algemeen menselijk belang is het ene van het andere te onderkennen, ook al moeten daarom enkelen een smartvolle dood sterven.
Daarenboven bestaat het gevaar, dat wanneer principieel, al ware het slechts in uitzonderlijke gevallen, de euthanasie als geoorloofd werd beschouwd, het princiep zelf de aanleiding zou worden tot allerlei verkeerde gevolgtrekkingen. Want wanneer men omwille van het lijden één enkele mens mag doden, waarom zou men dan niet mensen, die van hun menselijk bestaan zelfs geen weet hebben, die een ondragelijke last zijn voor de gemeenschap, zwakzinnigen, idioten, die nog maar 'menschliche Hülle' schijnen te zijn, aan een zachte dood helpen? Deze aanslag op het leven van velen wordt overigens nu reeds verdedigd en werd inderdaad gepleegd.
Nochtans is het argument getrokken uit het mogelijk misbruik op zichzelf nog niet doorslaggevend voor de rede. Deze zoekt naar de intrinsieke redenen, die doorgaans in dergelijke argumenten wel schuil gaan, maar moeilijker aan het licht komen.
Tenslotte gaat het hierom, dat het aan een mens nooit geoorloofd is een ander te doden - tenzij in geval van persoonlijke of collectieve zelfverdediging. Waarom dat verbod: gij zult niet doden; terwijl het toegelaten is dieren te slachten. De ware reden moet gezocht worden in het wezen zelf van het menselijk leven en zijn verschil met het dierlijk leven. Indien het leven van de mens louter biologisch was, een eenheid van levensfuncties die streven naar de ontwikkeling van het organisme, en die, zoals Claude Bernard zei, strijden tegen de dood, dan zou het geoorloofd zijn dat levend organisme te doden, wanneer het door ouderdom, ziekte, verval, hevige verwonding, gebrekkigheid zijn biologisch doel niet meer kon bereiken. Maar in die veronderstelling zouden de mensen aan de dieren gelijk zijn en op elkaar geen euthanasie kunnen toepassen; want omdat de dieren niet redeneren, kunnen zij het niet; en omdat de mens redeneert, mag hij het niet. M.a.w. het dier ondergaat passief het lijden en de dood, de mens daarentegen moet het onvermijdelijke - we zeggen het onvermijdelijke lijden, de smart en de dood - vrij aanvaarden.
Dit alles vindt zijn oorzaak in het feit, dat het menselijk leven niet zuiver biologisch is, maar ook geestelijk; dat het in de eenheid van het mens-zijn deel heeft aan een wezenheid en een bestemming, die ver boven het louter biologische uitstijgen, waardoor al wat er in het levend menselijk organisme omgaat een nieuwe, hogere zin krijgt. 'Gij zult niet doden' wil zeggen: gij zult de geest eerbiedigen, die zijn geheimzinnige wegen gaat, zijn doel nastreeft in het lichaam van de mens. Het lijden en de dood van het lichaam zijn gebeurtenissen, die de geest