onbarmhartig strijden en het minst met het geweten rekening houden. En op haar beurt heeft deze concentratie van macht en kapitaal weer drie soorten van conflicten doen ontstaan. Vooreerst gaat de strijd om de economische overheersing zelf; ten tweede wordt er hevig gevochten om de opperheerschappij in de Staat, om zijn macht en | |
[pagina 4]
| |
invloed bij de economische strijd te kunnen misbruiken; ten derde is er strijd tussen de staten onderling, welke hierin bestaat, dat zij, ofwel hun politieke macht en invloed aanwenden om het economische welzijn van hun eigen burgers te bevorderen, ofwel trachten door middel van hun economische overheersing de politieke geschillen tussen de naties te beslissen'. Het lijkt onbetwistbaar, dat er in de pauselijke documenten een verschuiving heeft plaats gehad in de zin van het woord 'kapitalisme'. Voor Leo XIII, in Rerum Novarum heeft het nog de louter technische zin: een economisch systeem van economische samenwerking 'waarin de één het kapitaal en de ander de arbeid verschaft'. In Quadragesimo Anno wordt het kapitalisme reeds meer dubbelzinnig: het is op zichzelf niet te veroordelen, maar het heeft in feite zeer kwade kanten, waarop sterk de nadruk wordt gelegd. De teksten van Pius XII, die we boven citeerden schijnen 'het kapitalisme' te vereenzelvigen met de kwade kanten alleen en het dus te veroordelen. Deze verschuiving in de zin van het woord 'kapitalisme' bewijst, dat de Kerk de taal spreekt van haar tijd. Niemand wordt heden nog graag 'kapitalist' genoemd: het woord heeft een klank gekregen, die alleen de misbruiken van het negentiende-eeuws liberaal economisch systeem aanduidt. Datgene echter wat veroordeeld wordt, men noeme het economisch liberalisme of kapitalisme, is steeds hetzelfde: het is de leer volgens welke aan de concurrentie, waarop het zgn. kapitalistisch systeem is gegrondvest, zonder enige ordening de vrije teugel mag gelaten worden. Volgens de katholieke sociale leer staat het economisch streven van de mens in dienst van het algemeen welzijn. De voortgebrachte goederen in een bepaalde gemeenschap en over de gehele aarde zijn bestemd om in de behoeften van allen te voorzien en de levensstandaard van allen te verbeteren. De kennis van de menselijke natuur en de ervaring wijzen echter uit, dat een totaal vrije concurrentie, een onbeperkt winstbejag dit algemeen welzijn onmogelijk maken in een samenleving, waarin het kapitaal het privaatbezit is van een deel, en wel van het kleinste deel der bevolking. De vrije concurrentie en het winstbejag hebben zelf een ordenend beginsel nodig, dat hen bindt aan de eisen van het algemeen welzijn, aan de eigenlijke intrinsieke doeleinden van het economisch gebeuren. Wanneer deze ordening ontbreekt, dan ontstaan onvermijdelijk de vele misbruiken, waarover de Pausen spreken, dan wordt het kapitalistische systeem ontwricht en roept het zijn tegendeel op: het communisme, de radicale afschaffing van de private eigendom der productiemiddelen. Volgens de meeste | |
[pagina 5]
| |
katholieke sociologen moet de ordening van het economisch kapitalistisch systeem worden toevertrouwd aan de georganiseerde arbeidsgemeenschappen onder het toezicht en met de juridische waarborgen van de Staat. Alleen zo kan het kapitalisme weer gezond worden, en zal het de kwade faam verliezen, die het zo rijkelijk heeft verdiend. Wanneer dus Pius XII 'het kapitalisme' veroordeelt, dan bedoelt hij juist zoals zijn voorganger het doctrinair liberaal economisch stelsel van het 'laissez faire, laissez passer'. Dit stelsel, dat in de 19e eeuw zegevierde heeft ongetwijfeld nog sporen nagelaten in het huidige economische leven. Nochtans zal niemand beweren, dat wij in België en Nederland nog leven in een regime 'dat zich in geen enkel opzicht aan het algemeen welzijn onderwerpt', waarin alles strekt tot voordeel van het kapitaal, 'zonder verder rekening te houden met de menselijke waardigheid van de arbeiders, het maatschappelijk karakter der economie, de sociale rechtvaardigheid en het algemeen welzijn'. Zulk kapitalisme behoort bij ons gelukkig tot het verleden. De enige vraag is of er genoeg rekening wordt gehouden met het algemeen welzijn, of de verdeling van de kapitalistische winsten volgens rechtvaardige normen geschiedt, hoe het bestaande regime de loontrekkenden steeds meer en meer als volwaardige leden in de volksgemeenschap kan integreren, hoe de arbeid van de vrouw zoveel mogelijk kan vermeden worden. Er zijn nog veel andere problemen, die het kapitalisme in de vorm, die het in de beschaafde industriële landen heeft aangenomen, moet oplossen wil het zich geheel bevrijden van het verderfelijk individualisme van de vorige eeuw. Wat dus de Kerk steeds heeft veroordeeld en nog veroordeelt is op de eerste plaats een theorie, nl. het economisch liberalisme, volgens welke in het kapitalistisch systeem geen enkele redelijke norm, geen enkele positieve wet het vrije spel der economische krachten, zoals ze dit noemen, mag regelen. De Kerk veroordeelt ten tweede al de onrechtvaardigheden, die uit de toepassing van deze theorie in de 19e eeuw het economisch leven tot een immoreel bedrijf hebben gemaakt. En tenslotte in ons huidig economisch systeem, dat wel kapitalistisch is, maar niet meer geheel individualistisch en liberaal kan genoemd worden, veroordeelt de Kerk al wat nog aan onrechtvaardigheid en liefdeloosheid uit het voorbije liberaal kapitalisme is overgebleven. Wanneer de Paus dus spreekt over de euvelen van het 'kapitalistisch systeem', dan moeten we daar per se geen aansporing in zien, om de privaateigendom van de kapitale goederen af te schaffen - hetgeen het wezen zelf van het kapitalisme uitmaakt - maar wel om met vlijt en bekwame spoed het bestaande systeem zo volledig mogelijk in | |
[pagina 6]
| |
overeenstemming te brengen met de eisen van het algemeen welzijn, d.i. met de eisen van de rechtvaardigheid en de liefde. We zeggen 'zo volledig mogelijk', want de Kerk belooft geen hemel op aarde. Zij weet, dat het evenwicht tussen het rechtmatig eigenbelang en het algemeen welzijn steeds zeer labiel zal zijn, steeds bedreigd door het egoïsme, de hebzucht en de heerszucht, die door geen enkel economisch systeem uit het hart der mensen zullen verdwijnen, maar alleen door een stage geestelijke strijd, waarbij alle zedelijke en godsdienstige krachten in het gelid moeten treden. |
|