| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
P. Franziskus STRATMANN O.P., Die Heiligen und der Staat. Erster Band: Jesus Christus. Zweiter Band: Petrus - Paulus - Die Martyrer - Helena. - Verlag Josef Knecht, Frankfurt am M., 1949.
Christus en de heiligen der Kerk in hun relatie tot hun volk en tot de staat, dit is het bijzondere onderwerp van deze twee delen van een serie, die P. Stratmann van plan is voort te zetten tot een geheel van zes delen. De auteur is de bekende Dominicaan, die als oprichter van de Friedesbund deutscher Katholiken, de haat van de nationaal-socialisten wekte en daardoor ook naar België moest vluchten, waar hij - officieel van het Duitse staatsburgerschap beroofd verklaard - tot in 1945 verborgen leefde.
P. Stratmann heeft zijn op het christelijk geloof gebaseerde vredesgedachte destijds in het boek Weltkirche und Weltfriede neergelegd. Inmiddels naar Duitsland teruggekeerd werd de schrijver door de tijdsomstandigheden en door zijn persoonlijke ervaringen er toe bewogen een bepaald aspect van het leven der heiligen nader te onderzoeken, namelijk hun houding tot de staat, die vaak een zeer belangrijke rol in hun leven speelde. Zeer terecht gaat P. Stratmann van het leven van Christus zelf uit, die ook in dit opzicht voorbeeld voor alle christenen is. Het eerste deel is geheel aan Christus gewijd, want ook Zijn leven werd in hoge mate daardoor bepaald, hoe Hij temidden van het Joodse volk en de Romeinse staat leefde. P. Stratmann laat zowel in het leven van Christus als in Zijn woorden duidelijk worden, hoe de hoop van het religieus-politieke nationalisme van de Joden teniet gedaan werd en hoe Christus zowel volksgemeenschap als het staatsgezag afhankelijk maakte van het Goddelijk gezag. Zoals Christus in een conflict geraakt met de gemeenschap van Zijn volk, omdat Hij Zijn goddelijke Vader diende, zo herhaalt zich deze spanning op volkomen dezelfde wijze bij Paulus en op soortgelijke wijze bij de andere heiligen. Dit vooral, toen het Romeinse staatsgezag zich als zodanig met het Goddelijke gezag ging identificeren. In het onderzoek van de christelijke staatsgedachte bij Paulus ligt de grote waarde van het tweede deel van deze serie, want de brieven van Paulus hebben veel betrekking op dit onderwerp. Overal blijkt uit de woorden van Paulus, dat de spanning tussen de heilige en de staat, tussen de christen en de staat, moet ontstaan, waar de staat zijn afhankelijkheid van het hogere gezag ontkent. Dan is het recht en plicht van de christen om tégen de staat vóór de waarheid op te komen, want pas dan is hij een goed dienaar van staat en volk.
Eerst de H. Helena, aan wie P. Stratmann een eigen hoofdstuk wijdt, laat de mogelijkheid van een meer harmonisch bestaan van de Heilige in een staat zien, die zich van zijn ondergeschiktheid aan goddelijke wetten bewust wordt.
Telkens laat de auteur doorschemeren, dat het conflict met de staat, waarin de heilige zo vaak gewikkeld wordt, zich altijd in de geschiedenis zal herhalen. De beschreven situaties hebben dus min of meer een exemplarisch karakter. Daardoor wordt het probleem zelf altijd zeer helder en overtuigend gesteld, men zou echter in sommige gevallen 'n bredere ontwikkeling van de historische wereld, waarin de heiligen leefden, wensen. Want opvattingen van volk, volksgemeenschap en staat hebben in de loop der eeuwen in sommige opzichten diepgaande veranderingen ondergaan, welke ook voor het gestelde probleem van belang zijn.
Vermoedelijk zullen de volgende delen deze ontwikkeling duidelijker laten zien. In elk geval kan men uit de nu verschenen delen opmaken, dat P. Stratmann een bijzonder terrein van de hagiographie met veel vrucht bewerkt heeft - een terrein dat in het licht van de jongste geschiedenis ons aller aandacht vraagt.
Dr K.J. Hahn
| |
| |
Benedikt BAUR, O.S.B., Werde Licht! Dl 3: Osterfestkreis. Die Nachpfingstzeit. 7e uitg. - Verlag Herder, Freiburg i.Br., 1950, 708 pp., geb. DM. 12.80.
Met dit derde deel zet Herder de heruitgave door van de voor de oorlog reeds zo bekende meditaties van de Aartsabt van Beuron. De meditaties worden helemaal geïnspireerd en gedragen door de liturgie de voornaamste thema's uit brevier en mis van de dag. Aan het einde volgen nog voor de grote heiligenfeesten geheel eigen meditaties. Met dit derde deel is de heruitgave van de vroegere meditatiereeksen beëindigd. Herder belooft ons echter nog een vierde deeltje, waarin uitsluitend meditaties worden opgenomen voor het eigen der heiligen.
P.F.
Michael HENSEN O.P., Het dominicaanse vroomheidsideaal. - De Toorts, Heemstede, 1949, 71 blz. f 2,50.
Dit boekje geeft een bezielde tekening van Sint Dominicus en dan van diens geest, synthese van contemplatie en apostolaat, een geest welke nog steeds eigentijds is.
P. Schoonenberg
F.F. PETRUS CANISIUS A SANCTISSIMA TRINITATE O.C.D.: Meditatie en gebed des harten - J. Schenk, Maastricht, 1949, 70 pp.
In een bescheiden boekje tracht de schrijver een inzicht te geven in het meditatief en affectief gebed. Hij gaat hiertoe in de leer bij Sint Ignatius en zijn volgelingen. Na met eigen woorden de meditatie te hebben uitgelegd, laat hij de verdere ontwikkeling van het gebedsleven zien in citaten van bekende Jezuïeten-schrijvers. Zo vinden we hier een aardige bloemlezing uit de spiritualiteit van de S.J. en praktische teksten over het gebed. Het boekje is het best waar geciteerd wordt, want als de schrijver zelf het woord neemt, proeft men nog al eens de oude kerkboekenstijl in uitdrukkingen als 'onnoemelijke scharen van engelen en heiligen baden in geneugten en loven God....' (56); 'De hemelingen, wenken zij u niet toe en vermanen zij u niet, toch braaf en heilig te leven....?' (57) enz.
J. de Rooy
Ronald KNOX, The Mass, in Slow Motion. - Sheed and Ward, London, 1948, 139 pp., 6.- net.
Ronald KNOX, The Creed, in slow Motion. - Sheed and Ward, London, 1949, 238 pp., 8.6 net.
Beide boekjes zijn een serie preken, welke Mgr Knox voor een meisjespensionaat hield gedurende de oorlog. Het eerste bevat een dertiental korte voordrachten over de H. Mis volgens de verschillende gedeelten; het tweede 27 preekjes over de verschillende artikelen van onze geloofsbelijdenis. Aldus gaan H. Mis en Credo aan ons geestesoog voorbij als in een langzame film. De preekjes zijn zeer fris van toon en gedachte, gezond van inhoud, en hoewel gehouden voor kleine kring zeer geschikt voor ieder die houdt van eenvoudige, gezonde geestelijke lezing. Zover mij bekend zijn beide werkjes ook reeds in het Nederlands vertaald.
Ch.N.
A.L.G.M. van OORSCHOT: Vrede.... en er is geen vrede. - Uitgave 650 van het G.G.G. Mariënburg, 's Hertogenbosch, 32 pp.
Een bloemlezing uit de woorden van Z.H. Pius XI over de vrede. In een keur van teksten zien we de vredes-houding behandeld van onze Paus tijdens en na de wereldbrand. Een interessante brochure, waarin tal van sprekende teksten om bezinning vragen op de ideeën van Christus' plaatsbekleder.
J. de R.
J. COLSEN C.M., De Heilige Kathrien Labouré. - Uitgave 651 van het G.G.G. Mariënburg, 's Hertogenbosch, 70 pp.
Rustig en objectief - vaak puttend uit de biografie van Albert Swaef - heeft Pater Colsen het leven van Catharina Labouré weergegeven in deze 70 bladzijden. De Heilige van de wonderbare medalje wordt ons getoond als het simpele instrument van God, dat dienen moet om in de tijd rond de dogmaverklaring van de onbevlekte Maagd dit dogma luister bij te zetten. Een goed geschreven, prettig leesbaar boekje.
J. de R.
Anne FREMANTLE, Desert calling, The Life of Charles de Foucauld. - Hollis & Carter, Londen, 1950, 343 pp. 15 sh.
| |
| |
Dit nieuwe boek over de moderne Franse woestijnheilige verdient zijn plaats in de reeks voortreffelijke Angelsaksische heiligenlevens, die de laatste decennia ons geschonken hebben. De schrijfster heeft zich nauwkeurig op de hoogte gesteld van alle beschikbare gegevens, en deze verwerkt tot een boeiende biografie. De opmerkingen en stijlbloempjes die ter afwisseling worden toegevoegd, vormen de minst sterke zijde van het verhaal; zij zijn echter schaars, en beletten dan ook niet, dat wij een scherpe kijk krijgen op de levensgang van de heldhaftige navolger van Christus, die de Foucauld was. Men leest de 330 bladzijden in één ruk uit, en menigeen zal onweerstaanbaar gevoelens van bewondering en verlangen naar navolging in zich zien opkomen. Dit is de kracht en de waarde van dit vita, dat wij daarom ieder, met name onze jonge leken, aanbevelen.
Het geïllustreerde en goed uitgegeven boek is niet bijzonder duur: 15 sh.
P.v. Litsenburg
Martin BRUYNS, Maria Goretti. - De Fontein, Utrecht, Voor België: Libra, Antwerpen, 1950, 120 pp., f 3,90 en Fr. 65.
Het is een moeilijke opgave het leven te beschrijven van een onbekend dorpsmeisje, wier enige bekendheid is: een sensationele dood. Toch is de schrijver er voldoende in geslaagd haar leven te laten zien als een opgang naar dit sterven. We ervaren deze martelaarsdood als de beloning van een heiligen-leven. Goed wordt het contrast uitgewerkt tussen de serene zuiverheid van dit meisje en de donkere hartstocht van haar moordenaar. Dit alles - als in een schilderij - geprojecteerd tegen de trieste achtergrond van de moerassige streek waarin Maria Goretti leefde. Bij gebrek aan oorspronkelijke foto's van de nieuwe heilige werd het boek verlucht met een achttal opnamen uit de film over haar leven, foto's die het uitstekend doen. Een boek, dat het lezen waard is!
J. de Rooy
De boodschap van Pater Lombardi. - Paul Brand, Bussum, 1950, 30 blz.
Een korte beschrijving van persoon, werkzaamheid en boodschap gaat de tekst vooraf van twee redevoeringen die P. Lombardi in Nederland gehouden heeft, waarvan vooral de tweede, over 'de onderlinge verzoening van de harten der mensen', indrukwekkend is. Deze brochure is inleiding op een groter werk van P. Lombardi zelf over zijn 'kruistocht der liefde', dat weldra bij dezelfde uitgever zal verschijnen.
P. Schoonenberg
Dr Alph. MULDERS, Inleiding tot de missiewetenschap. - Paul Brand, Bussum, 1950, 2e druk, Bijdragen van het Missiologisch Instituut der R.K. Universiteit te Nijmegen, I. 267 blz. f 9,75.
De verschillende wetenschappen die zich met de missie bezighouden worden hier kort beschreven volgens hun wezen, methode en bronnen. Na een hoofdstuk over missiewetenschap in het algemeen worden aldus besproken: missiekunde (missiestatistiek en missiecartographie), missie-geschiedenis, missietheologie, missierecht, missiemethodiek en hulpwetenschappen (taalwetenschap, volkenkunde en godsdienstwetenschap). Deze tweede druk is belangrijk omgewerkt, vooral in de hoofdstukken over missietheologie en missierecht. De waarde van deze uitvoerige inleiding wordt nog verhoogd door de zeer volledige literatuuropgaven bij elk hoofdstuk.
P. Schoonenberg
Mgr. Dr J.O. SMIT, Val en opstanding van een groot christenvolk. De Chalden in Perzië, Indië en Azië. ('Het Christelijke Oosten', 2e reeks, deel 1) - De Toorts, Heemstede, 1950, 84 blz. geïll., f 2,50.
M.A. VAN DEN OUDENRIJN O,P., De Armeniërs en hunne Kerk. (Het Christelijke Oosten, 2e reeks, Deel II). - De Toorts, Heemstede, 1950, 83 pp., f 2,50.
Twee korte overzichten van de geschiedenis dezer oude christenkerken, hun vervolgingen, afscheuring en de herenigingspogingen. Een korte bibliographie, een alphabetisch register en enige illustraties volgen in ieder boekje de tekst.
P.Sch.
| |
| |
P. FREDEGAND O.F.M.Cap., De Oosterse Kerken. - Geert Groote Genootschap, 's Hertogenbosch, uitg. n. 644, z.j. 80 blz.
Wat de serie 'Het christelijk Oosten' geeft in monographieën over de verschillende oosterse kerken vindt men hier zeer kort bijeen in een algemene inleiding, een geschiedenis der schismata en der herenigingspogingen.
P. Schoonenberg
Anicetus COOL, O.F.M., Handboek van de katholieke verpleegster. - Sint Franciscus Drukkerij, Mechelen, 1950, 425 pp., geb. Fr. 80.
Een helder, nauwkeurig, practisch handboekje, dat met veel kennis van zaken en sprankelende ondervinding werd opgesteld. De vorm zelf van voorstelling met vragen en antwoorden maken het uiterst leesbaar en aantrekkelijk. Ook het rituaal dat er aan toegevoegd is munt uit door soberheid en practische bruikbaarheid. Alleen dient te worden opgemerkt dat de leucotomie al te voorbarig en al te ongemotiveerd beoordeeld werd. Het was beter geweest daar nog niet over te spreken. Wij kunnen het boekje ten zeerste aanbevelen aan alle verpleegsters en aan sociale assistenten.
A. Snoeck
Mgr Dr FULTON SHEEN, Het Communisme, vertaald door Fidelis Jutte O.F.M. - Uitgave 648 van het G.G.G. Mariënburg, 's Hertogenbosch, 32 pp.
Weer een G.G.G.-boekje, dat er zijn mag! Kort en duidelijk worden de argumenten die het Communisme tracht aan de man te brengen ontleed en weerlegd. En meer nog: Juist diezelfde argumenten worden gericht tegen het Communisme zelf, dat in waarheid 'opium voor het volk' blijkt te zijn.
J. de R.
In de reeks 'Ecclesia docens', uitgegeven door de N.V. Gooi & Sticht te Hilversum verschenen nog in 1949:
Quanta cura. Encycliek van Paus Pius IX van 8 December 1864. Met Syllabus der voornaamste dwalingen. Vertaald door I. ZEINSTRA O.F.M.. Met een Voorwoord van Dr Nic. SANDERS O.F.M. 47 blz.
Terwijl deze reeks in princiep begint bij Leo XIII, vormt dit zeer bekende tweetal documenten van zijn voorganger toch een goede inleiding. Het is a.h.w. een negatieve afweer vóór de meer positieve uiteenzettingen van Paus Leo. Dr. Sanders wijst er op dat de Syllabus zijn actualiteit niet verloren heeft, hoewel men zeer voorzichtig moet zijn met de concrete toepassing er van. De zojuist verschenen encycliek Humani generis van Pius XII kan dit bevestigen.
Divino afflante Spiritu. Encycliek van Paus Pius XII van 30 September 1943 over de meest geschikte middelen om de studie van de Heilige Schrift te bevorderen. Met aanhangsel. Vertaald (en ingeleid) door Mgr Dr Jan O. Smit. 72 blz.
Bij deze laatste Bijbel-encycliek zijn als aanhangsel vertaald vooreerst het Motu proprio over de voor het breviergebed toegestane nieuwe psalmvertaling, en vervolgens de belangrijke brief der Bijbelcommissie aan kardinaal Suhard 'over de tijd van de bronnen van de Pentateuch en over de letterkundige stijlvormen in de eerste elf hoofdstukken van Genesis'. De stof van deze brief raakt wederom het onderwerp van Humani generis.
In 1950 verschenen in dezelfde serie:
Spiritus Paraclitus. Encycliek van Paus Benedictus XV van 15 September 1920 bij het vijftiende eeuwfeest van het afsterven van de H. Kerkleraar Hieronymus. Vertaald (en ingeleid) door F.A.J. van NIMWEGEN C.ss.R. 76 blz.
Deze encycliek biedt leerzaam vergelijkingsmateriaal met Divino afflante Spiritu.
Adiutricem populi. Encycliek van Paus Leo XIII van 5 September 1895 over de rozenkrans. Met twee andere documenten uit het jaar 1895. Vertaald (en ingeleid) door F.A.J. van NIMWEGEN C.ss.R. 48 blz.
Mirari vos. Encycliek van Paus Gregorius XVI van 15 Augustus 1832 over de onrust in Kerk en Staat. Vertaald door L. ZEINSTRA O.F.M. Met 'n Voorwoord door Dr Clem. VRIJMOED O.F.M. 34 blz.
| |
| |
Er blijken nog meer documenten van vóór Leo XIII actueel te zijn, o.a. deze veroordeling van Lammennais. Dr VRIJMOED geeft ons echter de hedendaagse toestanden.
P. Schoonenberg
Mgr Dr Jan O. SMIT, Het zilveren jubeljaar 1950. Met voorwoord van Mgr. Dr Sergio PIGNEDOLI, algem. secr. Centr. Anno Santo Comité Rome. 's Hertogenbosch, 1950, Geert Grotegenootschap, n. 649, 55 blz. -
Fernand HAYWARD, Paus en Vaticaanstad rond het Heilig Jaar. Vert. Anton Eijkens, ill. C.C. Pusch, Henri Bergmans N.V., Tilburg, 1950, 116 blz. f 2,50.
Twee boekjes die in het Heilig Jaar uitstekend te pas komen. Het eerste beperkt zich tot interessante wetenswaardigheden over het H. Jaar, het tweede beschrijft daarbij nog de Vaticaanstad, de pauselijke curie en de figuren der laatste pausen.
P. Sch.
Mgr K. CRUYSBERGHS, De Goede Herder. - 't Groeit, Antwerpen; Nelissen, Bilthoven, 1950, 262 pp., ing. Fr. 120, geb. Fr. 150
Men noemt dit boek een nieuwe priesterretraite (de derde dan) van de steeds meer verbazende kanselredenaar en schrijver; zij bevat inderdaad negen overwegingen voor priesters, met daarna zeven aanzienlijke opstellen over priesters uit ons volk [Pastoor Bergent (1870-1914), Priester Poppe, Pater Damiaan, Vlaamse priesters-bannelingen in Frans Guyana (1798-1799), Pastoor Nerinckx (1761-1824), Monseigneur Ariëns (1860-1928), onbekende priesters]. Het zijn dus, zoals de ondertitel het aangeeft, 'pastorale overwegingen en lezingen': priesters dienen hun handel en wandel te spiegelen aan het handelen en leren van Jesus de Goede Herder; zij moeten ook opzien naar machtige en heilige voorbeelden uit hun stam, zelfs uit hun onmiddellijke omgeving.
Het meest treft ons de zacht-milde toon, en tegelijk de als onweerstaanbaar bezielende geest, van de schrijver der overwegingen; daarnaast de exegetische accuratesse en belezenheid. Dezelfde belezenheid valt op in de 'pastorale lezingen', waarvan elke, op grond van nieuwe documenten meestal, het onderwerp anders belicht. En dankbaar zien we naar de schrijver op, die hart en geest, begaafdheid en genade, onuitgeput aanwendt tot heiliging van herders en kudden.
Voor priesters dus; maar stellig ook voor leken.
Em. Janssen
Gilbert DE BONDT, De weg der waarheid. Dl 1: De geloofswaarheden; 2: Het christelijk leven; 3: De heilige Sacramenten. - Liturgisch Kunstapostolaat, Abdij, Dendermonde, 1950, 198-176-220 pp., Fr. 35-34 en 36.
Deze nieuwe handboeken bekoren onmiddellijk de lezer.
De klare indeling valt in de smaak, en het licht en open voorkomen van de tekst nodigt onmiddellijk uit tot lezing. Wat de inhoud betreft, hebben deze handboeken de grote verdienste zich te beperken tot het voornaamste en dat uiteen te zetten in een eenvoudige en verstaanbare taal, in concrete en sprekende gezegden. De leerlingen zullen zeer gemakkelijk de leerstof verwerken en beheersen. De proefvragen zullen daarbij nog prikkelen tot persoonlijke inspanning. De Christus' figuur staat sterk op het voorplan, en zal onvermijdelijk zijn invloed laten gelden.
J. Markey
THEOPHILUS, Christusuren. - 4e druk, Een keuze uit de vroegere drie deeltjes. - Lannoo, Tielt, 1949, 96 pp., ing. Fr. 30, geb. Fr. 52.
Het lijkt wel een eigen kenmerk te zijn van de vroomheid van ons volk, dat het bidden wil in schoonheid en zijn kunstzin tot voor Gods aanschijn meedraagt. Daar ligt wellicht het geheim van de diepe en blijvende invloed die 'Christusuren' op velen hebben uitgeoefend.
In deze vierde druk werd het waardevolste uit de vroegere drie deeltjes in één bundeltje samengelezen. Het wordt ons aangeboden in een keurige, eenvoudige en sober-voorname uitgave, die geheel bij de inhoud past.
L.M.
| |
| |
L'Humanisme et la grâce. Semaine des Intellectuels Catholiques (7 au 14 Mai 1950) organisée par le Centre Catholique des Intellectuels français. - Editions de Flore, P. Horay, Parijs, 1950, 224 pp., Fr. Fr. 300.
Van al de onderwerpen, die tot nog toe op deze jaarlijkse vergaderingen werden behandeld, was dit wel het interessantste, het meest actuele, waar ook tegenwoordig het meest om gestreden wordt: de verhoudingen tussen de menselijke natuur in haar volle en normale ontplooiing en de goddelijke genade. Als vroeger waren op deze Meidagen weer de élite aanwezig van de Franse katholieke wereld, samen met verscheidene hoogstaande vertegenwoordigers uit het buitenland. Zoals trouwens onvermijdelijk was, is de behandeling der verschillende aspecten van het probleem nogal ongelijk. Sommige referaten zijn eerder zwak; andere nogal verward en grootsprakerig; enkele toch van grote waarde. P. Beirnaert geeft enige rake opmerkingen over de verhoudingen tussen ons psychisch determinisme en de genade. Verder horen wij nog Claudel, Guardini, St. Fumet, P. Henry en Kan. Mouroux. Het beste, zoals trouwens ook het vorig jaar, lijkt ons de studie van J. Guitton over het tegenwoordig zo gesmaalde onderwerp: het wezen zelf van onze menselijke natuur.
P. Fransen
| |
Psychologie
L.C.T. BIGOT, Ph. KOHNSTAMM en B.G. PALLAND, Leerboek der Psychologie. - J.B. Wolters, Groningen, 1949, 3e druk, 450 blz., geb. f 11,50.
Een boek, dat bestemd is voor de steeds groter wordende groep van studerenden voor de akten M.O., waarvoor kennis van psychologie vereist wordt. Het is een werkelijk degelijk en uitgebreid werk, dat ook door academici en zelfs studenten in de psychologie met veel vrucht zal worden gebruikt. Wij hadden reeds lang behoefte aan een boek, dat een omvangrijk wetenschappelijk overzicht geeft van de activiteiten en verworvenheden op de verschillende domeinen der psychologie. Dat dit boek binnen vier jaar drie drukken beleefde toont duidelijk, dat het aan deze behoefte tegemoet komt.
A. Schrijnemakers
L.C.T. BIGOT, Psychologie, Hoofdzaken van de zielkunde ten behoeve van aanstaande onderwijzers en onderwijzeressen, - J.B. Wolters, Groningen, 1949, 10e druk, 198 blz., f 2,75, geb. f 3,25.
Dit boek vormt het eerste deel van Paedagogiek, handboek voor opvoedkunde ten dienste van kweekscholen in vier delen. Het is overzichtelijk en duidelijk en voldoet aan de wetenschappelijke eisen. Het is verheugend, dat men van de onderwijzers eist, dat ze zich op dit belangrijke gebied niet tevreden stellen met een aan het oude kweekschoolpeil aangepaste schoolboek, doch dat ze zich opwerken tot de wereld der actieve wetenschapsbeoefening. Het boek van Bigot biedt een goed uitgangspunt om dieper door te dringen in de veelzijdig problematiek der psychologie.
A. Schr.
T. BOUMA. Geschiedenis-didactiek en denkpsychologie, - J.B. Wolters, Groningen, 1949, 27 blz., f, 0,95.
Een onderzoek betreffende de toepassing van denk en leerpsychologie bij de didactiek van de Vaderlandse Geschiedenis op de lagere school. Uit dit onderzoek blijkt de mogelijkheid het kinderlijke leren te vormen en het leerresultaat op te voeren, door de leerlingen inzicht te geven in eigen leermethoden en deze te doen verbeteren.
A. Schr.
R. PINTNER en W.N. DUROST, Lagere school test (3e-4e klas), - J.B. Wolters, Groningen, Model 1 en 2 met handleiding, sleutel en klassestaat, per model f 1,25.
De mentale leeftijden van 8-9 jaar werden tot nog toe niet adaequaat bestreken. Luning Prak heeft deze kloof overbrugd door een Nederlandse bewerking van de Pintner-Durost test te presenteren.
Hij bestaat uit een leesinhoud en
| |
| |
een plaatjes-inhoud, waardoor twee afzonderlijke Intelligentie-Quotienten kunnen bepaald worden. Door de vergelijking van deze twee termen kan men enigszins een inzicht krijgen in de persoonlijkheidsstructuur van het kind.
A. Schr.
| |
Sociologie en economie
Robert de VLEESCHAUWER, L'organisation professionelle de l'économie. - Weissenbruch, Brussel; Libr. Générale de Droit et de Jurisprudence, Parijs, 1950, 472 pp.
De ondertitel van dit werk (Examen critique des projets, tendances et réalisations suivi d'un Avant-Projet de loi raisonné), wijst op zijn inhoud en doel.
Het eerste deel, dat aantonen wil hoever wij in België gekomen zijn, vangt aan met een kort overzicht van de werkgevers - en werknemers-organisaties; hierop volgt de behandeling van de schuchtere pogingen ('l'ébauche....') tot wettelijke beroepsorganisatie, de wetsvoorstellen van de Heren Heyman en Van Ackere, het 'voorontwerp' van de Heer Velge, de aanbevelingen van het 'Studiecentrum voor Hervorming van den Staat', het gouvernementeel wetsvoorstel van 15 November 1938, de publiekrechtelijke organisatie van enkele vrije beroepen (advocaten, wisselagenten, geneesheren), de beroepsorganisatie tijdens en na de oorlog, de wet van 20 September 1948 over de organisatie van de economie (enkel in zover ze handelt over de Centrale Raad en de Beroepsraden). Deze uiteenzetting, die zeer uitgebreid en nauwkeurig is, strekt er vooral toe twee jammerlijke tekorten in het licht te stellen: alle besproken ontwerpen en de wet van 1948 werken een onaanvaardbaar etatisme in de hand door de hoofdrol aan de Staat toe te kennen. Aan deze toch blijft steeds de beslissing overgelaten, terwijl de beroepsorganisatie enkel bestaat om de Staat voor te lichten. Om dat etatisme tegen te gaan, moet het beslissingsrecht aan de beroepsorganisatie zelf toegekend worden; aan de Staat blijft dan enkel de bevoegdheid voorbehouden toezicht uit te oefenen over het aanwenden van die publiekrechtelijke beslissingsmacht. Van de andere kant mag publiekrechtelijke bevoegdheid aan de beroepsorganisaties toegekend worden enkel en alleen; indien deze werkelijk alle beroepsgenoten, zowel werkgevers als werknemers, vertegenwoordigt, hetgeen noodzakelijk vereist dat voor beiden verplichtend lidmaatschap ingevoerd wordt. Maar is het toekennen van die publiekrechtelijke macht en dat verplichtend lidmaatschap, samengaande met het heffen van verplichtende bijdragen, grondwettelijk? De Belgische grondwet - in tegenstelling met de Nederlandse - voorziet
immers geen 'openbare lichamen van beroep en bedrijf waar 'de wet verordenende bevoegdheid aan kan geven' (Cf. Nederlandse grondwet, art. 152-154).
De schrijver tracht aan te tonen dat het bezwaar van ongrondwettelijkheid niet gegrond is. Wij zien immers, merkt hij op, dat de wettelijke inrichting der vrije beroepen, die hij beschreven heeft, publiekrechtelijk is, met verordenende macht, verplichtend lidmaatschap en verplichte bijdragen.
In het tweede deel - het eigen wetsontwerp - krijgen wij een proef van verwezenlijking der princiepen die in het eerste deel beschreven zijn. Het concreet plan dat ons hier voorgehouden wordt is, wat de details betreft, voor critiek vatbaar. De hoofdzaak er van, en in de eerste plaats de principiële grondslag waarop het steunt, komt geheel overeen met hetgeen de encycliek 'Quadragesimo Anno' ons voorhoudt omtrent het herstel der sociale orde door de oprichting van georganiseerde 'beroepsstanden'.
Moge dan deze grondige studie het zijne er toe bijdragen om ons tot een gezonde beroepsorganisatie te brengen.
K. du Bois
Prof. Dr C. VERLINDEN, De dubbele cyclus der economische evolutie. Inleiding tot de algemene economische geschiedenis. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1950, 218 pp.
Dit boek bestaat uit twee delen
| |
| |
van gelijke lengte: het eerste geeft ons een korte geschiedenis van het economisch gebeuren, door de eeuwen heen; het tweede bestaat uit een verzameling van geschiedkundige documenten: teksten van contracten en dergelijke, materiaal waarop de geschiedkundige kan steunen. De schrijver zegt ons dat zijn werk 'niet bedoeld is voor specialisten in dit vak'. Hij heeft 'gedacht zowel aan het publiek, dat meer en meer belang stelt in het economisch verleden, als aan zekere categorieën van studenten. Zowel de ene als de andere groep (heeft hij) willen helpen economisch te leren denken over toestanden uit vergane eeuwen'. Hij wilde daarenboven 'niet-ingewijden enigszins aan de arbeid van de historicus laten deelnemen'. Heeft hij deze doeleinden bereikt? Zonder twijfel: zijn werk laat zich vlot en aangenaam lezen, het brengt veel kennis bij en stelt, als het ware tastbaar, de ontwikkeling van het economisch leven voor. De verzamelde teksten schijnen eerder voor studenten dan voor de doorsneelezer bedoeld, ofschoon ook deze laatste ze met belangstelling zal doorbladeren. Om al deze redenen moet de lezing van dit boek aan niet-specialisten warm aanbevolen worden.
Professor Verlinden wil echter ook de specialisten bereiken nl. om hun stelling voor te houden en te bewijzen: hij wil hun aantonen dat de economische ontwikkeling niet gestadig, de eeuwen door, plaatsgreep. Er was integendeel een deining. Een eerste cyclus, die in de voor-historische tijd begon, bracht het tot een toppunt met de wereldeconomie, van het Romeinse Rijk in zijn bloeitijdperk. Hierop volgde een diep verval, waarop een tweede cyclus aanving. 'Het hoogtepunt van deze tweede cyclus werd op onze dagen bereikt'. Staat dan een nieuw verval in een betrekkelijk nabij verschiet? Het wordt ons bijna geïnsinueerd en een ernstige waarschuwing luidt: 'Het verleden leert ons dat het verval van de schitterendste beschaving geen mythe is. Deze waarschuwing is voorzeker gegrond. Wij durven echter in twijfel trekken of wij reeds aan een tweede toppunt gekomen zijn. Wij menen ook dat niet iedere specialist zal aannemen, dat het cyclusstelsel zich als ordeningsstelsel aan de geschiedschrijver opdringt waar het de economische geschiedenis geldt.
K. du Bois
België in 1949, (De Gids op Maatschappelijk Gebied, Speciaal num. mer, nr 4-5 (April-Mei) 1950). - Arbeiderspers, Brussel, Postchèque R. 837.01, 1950, pp. 233-520, Fr. 75.
Evenals verleden jaar 1948 geeft De Gids in deze dubbele aflevering een leerrijk overzicht over het gebeurde in 1949 op godsdienstig, sociaal, economisch en politiek gebied. Dat overzicht bestaat uit tien bijdragen. Ze munten uit door zakelijkheid: de schrijvers slaagden er in het gebeurde nauwkeurig weer te geven en tevens de evolutie te laten uitkomen die zich in de loop van het jaar voordeed. Ze beperken zich echter geenszins tot een loutere weergave van dat gebeurde: ze beschouwden het critisch en schrokken er niet voor terug de door hen vastgestelde tekorten aan te stippen. Wij bevelen dan ook de lezing van deze publicatie warm aan; ze blijft nog steeds actueel, nu vooral om, in het licht van 1949, 1950 beter te begrijpen.
K. du Bois
Prof. Dr P.J. BOUMAN: Sociologie Begrippen en Problemen. - Uitgeversmij. N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen. Voor Nederland: N.V. Dekker & van de Vegt, Nijmegen, vierde dr., 1950, 196 blz. f 6,90 en f 8,90.
Een boek, dat tien jaren na zijn verschijnen een vierde druk beleeft, behoeft geen bijzondere aanbeveling; het heeft zijn deugdelijkheid bewezen. Wijzigingen zijn er slechts betrekkelijk weinig aangebracht; de literatuur is bijgehouden. Er valt ongetwijfeld zeer veel uit te leren voor hem, die zich in de studie van het sociale leven wil gaan verdiepen.
In het Voorwoord bij de vierde druk zegt S. niet voldaan te zijn over zijn inleiding tot de sociologie. Zou dit niet voornamelijk hieruit voortkomen, dat S. die door probleemstelling en begripsvorming wil geraken tot een voorstelling 'van de wezenlijke inhoud en betekenis van het menselijk leven in groepsverband', d.w.z. tot de kennis 'van de maatschappelijke
| |
| |
verschijnselen als zodanig' (Woord vooraf, blz. 6) niet tot de éne algemene grondgedachte weet te geraken? Deze is uitsluitend in de sociologische redelijkheid te vinden.
Arn. B.
| |
Literatuur en cultuurleven
Renaat VEREMANS, Herinneringen aan Felix Timmermans. Met bijdragen van Ernest Claes, U. van de Voorde, Lode Baekelmans, O. van Rompay, G. Bomans, K. Jacobs, H. Schneider, E. Bernouilli, A. Schaer-Ris - en acht-entwintig reproducties uit het teken- en schilderwerk van Felix Timmermans. - Vink, Antwerpen, 1950, 232 pp., geb. Fr 150.
Dit verzamelboek bevat vele opstellen: van Ernest Claes die het 'voorwoord' schrijft en verder nog eens een 'inleiding'. Van Timmermans zelf die op zijn beurt Claes inleidt. Van Baekelmans, de vriend en broeder in het gilde der letterkundigen. Van Van de Voorde, die het dichterschap van de overledene nauwkeurig te schetsen weet. Van Bomans, die voor Noordelijk Nederland getuigt. Wij vernemen over Timmermans in Zwitserland en in Duitsland; maar de grote bijdrage komt van Renaat Veremans, die persoonlijke herinneringen ophaalt. En waarlijk, deze mochten verteld.
Leren we een nieuwe Timmermans kennen? Neen! het is de Timmermans van Tralbaut's Zo was de Fé; behalve dat hier verscheidene mensen getuigen, dat het teken en schilderwerk nog eens hetzelfde openbaren, en dat het boek bijna rijk is uitgegeven.
Meer en meer valt het op: de Timmermans van de boeken is die van het dagelijks leven. En terwijl men vroeger het typische en schilderachtige bekeek, tot verkleinens toe, ziet men nu beter het gulle, het vrome, het dichterlijke, het menselijke. Langzaam komt de Fee op een afstand te staan; voor wie hem aandachtig beschouwt, groeit daarbij zijn gestalte.
Verzamelboeken als deze zijn altijd welkom. Over onze grote schrijvers weten we nooit te veel; dit werk met de smaak en de sfeer van Timmermans zelf, leest daarbij heel prettig. Toch hadden wij het liever meer uitgebreid gezien (heel wat méér mensen weten over hem te vertellen), het levensbeeld meer compleet en harmonisch. En het meest behoeven we thans een studie-boek over Timmermans: zodat hij eindelijk, door een criticus-met-gezag, naar waarde en gewicht geschat worde en gewogen. Bij ons, slordig levende Vlamingen in de hedendaagse culturele wanorde, zou veel van hem kunnen vergeten worden en verloren gaan.
Em. Janssen
Stefan ZWEIG, Balzac, De roman van zijn leven. Oorspronkelijke titel: Balzac, Der Roman seines Lebens, vertaling: F.W. van Heerikhuizen. - C.V. Allert de Lange, Amsterdam, 1950, 468 pp., f 10,50.
Van het laatste posthume werk, dat van Stefan Zweig (pl.m. 1942) door de goede zorgen van Richard Friedenthal in 1946 verscheen, bezitten wij nu de Nederlandse vertaling. Reeds in 1921 publiceerde Stefan Zweig, voor wie de cultus der 'groten' in de kunst steeds kenmerkend is geweest, in de serie Baumeister der Welt een kleiner opstel over Balzac. Sindsdien heeft hem de figuur van Balzac niet meer losgelaten en, wat Zweig bij voorkeur noemde 'zijn grote Balzac', had zijn hoofdwerk moeten worden. In het nawoord van Friedenthal kan men lezen hoelang Zweig met deze stof geworsteld heeft, en hoe ten slotte dramatische omstandigheden hebben belet, dat Zweig persoonlijk sijn werk voltooide.
Wij staan hier voor de vrucht van meer dan een kwart eeuw Balzac-studie, van de hand van een schrijver, die meer dan wie ook door zijn eigen begaafdheden voorbestemd scheen een cosmische figuur als Balzac te kunnen omvatten. Uit zijn andere werk wisten wij reeds hoezeer bij Zweig een zuiver afgestemd gevoel voor nuancen gepaard gaat met een feilloos vermogen die nuancen uit te beelden. En zo blijkt Balzac, de emotionele, de stemmingsmens, die een verbeeldingswereld wist te scheppen, wier rijkdom slechts met die van een Shakespeare kan vergeleken worden, hier in Zweig de biograaf te
| |
| |
vinden, die dank zijn artistieke affiniteit hem geheel weet te omvatten, en ook als een éénheid aan ons weet voor te stellen.
Het was een zware taak voor de vertaler zich op de hoogte van het oorspronkelijke werk te handhaven. De vertaling is dan ook zeer ongelijk. Naast passages, die men in het nederlands gedacht zou wanen, komen er voor, die nog zwevende zijn tussen het Duitse en nederlandse taaleigen. Veel stroefs had de vertaler kunnen vermijden, als hij de fragmenten uit Balzacs werk in het frans had opgenomen: zou de nederlandse uitgave hierdoor bovendien niet nog aantrekkelijker geworden zijn dan de duitse? Het werk, dat de firma de Lange zeer verzorgd heeft uitgegeven, zou er ons nog dierbaarder door geworden zijn.
P.t.S.
Gastmaal der Eeuwen, Taferelen uit de Cultuurgeschiedenis van Europa, onder redactie van Dr O. NOORDENBOS, Dr K.F. Proost en Theun de Vries. - Van Loghum Slaterus N.V., Arnhem, per deel f 2,90. Abonnementsprijs op de gehele serie, per nummer f 2.60.
I. Dr D. LOENEN, Het Griekse Geweten: Socrates en Athene. 1949, 62 pp. - De schrijver kent het oude Athene als geen ander in Nederland. In verschillende geschriften heeft hij volop blijk gegeven de problemen te hebben doorgrond. Daarbij zijn die studies beslist gegroeid in een scherpe confrontatie met het heden en dat geeft van Loenens geschriften ook die boeiende facetten. Ook deze studie is voortreffelijk omdat ze direct diep ingaat op Socratische methode en Socrates' leer in de kern doorschouwt. Socrates' grote verdienste - de dialectiek en de ethica in de wijsgerige studies en ook in de practijk op de voorgrond te hebben geplaats - wordt pakkend beschreven en overal is dat grote, woelwaterige Athene de achtergrond.
II. Dr H. WAGENVOORT, Gistendie cultuur: Cicero, 1949, 62 pp.
Het behoort tot de meest interessante kanten van Cicero's enorme activiteit dat hij in al zijn woorden en geschriften zich zelf en zijn tijd projecteert. Overal beluistert men de talloos vele problemen van een philosopherend staatsman in een buitengewoon woelige en beslissende periode van het Romeinse Rijk. De grote verdienste van Prof. Wagenvoort is o.m. dat hij ook niet-classici zo vertrouwd maakt met de materie. Er komt heel wat 'kijken' in Cicero's geschriften en wie niet vertrouwd is met 'het Romeinse forum' belandt vaak op een terrein waar het wemelt van vaagheden. Dit is een heldere uiteenzetting en voor de nieuwe Europese samenleving steekt er menig waardevolle les in Cicero's geschriften. Een voortreffelijke, korte en toch alle voornaamste facetten aanduidende studie, die daarbij zeer boeit door aangename stijl en omlijsting. Vier goede illustraties brengen ons aanstonds 'zoveel eeuwen terug'.
III. THEUN DE VRIES, Leerschool voor Barbaren: Karei de Groote, 1949, 66 pp.
Hoewel uiteraard een figuur als Karei de Groote niet mag ontbreken in de opgezette serie en ook de lijn in de doelstelling van de reeks gehandhaafd wordt, kan ons dit deeltje niet die geestelijke horizont openen als bij de voorafgaande nummers. Er staan flitsende gedachten in en soms springt ineens een tafereel-beschrijving pakkend naar voren. Ook staan er fraaie stilistische formuleringen. Over het geheel hangt een 'inkijk' die toch vele vraagtekens doet plaatsen. Het gemaakte schilderstuk geeft vele goede onder- en zijstukken maar het geheel kan ons toch niet zo zeer boeien. Is het terrein hier te breed, liggen de problemen hier ook te zeer om de figuur heen of is de gehele visie ietwat te zeer 'eigentijds'?
IV. Dr J.B. KNIPPING O.F.M., Hooglied in Steen: De Kathedraal, 1949, 66 pp.
Een prachtig boekje. Het moge ieder aangeraden worden die naar Frankrijk gaat. De kathedralen zijn het symbool van het geloof en getuigen van het diepe geestelijke leven van onze Middeleeuwse voorgangers, van hun geestdrift voor de verwezenlijking van een gemeenschappelijk werk. Het geloof, dat bergen verzet, heeft de kathedralen gebouwd. Zij spreken de bijzondere taal van theo- | |
| |
centrisch, van bovennatuurlijk leven. De enthousiaste erudiete, zo heldere schrijver zegt zelf op het eind van dit mooie boekje zo juist.... 'de bouwmeesters der kathedralen beseften en heel het volk met hen, dat zij bouwden voor de 'Koning der eeuwigheid'. Uit de overtuiging is de kathedraal geboren. De kathedralen: onzegbaar schone getuigen van een groots verleden en - God geve - nog steeds herauten op moderne heerbanen. Een vijftal illustraties geven een schone omlijsting. - Gaarne feliciteren wij van uit deze plaats de uitgeefster met de reeks. De boekjes bieden uitstekend opbouwend materiaal, zijn typografisch keurig verzorgd en mogen een bijdrage leveren voor het altijd boeiende adagium: 'In het verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal'.
Dr W. Theunissen
Eugène FROMENTIN, De oude Meesters. De Vlaamse en de Hollandse schilderkunst van Van Eyck tot Rembrandt. Vertaling van J. Tersteeg. Met ruim honderd afbeeldingen. - N.V. Leidsche Uitg. M., Rijswijk, 1950, 288 pp., f 7,90.
Het was voor mij een blijde verrassing toen ik het beroemde boek van Eugène Fromentin: 'Les maitres d'Autrefois', in een Nederlandse vertaling op mijn schrijftafel vond. Reeds jaren geleden had ik dit werk in de oorspronkelijke taal gelezen, en in mijn geest was achtergebleven een vage herinnering aan enkele schone beschrijvingen van beroemde meesterwerken der schilderkunst. Nu ik dit werk opnieuw las heeft het mij weer volkomen geboeid. Het bezit nog steeds een frisheid en actualiteit, eigen aan de voorname scheppingen van de menselijke geest. Wat E. Fromentin aan historische bijzonderheden vertelt in dit boek, is vaak door het modern onderzoek achterhaald, en dus verouderd. Terecht heeft dan ook de vertaler in bescheiden voetnoten correcties aangebracht op geschiedkundige onjuistheden. De aesthetische oordelen evenwel, die Fromentin hier geeft hebben nog hun volledige waarde. Men behoeft het niet met alles eens te zijn, wat ook moeilijk te verwachten is wanneer het gaat over de waardering van schoonheid, maar telkens ontdekt men toch dat hier een man spreekt van zeer fijne smaak, die bovendien veel gezien heeft en nagedacht. Zijn oordelen b.v. over Rubens en Rembrandt kan men bij de beschouwing van deze meesters niet meer negeren.
In een goede vertaling wordt ons dit alles voorgezet. Bovendien bevat deze uitgave een uitgelezen collectie van ruim honderd afbeeldingen, die aldus vele beschreven kunstwerken ons nog meer nabij brengen.
Een fraaie uitgave van een heerlijk boek!
C. de Groot
Wilhelm E. MüHLMANN. Mahatma Gandhi. Der Mann, sein Werk und seine Wirkung. - Verlag-Mohr (P. Siebeck), Tübingen, 1950, VIII-298 pp., ing. DM 8, geb. DM 10.
Dit werk levert ons een nauwkeurige, zorgvuldig opgebouwde studie van het religieuze en politieke werk van de grote Mahatma. Na een korte overzichtelijke schets van Gandhi's leven en het religieuze en politieke kader van India gaat de S. onmiddellijk over naar zijn twee voornaamste onderwerpen. De beide delen lijken ons niet helemaal van hetzelfde gehalte. Bij het eerste: 'De religieuze mens Gandhi', kunnen wij niet ontkomen aan de indruk van een uitgebreide boekenstudie, waar de levende mens werd vergeten. De S. heeft een grote kennis van de religieuze schriften van India, maar hij is niet in staat door de citaten heen naar de ziel te grijpen, en voor ons Westerlingen iets levends uit te beelden. Ons wantrouwen in zijn geleerde vergelijkingen van teksten en religieuze praktijken wordt nog versterkt, wanneer wij zijn oordeel horen over reli gieuze feiten en instellingen. Zijn studie echter over de politieke methodes van Gandhi is buitengewoon interessant, zeer goed bestudeerd en systematisch uitgewerkt. Meesterlijk is echter de studie van de politieke ethiek van de geweldloze weerstand bij Gandhi en zijn volgelingen, waarin dezen aan de wereld de paradox hebben voorgehouden van een diep mystische godgelatenheid samen met een politiek aktieve doelbewustheid, die nooit versaagde. Ten slotte volgen nog enkele beschouwingen over Gandhi's houding tegenover moderne culturele en sociale problemen.
| |
| |
Kortom een boek, dat in deze tijden van verwarring en latente revolutionnaire spanning doet nadenken, en op zijn minst de hoogste verantwoordelijkheidszin opwekken moet. De waarde ervan wordt nog verhoogd door een uitgebreide bibliographie.
P. Fransen
Yves SIMON, La civilisation américaine (Questions Disputées). - Desclée De Brouwer, Parijs-Brugge, 1950, 272 pp.
Enkele Franse vrienden verzochten de heer Simon een boek te schrijven over de verschillende aspecten van de hedendaagse Amerikaanse beschaving. Hij oordeelde die taak boven zijn krachten. Daarom richtte hij zich tot een groep vrienden, meest alle professoren aan de Onze-Lieve-Vrouwe-Hogeschool in Indiana, waar hij zelf van 1938 tot 1948 doceerde. Hij bepaalde zelf de geest, het plan en de methode van het werk. Hierdoor krijgen wij een beschrijving van de hand van specialisten, die ons, Europeanen de toestand zodanig voorhouden dat wij hem kunnen realiseren.
Zij behandelen achtereenvolgens: de arbeidersbeweging, het landelijk leven, het familieleven, het negervraagstuk, de economische inrichting, de binnenlandse politiek, de buitenlandse politiek, het onderwijs, de godsdienstige toestand, de Amerikaanse- en de wereldletterkunde. Alle schrijvers stellen zich uitgesproken op het katholiek standpunt en ze laten niet minder de schaduwzijde als de lichtzijde uitkomen, ook wanneer ze ons willen laten inzien hoe het katholiek leven zich in hun vaderland ontwikkelde.
K. du Bois
Dorothy DONNELLY, The golden Well. An Anatomy of Symbols. - Sheed & Ward, Londen, 1950, XIV-192 pp., geb. Fr. 95.
Dit is een fijnzinnig, vlot-geschreven essay, handelend over een aantal uiterst eenvoudige beelden en symbolen, waarin de mensen sedert onheuglijke tijden de zin van leven en dingen aanschouwelijk hebben gemaakt. Zo is b.v. de symboliek van het veilige huis, de sterke muur, de open of gesloten deur, het onverhoedse aankloppen, het lichtend venster en het venster waardoor men naar buiten kijkt, het dak met de schoorsteen, de woning met de haard, de lamp 'and all good things'; en verder het verlaten van het huis, de duisternis, het woud, de tocht door de nacht, het verdwalen, de ontmoeting langs de weg, het licht in de verte, de thuiskomst, enz. Na enkele beschouwingen van meer algemene aard, toont de auteur met mooi gekozen voorbeelden aan hoe deze symboliek wordt teruggevonden niet alleen in de poëzie, de epen en de sprookjes van alle talen en volkeren, maar ook in de Bijbel - zowel in de historische boeken als in de psalmen en het Hooglied - en tenslotte ook nog in de Evangelies. Op treffende wijze wordt betoogd hoe Christus in de Blijde Boodschap aan geheel deze spontane en zeer menselijke verzinnebeelding haar rijkste inhoud en tevens ook haar diepste schoonheid en betekenis heeft geschonken. Wie dit boekje kan lezen in de geest waarin het geschreven is, zal er wellicht - en niet zonder geestelijk genoegen - uit leren de gewone dingen van het leven weer eens in hun echte en oorspronkelijke perspectief te bekijken.
L. Vander Kerken
Geloof en Wetenschap. Levensbeschouwing en Levenshouding van de Academicus. - Dekker & van de Vegt, Utrecht, Nijmegen, 1950, 151 pp., f 4,75.
De katholieke Studentenvereniging Veritas te Utrecht heeft bij haar twaalfde lustrum een aantal geleerden uitgenodigd om de verschillende aspecten van 'Geloof en Wetenschap' te belichten, niet alleen Katholieken maar ook Protestanten. De lezingen en inleidingen, daarbij gehouden, zijn verenigd in dit boek. Als tiende spreker trad Prof. van Melsen van Nijmegen op en gaf een overzicht en samenvatting van zijn negen voorgangers.
De conferenties die deze bundel bevat staan op een hoog peil, zodat het de studenten-bezoekers dezer voorlezingen wel eens zwaar gevallen moet zijn ze te volgen. Zo zullen b.v. de lezingen van Prof. Dooyeweerd en van Prof. Peters C.ss.R. wel niet door allen onmiddellijk begrepen zijn. In deze uitgave kan alles nog eens rustig overdacht worden. Het verschil in
| |
| |
standpunt tussen de twee Protestantse en de overige sprekers komt, zoals ook van Melsen opmerkt, duidelijk tot uitdrukking. Zoals bij een dergelijke bundeling gewoonlijk geschiedt, worden de problemen meer helder gesteld en belicht dan dat er voor alle een afdoende oplossing wordt gegeven.
J.v.H.
Wilhelmina von HILLERN-BIRCH Gier-Wally. Vrije bewerking door Jean DU PARC. Vink, Antwerpen, z.j. 303 pp., geb. Fr. 105.
De heroïsch-spannende film Gier-Wally werd, bij ons gelijk elders, veel vertoond en is nogal bekend; het heeft dus zin het daarin verwerkte verhaal onder de mensen te brengen. Hier is het, soepel naverteld door Jean du Parc die alles overbrengt in een christelijke sfeer. Hier is een verloop dat men volgt met aandacht, spanning, ontzetting; misschien denken sommigen aan een groots gebeuren, een 'brok epiek'.
Persoonlijk zijn we niet zo enthousiast. De avonturen van Gier-Wally, die met Beren-Josef zal trouwen, zijn een tè duidelijke modernisering van oudgermaanse heldensagen. Even wild en geweldig, even kosmisch en heroïsch als de Nibelungen bij voorbeeld, wil het nieuwe verhaal zich voordoen. Dat geschiedt niet zonder onwerkelijkheid; en naar ons oordeel hoort zulke romantische overdrijving bij een nu verdwenen en verouderde geest. Niet alles was daarin verkeerd, en het boek heeft grote hoedanigheden; het gaat echter té duidelijk en overdadig van een tendenz uit, om een waardevol kunstwerk te mogen heten.
Em. Janssen
Dr Wilhelm SAHNER: Katholische und Evangelische Seelsorge des Deutschtums in Holland. Kirchliche und kulturelle Gliederung. Eine Kirchen-missionsgeschichtliche und pastoral-theologische Studie. Mit einem Geleitwort von Univ. Prof. D. Dr Georg Schreiber. - Münster, Verlagsdruckerei Lechte, Emsdetten, Westf., 1950, 291 pp., geb. D.M. 8.
Het is vermoedelijk de eerste keer, dat dit onderwerp met een dergelijke uitvoerigheid en op grond van een zo uitgebreide documentatie behandeld wordt, als het in het boek van Dr Sahner gebeurt. De schrijver heeft zich de moeite getroost over het geestelijke en culturele leven van Duitse katholieken en protestanten in Nederland alle gegevens te verzamelen (tot najaar 1940) die voor de behandeling van het onderwerp nuttig schenen. Op enkele uitzonderingen na is er geen klooster, geen school, geen organisatie overgeslagen en men moet de auteur dankbaar zijn, dat hij de anders moeilijk te bereiken gegevens door ongetwijfeld moeizaam werken in een boek heeft weten te verzamelen. Bijzonder verdienstelijk is daarbij, dat Sahner zich niet beperkt tot het Nederlandse moederland, doch in de behandeling ook overzeese gebiedsdelen betrekt. Wij worden op deze wijze nauwkeurig ingelicht over de sterkte, de positie en het geestelijke werk van Duitse katholieken en protestanten in Indonesië, West-Indië, maar ook in Zuid-Afrika, de Nederlandse nederzettingen in Brazilië etc.
Men kan echter de indruk niet van zich afzetten, dat bij dit conscientieuze verzamelen van alle mogelijke feiten soms de werkelijke geestelijke problemen niet scherp genoeg aan het licht treden. Het accent van het boek ligt teveel op de stof en minder op de problemen, de ideeën, de door de tijdsomstandigheden en door verschillende geestelijke stromingen ontstane spanningen. Want het zo breed uitgesponnen beeld van de Duitsers in het buitenland moet ook, zij het slechts in zekere mate, de vraagstukken weerspiegelen, die het Duitse en Nederlandse volk bezighouden. Deze tekortkoming neemt echter geenszins weg, dat men het pionierswerk van het verzamelen van de stof ten zeerste moet appreciëren.
Dat door een dergelijke wijze van beschrijving soms een objectiviteit wordt toegepast, die men moeilijk kan aanvaarden, blijkt uit het feit, dat Sahner geheel blind is voor de ingrijpende verandering welke in de Duits-Nederlandse verhouding teweeg gebracht werd door de bezetting van Nederland in Mei 1940. In October 1940 verbood de Gestapo de schrijver het werk voort te zetten. Toch had deze nog gelegenheid een voorstelling van zaken in Nederland van het jaar 1940 te geven, die in geen enkel opzicht rekening houdt
| |
| |
met de spanning en de tragische verwikkelingen, die door de bezetting waren ontstaan.
Het is dan ook te hopen, dat de schrijver in het voorgenomen vervolg daarmede rekening zal houden en tegelijk dit eerste gedeelte in het licht van de werkelijke gebeurtenissen aan een revisie onderwerpt.
Dr K.J. Hahn
J.W. KERSSEMAKERS S.J., Eloquentia Sacra. I. Handboek der gewijde welsprekendheid. Uitg. N.V. Dekker en Van De Vegt., Utrecht, Nijmegen, 1950, 175 pp., f 6,90 en f 8,50.
Reeds verschillende jaren werkt P. Kerssemakers aan een handboek der welsprekendheid. Nu is het tweede deel verschenen. Met dit, zo pas uitgekomen, boek vervolgt hij zijn cursus van welsprekendheid. Het eerste deel dat enige jaren geleden verscheen, was een handboek der profane welsprekendheid. Eloquentia sacra I draagt als ondertitel: Handboek der gewijde welsprekendheid'. Nu wordt ons nog 'n derde deel beloofd: 'Eloquentia Sacra II, studiemateriaal voor de gewijde welsprekendheid'. Daarmede zal P. Kerssemakers dan een nuttig en uitstekend werk voltooid hebben.
Het boek, dat ons hier wordt aangeboden heeft vele voortreffelijke eigenschappen. Het is een prettig werk door zijn frisheid, zakelijkheid en helderheid. Deze eigenschappen maken ook, dat men de stof gemakkelijk kan overzien, wat de bruikbaarheid ten goede komt. P. Kerssemakers werk bezit de kwaliteit van het vermaarde handboek van v. Cooth en Lans: het is degelijk en verantwoord. Bovendien vermijdt het de zwakke zijden van het overigens voortreffelijke boek der Hageveldse professoren, nl. een toon die de moderne mens niet steeds meer boeit en aanspreekt.
P. Kerssemakers geeft in een goede zeventig bladzijden zijn theorie. Deze beknoptheid heeft haar voordelen, immers: zo krijgt de leraar zelf de kans om ook iets te vertellen. Vervolgens, wanneer men niet veel tijd beschikbaar stelt voor de studie van de rhetorica, kan men toch een voldoende inzicht krijgen in de theorie. En tenslotte houdt men tijd over voor practische oefeningen, wat zeker bij de kunst der welsprekendheid uiterst belangrijk is. Vandaar ook dat de schrijver het grootste gedeelte van dit boek wijdt aan de practijk door een keur van preken en voordrachten in zijn werk op te nemen. Hierop kan men oefenen, en zó practisch studeren.
Op deze wijze is dit boek voor leraren en leerlingen zeer bruikbaar, en wordt daarom gaarne aanbevolen.
C. de Groot
| |
Geschiedenis
Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden. - Nijhoff, 's Gravenhage; De Sikkel, Antwerpen, Deel V, Afl. 1-2, 1950, pp. 1-176, jaarab. f 16,50, Fr. 250, voor studenten Fr. 200.
De bekende Leuvense professor van economische geschiedenis, Dr J.A. van Houtte, geeft een degelijk en helder artikel over de makelaars en waarden (hotelhouders) te Brugge van de 13e tot de 16e eeuw (pp. 1-30); de doorgaans rijke waarden herbergden de kooplui, schonken een stapelplaats voor hun waren en traden zelf soms als tussenpersoon tussen kopers en verkopers op; toch vormden de makelaars een eigen stand, die vooral in de eerste helft der 14e eeuw zeer bloeide, maar wier in vloed met Brugge's verval afnam.
Prof. L.G.J. Verberne schrijft over G.K. van Hogendorp en zijn moedige Verklaaring aan het Staatsbewind (pp. 31-62) van 1801, waarin deze zakenman in volle Franse periode een herstel van de Oranje-dynastie verdedigde; deze belangwekkende bijdrage is een soort rehabilitatie van Van Hogendorp, die Colenbrander verkeerd typeerde. In de Aantekeningen brengt ons Dr Theo Luykx een grondig artikel over de geboorteen sterfdata van Gravin Margareta van Constantionpel en van haar vele kinderen, de stichters van de huizen Avesnes en Dampierre; daarna schrijft W.F. Lichtenauer, naar aanleiding van een boek van G. Doorman, over de industriële
ontwikkeling van Nederland in het licht van de octrooi- | |
| |
wet van 1817. In de lange en uiterst interessante kroniek (pp. 87-144) worden alle belangrijke publicaties over de geschiedenis der Nederlanden vermeld en beknopt samengevat. Een reeks grondige besprekingen besluit dit nummer. De Bijdragen blijken eens te meer het onmisbaar tijdschrift te zijn, voor al wie zich van de geschiedenis der Lage Landen op de hoogte wil houden.
M. Dierickx
Synopsis historiae Societatis Jesu. - St. Alfonsus-drukkerij, Leuven, 1950, VI-820 kol., 32 × 23 cm, Fr. 300.
Toen in 1914 de Synopsis voor het eerst in druk verscheen, was zij voor intern gebruik voorbehouden. Het is een goede gedachte geweest deze tweede uitgave, die in 1940 bij de 400ste verjaring van de stichting van de Sociëteit van Jesus moest verschijnen, nu voor het grote publiek toegankelijk te maken. De hoofdbrok (kol. 8-607) bestaat uit synchronistische tabellen van af Ignatius van Loyola tot 1940, waarop wij naast de grote feiten uit de wereldgeschiedenis en de lijst van de pausen en van hun apostolische brieven tot de Sociëteit, de hele, deels interne, geschiedenis der Orde voor onze ogen zien ontrollen. Daarop volgt een lijst van alle Generaals, Assistenten en Provinciaals der gehele Orde sinds vier eeuwen. Dan komen statistieken over het ledenaantal en de missies, lijsten van de 24 heiligen, de 141 gelukzaligen, de 37 dienaren Gods en de honderden martelaren en ten slotte een overzicht van alle Jezuïeten, die als predikant, missionaris, schrijver of wat dan ook naam hebben gemaakt. Een uitvoerig register besluit het werk. Aangezien verscheidene historici en archivarissen hebben meegewerkt, is de opgave van de namen, data en feiten tot een zeldzame perfectie opgevoerd. Als beoordeling moge volstaan te zeggen, dat een massa gegevens van het Jesuitenlexicon van Koch worden rechtgezet. Voor al wie met de geschiedenis der Jezuïetenorde iets te maken heeft - en Latijn kent - is dit zeker een onmisbare consultatiebron.
M. Dierickx
Elizabeth SEEGER, China. - N.V. Querido, Amsterdam, 1950, 376 pp., geb. f 8,90.
Een origineel, prettig, leerrijk boek. Het is niet een 'geleerde' geschiedenis van China, maar een verhaal vol locale kleur en Chinese geest, een verhaal dat zich eer tot de jongeren richt maar ook de ouderen en de intellectuelen veel genoegen zal bezorgen. Wij horen er vertellen over de oude, oude keizers en over de verscheidene dynastieën, maar vooral over ceremoniën, zeden en gebruiken, over de Wijzen: Lau-tse, Confucius en Mencius, over het bouwen van de Chinese muur, over de opkomst van het Boeddhisme, over letterkunde en schilderkunst, toneel en mooi porselein. In de vier laatste eeuwen komen kooplui en zendelingen, begint de handel in Canton en dringt de Westerse wetenschap binnen; het contact met 't Westen tast dit duizendjarig, onmetelijk 'Hemels Rijk' in zijn kern, in zijn ziel aan: vaste tradities, eeuwenoude gewoonten verdwijnen, de Boksers en later de Japanners rukken China binnen. Hierop sluit het boek.
Behalve de eerste hoofdstukken over de mythische en legendarische tijden, die wat verouderd zijn, is dit prettig geschreven verhaal wetenschappelijk verantwoord. Wij waarderen er vooral de eigenaardige trant van, het voorstellen van het typisch Chinese, de levenswijze en religieuse cultus. De vele pentekeningen in het boek toveren ons ook aanschouwelijk de Chinese wereld voor ogen. Wie sin heeft voor sprookjes en poëzie, leze dit boek en hij zal China beter hebben leren kennen dan door tien geleerde tractaten door te studeren.
M. Dierickx
| |
Varia
Rinke TOLMAN, Landschappen en Seizoenen, Deel I, Lente: Deel II, Zomer. - Born, Assen, 1950, 131 en 126 pp., f 3,90 per deel.
Ondanks de 21 publicaties die hij op zijn naam heeft staan, blijkt Tolman nog niet uitgeschreven. Onvermoeid vertelt hij ook in deze twee deeltjes weer van zijn omzwervingen in verschillende delen van ons land; en het moet erkend, hij doet dit zo, dat men bewondering krijgt èn voor
| |
| |
zijn opmerkingsgave èn voor de manier waarop hij de lezer mee laat genieten met datgene wat hem zelf zo boeit. Toch ontkomt men aan het einde van de deeltjes niet aan een zekere vermoeidheid: gemis aan systematische opzet is hier de oorzaak van: door het louter vertellen van zijn ervaringen op zijn tochten kan de schrijver nog wel 20 zulke boeken gaan schrijven. Zou het geen aanbeveling verdienen wanneer een zo bekwame veldbioloog eens meer wetenschappelijk te werk ging door de door hem bezochte en gekende streek eens meer uit plantensociologisch oogpunt te gaan beschrijven?
De schrijver hoede zich ook voor het louter gebruiken van Latijnse namen, waar er vele goede hollandse aanwezig zijn. Goede foto's brengen afwisseling in de tekst al hangen zij hier nauwelijks mee samen.
Dr. L.v. Nieuwenhoven
Edmond VERMEYLEN, Waarom het spinneweb? Zedelijke beschouwing over de boekhouding. - Vermeylen, Antwerpen, z.j., 94 pp., Fr. 50.
Als een spin zo geduldig, zorgvuldig en methodisch moet de rekenplichtige te werk gaan bij het inrichten, het bijhouden en wellicht nog meer bij het hervormen van een boekhouding. Zijn werk brengt een verstrekkende verantwoordelijkheid mee. De werkgever van zijn kant moet zich bewust zijn van de zware last die hij op de schouders laadt van zijn boekhouder, hetgeen eisen stelt die wel eens bij het streven naar bezuinigingen over het hoofd worden gezien.
De schrijver van deze brochure stelde zich tot doel, niet over de techniek van het boekhouden te handelen, maar de aandacht te vestigen op de grondslag waarop moet gebouwd worden indien men de boekhouding waarlijk doeltreffend en efficiënt wil inrichten: het daadwerkelijk plichtsbesef dat én bij de werknemer én bij de werkgever geboden zijn. Hij deed het met een diep sociaal gevoel. Een jarenlange ondervinding maakte het de heer Vermeylen mogelijk tastbaar aan te tonen wat in de praktijk die verplichtingen feitelijk inhouden, wat ze gebieden, hoe moeilijk het meermalen is ondanks alles zich plichtsgetrouw van deze taak te kwijten.
K. du Bois.
J. VERSCHUEREN- C. MEUWESE, Nieuw-Guinea, uw naam is wildernis. - Paul Brand N.V., Bussum, 189 blz. met foto's en kaarten, f 6.90.
Een zeer boeiend verslag over de verkenningstochten van twee wakkere missionarissen. De populaire, gemoedelijke en vaak humoristische verhaaltrant doet aan de wetenschappelijke waarde geen afbreuk. Het is ook een treffend optimistisch boek, waar het gruwelijke wel niet wordt verzwegen maar toch het denken en handelen van de primitieve bewoners eer van de gunstige zijde belicht wordt. Het is een bijzonder kostbaar boek voor onze jongeren, die door de hoogst spannende avonturen, die de beide ontdekkers beleefden, van het begin tot het einde geboeid zullen worden en tevens het zware, dappere en toegewijde leven leren kennen van de pioniers in dit missieland, dat tot heden, en niet zonder grond, the devil's own country heette.
M. van Steen
Pieter van der MEER DE WALCHEREN, Klein Dagboek. - Uitgeverij 'Helmond', Helmond, 1950, 110 pp., geb. f 2,90.
Dit boek is de weergave van reisindrukken uit Duitsland. Naar aanleiding van de Katholiekendag te Bochum (Sept, '49) deed schrijver een rondreis in de westelijke zones met het doel de contactmogelijkheden tussen katholieken te onderzoeken. Zo had hij de gelegenheid heel wat persoonlijkheden te ontmoeten, die werken aan de religieuze wederopbouw. Het dagboek werd met delikate hand geschreven en openbaart over het hedendaagse Duitsland heel wat aspecten die veel katholieken ignoreren. Is echter zijn beoordeling van de Duitse Singmesse niet te hard?
P. Lenders
|
|