| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Paul de CHASTONAY, Introïbo, Lezingen en Overwegingen over het Missale. - Sint Norbertusboekhandel, Tongerlo, 1949, 174 pp., geb. Fr. 65.
Dit boek, dat geen dogmatische verhandeling of liturgische studie wil zijn, is toch een ware aanwinst, omdat het ons brengt tot een beter begrip van de geestelijke inhoud der Misliturgie. Alle schoolse uitweidingen of conventionele gedachten werden geweerd uit de sobere meditaties, die telkens zoeken naar de kern van het gebed of het wezen van de liturgische handeling, zodat de religieuse draagwijdte in het volle licht komt. Aldus kan dit boek van ingetogen overdenking de lezer leren hoe hij het dagelijkse offer, dat toch zo gemakkelijk 'alledaags' wordt, in zijn verhevenheid kan 'smaken'.
Tot onze spijt viel het op dat de vertaling hier en daar niet erg vlot is. De uitgave daarentegen is keurig verzorgd.
R. Hostie
Diego H. GOETZ O.P., Het belang Gods. Over de humanistische christen en de van de H. Geest vervulde mens. Ned. vertaling van Fr. van Oldenburg Ermke. - W. Bergmans, Tilburg, 1949, 255 pp., geb. f 6,50.
Zoals de ondertitel reeds zegt, wordt hier een verhandeling gegeven over het christelijk humanisme. 'Boeiend en diepzinnig' zegt de omslagrand. En dat is waar voor verschillende plaatsen. We denken b.v. aan de prachtige bladzijden over de Charismata. Maar vaak moet men door minder boeiende, abstracte bladzijden heenworstelen en krijgt men soms de indruk dat het diepzinnige gezocht wordt in het moeilijk zeggen van eenvoudige waarheden. Vooral als de schrijver gangbare begrippen een geheel eigen inhoud geeft, is men geneigd hier en daar een vraagteken te zetten. Zie b.v. zijn uiteenzetting over de rijkdom. Naast macht en eer is zelfs de zucht naar lust een vorm van rijkdom: 'de rijkdom van het individuele leven is de individualistische zucht naar lust' (blzd 176). Van te voren was armoede omschreven als 'Idee en vermogen om tot gelovigheid te raken'. Om eerlijk te zijn, we vragen ons af, of er werkelijk behoefte bestaat aan 'n vertaling van dit boek, dat door iedereen die het kan savoueren, ook in het oorspronkelijke wel gelezen zal kunnen worden. De boekenmarkt wordt reeds zo overstroomd!
J. de Rooy
Benedikt BAUR O.S.B., Werde Licht! Liturgische Betrachtungen. Dl 2: Osterfestkreis. 7e uitg. - Verlag Herder, Freiburg i. Br., 1949, 524 pp., geb. DM. 9,40.
Geen lastiger lezerspubliek dan voor een schrijver van meditaties. Nochtans had deze reeks van de hand van de Aartsabt van Beuron, reeds voor de oorlog een groot succes gekend, ook in ons land. Zeer sober gehouden, gedragen op het rustige kerkelijke rhythme van het liturgisch jaar, gevoed aan de bron van elk dieper gebedsleven, de H. Schrift, behoort dit werk tot de beste, die deze laatste jaren werden geschreven. Niet alleen bezorgt Herder ons hiermede een lang verwachte heruitgave, maar tevens belooft hij ons nog een deel over het eigen van de heiligen. Het boek is stevig gebonden, met heldere druk en goed papier, waardoor het zich makkelijk leent tot dagelijks gebruik.
P. Fransen.
Peter LIPPERT S.J., Waar men gaat langs kloosterwegen. Brieven van P. Lippert, vertaald door D.E. Dekkers, O.S.B. (Pretiosas Margaritas). - De Kinkhoren, Brussel-Amsterdam, 1949, 239 pp., ing. Fr. 85.
In dit boek worden met fijne en meesterlijke hand alle problemen van het kloosterleven behandeld: roeping, geloften, gemeenschapsleven en vriendschapsbetrekkingen, volmaaktheidsdrang, tot het wezen, de ontwikkeling, en de toekomst van het
| |
| |
kloosterleven zelf. In alles treft ons de fijne peilende psychologie van P. Lippert. Hij begrijpt meesterlijk de minste schakeringen van het menselijk hart. Over alles, zowel de inhoud als stijl, ligt een meeslepende bevalligheid, die ons in contact brengt met een uitgelezen zieleleider, wiens grootste gave het is het bovennatuurlijke met het allermenselijkste te verenigen. Ook in zijn beschouwingen over het kloosterwezen en zijn geschiedenis in verleden en toekomst treft ons zijn nuchter realisme dat de enige zekere grondslag is van elk doelmatig idealisme. In dit boek kunnen vele lezers - ook buiten het klooster - ogenblikken van hun eigen strijd en zoeken terug vinden en steun hebben aan iemand die hen begrijpt en voelt zoals zij.
R.V.
De Mariacongregatie, zoals zij is. - Uitg. Landelijk Secr. der M.C. Den Haag, 1950, 36 pp.
Deze brochure werd geschreven op verzoek van enige congreganisten, die het betreuren, dat er nog steeds zoveel misverstand heerst omtrent het ware wezen der Congregatie. Zij is niet een bid- en zangvereniging. Zij is niet een broederschap met beperkte doelstelling, noch een vergadering of lof met preek. Zij is geen asyl voor zwakke zielen. Zij is niet uitsluitend voor de jeugd. noch voor deftige heren, noch een aangelegenheid van vrouwen en meisjes. Zij is geen aanhangsel der Jesuïetenorde. Wat zij wèl is, leze men in de klare taal van deze voortreffelijk uitgegeven en stevig gedocumenteerde brochure.
H. v. Waesberghe
Peter LIPPERT S.J. Von Seele zu Seele. Briefe an gute Menschen. 39. Aufl. - Verlag Herder, Freiburg i. Br., 1950, 264 pp.
Na de oorlog waren de werken van Lippert praktisch van de boekenmarkt verdwenen, en nochtans hoeveel heeft Lippert ons nog te zeggen, ook aan onze jongeren. Eindelijk komt dan de heruitgave van zijn eerste meesterwerk, dat meteen de 100.000 exemplaren bereikt. Na de vorige wereldoorlog verschenen in het tijdschrift 'Seele' van zijn grote vriend, Dr Alois Wurm, werden deze uitzonderlijke brieven voor het eerst tot een boek gebundeld in 1924. Duizenden heeft het sindsdien geholpen en getroost. Wie kan ooit de brief vergeten 'Ich habe keinen Menschen''! En al de problemen, die hierin worden aangeraakt op het onmiddellijke plan van het eigen beleven: het apostolaat, het dogma, de zonde, de zwakheid in de Kerk, de vurige ijver om het goede. Onze grote L. Dosfel was trouwens de eerste in ons land die de aandacht op Lippert trok door een der mooiste vertalingen in het Nederlands. En het is wel typisch, dat hij juist dit boek daarvoor uitkoos. Aan al de Lippert-bewonderaars warm aanbevolen, en tevens aan de vele jongeren, die hem nog ontdekken moeten.
P. Fransen
Thomas MERTON, Van ballingschap en overwinning. - De Fontein, Utrecht, 1950, 319 pp.
Dit verhaal van de schrijver van 'De Louteringsberg' heeft een ander thema dan eerstgenoemd boek: het is geen bekering van een wereldse jongeman die buiten de Katholieke Kerk staat, maar het verhaal van een meisje dat reeds van jongs af in een klooster werd opgevoed en dat als trappistin overste wordt van een nieuwe stichting in Japan. Hier blijkt echter dat elke volkomen overgave aan God strijd en bekering vraagt, van hoe 'nabij' men ook komt, De schr. geeft in dit spannend zieleavontuur tevens een schone en blijde kijk op het trappistenleven.
P. Sch.
| |
Bijbel, theologie en wijsbegeerte
Arthur ALLGEIER, Die neue Psalmenübersetzung. Der Liber Psalmorum cum canticis Breviarii Romani, Deutsch bearbeitet. - Verlag Herder, Freiburg i. Br., 1949, 356 pp., geb. DM. 9,80.
In een mooie handige band biedt de uitgeverij Herder ons de eerste Duitse uitgave van de nieuwe psalmvertaling aan, die door Arthur Allgeier - reeds bekend door 'Die altlateinischen Psalterien' (1928) en door de
| |
| |
'Biblische Zeitgeschichte' (1937) - met medewerking van H. Schneider, O. Heggelbacher en A. Deissler verzorgd werd. De nieuwe bewerking volgt getrouw het Psalterium Pianum, tegelijkertijd echter houdt zij rekening met het karakter van de Duitse taal. Aan elke psalm gaat een korte, scherpe inleiding vooraf, die het iedere gebruiker - ook de niet-theologisch geschoolde, mogelijk maakt, door te dringen in de betekenis van de psalm.
Van bijzondere betekenis is het Aanhangsel, waarin een vergelijking van de latijnse woordenschat van de oude en de nieuwe vertaling met de Duitse bewerking gegeven wordt, telkens onder opgave van het betreffende psalmvers. Dit maakt het voor degenen, die zich in de tekst wil verdiepen, gemakkelijker de vergelijking voort te zetten, die reeds in de inleiding door Prof. Allgeier aan de hand van enige voorbeelden op uiterst kundige wijze en voor iedereen begrijpelijk aangegeven werd. Daardoor biedt de inleiding ook een goede karakteristiek van de nieuwe Latijnse vertaling.
Eveneens zijn ook alle Cantica van het Romeins brevier zorgvuldig bewerkt en vertaald, alsook voorzien van een inleiding!
Deze uitgave zal er ongetwijfeld toe bijdragen het bidden van de psalmen op een hoger en meer vruchtbaar niveau te brengen!
P.E. Lennartz
Prof. Dr J.B. POUKENS S.J., Het Nieuwe Testament. De Heilige Evangeliën en de Handelingen der Apostelen. Uit het Grieks vertaald en met inleidingen en aantekeningen voorzien. - Brepols, Turnhout, 1948, 1078 en 592 pp., geb. Fr. 80 en 40, gecart. Fr. 95 en 50, Linnen witte snede Fr. 105 en 60, linnen goudsnede Fr. 130 en 80.
Elke nieuwe vertaling van de bijbel stelt de recensent voor een dubbele vraag: ten eerste, heeft deze vertaling enig nut; ten tweede: welk is haar waarde ten overstaan van de reeds bestaande, speciaal van de nu vrij algemeen verspreide en aanvaarde Canisius-vertaling.
Die dubbele vraag moet ook de nieuwe bewerker, Prof. Poukens, zich gesteld hebben, en hij heeft ze o.i. op zeer gelukkige wijze opgelost. Zijn vertaling immers, zoals hij het zelf uitdrukt: 'wil niet in de eerste plaats een zogenaamd vlot leesbare tekst geven, ofschoon zij natuurlijk met de eisen van het Nederlands taaleigen ten volle rekening tracht te houden. Uit eerbied voor Gods woord wenst zij veeleer eerst en vooral trouw te zijn tot in het kleine toe. Zij streeft daarom er naar, niet alleen de zin juist weer te geven, maar ook de Griekse woordorde te eerbiedigen, tenminste waar het Nederlands dat toelaat'. Daardoor stelt hij zich op het standpunt, niet zozeer van de vrome lezing als wel van de wetenschappelijke studie van Gods woord. Diezelfde zorg komt treffend naar voren als men zijn inleidingen en aantekeningen met die van andere uitgaven vergelijkt; hier vinden we niet enkel een verstrekken van de onmisbare gegevens om de tekst voor oningewijden enigszins verstaanbaar te maken, maar veeleer, in uiterst beknopte vorm, een samenvatting van alle wetenschappelijke gegevens die zowel filologisch als historisch en theologisch de tekst kunnen belichten, situeren en verklaren. Tabellen en registers wijzen in dezelfde richting, en ook de afwerking van de kaarten getuigt van deze zorg voor uiterste nauwkeurigheid en grote volledigheid. De weetgierige lezer vindt hier tegelijk een vertaling die het meestal onnodig maakt naar de grondtekst terug te grijpen, en een volledig exegetisch commentaar in zakformaat.
Het enigszins stroeve, of liever hieratische, van de vertaling en de streng zakelijke, gedrongen stijl van noten en inleidingen zullen door sommigen als hinderlijk, door anderen als volkomen bij de heilige tekst passend ervaren worden. Zij zijn in elk geval de onvermijdelijke losprijs voor de wetenschappelijke volledigheid en betrouwbaarheid.
Deze nieuwe vertaling van Prof. Poukens zal derhalve de Canisiusvertaling wel niet verdringen als bijbel van het gezin. Maar het zou ons niet verwonderen als zij bestemd was om geleidelijk in colleges en universiteiten, in seminaries en kloostergemeenten en op de werktafel van onze priesters, naast de Griekse en La- | |
| |
tijnse uitgaven, het klassieke Nederlandse tekstboek te worden bij de studie en overweging van het Nieuwe Testament.
L. Monden
Fr. TAYMANS D'EYPERNON S.J., La Sainte Trinité et les Sacrements. (Museum Lessianum. Section Théologique, nr 46). - Edition Universelle, Brussel, 1949, 163 pp., Fr. 85.
Dit boek is het eerste van een reeks, waarin de auteur de betrekkingen tussen het 'mystère primordial' der H. Drieëënheid en de overige theologische tractaten wil uitwerken. Na een paar inleidende hoofdstukken over wezen en werking van het sacrament in het algemeen, worden de afzonderlijke sacramenten doorlopen terwijl het trinitair aspect daarin beklemtoond wordt. De klassieke gegevens van twee theologische tractaten interfereren aldus zeer gelukkig en krijgen daardoor vaak een heel nieuw relief. Wellicht hadden de beschouwingen van de schrijver nog aan diepte gewonnen als hij de sacramentele gelijkvormigmaking met Christus duidelijker (aan de hand b.v. van Söhngen, dien hij niet schijnt te kennen) in het geheel van het heilsmysterie gesitueerd had. Hij zou dan tevens het tekort vermeden hebben, de H. Mis in haar sacrificieel aspect uit het sacramenteel kader los te rukken en voor de behandeling ervan naar een later te verschijnen deel over het Kruisoffer te verwijzen. Dit zijn echter bezwaren welke alleen de vaktheoloog in dit boek zullen hinderen. Voor de ontwikkelde leek blijft het een uitstekende inleiding tot de wereld van het sacramentele, welke hij graag zal lezen en waaruit hij veel voordeel zal halen.
L. Monden
Dr I. KLUG, Die Tiefen der Seele. Moralpsychologische Studien, - F. Schöningh, Paderborn, 11e Aufl., 1949, 461 pp., geb. 12 DM.
Ignaz Klug, jarenlang professor in de moraaltheologie te Passau, schreef in 1926 zijn moraalpsychologie als aanvulling op de moraaltheologische handboeken, waarin uit de aard der zaak voornamelijk gehandeld wordt over de objectieve normen van het zedelijk leven. De objectieve zedelijke normen gelden voor iedereen - Klug wijst daar bij herhaling op - maar in de realiteit van het concrete leven zijn er zovele subjectieve factoren in het spel, dat men zich over de verantwoordelijkheid van de concreet handelende mens en over de wijze, waarop deze tot beter zedelijk gedrag gebracht kan worden, geen goed beeld kan vormen wanneer men die subjectieve factoren niet in ogenschouw neemt. Klug bestudeerde deze subjectieve factoren niet alleen in de handboeken van psychologie en psychopathologie maar ook in de praktijk van gevangenissen, ziekenhuizen en gestichten. Zijn moraalpsychologie, waarvan nu reeds de 11e uitgave verscheen, getuigt van zijn degelijke kennis en grote ervaring; priesters en opvoeders zullen dit wijze en doorzichtige boek met vrucht lezen.
Het is jammer, dat de schrijver niet meer systematisch te werk is gegaan en de resultaten van zijn studie niet in meer eenvoudige en overzichtelijke vorm heeft weten mee te delen. De met beelden en vergelijkingen overladen taal, de lange moeilijk leerbare zinnen, de vele herhalingen en uitweidingen, de uitvoerige beschrijvingen van historische persoonlijkheden - dit alles maakt het boek tot een weinig aangename lectuur. Wie echter de moed heeft het door te worstelen, zal zijn moeite beloond zien.
A.v.K.
F.J. SHEED, Verantwoord christendom. - Sheed & Ward, Antwerpen, 1949, 450 pp., Fr. ing. 135 geb. 165.
'Verantwoord Christendom' is geen apologie; het is veeleer een dogmatiek voor de ontwikkelde leek. Een dogmatiek: een poging dus tot verstandelijk verantwoord doordringen in 't geloofsgegeven. En wel 'n zeer klassieke en degelijke dogmatiek. Maar een dogmatiek voor de ontwikkelde leek: en dit bepaalt het standpunt van waaruit het dogma in dit boek behandeld wordt. Tevergeefs zal men er zoeken naar theologisch-technische uitdrukkingen of naar de voor leken onontwarbare scholastieke vaktaal, die zoveel andere werken van dit soort ongenietbaar maken. Geen enkel hoofdstuk werd
| |
| |
zo maar lukraak uit een of andere summa overgeheveld en vertaald. Alles wordt hier opnieuw gedacht van uit de psychologie van de leek; het wordt beschouwd in het perspectief van zijn denken, zijn belangstelling, zijn aanvoelen. Bij het voortschrijden van de gedachte worden telkens eerst de eigen psychologische remmingen van de doorsnee-leek met feilloze tact opgeheven; zijn gebruikelijke vooroordelen worden uit de weg geruimd, zijn typische wanbegrippen rechtgezet, zijn leke-misvattingen voorkomen. Geen enkele stelling treft hem onvoorbereid. Zeker, ook in dit boek zijn er vele zware en lang niet makkelijk te lezen bladzijden. Maar zij zijn zo aangebracht, zij staan in zulk een psychologische context ingeschakeld, dat de lezer ze graag, ja zelfs met een zeker intellectueel genot zal doorworstelen.
De catechetische techniek van de straatpredikatie bereikt hier een zeldzame volmaaktheid, zodat men dit boek bijna een 'theologie van de straathoek' zou kunnen noemen.
Voor de vele zoekenden in Nederland, voor de vele weifelenden in Vlaanderen is een boek als dit, op dit ogenblik, een weldaad. Pater Van den Breukel leverde een voortreffelijke vertaling.
L. Monden
J.M. de BUCK, Diagnostics. - Desclée-De Brouwer, Brugge, 1949, 415 pp.
In een dertigtal typische gevallen condenseert P. de Buck de ervaring, die hij als aalmoezenier van het 'Cen-Centre médico-psycho pédagogique' heeft opgedaan. In het verhaal van weliswaar gefingeerde, maar ongewoon levenstrouw weergegeven bevindingen worden sobere, uiterst genuanceerde psychologische en vooral paedagogische beschouwingen ingelast. Want opvallend groot blijkt in de meeste van deze jeugdconflicten het aandeel en de verantwoordelijkheid van de opvoedersfouten en de ouderlijke huwelijksconflicten te zijn.
Een werk zoals alleen iemand er een kan schrijven, die tot de volle rijpheid van een ongewoon opvoederstalent gekomen is, en bij wie wetenschappelijke analyse. paedagogische intuitie en een steeds rijkere ervaring niet meer naast elkaar staan of elkaar aanvullen, maar tot een volkomen harmonische levenseenheid vergroeid zijn. In de reeds indrukwekkende reeks paedagogische werken van P. de Buck betekent het een onmiskenbaar hoogtepunt.
Dieper dan in tientallen theoretische verhandelingen kan eenieder hier begrip leren voor de jeugd en de richting vinden voor een gezonde oplossing van haar zo talrijke conflicten en moeilijkheden. Geen enkel opvoeder mag dan ook een boek als dit ongelezen laten.
L. Monden
Gustave THIBON, Bestimmung des Menschen. - L. Schwann, Düsseldorf, 1949, XII-72 pp., DM. 3,50.
Thibon in het Duits doet ons op het eerste gezicht vreemd aan. Nochtans laat deze geniale autodidakt zich, wellicht beter dan welke andere Franse schrijver ook, in het Duits vertalen. Hij die zoveel Duitse schrijvers op zich heeft laten inwerken, heeft zijn zonnig scherpe levensvisie van 'meridionale' mens verrijkt met de schemerklaarten van het Germaanse denken. Hier hebben wij een vertaling van 'Le Destin de l'Homme' met een korte inleiding over het oeuvre en het karakter van Thibon zelf.
P. Fransen
Henri BARBEAU, Regards sur la chair et l'esprit. - Desclée De Brouwer, Parijs-Brugge, 1947, 104 pp.,
Een goed gebouwde en sereen gehouden brochure over kuisheid, door de vice-rector van de katholieke hogeschool te Rijsel geschreven ten behoeve van zijn studenten. Het doet echter bepaald pijnlijk aan, de hele reeks Paulusteksten rond de sarx-pneuma-tegenstelling, welke als een leidraad door het boekje loopt, zonder enige nuancering te zien aangewend in de verengde betekenis van de strijd tussen geest en zinnen.
L. Monden
M.V.C. JEFFREYS, Kingdom of this World. The Challenge of Communism. - Mowbray & Co, London, 1950, 128 pp., geb. sh. 6.
In dit werkje confronteert de auteur, professor in de Opvoedkunde
| |
| |
aan de Universiteit te Birmingham, Christendom en Marxisme, welke hij beide grondig en concreet kent. Voor het Marxisme in het bijzonder wijst hij er op dat hij spreekt niet over een ideaal of sentimenteel communisme, doch over het Marxistisch communisme dat de Kominform bezielt'. Evenals het Christendom is dit een soort religie; het gelooft dat de mens geheel autonoom zichzelf kan vervolmaken en zijn eindbestemming bereikt in deze wereld, terwijl het Christendom 's mensen bestemming plaatst tegelijk in dit leven en in het andere. Dit boekje bestaat nu hierin dat de Schr. aantoont hoe Christenen en Marxisten, handelen. Het communisme tekent niet alleen verzet aan tegen de gedragingen der Christenen, het is een uitdaging gericht tot hun geloofsovertuiging waarmede het volstrekt onverzoenbaar is. De auteur heeft dit met bijzonder talent aangetoond. Zijn betoog stemt tot nadenken, het kan menig lezer zelfs iets als een schok geven omdat het zo doordacht is, zo oprecht en zo echt; het geeft zo'n juiste kijk zowel op het Christendom dat het geen van beide hoeft te verwringen om het andere te redden. De auteur heeft my vaak doen denken aan die zeldzame mensen die alles of bijna alles aan hun tegenstanders kunnen toegeven zonder iets prijs te geven. Hij behoort tot de Anglicaanse Kerk.
E. Vandenbussche, S.J.
| |
Letterkunde
De reis van Sinte Brandaan, uitgave, inleiding en commentaar door Dr. Maart je Draak, herdicht door Bertus Aafjes. - J.M. Meulenhoff, Amsterdam, 1949, 245 pp.
In een fraaie uitgave vinden we hier verenigd een wetenschappelijke uitgave van het Brandaan-verhaal met een moderne 'vertaling'. Al zal voor de doorsnee-lezer de korte inleiding van Aafjes meer zeggen dan de wetenschappelijke verantwoording van Dr. Maartje Draak, toch wist deze laatste haar inleiding zo te schrijven, dat ook de leek in het vak hiervan met belangstelling kennis zal nemen. Een bespreking van haar verantwoording hoort echter thuis in de vaktijdschriften. Over de vertaling van Aafjes kan men natuurlijk altijd van mening verschillen. Wel valt op, dat de 'stunteligheid' van het origineel, blijkbaar door Aafjes bewust nagevolgd, een andere geest ademt dan die van de moderne dichter. Men voelt duidelijk, dat die schijnbaar gebrekkige taal van de Middeleeuwse dichter natuurlijk is, terwijl die van Aafjes gezocht aandoet. Terecht wijst Anthonie Donker in de Maartaflevering van 'Critisch Bulletin' er op, dat sommige passages aan Prikkebeen doen denken! Wel heeft Aafjes getracht zorgvuldig de oude tekst in hedendaags Nederlands weer te geven, maar het is alsof men een riddertournooi zou laten houden in moderne militaire uniformen. Er klopt iets niet. Als men uit Aafjes inleiding leest, hoezeer hij zich heeft ingeleefd in de geest van het oude verhaal, dan is het een teleurstelling te constateren, dat die geest in de bewerking verloren gaat. Wel heeft deze waarde tot beter begrip van de Middeleeuwse tekst. Doch de grootste verdienste van Aafjes lijkt mij toch zijn korte maar uitstekende inleiding, die de lezer de juiste gesteldheid leert, waarin hij dit gedicht moet lezen. Alles bij elkaar is deze fraaie en degelijke uitgave een kostbaar bezit voor ieder, die in onze Middelnederlandse letterkunde belang stelt.
B.v.M.
Henriette ROLAND HOLST - VAN DER SCHALK, Wordingen, een cyclus van liefde en vertrouwen. - W.L. & J. Brusse N.V. Rotterdam, 1949, 258 pp, f 6,25 en f 7,50.
In zekere zin kan men deze bundel een leerdicht noemen en wellicht, dat een dichter van een oudere school zijn literair testament in de vorm van een leerdicht zou geschreven hebben. Maar Mevrouw Roland Holst is te lyrisch om zich aan een dergelijk geschrift te wagen. Haar uiteenzetting van hetgeen ze aan de jongere generatie wil meegeven, neemt de vorm aan van lyrische gedichten, die herdenken en beschouwen, wat er in
| |
| |
haar leefde aan idealen en teleurstellingen en zo werden deze verzen tot een belijdenis van liefde tot God en de mensen, een belijdenis ook van het vroeger falen doordat men de weg naar een nieuwe samenleving zocht buiten God om. Deze rijke bundel zal mettertijd volop stof leveren tot literair-historisch commentaar. Wij willen liever peinzend staren in de vlammen van dit 'voortbrandende vuur', dat zijn gloed nog niet verloren heeft.
B.v.M.
Anna BIJNS, Refreinen, uitgegeven, ingeleid en verklaard door Drs Lode Roose (Klassieke Galerij, nr 52). - De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen, 1949, XXXVI-76 pp., Fr. 25.
Deze uitgave bevat 15 refreinen van de Antwerpse dichteres, zo gekozen dat de lezer een volledig beeld krijgt van haar verschillende genres: het polemische, de minnegedichten en de refreinen 'in tsotte'. Er werd een goede keuze gedaan. Een korte maar degelijke inleiding vertelt al het nodige over deze merkwaardige rederijkster uit de roerige 16e eeuw.
J. Noë
Pierre-Henri SIMON, L'homme en procès. Malraux - Sartre - Camus - Saint-Exupéry. - Office de Publicité, Brussel, 1950, 156 pp.
Ieder mens, meent de auteur, moet zo leven dat het uiteindelijk vonnis hem niet veroordeelt: hij moet, telkens en precies voor eigen tijd en cultuur, een humanist zijn, een die de menselijke waardigheid en de zin van het leven tracht te bevroeden en te bereiken. Zo heeft elk geslacht zijn humanisten; zo zijn de vier behandelde schrijvers, voor het laatste geslacht in Frankrijk, typische vertegenwoordigers van de nieuwe geest. Ieder van hen zocht of zoekt, te midden van hedendaagse wanorde en dreiging, naar blijvende, naar geestelijke waarden, naar vastheid en licht.
Malraux en Saint-Exupéry hebben vaak de dood voor ogen; beiden willen hem bestrijden en beheersen. Malraux zoekt het blijvende in een mystiek die hij nog nooit voltooide; Saint-Exupéry zocht het in een beschaving waarin de mensen ordelijk en dapper zouden arbeiden en leven. Sartre en Camus gelijken op elkaar: voor beiden is het leven onzin; maar Sartre wil dat het individu aan zich zou ontstijgen, terwijl Camus, op wankele grond weliswaar, toch een samenleving vestigt. Malraux en Sartre zijn te vergelijken: zij willen heldhaftigheid; ook Saint-Exupéry en Camus: zij willen saamhorigheid en orde. En ieder van de vier gaat wanorde en vernieling te lijf, het meest en het liefst met ware heldenmoed.
Bestaat er wel één boekje dat ons, gelijk dit, binnen het dieper liggend idealisme der hedendaagse Franse literatuur veilig en verrast doet doordringen? Alleen van uit het christendom en dank zij een breed begrijpende caritas, kon de auteur het zo schrijven.
Em. Janssen
H. VIS S.J., Tertullianus' De Pallio tegen de achtergrond van zijn overige werken. - N.V. Centrale Drukkerij, Nijmegen, 1949, 146 pp.
'Ontijdig christelijk humanisme' zou men het declamatie-stukje Over den Mantel kunnen noemen, omdat gelukkige onbekommerdheid noch de strenge apologeet Tertullianus, noch de bloed-ernstige tijd, waarin hij leefde, paste. En daarom is het, ook zuiver literair bekeken, geen meesterwerk geworden, ondanks de massa eraan verspilde genialiteit. H. Vis laat in zijn dissertatie voortreffelijk uitkomen, hoezeer De Pallio buiten het kader valt van Tert. overige geschriften, maar voor de kennis van deze tragische figuur toch van belang is: het doet zien, hoe aan de geestesdwaling van de Montanist ook verval van karakter beantwoordde.
J. Fruytier
Adrien MATIVA S.J., Vita nova. I: Du Poverello à Pirandello. La littérature italienne (Studia Pacis, nr 4). - Facultés Universitaires de Namur, Duculot, Gembloers, 1950, 200 pp.
De auteur van deze snelle vogelvlucht welke de toppunten der Italiaanse letterkunde bestrijkt, wist zichzelf een meesterlijke beperking op te leggen. Vrucht van jarenlange
| |
| |
studie en universitair onderwijs verenigt dit werk in zich de degelijkheid en helderheid van de professor en de penvaardige bondigheid van de schitterende essayist. Weloverwogen verwierp hij de volledigheid der namenlijsten om de hoofdfiguren en stromingen scherper te tekenen en beperkte het wetenschappelijk apparaat tot de vermelding van de uitsluitend in het Frans verschenen literatuur, om zelf in rake taal te getuigen voor een persoonlijk geschift en gerijpt oordeel en een boek te schrijven dat de ontwikkelde lezer aangrijpt en meesleept. Er zijn delen bij vein een uitzonderlijke kracht zoals het meesterlijk essay over Dante van blz. 29 tot 70, terwijl hij naar Bruntière's woord: 'Histoire contemporaine, ce sont deux mots qui jurent ensemble' uit de jongste letterkunde alleen Fogazarro, d'Annunzio en Pirandello als typische vertegenwoordigers behandelt.
Hierbijgaande passus over Dantes Commedia lijkt typisch voor het gehalte en de bedoeling van dit mooie geschiedenisessay: 'Synthèse en raccourci, résumé! Sans doute. Mais synthèse d'une ampleur et d'une densité singulière. Comme plus tard, en France, Blaise Pascal, Dante Alighieri est déjà, le maître du style concentré qui, sous l'apparence simple et brève, couvre parfois des abîmes de pensée et d'érudition. Prenez la peine de détecter toute la science accumulée dans l'un ou l'autre chant de la Divine Comédie. Vous serez frappé de stupeur. Dante connaissait vraiment tout ce qui se trouvait dans les livres et il en a transposé le meilleur dans les tercets de son poème'.
Wie deze geschiedenis leest krijgt lust om die auteurs te gaan lezen, met zo'n helderziende en bewonderende liefde getekend naar hun wezen en waarde. En zelfs zonder ze te hebben gelezen heeft hij er waarlijk een snelle en degelijke kennis over verworven. Een inleiding die dus een inwijding is.
M. Brauns
| |
Geschiedenis
Geschiedenis der Kerk, onder redactie van prof G. de PLINVAL en Prof. R. PITTET, pr. (compleet in vier delen). - Deel III. - Elsevier, Brussel-Amsterdam, 1950, 289 pp., 22 × 29 cm, rijk geïll., 6 gekleurde buitentekstplaten, Fr. 350 per deel.
In 'de grote crisis van het Westen' (I Hst.) schetst M.H. Vicaire, O.P., de opstand tegen de Kerk in de XVIe eeuw, hij typeert Luther, Zwingli en Calvijn meesterlijk en eindigt met te wijzen op de tragiek der protestanten. Het tweede hoofdstuk door A. Duval, O.P. - o.i. het mooiste - tekent het grandioze reveil van de Katholieke Kerk, gewekt en later gedragen vooral door het Trents Concilie en de Sociëteit van Jesus: de heldhaftigheid, de mystieke vlucht, de missieijver bereiken hoogten als zelden in de kerkgeschiedenis. Prof. de Plinval beschrijft de bevestiging der katholieke hervorming in de XVIIe eeuw, haar successen en haar strijd. Daarna volgt Kan. Arquillière het kiemen en groeien van een kerkvijandige geest in de XVIIIe eeuw: de Aufklärung, de verlichte despoten en de Franse Revolutie. Ten slotte geven J.M. Bochenski, O.P., en G. Castella een overzicht van de antichristelijke geest in de XIXe eeuw, eerst in de persoon van Napoleon, daarna in de verscheidene philosophische stelsels: het Duits idealisme, het positivisme, materialisme en evolutionisme, en later de agressieve bijbelcritiek, het marxisme en de Uebermensch van Nietzsche.
In een hoog-vulgariserende, onderhoudende toon, geven de auteurs een groots beeld van de evolutie van Europa de laatste vier eeuwen van af de wonderbare katholieke hervor ming - een godsbewijs in zijn genre - tot de groei en de schijnbare zegepraal van het laïcisme.
Al is het oordeel over Erasmus en Richelieu te mild, al is de be- en veroordeling van de aanpassing der missionarissen in het Oosten nogal simplistisch, al is vooral het hoofdstuk over de XVIIIe eeuw tamelijk zwak, in zijn geheel genomen is dit III Deel een succes. Vanaf het II. Hoofdstuk is ook de vertaling voortreffelijk.
Wij wensen dat alle intellectuelen deze luxueus uitgegeven kerkgeschiedenis niet alleen als sieraad voor hun bibliotheek zullen kopen, maar ook
| |
| |
dat ze haar lezen en er zich in verdiepen, om een dieper inzicht te krijgen in onze eigen zieke tijd.
M. Dierickx
A. SIMON, L'église catholique et les débuts de la Belgique indépendante. - 'Scaldis', Wetteren, 1949, 147 pp.
De verhouding van Kerk en Staat is en blijft nog steeds een der meest actuele kwesties. In 1830-1831 nu heeft de Belgische Grondwet eeuwen traditie opzij geschoven en overmoedig de scheiding van Kerk en Staat uitgeroepen.
In dit merkwaardig boek behandelt de auteur de houding der Katholieken tegenover de Belgische Constitutie, hun loyale en zeer verdienstelijke medewerking, onder de impuls van Koning Leopold I, aan de opbouw van een sterk België op deze grondslag, en ten slotte hun instemming met een compromis-oplossing van het netelige onderwijsprobleem. Het meest op de voorgrond komt wel de verzoenende en vooruitstrevende werking van de Mechelse aartsbisschoppen, Mgr. de Méan (1817-1831) en vooral Kardinaal Sterckx (1832-1867), onder het argwanend maar stilzwijgend toezien van Rome. De radicale scheiding van Kerk en Staat - zoals ze in de Belgische grondwet is geformuleerd - kon echter door de Katholieken slechts aanvaard worden omdat er in België nog een christelijke atmosfeer was en de liberalen realist genoeg waren om in de practische toepassing van de grondwet daar rekening mee te houden.
Deze heldere en genuanceerde studie stemt tot nadenken en geeft onrechtstreeks een antwoord op vele actuële vragen.
M. Dierickx
Harold NICOLSON, Het congres van Wenen. De samenwerking der geallieerden in de jaren 1812-1822. Uit 't Engels vertaald door Drs E. Lopes Cardozo. - Querido, Amsterdam, 1949, 344 pp.
Als zoon van een diplomaat en zelf twintig jaar diplomaat, journalist en lid van het Lagerhuis, letterkundige en historicus, beschikt de auteur over een kennis en een ervaring die deze diplomatieke geschiedenis zeer ten goede komen. Het boek zet in met de tragische terugtocht van Napoleon uit Moskou einde 1812, zijn nederlaag en troonsafstand. Wij krijgen een inzicht in het handige diplomatieke spel achter de schermen en in de kuiperijen van de Vier Groten: Oostenrijk, Rusland, Engeland en Pruisen; dit laat de handige Talleyrand, de vertegenwoordiger van het verslagen Frankrijk toe, de leiding van het Congres van Wenen enigszins tot zich te trekken! Ten slotte werd men het eens over een tractaat dat voor Frankrijk wel uiterst gunstig is te noemen. Het laatste hoofdstuk geeft een vluchtig overzicht tot 1882.
De auteur heeft de gave zijn personen voor ons te doen leven en hij toont aan, hoe de klein-menselijke zijden van de vorsten en gezanten het lot der volkeren helpen meebepalen. Men verwachte niet een grondige studie van de politieke en religieuse problemen die het Wener Congres moest oplossen - aldus handelen slechts twee bladzijden over het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en het lot der Nederlandse Koloniën (pp. 235-237) - maar wel is het een prettig geschreven, boeiend en ook leerrijk verhaal van die grote Vredesconferentie. Wat een verschil tussen de Napoleontische oorlogen en de laatste wereldoorlog, tussen het vredeswerk van Wenen - dat gedurende honderd jaar een nieuwe wereldbrand voorkwam - en onze tijd die niet eens meer een vrede kan stipuleren!
M. Dierickx
Oscar HALECKI, The limits and divisions ot European History. - Sheed & Ward, Londen, 1950, XIV-242 pp., Fr. 95.
Dat Chr. Dawson, de grootste cultuurhistoricus van onze tijd, dit boek inleidde, vestigt terecht de aandacht op zijn uitzonderlijke waarde. Prof. Halecki heeft als Pool, woonachtig in Amerika, van nature een andere kijk op de Europese geschiedenis dan een Germaanse of Romaanse historicus.
Voortbouwend op de stelling van Pirenne en anderen, zegt hij, dat Europa in het eerste millenarium van onze tijdrekening, vooral tussen de VIIIe en de Xe eeuw ontstond, en dat zijn geschiedenis ten einde liep in het
| |
| |
midden der XXe eeuw: sinds Europa de leiding van de wereld verloren heeft, is een nieuwe periode: de Atlantische, in de wereldgeschiedenis begonnen. Dit is zeker een rijke idee voor de historiographie. Het meest vernieuwende van Halecki's studie ligt echter in de geografische begrenzing van 'Europa'. Heel de Slavische wereld, met uitsluiting van het Euraziatische Rusland vormt een integrerend deel van Europa, waarvan 't kenmerk bovenal de 'freedom' is, steunend op het Christendom. Het prijsgeven van de Baltische Staten, Centraal-Europa en de Balkan aan het Aziatisch totalitarisme der Sovjets is dan ook een doodzonde tegen 'Europa'.
M. Dierickx
Prof. Dr E. LOUSSE, Kenmerken van deze tijd. - 'De Pauw', Leuven, 1949, 48 pp., Fr. 30.
De internationaal bekende Leuvense hoogleraar in de rechtsgeschiedenis, Dr Lousse, stelt in deze korte brochure het Ancien Régime tegenover de moderne tijd. Zijn aandacht gaat vooral naar de rechtstoestand van de personen in het gezin en in de staat - waarbij hij veel Latijnse termen gebruikt - al spreekt hij ook over machinisme en techniek, over economie en philosophie. Het hoofdkenmerk van deze tijd, zo betoogt de geleerde auteur bestaat hierin, dat hij een nieuw heidendom propageert, terwijl de tijd van 303 tot 1789 een periode van 'zegevierend Christendom' was.
M. Dierickx
Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden. - Nijhoff, 's Gravenhage, De Sikkel, Antwerpen, Deel IV, Afl. 3-4, 1949, pp. 161-320, jaarab. f 16,50, Fr. 250.
In dit tijdschrift van toenadering tussen de Noord- en de Zuidnederlandse historiographie wordt in elk nummer zo veel geboden, dat al wie zich van de Lagelandse geschiedschrijving op de hoogte wil houden, er een onmisbare handleiding aan heeft. Dr P. Geyl geeft een scherpe critiek op Colenbranders 'Patriottentijd', het kwart eeuw voor de Franse Omwenteling (pp. 161-176). In het volgend artikel onderzoekt M. Deneckere de taaltoestanden in Vlaams België (1715-1830) en komt tot het besluit dat hoofdzakelijk de sociale structuur, en slechts in tweede instantie het prestige van het Frans, de geografische structuur en de taalpolitiek der overheden sinds 1800 de verbreiding van het Frans in Vlaanderen hebben bewerkt (pp. 177-212). Daarop schrijft Dr T.S. Jansma over 'Waarden en makelaars te Dordrecht in de zestiende eeuw', W. de Vries over het 'Graafschap van Dirk' in 1076 en W. van L. Campagne over het Kennemer landrecht van 1274. Weer is de lange kroniek het meest interessant: hier worden alle boeken en artikels over de geschiedenis der Nederlanden uit het laatste halfjaar in systematische en chronologische orde aangehaald en afdoende besproken. Een twaalftal uitvoerige recensies besluiten het nummer.
M. Dierickx
H.A. LUNSHOF, De stuurman van de Groene Leeuw, Leven en bedrijf van Michiel de Ruyter. - 'Elsevier'. Amsterdam, 1949.
Onder dezelfde titel, als waaronder de eerste levensbeschrijver van admiraal de Ruyter, Gerard Brandt, zijn werk liet verschijnen, heeft de heer Lunshof opnieuw het leven en het bedrijf van deze grote zeeheld in het licht gegeven. De toon is uiteraard anders, hier en daar iets te lyrisch. Hetgeen niet wegneemt, dat de lezer, ondanks zijn bekendheid met de lotgevallen van deze held, voortdurend in spanning blijft gehouden. Het is dezelfde gewaarwording, die men telkens weer ondergaat bij het lezen van een nieuw werk over Napoleon. Dit succes is niet uitsluitend toe te schrijven aan de boeiende stijl van van de journalist, die Lunshof is, maar voor een groot deel aan de persoonlijkheid van de Ruyter. In hem treft ons zijn geniaal zeemansschap, waarmee hij de Nederlandse vloot tot de beste der wereld heeft opgevoerd, maar meer nog zijn karaktervolle persoonlijkheid. Opgeklommen tot de hoogste waardigheden van staat wist hij zijn eenvoud, zijn eerlijkheid, zijn nederigheid, zijn bescheidenheid te bewaren en zijn leven te zien als volkomen gesteld in de dienstbaarheid aan God. Juist
| |
| |
om deze deugden blijft het leven van de Ruyter ons steeds boeien.
Het boek zelf is typografisch goed verzorgd. Dat de zeven hoofdstukken, waarin het werk verdeeld is, titelloos zgn en willekeurig in een groot aantal, laten we zeggen, 'onderhoofdstukken' uiteenvallen, kan ons minder bekoren. Ook het ontbreken van een inhoudsopgave wordt als een bezwaar gevoeld.
K.J.D.
| |
Romans en verhalen
Anna BLAMAN, De kruisvaarder. - J.M. Meulenhoff, Amsterdam, 1950, 107 pp., f 4,50.
De keurig gearrangeerde schipbreuk, die een einde maakt aan dit verhaaltje van enige leeghoofdige mensen, die op weg waren naar Indonesië, zou geen gek figuur slaan in de colportagelectuur. Een knappe, jonge stuurman, die door de ontijdige dood van de kapitein het bevel overneemt en dan met megafoon en revolver de orde handhaaft, waarbij hij zelfs heuselijk iemand doodschiet, zo dat hij in de ogen van zijn beeldschone geliefde tot een held uitgroeit, waarmee ze samen in de golven verdwijnt: het kon zo in een derderangsfilm vertoond worden. En de zouteloze spotternij met de Voorzienigheid is van een Rammelslag-kwaliteit, die de spot zou opwekken van Multatuli. En dan die juffrouw Van Loon, die er tussen uittrekt omdat ze zo lelijk is! De stakker! Had ze maar naar haar moeder geluisterd en zich niet zoveel van het geval aangetrokken. Dan zou dit tragische verhaal niet zo belachelijk geworden zijn.
B.v.M.
Gerard van ECKEREN, Klopsymfonie. De roman van een 'Onmuzikale'. - Uitgeverij Hollandia, Baarn, 1949, 302 pp., geb. f 5,25.
Er gebeuren in deze roman geen wereldschokkende dingen maar de wederwaardigheden van de ietwat hulpeloze Henk Vermeer worden in een uitermate eenvoudige stijl zo boeiend verteld, dat de lezer geheel meeleeft met al die teleurstellingen en smarten. Het verhaal heeft de vorm van een levens-'biecht'. Het is de geschiedenis van een man, die altijd een slag achter is bij de anderen maar die door zijn ellende groeit tot eindelijke rijpheid. Ofschoon hij niet in God gelooft, dwingt het leven hem toch tot de erkenning, dat er achter al dat stoffelijke nog iets hogers moet zijn. Het is helemaal geen bekeringsroman maar er wordt min of meer gesuggereerd, dat Vermeer later tot een meer religieuze levenshouding komt. Daardoor werd dit boek, ondanks alle tragiek, niet somber. De schrijver wendt ook niet de moderne trucs van sensatie en pseudo-psychiatrie aan. Zo kan zijn verhaal ons overtuigen.
B.v.M.
Evert ZANDSTRA, De vlammende heide. (Leeuwenserie Nr. 11). - H. Leopolds Uitgeversmij N.V. Den Haag, 1949, 7e druk. 213 pp., f 2,90.
'De vlammende heide' is zeker wel een van Zandstra's beste romans. De figuren van de heiboeren en de jonge Simen tegenover de mensen van Heidoma zijn zo getekend, dat men ze niet vergeet. Bij de zevende druk van dit boeiende verhaal mogen we wel met deze korte aankondiging volstaan.
B.v.M.
Fannie HURST, Mannequin. Vert. d. Jeanne van Schaik-Willing. (Leeuwenserie dl 12) 218 blz. Geb. f 2,90.
De intrige van dit verhaal doet enigszins denken aan de 'gravinnen-lectuur'. Het is een variatie op het thema van de schone vondelinge, die een rijke echtgenoot vindt en weer terugkeert tot haar ook al rijke ouders. Bovendien wil het geval, dat de edele jongeling goed bekend is met de ouders van het meisje, zodat het happy end ook wel gekomen zou zijn zonder ontvoeringen, modeshows en moordzaken. Maar dan was er geen roman geweest. Toch staat dit boek door de behandeling der stof en de gevoelige karaktertekening boven de hier bedoelde romansoort. Trouwens de vertaalster zou zich anders niet aan de bewerking gezet hebben. Nu deed ze het op een wijze, die waardering verdient.
B.v.M.
| |
| |
Clara ASCHER-PINKHOP, De weg alleen. (Leeuwenserie no. 10). - H.P. Leopold, Den Haag, 1949, 3e druk, 196 blz. Geb. f 2,90.
Een jonge doktersvrouw, die na de dood van haar man met vier kinderen achterblijft, slaat zich door de moeilijkheden van het leven heen, waarbij haar enige steun is de herinnering aan haar echtgenoot, die voor haar nooit geheel verdwenen is. Een simpel gegeven, eenvoudig maar met fijn gevoel uitgewerkt.
B.v.M.
Sjoerd LEIKER, Buitengaats. - (Podium-reeks), De Driehoek, 's Graveland, 1949, 74 blz.
Een drietal korte verhalen, die in verre landen spelen. Alle drie handelen over mensen, wie het in hun avontuurlijk bestaan tegenloopt. De verdienste ligt meer in de zakelijke, onmiddellijke wijze van verhalen dan in de constructie van 't geval, welke vooral in de tweede novelle 'De Savannah' niet helder is.
B.v.M.
S. VESTDIJK, De Fantasia. - (Podiumreeks). - De Driehoek, 's Graveland, 1949, 143 blz.
Vestdijk geeft hier een hele reeks korte verhalen, die alle van fantastische aard zijn soms tot het gedrochtelijke toe. Adembenemend zijn ze niet, ontroerend nog minder. We kunnen respect hebben voor Vestdijks vermogen tot stileren maar we blijven koude toeschouwers bij zijn taferelen. Als men van dit soort schetsen zegt, dat ze 'knap' zijn, hoeft men er eigenlijk niets meer aan toe te voegen.
B.v.M.
Jan MENS, Het goede inzicht. - Kosmos, Amsterdam-Antwerpen, 1950, 5e druk, 287 blz. Geb. f 5,90.
Griet Manshande is ouder geworden en verbitterd in haar eenzaamheid. Ze ziet zichzelf echter voor meer verhard aan dan ze werkelijk is en waar Mens die tegenstelling tekent tussen haar gewilde hardheid en haar eigenlijk nog altijd goede hart, daar is hij humoristisch in de goede oude zin van het woord. Griet Manshande vindt een gelukkige tegenspeler in de vrome schipper Massereeuw, die er niet in slaagt haar te 'bekeren' noch haar tot zijn vrouw te maken, maar die toch een beslissende goede invloed op haar heeft.
Ook in deze roman toont Mens zich weer de warme, gevoelige verteller, die in de sfeer van het oude Amsterdam de juiste achtergrond wist te vinden voor zijn karakters. Geen diepzinnig boek maar alleszins lezenswaardig.
B.v.M.
Hervey ALLEN, Het dorp Bedford. - Elsevier, Amsterdam - Brussel, 1949, 424 pp., Fr. 110.
Het dorp Bedford was een vooruitgeschoven post van Europese kolonisten, in westelijk Pennsylvanië, in de tweede helft der achttiende eeuw. Dit boek verhaalt welk leven daar toen geleid werd, daar en in het woud, door blijvende en door tijdelijke bewoners, door verdedigers en belagers. De vele avonturen staan gegroepeerd om de jonge blanke Sabathiel Albine, die, bij de Indianen opgegroeid, ontkomt aan de wildernis.
Er zijn weinig boeken, waarin het verleden zo overweldigend opleeft. Dit werk is dus niet een banale avonturenroman; het is als een dichterlijk-machtige evocatie van de meedogenloze strijd tussen wildernis en beschaving.
Voor volwassenen; maar dan ook aanbevolen.
Em. Janssen
E. von HANDEL-MAZZETTI, Stephana Schwertner. Nederlandse bewerking van Dick Ouwendijk. dl I. - Paul Brand. Bussum, 1950, 280 pp., geb. f 7,90.
In een nieuw Nederlandse kleed is het eerste deel der trilogie Stephana Schwertner verschenen. In tegenstelling met het oorspronkelijk werk is in deze vertaling van alle dialectische en archaïstische taal zeer juist afgezien.
Welk dialect toch had de vertaler moet kiezen?
Het bekende werk aan te bevelen heeft geen zin. Uitvoerig is vroeger in dit tijdschrift (1917) ingegaan op de licht- en schaduwzijden die de ro- | |
| |
mans van Handel-Mazzetti, en speciaal het onderhavige werk, bezitten. Zeker, in onze tijd zou menige passage in zakelijker toon gehouden zijn, doch men dient een boek te beoordelen d'après la date. Veilig kan geconstateerd worden dat Stephana Schwertner hoog uitsteekt boven de massa romans sindsdien verschenen. Het blijft een roman van grootse allure; het beste werk van een groot auteur.
De nederlandse bewerking is uitstekend.
Joh. Heesterbeek
Aster BERKHOF, Patricia. - Lannoo, Tielt, 1950, 372 pp., ing. Fr. 115, geb. Fr. 142.
Aster BERKHOF, Veel geluk Professor! (Davidsfonds, Volksreeks nr. 377). - Davidsfonds, Leuven, 1949, 280 pp., gen. Fr. 44, geb. Fr. 60.
Leg deze twee romans naast elkaar, dan beseft gij hoe deze kundige auteur geleidelijk hoger groeit. Beide verhalen zijn boeiend, met een verbluffende vaardigheid samengesteld, zwierig van stijl, optimistisch en eindigend met een soortgelijk happy end. Berkhofs kunst schenkt ons in beide boeken ontspanningslectuur, met zeer veel fantasie samengesteld uit realistische bestanddelen; hij stelt ons goede mensen voor, in wier nabijheid anderen hun levensweg vinden. Doch daarnaast is, in deze twee werken, alles verschillend. In Veel geluk, Professor! verhaalt hij ons hoe Pierre Falke van Weenen en Ann Shirling van Londen, in het aristocratische St. Moritz, elkander vinden en gelukkig worden. De avonturenroman Patricia daarentegen speelt in het Amerika van het einde der achttiende eeuw, en vertelt ons over het meisje Patricia, dat, van broer tot broer, haar verloofde vindt en echtgenoot. Maar hier overheerst de tragiek, de beproeving de loutering. Zonder van de ontspanningslectuur nog af te zien, grijpt de auteur dieper, in een verhaal dat ons het bekende Rebecca te binnen roept. Bij Aster Berkhof neemt, van roman tot roman, de menselijkheid toe. Hij houdt van goede mensen die als bewaarengelen naast anderen gaan; men denke aan Lady Thompson uit Veel geluk...., en Madame Antoine uit Patricia. Onwrikbaar gelooft hij in iemands geluksster, indien deze tenminste dapper en oprecht wil zijn.
Em. Janssen
| |
Varia
Dr A.J.M. WANDERS. Op ontdekking in het Maanland. Met twintig platen en honderd en dertig figuren in de tekst. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht, Brussel, 1950, 380 pp.
Een prachtwerk, naar inhoud en uitvoering! Geschreven met diezelfde levendige en klare stijl, die o.a. ook des schrijvers voortreffelijk werk: 'De Planeten en hun raadsels' kenmerkt, kan het gelden als een ideaal van een populair-wetenschappelijk werk in de beste zin van het woord. Waar men het ook openslaat, wordt men getroffen door de verbluffende belezenheid van de schrijver. Hij voert de lezer door het maanlandschap met een kennis van zaken, die doet denken aan een Baedeker voor aanstaande maantoeristen. Vormen en afmetingen van 'zeeën' walvlakten, ringgebergten, bergketens, zullen statistisch onderzocht worden met merkwaardige resultaten. Gevallen van beweerde veranderingen in historische tijd worden kritisch toegelicht en althans in één geval - Posidonius C - onomstotelijk vastgesteld. De schrijver neemt dit feit van principiele, ja zelfs van metaphysische(?) betekenis. Hij geeft de volledige geschiedenis van de Seleno-grafie - van de eerste primitieve tekeningen van Galilei en Hevelius tot de moderne van Lohrmann, Beer en Mädler en Schmidt, en de fotografische opnamen van Parijs, Lick, Mount-Wilson, alles toegelicht met voortreffelijke gedeeltelijke weergaven der betreffende kaarten. Een bijzondere aandacht schenkt de schrijver aan Riccioli's namenstelsel, 'een kunstwerk in zijn soort', waarvoor Grimaldi's kaart als grondslag had gediend.
Bijzonder belangwekkend zijn de hoofdstukken over het ontstaan der maan en het ontstaan der walvlak- | |
| |
ten en kraters. Volgens de theorie van Sir G.H. Darwin zou het ontstaan der maan dagtekenen uit de tijd toen het etmaal nog slechts vier uren duurde; de vloedwerkende kracht der zon resoneerde met de eigen trillingsperiode der vloeibare aarde, en er werd een stuk van de aarde losgescheurd, volgens Osmond Fisher ter plaatse van de Stille Oceaan. En de kraters: zijn die van vulkanische of van meteoritische oorsprong? De schrijver is voorstander van de vulkaantheorie, waarbij hij zich baseert op de onderzoekingen van de Leidse hoogleraar B.G. Escher. Mij dunkt naast de vulkanen kan men althans een bescheiden rol toekennen aan de meteoren: de maan zal wel evengoed haar meteoorkraters hebben als onze aarde.
Plaatsgebrek verbiedt ons op nog menige andere belangwekkende bijzonderheid nader in te gaan. Een enkele opmerking zij mij nog vergund. Op blz. 49 brengt de schrijver het bekende verhaal der lengtebepaling door Vespucci uit de conjunctie der Maan met Mars. Het is zijn overigens zo streng critische blik blijkbaar ontgaan, dat dit verhaal de stempel der onbetrouwbaarheid in zich draagt. Hoe kon 'n ervaren zeeman als Vespucci beweren, dat hij zag hoe de maan zich 'n graad per uur verplaatste, terwijl toch 'de maan aan de hemel haar eigen middellijn (½°) in 'n uur tijds doorloop' (Wanders, bl. 90)? Volgens nieuwere onderzoekingen wordt dan ook dat bericht, dat uit een troebele bron komt, voor apokryph gehouden. En toch geven alle Encyclopedieën (o.a. De Britannica) het verhaal zonder blikken of blozen.
De twintig platen zijn uitmuntend van uitvoering, en de originele figuren ook (koddig, de figuurtjes 1a en 1b!). Een enorme arbeid vertegenwoordigt de prachtige overzichtskaart der Maan in vier gedeelten, waarvan ik alleen betreur, dat ze ingebonden en niet los gehouden is, tot gemak van de waarnemer.
De Nederlandse literatuur is hiermede een standaardwerk over de maan rijker geworden, dat verdient ook buiten Nederland in een Engelse vertaling bekend te worden. In dat geval ware wenselijk, dat aan het register en de namenlijst nog een volledige literatuuropgave bijgevoegd zou worden.
J. Stein
Dr L. BROUWERS S.J., Dramatiek. Ten gebruike van de klassieke humaniora. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1950, 128 pp., Fr. 43.
De leraren van de hoogste klassen van het middelbaar onderwijs en vooral die van de klassieke humaniora, zullen met genoegen in deze beknopte handleiding zoveel nuttige gegevens vinden omtrent al het belangrijke wat over dramatiek in het middelbaar onderwijs te zeggen valt: de handeling, de personnages, de dramatische middelen, de innerlijke structuur van het drama, de uitwendige indeling, terloops een paragraafje geschiedenis enz.
Maar het blijft een handboek, een beknopte handleiding, die de leerling een voldoende houvast biedt en aan de leraar gelegenheid voor verdere uitwerking.
Het zou weinig zin hebben hier sommige meningen van de schrijver te betwisten: het gebruik zelf zal uitwijzen wat aan een dergelijke uitgave eventueel te verbeteren valt. Een degelijke hulp zal het werk in ieder geval zijn.
J. Noë
Robert SENCOURT, Heirs of Tradition. Tributes of a New Zealander. - Carroll & Nicholson, London, 1950, 307 pp., 15 sh.
Professor in de Engelse Literatuur en criticus van naam geeft de schrijver in dit boek zijn indrukken van vooraanstaande figuren op kerkelijk, wetenschappelijk en politiek terrein met wie hij in persoonlijk contact heeft gestaan. De karakterschetsen zijn steeds sober gehouden, maar doordat de auteur een concrete gebeurtenis zo voortreffelijk weet te combineren met een stille suggestie van achter dergelijk feit verborgen diepten, toont iedere schets ons toch een echte mens. Ofschoon de tijd waarin deze figuren zich bewegen eerst kort achter ons ligt, is de indruk die een tocht door deze portretgalerij vaak maakt als van een vertoeven in een geheel andere tijd en zelfs geheel andere wereld. Met de
| |
| |
ellende van de crisis in de dertiger jaren, van de oorlog en diens nasleep nog steeds om ons heen, is het soms bijna onvermijdelijk niet enige wrevel te gevoelen bij het zien van de weelde en overdaad waarin verschillende 'heirs of tradition' leefden, en is men geneigd te hopen dat die tijd voor goed voorbij is. Dat dergelijk oordeel echter oppervlakkig is, zal men ook moeten toegeven. De oude aristocratie kende een ideaal van toewijding aan het Empire dat eerbied afdwingt en een les bevat voor iedereen.
Of de schetsen allen even accuraat zijn, kan ondergetekende moeilijk beoordelen. De drie vooraanstaande katholieke figuren (Card. Mercier, Card. Hinsley en Pius XI) worden met sympathie beschreven; dat het diepgaande studies zijn, kan men in zulk een schetsboek niet verwachten.
De lezer wordt hier geen belangrijk boek geboden, wel een zeer leesbaar en interessant boek, met menig korreltje kostbare wijsheid.
W. Peters
Beroemde mannen uit het verleden, onder leiding van Drs Hist, et Archaeol. M.J. ASCOOP. I. De XVIe eeuw, Politiek leven, 1; II. De XVI eeuw, Politiek leven, 2: III. De XVIe eeuw, De Wetenschap. - Uitgeverij Egmont, Antwerpen, 1950, 26 × 20 cm., 26 kunstplaten, Fr. 50 voor de 3 reeksen (bij inschrijving).
Het initiatief om een reeks portretten te geven bij de geschiedenisles, mag zeker gelukkig genoemd worden. De hier gegeven platen zijn een poging in die richting; zij trachten een visuële inleiding te zijn tot het rijk der cultuur. En toch schenken zij geen voldoening. Sommige zijn wel knap (b.v. Margareta van Parma, Frans van Anjou), doch andere vrij slordig (b.v. Alva, Viglius, Requesens). Wil de leraar ze inlijsten, dan missen ze formaat, stijl en kleur (al was het slechts een sterker contrast tussen zwart en wit). Willen de leerlingen ze bewaren, dan zouden hun verbeelding en schoonheidszin stellig meer voedsel vinden in misschien kleinere maar toch getrouwere reproducties van de schilderijen zelf dan in deze tekeningen, die, hoe goed ook bedoeld, tenslotte toch de naam van 'potlood-vulgarisaties' verdienen. Men zal wellicht aanvoeren: beter dit dan niets. Inderdaad, als goedkope uitgave is deze reeks geslaagd, want goedkoop is ze.
A. van Laere
|
|